FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2006-2007
CORPORATE SOCIAL RESPONSIBILITY IN
DE SUPPLY CHAIN
Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Licentiaat in de economische wetenschappen
Elien Snoeck
onder leiding van Prof. Dr. Ir. Ann Vereecke
�Permission�
WOORD VOORAF
In dit dankwoord zou ik mij willen richten tot een aantal personen die mij geholpen en
gesteund hebben bij de realisatie van deze scriptie.
Eerst en vooral wens ik mevrouw Els Pandelaere te bedanken voor de begeleiding en voor de
mogelijkheid om dit interessante onderwerp uit te diepen.
Vervolgens had ik graag François �t Sas, Karel Delaere, Herman Van de Velde, Jean-Marie
Deziron en Joos Louage bedankt voor hun tijd die ze vrij maakten en voor het enthousiasme
waarmee ze mij geholpen hebben bij het uitvoeren van mijn onderzoek.
Verder wens ik ook mijn familie te bedanken voor hun morele steun bij het schrijven van deze
eindverhandeling. In het bijzonder zou ik mij willen richten tot mijn ouders die me de kans
gegeven hebben om deze studies aan te vatten en die me steeds bijgestaan hebben tijdens mijn
jaren als student.
Ook Lien, samen met haar ouders, verdienen een speciaal woordje van dank voor het gebruik
van de computer in noodsituaties.
Tot slot wil ik Tim, Sofie en Wootie bedanken om mijn studententijd in Gent onvergetelijk te
maken.
Elien Snoeck
Gent, 14 augustus 2007
I
INHOUDSOPGAVE
Lijst van gebruikte afkortingen V
Lijst van figuren en tabellen VI
Inleiding 1
Hoofdstuk 1: Wat is Corporate Social Responsibility 3
1.1. Definitie 3
1.1.1. Opmerkingen 5
1.2. Shareholderbenadering versus stakeholderbenadering 6
1.2.1. Wie zijn de stakeholders? 7
1.3. Een balans zoeken tussen de 3 P�s 8
1.4. De verschillende elementen van CSR 10
1.5. Betere financiële prestaties? 12
Hoofdstuk 2: Supply chain en supply chain management 13
2.1. De supply chain 13
2.2. Supply chain management 14
2.2.1. Vanwaar plotse interesse in samenwerken? 16
2.2.1.1. Om zich te kunnen focussen op de kernactiviteit 16
2.2.1.2. Om kosten te vermijden 16
2.3. Relaties binnen supply chain management 17
2.3.1. Niveau van integratie 17
2.3.2. Betere bedrijfsresultaten? 17
2.3.2.1. Ja 17
2.3.2.2. Nuancering 18
2.3.2.3. Conclusie 19
II
Hoofdstuk 3: CSR in de supply chain 20
3.1. Algemeen 21
3.2. Inleidende opmerking: culturele verschillen 22
3.3. Aankoop 23
3.3.1. Sociaal 23
3.3.1.1. Probleemstelling 23
3.3.1.2. Dilemma voor de ondernemers 24
3.3.1.3. Voorbeelden 25
3.3.1.4. Welke acties kunnen ondernomen worden? 26
A) Code of conduct 26
A.1) Codes of conduct in de supply chain 27
A.2) Problemen met codes of conduct 29
A.3) Incentives om codes of conduct te
implementeren 30
B) Statement of Principles on Supplier Legal
Compliance 31
C) SA 8000 32
D) Business Social Compliance Initiative 33
E) Made-By 34
3.3.2. Ecologisch 34
3.3.2.1. Probleemstelling 34
A) Natuurlijke rijkdommen 35
B) Transport 36
3.3.2.2. Voorbeelden 37
3.3.2.3. Situatie in België 38
3.3.2.4. Welke acties kunnen ondernomen worden? 39
A) Groen aankopen 39
A.1) Voorbeelden van groen aankopen 43
A.2) Betere bedrijfsresultaten? 45
B) Reverse Logistics Program 46
C) Transport milieuvriendelijker maken 48
III
C.1) Efficiënte locatie opzoeken 48
C.2) Milieuvriendelijke brandstoffen 48
C.3) Verpakking 49
3.3.3. Onderzoek naar maatschappelijk verantwoord aankopen 49
3.4. Verkoop 52
Hoofdstuk 4: Empirisch onderzoek 55
4.1. Doel 55
4.2. Werkwijze 55
4.2.1. De bedrijven 56
4.2.1.1. De heer Carl Delaere, Sourcing Manager
van Picanol 56
4.2.1.2. De heer Jean-Marie Deziron, Algemeen
Directeur van een Asco Joucomatic-
verkooppunt in België 57
4.2.1.3. De heer Joos Louage, Bedrijfsleider van de
firma Bilterijst 57
4.2.1.4. De heer Herman Van de Velde, Gedelegeerd
Bestuurder van Van de Velde 58
4.2.1.5. De heer François �t Sas 58
4.3. Beperkingen 59
4.4. Resultaten 60
4.4.1. Aankoop 60
4.4.1.1. Sociaal 61
A) Selectie van de leveranciers 62
B) Controle 63
B.1) Opmerking 65
4.4.1.2. Ecologisch 65
A) Labels 66
A.1) De houtsector 66
IV
A.2) De textielsector 68
B) Transport 68
C) Reverse Logistics Programma 70
4.4.2. Verkoop 71
4.4.2.1. Opmerking 72
4.4.3. Algemene opmerking 73
4.5. Besluit 73
Algemeen besluit 76
Literatuurlijst VII Bijlagen XIX
V
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN CSR: Corporate Social Responsibility MVO: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen n.n.g.: nog niet gepubliceerd
VI
LIJST VAN FIGUREN EN TABELLEN Figuur 1: De piramide van CSR 4 Figuur 2: Stakeholders 7 Figuur 3: De 3 P�s 9 Figuur 4: De supply chain 14 Figuur 5: Maatregelen opgenomen in codes of conduct 28 Figuur 6: Transport en vervuiling 37 Figuur 7: Ontbossing 37 Figuur 8: Werkschema 41 Figuur 9: Productiefases 42 Tabel 1: Elementen van Corporate Social Responsibility 11 Tabel 2: De verschillende componenten van ISO 14000 43 Tabel 3: De 10 principes en criteria en FSC 44 Tabel 4: Overzicht sociaal aspect 61
1
INLEIDING Corporate Social Responsibility (CSR) of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen werd in
het verleden al uitvoerig besproken in tal van artikels, tijdschriften en boeken. Ook in de
media kwamen een aantal zaken ter sprake waarbij het maatschappelijk verantwoord
ondernemen van bedrijven in vraag gesteld werd.
Het begrip CSR heeft de laatste jaren evenwel een extra invulling gekregen (Vickery et al.,
2003). Bedrijven kwamen immers tot het besef dat ze niet langer alleen kunnen instaan voor
hun sociale en ecologische verantwoordelijkheden. Klanten en eindgebruikers houden steeds
meer de bedrijven verantwoordelijk voor vele zaken, zelfs voor de acties van hun leveranciers
(Gyöngyi, n.n.g.). Mede door deze ontwikkeling ontstond �CSR in de supply chain�.
CSR in de supply chain houdt in dat bedrijven relaties kunnen aangaan met klanten en/of
leveranciers om CSR buiten de grenzen van de onderneming te brengen. Aangezien aankoop-
en verkoopmanagers nauw in relatie staan met externe personen (de leveranciers en de
klanten) kunnen zij het maatschappelijk verantwoord ondernemen van een bedrijf aanzienlijk
beïnvloeden (Carter en Jennings, 2002).
De literatuur omtrent CSR binnen de supply chain is evenwel beperkt. Vooral wanneer het
sociale aspect bekeken wordt, bemerkt men dat er weinig onderzoek gedaan werd naar de
maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven binnen hun supply chain. Het
ecologische aspect werd uitgebreider besproken.
Deze scriptie tracht een overzicht te geven van hoe bedrijven CSR in de supply chain kunnen
toepassen. De aandacht gaat vooral naar CSR bij de aankoop, aangezien CSR bij de verkoop
nauwelijks werd besproken in de literatuur.
Het vervolg van deze scriptie is als volgt opgesteld.
In hoofdstuk 1 wordt het begrip Corporate Social Responsibility besproken. Vooreerst wordt
een definitie gegeven van CSR. Er zijn evenwel verschillende definities in de literatuur terug
te vinden. Dit kan te maken hebben met het feit dat verschillende managementdisciplines een
andere invulling geven aan CSR, al naar gelang hun interesseveld (Van Marrewijk, 2003).
2
Vervolgens wordt een overzicht gegeven van wie de verschillende belanghebbenden kunnen
zijn van een onderneming. Ook de verschillende elementen van CSR komen aan bod.
Hoofdstuk 2 behandelt de supply chain en supply chain management. Vooreerst wordt de
supply chain gedefinieerd. Hierna wordt supply chain management besproken. Tot slot
worden de relaties die een bedrijf kan aangaan met klanten en leveranciers nader bekeken en
wordt het effect dat dergelijke relaties kunnen hebben op de prestaties van het bedrijf
onderzocht.
Hoofdstuk 3 voegt de begrippen uit hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 samen tot �CSR in de supply
chain�. Alvorens CSR in de supply chain te bespreken wordt een opmerking aangehaald
omtrent culturele verschillen. Wat �goed� of �fout� is, is immers niet internationaal vast te
leggen (Wood, 1995). Hierna wordt de CSR bij de aankoop besproken. Hierin zal een
onderscheid gemaakt worden tussen het sociale aspect en het ecologische aspect. Voor beide
aspecten wordt eerst een korte probleemschets gegeven, waarna een aantal acties besproken
worden die de bedrijven kunnen ondernemen om actief te zijn op vlak van CSR bij de
aankoop. Vervolgens komt een onderzoek van Carter (2005) aan bod. Hierin wordt
aangetoond dat maatschappelijk verantwoord aankopen positieve gevolgen heeft voor de
bedrijfsprestaties, aangezien de kosten dalen. Hoofdstuk 3 wordt afgesloten met een korte
bespreking van CSR bij de verkoop.
In hoofdstuk 4 vindt men een empirisch onderzoek terug. Het doel van dit onderzoek is na te
gaan hoe bedrijven in België ten opzichte van CSR in de supply chain staan en hoe ze dit
proberen toe te passen. Bij de onderzochte bedrijven die geen CSR in de supply chain
toepassen werd vooral gepeild naar de reden om dit niet te doen. Het onderzoek werd
uitgevoerd aan de hand van interviews. Er werden vijf personen geïnterviewd uit
verschillende sectoren. De onderverdeling in dit hoofdstuk komt overeen met de
onderverdeling in hoofdstuk 3. Vooreerst wordt de aankoop besproken. Hierin komen het
sociale en het ecologische aspect afzonderlijk aan bod. Vervolgens wordt de verkoop
besproken. Hoofdstuk 4 eindigt met een kort besluit.
Deze scriptie zal afgesloten worden met een algemeen besluit.
3
Hoofdstuk 1: Wat is Corporate Social Responsibility?
In dit hoofdstuk worden vooreerst verschillende definities van Corporate Social
Responsibility (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) weergegeven in paragraaf 1.1.
Paragraaf 1.2 behandelt de vraagstelling wie de verschillende belanghebbenden kunnen zijn
van een onderneming. Een vaak geciteerde methode om CSR te bekijken is het zoeken van
een balans tussen de drie P�s (Profit, People en Planet). Deze worden in paragraaf 1.3 nader
bekeken. Hierna wordt in paragraaf 1.4 een overzicht gegeven van de verschillende elementen
van CSR om te eindigen met paragraaf 1.5 dat een aantal studies bespreekt die de relatie
tussen CSR en de bedrijfsresultaten hebben onderzocht.
1.1 Definitie
�Corporate Social Responsibility� (CSR) wordt meestal als �Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen� (MVO) vertaald. Er zijn al heel wat pogingen gedaan om CSR te definiëren.
Toch is er nog steeds geen algemeen aanvaarde definitie in de literatuur terug te vinden.
Volgens M. van Marrewijk (2003) zit het grote probleem in het feit dat verschillende
managementdisciplines een andere invulling geven aan CSR. Die invulling (of �definitie�)
wordt dan gegeven in het kader van hun specifieke situatie of interesse (Van Marrewijk,
2003).
Een algemeen terugkerend beeld is wel dat er telkens gezocht wordt naar een concept voor het
ethischer, menselijker en transparanter zakendoen (Van Marrewijk, 2003).
De onderneming heeft zowel op economisch, als op sociaal en ecologisch vlak een invloed op
haar omgeving. �CSR� is dan het beleid dat door de onderneming wordt gevoerd om deze
invloeden zo goed mogelijk te regelen in ieders belang1 (De Graaf et al., 2005).
Dit kan zowel proactief als reactief gebeuren. Een proactief beleid betekent dat de
onderneming de diverse ontwikkelingen die zich in zijn omgeving afspelen, voor is. Het
bedrijf anticipeert, het denkt na over wat de toekomstige bedreigingen zullen zijn, wat de
vragen en de eisen van het publiek zullen zijn en probeert daar nu al zo goed mogelijk op in te
spelen. Reactief beleid slaat eerder op het reageren op bestaande ontwikkelingen (De Graaf et
al., 2005).
1 Voor de bespreking van wie de belanghebbenden kunnen zijn, zie paragraaf 1.2.1.
4
Carroll (1991) vatte het concept CSR samen in een overzichtelijke piramide. Deze wordt
weergegeven in figuur 1.
Figuur 1: de Piramide van CSR
Filantropischeverantwoordelijkheden
(Een goede burger zijn)
Ethische verantwoordelijkheden
(ethisch handelen)
Wettelijke verantwoordelijkheden
(gehoorzamen aan de wetten van het land)
Economische Verantwoordelijkheden
(winst genereren)
Bron: eigen vertaling uit Carroll, 1991
Carroll onderscheidt vier verantwoordelijkheden die in een CSR-beleid terug te vinden zijn:
De filantropische, de ethische, de wettelijke en de economische.
De filantropische verantwoordelijkheden: het bedrijf moet een �zo goed mogelijk burger�
proberen te zijn. Het moet bijdragen tot het bewaren van natuurlijke rijkdommen, de
levenskwaliteit proberen te verbeteren, enz. Dit kan zowel financieel (bijvoorbeeld, een
bijdrage leveren aan organisaties die zich inzetten voor het behoud van natuurlijke
rijkdommen), als door het inzetten van mensen op maatschappelijke terreinen.
De ethische verantwoordelijkheden: zaken doen moet ethisch zijn. Dit houdt in dat bedrijven
correct en eerlijk moeten zijn, schade aan de stakeholders moeten vermijden, enz. Het begrip
�stakeholders� wordt in paragraaf 1.2.1 uitgewerkt.
De wettelijke verantwoordelijkheden: In haar activiteiten moet een bedrijf rekening houden
met de voorgeschreven regels die in wetten vastgelegd zijn. Deze wetten geven een
aanduiding van wat de samenleving aanvaardbaar vindt en wat niet.
5
De economische verantwoordelijkheden: Dit is de meest fundamentele verantwoordelijkheid
van een bedrijf. Het moet winst maken en efficiënt zijn om verder te kunnen blijven bestaan.
Dit is hoofdzakelijk een verantwoordelijkheid naar de aandeelhouders toe: zij moeten
voldoende opbrengsten ontvangen uit hun aandelen opdat ze verder blijven investeren in het
bedrijf.
(Carroll, 1991)
Deze verantwoordelijkheden kunnen in conflict staan met elkaar. Vooral de economische
verantwoordelijkheden staan soms de andere verantwoordelijkheden in de weg. Om veel
winst te kunnen genereren (economische verantwoordelijkheid) kan het interessant zijn om te
frauderen, werknemers weinig te betalen, de natuurlijke hulpbronnen uit te putten,� Dit is
evenwel in strijd met de ethische verantwoordelijkheden van een bedrijf. Het oplossen van
deze afwegingen is een van de belangrijkste taken van een manager wanneer hij rekening
wenst te houden met CSR in het zakendoen (Carroll, 1991). In het kader van deze scriptie
zullen hoofdzakelijk de ethische en filantropische verantwoordelijkheden aan bod komen.
Geen éénduidige definitie kunnen vooropstellen voor CSR brengt een aantal problemen met
zich mee. Göbbels (2002) vermeldt in dit verband dat dit het uitvoeren van significante of
vergelijkbare onderzoeken op vlak van CSR hindert (Göbbels, 2002).
1.1.1 Opmerkingen
Er kunnen twee opmerkingen vermeld worden in verband met CSR.
Ten eerste is het zo dat empirisch onderzoek heeft aangetoond dat vrouwen op het werk meer
bekommerd zijn om ethische normen en waarden dan mannen (Valentine en Rittenburg,
2007).
Een tweede opmerking is dat J. Graafland en B. van de Ven (2006) een onderscheid maken
tussen een strategische en morele motivatie om aan CSR te doen.
Strategische motivatie duidt op het feit dat een manager CSR wil toepassen omdat hij ervan
overtuigd is dat dit een positieve invloed heeft op de lange termijn inkomsten. Hij is met
andere woorden van mening dat wanneer hij zijn activiteiten maatschappelijk verantwoord
uitvoert, hij dan van een groter vertrouwen vanwege de belanghebbenden kan genieten en op
die manier zijn financiële situatie op lange termijn kan verbeteren. De morele motivatie kan
6
echter ook een belangrijke rol spelen. Sommige ondernemers vinden het hun
maatschappelijke, morele plicht om zich bezig te houden met CSR. Ze vinden met andere
woorden dat het concept een onderdeel van de bedrijfscultuur zou moeten zijn. Dit sluit aan
met het filantropisch verantwoordelijkheidsgevoel uit de piramide van Carroll (zie figuur 1,
paragraaf 1.1). Uit onderzoek van Graafland en van de Ven (2006) blijkt dat ondernemers die
aan CSR doen over het algemeen beide beweegredenen hanteren (Graafland en van de Ven,
2006).
1.2 Shareholderbenadering versus stakeholderbenadering
CSR kan op twee manieren bekeken worden.
De eerste benadering is een shareholderbenadering. Deze werd door Friedman ontwikkeld
eind jaren zestig en houdt in dat het de verantwoordelijkheid is van een onderneming om
zoveel mogelijk winst te generen. Indien de onderneming genoeg winsten realiseert, kan het
zijn aandeelhouders (dit zijn de �shareholders�) tevreden stellen. In Friedman�s woorden: �the
social responsibility of business is to increase its profits� (Friedman, 1971).Volgens deze
benadering is een bedrijf enkel bezorgd om CSR indien dit bijdraagt tot de waardecreatie op
lange termijn. De enige groep personen waarmee een onderneming rekening moet houden zijn
de aandeelhouders (Raes, 2007b). Het zijn met andere woorden vooral de economische
verantwoordelijkheden uit de piramide van Carroll (zie figuur 1, paragraaf 1.1) waarop de
aandacht gevestigd wordt.
Deze visie wordt verbreed door de stakeholderbenadering. Daar gaat het nog altijd over de
aandeelhouders, maar ook andere personen (de belanghebbenden) worden erin betrokken.
Hierbij denkt men bijvoorbeeld aan werknemers, klanten, leveranciers, de overheid,
concurrenten, omwonenden, enz. Door de werking van het bedrijf kan het inderdaad een
invloed uitoefenen op zijn omgeving (bijvoorbeeld door luchtvervuiling), op de overheid
(bijvoorbeeld indien de overheid instaat voor het geven van subsidies), enz. Al deze groepen
hebben op één of andere manier met de onderneming te maken en worden erdoor beïnvloed
(Kang en James, 2007).
De stakeholderbenadering wordt in de literatuur over CSR het meest aanvaard. Ook in het
kader van deze scriptie zal de stakeholderbenadering gehanteerd worden.
7
1.2.1 Wie zijn de stakeholders?
Dowling (2001, uit Roberts, 2003) gaf in zijn werk �creating corporate reputation: identity,
image, performance� in de Oxford University Press de verschillende stakeholders weer
waarmee een bedrijf rekening moet houden bij het bepalen van zijn ondernemingsstrategie.
Deze worden weergegeven in figuur 22.
Zoals figuur 2 aantoont is de stakeholderbenadering breder dan de shareholderbenadering. De
shareholders zijn de aandeelhouders, en zijn met andere woorden slechts een onderdeel van
het totaal pakket personen of groepen personen die met de onderneming te maken krijgen
(Roberts, 2003).
Figuur 2: Stakeholders
Bedrijf
Overheden Zakenpartners
Klantengroepen Externe invloedgroepen
Werknemers
Vakbonden
Leveranciers
Verdelers
Dienstverleners
Journalisten
Omwonenden
Belangengroepen
Klanten product A
Klanten product B
Klanten product C
Overheid
Handelsverenigingen
Directie
Aandeelhouders
Regelgevende agentschappen
Bron: eigen vertaling van Dowling (2001) uit Roberts, 2003
2 In de figuur wordt ervan uitgegaan dat het bedrijf drie verschillende producten en/of diensten A,B en C
aanbiedt en dus 3 verschillende klantengroepen aantrekt (Dowling, 2001, uit Roberts, 2003).
8
Er moet evenwel nog opgemerkt worden dat het hanteren van een stakeholderbenadering voor
problemen kan zorgen. Alles hangt af van hoe �stakeholders� gedefinieerd worden.
In de jaren zestig definieerde het Stanford Onderzoeksinstituut de stakeholders als de
personen of groepen van personen die een bedrijf steunen en die het bedrijf nodig heeft om te
kunnen blijven bestaan, �those groups without whose support, organisations would cease to
exist� (Donaldson en Preston, 1995).
Dit is een éénzijdige definitie. Het veronderstelt met name dat de belanghebbenden een effect
hebben op de onderneming, maar niet omgekeerd (Raes, 2007b). Freeman daarentegen stelde
in de jaren tachtig een tweezijdige definitie op. Stakeholders zijn volgens zijn definitie
mensen of groepen van mensen die zowel de onderneming beïnvloeden als er zelf door
beïnvloed worden, �groups who can effect OR who are affected by the achievement of the
firm�s ofbjectives�. Hier wordt met andere woorden een wederkerige relatie verondersteld,
ook het bedrijf zelf heeft door haar activiteiten een invloed op de stakeholders (Jackson,
1998).
Vandaag de dag wordt de tweezijdige definitie het meest gehanteerd. Toch blijft dit niet
zonder problemen. Stel bijvoorbeeld dat een persoon zijn groenten niet aankoopt bij de
groenteboer om de hoek, maar wel in de supermarkt. Door het feit dat deze persoon niet
aankoopt bij de groenteboer, beïnvloedt hij het bereiken van de resultaten van de groenteboer.
Hij moet met andere woorden ook als een stakeholder gezien worden. Dit is een vaak
voorkomend probleem. Is aan de hand van dergelijke definitie niet iedereen een stakeholder?
(Raes, 2007b).
1.3 Een balans zoeken tussen de 3 P�s
Er is in het verleden onderzoek uitgevoerd om CSR in een soort model te gieten. Bemerk in
dit verband de opmerking van Göbbels dat het ontbreken van een universeel aanvaarde
definitie van CSR, het onderzoek tegenwerkt (Göbbels, 2002).
In 1997 bekwam John Elkington toch tot een schematische voorstelling van de verschillende
dimensies in CSR die tot op vandaag nog vaak in de literatuur terugkeren; de 3 P�s (zie figuur
3). Deze staan respectievelijk voor Planet (het milieu of de ecologische dimensie), Profit
(winst genereren, dit is de economische dimensie) en People (mensen en mensenrechten, dit is
de sociale dimensie). Deze vatten de onderdelen van CSR samen, ze geven een idee van de
9
verschillende aspecten waartussen een onderneming in haar activiteiten een balans moet
vinden (Elkington, 1998).
Planet: de beleidsbeslissingen moeten op zodanige manier genomen worden dat de
ecologische functies op langere termijn behouden kunnen blijven. Dit houdt in dat we er
rekening moeten mee houden dat de toekomstige generaties nog evenveel van het milieu
gebruik kunnen maken als wij dit nu doen (De Graaf et al., 2005).
Profit: Dit is de economische duurzaamheid, wat inhoudt dat het systeem efficiënt moet zijn.
Er moet voor gezorgd worden dat de productiviteit zo hoog mogelijk is, rekening houdende
met externe effecten. Het optimaal vermijden van deze externe effecten behoort ook tot de
Profit-dimensie (De Graaf et al., 2005).
People: Hierbij denkt men vooral aan levensstandaard, rechtvaardige verdeling van de
bronnen (bijvoorbeeld natuurlijke bronnen, financiële bronnen), arbeidsvoorwaarden,
mensenrechten, enzoverder. Met andere woorden: de welvaart en ontwikkeling van alle
stakeholders (De Graaf et al., 2005).
Figuur 3: de 3 P�s
People
(sociale dimensie)
Planet
(ecologische dimensie)
Profit
(economische dimensie)
Balans
Bron: van der Laan, 2004
10
Van Marrewijk en Werre (2003) voegen aan deze 3 P�s nog een vierde P toe. Ook
waardeoordelen en onderliggende principes zijn van belang bij het nemen van de �juiste�
beslissing. Zij noemen met andere woorden �Principles� als vierde P (van Marrewijk en
Werre, 2003).
1.4 De verschillende elementen van CSR
Richard Welford is een onderzoeker aan de universiteit van Hong Kong die de verschillende
definities van CSR onderzocht heeft. Door deze te combineren met de reeds bestaande regels,
wetgevingen, internationale codes en conventies kwam hij tot een geheel van 20 elementen
van CSR. Hij onderscheidt 4 grote categorieën: interne aspecten, externe aspecten,
accountability (= verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid ) en citizenship (= burgerschap,
burgerplichten ). De volledige lijst wordt weergegeven door tabel 1.
Interne aspecten: Hier gaat het vooral over de gang van zaken binnen een bedrijf.
Aandachtspunten die bij de interne aspecten horen zijn non-discriminatie op de werkvloer,
gelijke kansen voor de verschillende werknemers, interne opleiding, recht op
vakbondsvereniging en bescherming van de mensenrechten binnen het bedrijf.
Externe aspecten: Een bedrijf heeft door haar activiteiten ook een effect op, en een
verantwoordelijkheid tegenover, de buitenwereld. Deze worden opgenomen in de externe
aspecten. Voorbeelden hiervan zijn: een beleid in verband met de werkstandaarden die
leveranciers hanteren, inspectie van de leveranciers op vlak van veiligheid en gezondheid op
de werkvloer, een beleid van eerlijke handel voeren, ethisch handeldrijven (bijvoorbeeld geen
corruptie en omkoperij), e.a.
Accountability: ( = verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid ). Hierin worden de aspecten
vermeld waarin de onderneming zich ertoe zou moeten verplichten haar
verantwoordelijkheden op te nemen. Transparantie in verband met de inspanningen die ze
levert op vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame ontwikkeling zijn
daar een onderdeel van.
Citizenship: ( = burgerschap, gedrag als burger ). Deze elementen zijn in mindere mate
opgenomen in formele gedragscodes. Toch zijn er al een aantal voorbeelden van
ondernemingen of merken die hun marktmacht gebruiken om initiatieven te steunen van
bijvoorbeeld niet-gouvernementele organisaties. Deze initiatieven situeren zich op vlak van
duurzame ontwikkeling of op sociaal vlak. Marktmacht is hierin evenwel geen noodzakelijke
11
vereiste. Ook kleine ondernemingen kunnen verschillende programma�s inzake sociale
verbeteringen actief steunen (Welford, 2004).
Wanneer in het kader van deze scriptie CSR in de supply chain wordt onderzocht is het vooral
belangrijk om naar de externe aspecten te kijken, aangezien de relatie van de onderneming
met de buitenwereld (vooral leveranciers) hier aan bod komt.
Tabel 1: Elementen van Corporate Social Responsibility
Elementen van CSR Gebaseerd op� interne aspecten 1. geschreven gedragsregels op vlak van non- UN Universele Declaratie van de mensenrechten, 1948 discriminatie op de werkvloer 2. gelijke kansen-verklaringen en plannen voor de ILO Conventies 100, 110 en 111 implementatie 3. verklaringen over normale werkuren, maximale ILO Conventies 1, 30 en 47 overuren en eerlijke loonstructuren
4. personeelsontwikkeling, interne opleiding en UNESCO Project on Technical and Vocational Education
beroepstraining (UNEVOC) 5. het recht op vrijheid der vereniging, collectieve ILO Conventie 98 onderhandeling en klachtenprocedures 6. bescherming van de mensenrechten in het kader UN Global Compact van de activiteiten van de onderneming externe aspecten 7. een beleid over de werkomstandigheden die de ILO internationale werkomstandigheden conventie, 144 leveranciers in ontwikkelingslanden toepassen
8. een beleid over de beperkingen op het gebruik van Internationaal Programma over de Eliminatie van Kinderarbeid
kinderarbeid bij de leveranciers 9. zich engageren voor het beschermen van de rechten UN Global Compact van de mens in de invloedssfeer van het bedrijf 10.inspectie der faciliteiten van de leveranciers voor ILO Working Environment Convention, 148 gezondheid, veiligheid en milieu-aspecten 11.zich engageren voor locale gemeenschaps- UNESCO Wereld Erfgoed Iniatief bescherming 12.Beleid omtrent het interageren met belanghebbenden Industry best practice en procedures om klachten aan te pakken 13.beleid omtrent eerlijke, rechtvaardige handel Eerlijk Handelen Initiatief en controle op de prijs van het eindproduct 14.beleid omtrent de bescherming van behoeftige,arme, ILO Indigenous an Tribal Populations Convention, 169 misdeelde bevolking en hun rechten 15.Code omtrent ethiek (bevat onder andere de Transparency International aspecten omkoperij en corruptie) verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid 16.engagement ten opzichte van rapportering omtrent Global Reporting Initiative
12
CSR en/of duurzame ontwikkeling 17.beleid en procedures met het oog op het bekomen Industry best practice, AA 1000 standaard van dialogen met zoveel mogelijk belanghebbenden burgerschap 18.directe steun aan initiatieven op vlak van duurzame Industry best practice ontwikkeling of op sociaal vlak 19.opvoedkundige programma's voor de promotie van Industry best practice gemeenschappelijk burgerschap 20.externe campagnes om sociale en duurzame activiteiten van 'leading-edge' bedrijven ontwikkelingskwesties aan te kaarten
Bron: eigen vertaling uit Welford, 2004
1.5 Betere financiële prestaties? Er zijn in het verleden al een aantal onderzoeken uitgevoerd naar het effect van
maatschappelijk verantwoord ondernemen op de financiële prestaties van ondernemingen.
Deze onderzoeken zijn het evenwel niet altijd met elkaar eens. In de literatuur worden
onderzoeken gevonden die een positief verband stellen tussen CSR en financiële prestaties.
Andere onderzoeken wijzen dan weer op een negatief verband, of op geen significant verband
(Carter et al., 2000a). In het kader van deze scriptie zullen de verschillende onderzoeken niet
nader beschreven worden. Men kan evenwel opmerken dat Ullmann (1985) stelde dat deze
tegenstrijdige verbanden te wijten zijn aan:
- het gebrek aan een theorie
- de verschillende definiëring van belangrijke termen; bijvoorbeeld het probleem van
geen éénduidige definitie omtrent CSR
- tekorten in de database die op dat moment aanwezig waren
(Ullmann, 1985).
Deze tekortkomingen liggen in lijn met wat Göbbels in 2002 vermeldt: �het is moeilijk om
significante en vergelijkbare onderzoeken uit te voeren op vlak van CSR wanneer geen
éénduidige definitie van CSR wordt opgesteld� (zie paragraaf 1.1).
13
Hoofdstuk 2: Supply chain en supply chain management
Om in het kader van deze scriptie CSR in de supply chain te kunnen beschrijven, is het
noodzakelijk dat ook de �supply chain� en �supply chain management� worden gedefinieerd
en besproken. Dit hoofdstuk behandelt deze twee begrippen. Paragraaf 2.1 haalt de �supply
chain� aan en paragraaf 2.2 bespreekt �supply chain management�. De verschillende relaties
die een onderneming kan aangaan binnen haar supply chain management worden aangehaald
in paragraaf 2.3. Hierbij worden tevens een aantal onderzoeken besproken die het effect
nagaan van een integratie van de �supply chain � leden� (klanten en/of leveranciers) in het
management van de onderneming, op de financiële resultaten van de onderneming.
2.1 De supply chain
Zoals voor CSR, zijn ook voor �supply chain� al meerdere definities gegeven.
La Londe en Masters (1994) definiëren een supply chain als een reeks van bedrijven die
materialen doorschuiven tot aan de uiteindelijke consument. In deze definitie gaat het product
van het ene bedrijf naar het andere. Onder �bedrijf� wordt hier niet enkel de producent van
ruwe materialen en de verkoper van het eindproduct verstaan. Ook verwerkende bedrijven,
groothandelaars, kleinhandelaars en transportbedrijven behoren tot de supply chain (La Londe
en Masters, 1994). Volgens Beamon (1998) mag een supply chain gedefinieerd worden als
�het gehele proces waarin business entiteiten samenwerken en communiceren om zo het
product van een ruw materiaal om te vormen in een eindproduct, waarna het tot op de markt
gebracht wordt� (Beamon, 1998).
Een supply chain omvat met andere woorden het geheel van inspanningen die geleverd
worden voor het produceren en distribueren van een eindproduct. Bemerk hierbij dat de
uiteindelijke consument ook tot de supply chain behoort. Een tweede bemerking die hierbij
moet geplaatst worden, is dat het niet enkel over producten moet gaan. Ook informatie kan
een volledige keten doorlopen tot aan de eindconsument (Mentzer et al., 2001).
Metters gooide dit concept in een eenvoudige voorstelling (zie figuur 4).
14
De keten start bij de leverancier, dit is het bedrijf die grondstoffen of ruwe materialen levert
aan de fabrikant. De fabrikant verwerkt deze grondstoffen tot een afgewerkt product. Dit gaat
dan naar de groothandelaar die de producten verkoopt aan de kleinhandelaar, en die ze op zijn
beurt verkoopt aan de uiteindelijke consument (Metters, 1997). Bemerk evenwel dat er
verschillende fabrikanten kunnen optreden. Sommige fabrikanten maken onafgewerkte
producten, die dan als input dienen voor het maken van een afgewerkt product. Er kan
bediscussieerd worden of die onafgewerkte producten als �grondstoffen� moeten gezien
worden (en dus de start van een nieuwe keten) of gewoon als een deel van de keten. Metters
(1997) ziet ze als het begin van een nieuwe keten.
Figuur 4: de supply chain
Leverancier grondstoffen
Fabrikant afgewerkt product
Groothandelaar
Kleinhandelaar
Consument
bron: eigen vertaling en bewerking uit Metters, 1997
(Bewerking: Metters vermeldt de consument niet in zijn figuur.)
2.2 Supply chain management
Supply chain management kan gezien worden als de wijze waarop de supply chain geregeld
wordt om de kosten zo laag mogelijk te houden en de klanten tevreden te stellen. Hierbij zijn
aspecten als het minimaliseren van de kosten (bijvoorbeeld, transportkosten), efficiënte
logistiek en het op tijd leveren van de goederen, terug te vinden (Cox, 1999).
15
Er is evenwel tijdens de laatste jaren een omslag ontstaan in �supply chain management�.
Bedrijven kwamen tot het besef dat ze niet langer geïsoleerd kunnen blijven van hun
leveranciers en klanten, integendeel, dat ze hun externen nodig hebben om samen te werken.
Op deze manier worden relaties opgebouwd, zowel binnen als buiten de onderneming; klanten
en leveranciers worden geïntegreerd in het management (Lummus en Vokurka, 1999; Maloni
en Benton, 1997). Supply chain management is dan de discipline die deze relaties optimaal
probeert te regelen (Maloni en Benton, 1997).
Samenwerking en integratie binnen de supply chain doet zich voor op twee manieren.
Vooreerst is er de �voorwaartse� integratie, de coördinatie van leveringen. Deze integratie
gaat in figuur 4 van boven naar beneden:
leverancier van grondstoffen ! fabrikant ! consument
De tweede soort is de �achterwaartse� integratie. Hierbij gaat het voornamelijk over de
uitwisseling van informatie (Frohlich en Westbrook, 2001).
De consument geeft zijn informatie (bijvoorbeeld over zijn wensen en behoeftes) door aan de
hoger gelegen schakels in de supply chain. Op deze manier zijn bedrijven in staat om de
preferenties van de consumenten tijdig te achterhalen. Sterke relaties met de klanten zorgen er
eveneens voor dat de concurrenten het moeilijker krijgen om tussen te komen en de klanten af
te snoepen (Vickery et al., 2003). Ook in het kader van een �reverse logistics program� (zie
paragraaf 3.3.2.4.B) bestaat er een achterwaartse integratie. Hierbij gaat het evenwel niet meer
over informatiestromen, maar over productstromen (González-Torre et al., 2004).
Het gaat met andere woorden in de omgekeerde richting:
consument ! fabrikant ! grondstoffen
(Frohlich en Westbrook, 2001).
Dong en Xu (2002) argumenteren dat de optimale oplossing een volledig geïntegreerde keten
is, waarin bedrijven zodanig samen werken zodat de keten als één groot bedrijf kan worden
gezien (Dong en Xu, 2002).
16
2.2.1 Vanwaar plotse interesse in samenwerken?
De vraag kan gesteld worden hoe het komt dat bedrijven tot het besef zijn gekomen dat
samenwerking noodzakelijk is.
2.2.1.1 Om zich te kunnen focussen op de kernactiviteit
Lakhal et al. (2001) stellen dat bedrijven zich in de loop van de jaren sterker zijn gaan
focussen op hun kernactiviteit (Lakhal et al. ,2001). Ze maken met andere woorden een
afweging tussen de taak zelf uitvoeren en de taak uitbesteden. Indien een ander bedrijf de taak
beter, sneller en/of goedkoper kan uitvoeren, dan schakelen bedrijven sneller over naar de
uitbesteding ervan (Heene en Van Laere, 2004). Op deze manier kunnen ze zich concentreren
op hun kernactiviteit, waardoor ze zelf beter, sneller en/of goedkoper worden en een
competitief voordeel kunnen opbouwen (Lakhal et al., 2001).
2.2.1.2 Om kosten te vermijden
Chopra en Meindel (2004) bespreken de kosten die samenhangen met het onvolledig
coördineren van de supply chain. Deze kosten kunnen vermeden worden wanneer de supply
chain beter gecoördineerd wordt en er meer samenwerking optreedt. Ten eerste zijn er de
�manufactuurkosten�. Indien de coördinatie binnen de supply chain niet optimaal is, zullen er
verschillen optreden in de hoeveelheid die moet geproduceerd worden. De vraag door
bijvoorbeeld de kleinhandelaar is niet goed afgestemd op het aanbod van de groothandelaar.
Dit zorgt er eveneens voor dat er schommelingen optreden in de voorraden, wat
�voorraadkosten� met zich meebrengt. Daarnaast dienen ook de �informatiekosten� vermeld
te worden. Indien de verschillende stadia in de supply chain wel zouden samenwerken, wordt
de uitwisseling van informatie vergemakkelijkt. Andere kosten die kunnen samenhangen met
onvolledige integratie zijn wachtkosten (doordat de voorraden niet perfect kunnen geregeld
worden), transportkosten, enz. (Chopra en Meindel, 2004). Het probleem van het afstellen
van de voorraden en de productie op de vraag vanuit de volgende schakel in de supply chain,
kreeg de naam �het bullwhip� effect (Metters, 1997). Een goed geïntegreerde en
gecoördineerde supply chain zorgt ervoor dat dit effect minder uitgesproken naar voor komt
(Chopra en Meindel, 2004).
17
2.3 Relaties binnen supply chain management
Supply chain management houdt zowel verband met de relaties tussen bedrijven en
leveranciers, als tussen bedrijven en hun klanten. Het gaat met andere woorden beide kanten
op (Carter and Jennings, 2002).
In dit onderdeel worden de relaties die het bedrijf kan aangaan met klanten en leveranciers
nader bekeken en het effect die dergelijke relaties kunnen hebben op de prestaties van het
bedrijf.
2.3.1 Niveau van integratie
Frohlich en Westbrook (2001) onderscheiden vijf niveaus van integratie die een bedrijf kan
aangaan met klanten, leveranciers of met beide. Een bedrijf kan �inward-facing�, �periphery-
facing�, �supplier-facing�, �customer-facing� of �outward-facing� zijn (Frohlich en
Westbrook, 2001).
Inward-facing: wanneer het bedrijf een lage graad van integratie heeft met zowel de klanten
als de leveranciers. (= intern integreren, maar niet of nauwelijks met de buitenwereld)
Periphery-facing: wanneer het bedrijf heel beperkte relaties aangaat met klanten en/of
leveranciers. (= periferiegerichte integratie)
Supplier-facing: wanneer het bedrijf een sterke integratie aangaat met leveranciers, maar
nauwelijks relaties met de klanten heeft. (= leveranciergerichte integratie)
Customer-facing: wanneer het bedrijf sterke banden heeft met de klanten, maar nauwelijks
relaties opbouwt met de leveranciers. (= klantgerichte integratie)
Outward-facing: wanneer het bedrijf zowel met de klanten als met de leveranciers op een
hoog niveau van integratie zit. (= externe integratie)
(Frohlich en Westbrook, 2001)
2.3.2 Betere bedrijfsresultaten?
2.3.2.1 Ja
Aan de hand van deze definities (zie supra) voerden Frohlich en Westbrook een onderzoek uit
naar de prestaties van de bedrijven. Om de prestaties te onderzoeken werd naar een aantal
18
meetbare eenheden gekeken, zoals winst, productiviteit, kosten, levertijd, klantentevredenheid
(dit is minder gemakkelijk te meten, maar kan bijvoorbeeld opgelost worden door een enquête
uit te voeren bij de klanten), variatie in het aanbod, � Ze onderzochten de hypothese of een
sterke integratie van zowel klanten als leveranciers (outward-facing) tot betere prestaties zou
leiden. De resultaten bevestigen inderdaad deze hypothese. Supplier-facing en customer-
facing bedrijven (éénzijdige focus) vertonen ook betere resultaten, maar deze verschillen niet
noemenswaardig van de inward-facing bedrijven. Hieruit kan afgeleid worden dat enkel de
integratie van zowel leveranciers als klanten tot betekenisvol betere prestaties leidt (Frohlich
en Westbrook, 2001).
Ook Stanley en Wisner (2001) kwamen tot een dergelijke conclusie. Het verschil met het
onderzoek van Frohlich en Westbrook ligt echter in het feit dat Frohlich en Westbrook de
eerste waren die leverancier- en klantenrelaties gezamenlijk bekeken, met hun effect op de
bedrijfsprestaties.
Stanley en Wisner bekijken enkel de integratie van leveranciers in de supply chain. Ze vonden
dat via dergelijke integratie, de diensten aan de klanten3 konden verbeterd worden, zowel aan
de interne klanten (bedrijven binnen de supply chain), als aan de eindconsument (Stanley en
Wisner, 2001). Aangezien in 1997 al werd aangetoond dat er een positieve relatie is tussen
goede klantendiensten (bijvoorbeeld snelle levertijden) en onder andere Return on
Investments, groei van de verkopen, Return on Sales-groei,� (Vickery et al., 1997) kan
geconcludeerd worden dat de integratie van leveranciers in de supply chain, via betere
klantendiensten, tot betere bedrijfsresultaten leidt.
2.3.2.2 Nuancering
Vereecke en Muylle (2005) werkten later nog verder op dit onderwerp. Zij ondervonden
echter dat samenwerking binnen de supply chain niet steeds garant staat voor betere
resultaten. Hiervoor gingen ze zowel de samenwerking met klanten als de samenwerking met
leveranciers na en bekeken het effect hiervan op de bedrijfsprestaties.
Uit hun resultaten blijkt dat zowel bij samenwerking met de leveranciers, als bij
samenwerking met de klanten, de bedrijfsprestaties stijgen. Er is met andere woorden een
3 �Klantendiensten� kunnen worden gezien als de combinatie van onder andere productondersteuning, de mate
waarin op de klant wordt ingespeeld, snelle leveringstijden, levering van diensten aan de klanten nog voor de
aankoop, enz. (Vickery et al., 2003).
19
positieve relatie. De resultaten zijn tevens significant, maar de correlatie ligt eerder laag. Dit
bracht Vereecke en Muylle ertoe te concluderen dat er inderdaad een positief effect uitgaat
van samenwerking, maar dat dit niet van zelfsprekend garant staat voor succes (Vereecke en
Muylle, 2005).
In lijn met de resultaten uit het onderzoek van Frohlich en Westbrook (2001) bekeken ze
eveneens wat met de bedrijfsresultaten gebeurt wanneer er zowel samenwerking is met de
leveranciers, als met de klanten. Hiervoor gingen ze omgekeerd te werk. Men ging na of de
bedrijven met de grootste prestatieverbeteringen al dan niet meer samenwerkten met zowel
klanten als leveranciers als andere bedrijven. Hierbij kwamen ze eveneens tot dezelfde
conclusie als Frohlich en Westbrook, namelijk dat samenwerking met klanten en leveranciers
de beste resultaten opleveren (Vereecke en Muylle, 2005).
2.3.2.3 Conclusie
De bovenstaande onderzoeken bieden voldoende empirisch materiaal om te kunnen stellen dat
integratie binnen de supply chain tot betere bedrijfsresultaten leidt. De beste resultaten
worden bereikt wanneer het bedrijf zowel met de leveranciers als met de klanten samenwerkt.
20
Hoofdstuk 3: CSR in de supply chain
In dit onderdeel zullen de hierboven besproken elementen gecombineerd worden.
CSR werd in het verleden al uitvoerig besproken in tal van artikels, tijdschriften en boeken.
Het opzet van deze scriptie is het onderzoek naar CSR binnen de supply chain. Door de
combinatie van het begrip �CSR� en �supply chain� wordt �maatschappelijk verantwoord
ondernemen bij de aankoop bij leveranciers en de verkoop aan de klanten� bekomen (Carter
and Jennings, 2002).
In de literatuur is evenwel weinig terug te vinden over CSR binnen de supply chain. Vooral
wanneer het sociale aspect bekeken wordt, bemerkt men dat er weinig onderzoek gedaan werd
naar de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven binnen haar supply chain.
Onder �sociale aspecten� worden zaken verstaan als kinderarbeid, loon, werkomstandigheden,
discriminatie, gezondheid en veiligheid op het werk, enz.
Onder �ecologische aspecten� worden issues bekeken als vervuiling, uitputting van de
natuurlijke rijkommen, enz.
Het ecologische aspect van CSR binnen de supply chain werd uitvoeriger besproken in de
literatuur. Dit aspect zal ook in het kader van deze scriptie prominenter aanwezig zijn.
Bedrijven kwamen tot het besef dat ze niet langer alleen kunnen instaan voor hun sociale en
ecologische verantwoordelijkheden. Klanten en eindgebruikers houden ook steeds meer de
bedrijven verantwoordelijk, zelfs voor de acties van hun leveranciers. Het maatschappelijk
managen van deze leveranciers is evenwel een lastige taak, vooral wanneer onze wereld
steeds meer gekenmerkt wordt door uitbesteding van productietaken (Gyöngyi, n.n.g.).
Vandaar de steeds groter wordende focus op maatschappelijk verantwoord ondernemen bij de
relaties die het bedrijf aangaat met de klanten en de leveranciers, meerbepaald CSR binnen de
supply chain.
Ook het maatschappelijk verantwoord aspect bij de verkoop van goederen (zie paragraaf 3.4)
werd tot nog toe nauwelijks besproken in de literatuur, vandaar dat in het vervolg van deze
scriptie vooral de nadruk zal gelegd worden op de aankoop (zie paragraaf 3.3).
21
Binnen paragraaf 3.3 wordt een onderscheid gemaakt tussen het sociale aspect en het
ecologische aspect. Deze onderverdeling wordt gemaakt op basis van het werk van Carter
(2000b). Hij onderzocht bedrijven in de Verenigde Staten, samen met hun leveranciers uit
andere landen. Er werd gekeken naar de verschillende opvattingen over wat als ethisch
aanvaard wordt en wat niet. Hij bemerkte dat praktijken zoals liegen tegen een leverancier,
teveel bestellen om prijsvoordelen te verkrijgen, illegale praktijken (bijvoorbeeld corruptie en
omkoperij), één geprefereerde leverancier opnieuw prijs laten maken nadat alle
prijsvoorstellen al binnen waren, en dergelijke, als �onethisch� ervaren worden. Dit onderzoek
situeert zich op het ethisch gebied, hoe men zich gedraagt binnen de relatie. Het �groen
aankopen� (ecologisch aspect) en het weigeren om aan te kopen bij leveranciers die
bijvoorbeeld met kinderarbeid werken (sociaal aspect), werden niet bestudeerd in de studie,
aangezien volgens de auteur deze concepten moeten bekeken worden in het breder perspectief
van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (CSR) (Carter, 2000b). Vandaar dat deze
twee aspecten in het kader van deze scriptie prominent aanwezig zullen zijn.
3.1 Algemeen
Zoals eerder al werd aangegeven, worden in de supply chain tal van relaties aangegaan, zoals
relaties tussen het bedrijf en zijn leveranciers en relaties tussen het bedrijf en zijn klanten (Zie
supra). Door het aangaan van bovenvermelde relaties is het bedrijf geen alleenstaande entiteit
meer te noemen, maar staat ze binnen een geheel van entiteiten. Hierdoor staan de aankoop-
en verkoopmanagers in een belangrijke positie om het maatschappelijk verantwoord
ondernemen van het bedrijf te beïnvloeden, aangezien zij nauw in relatie staan met externe
personen zoals de leveranciers en de klanten (Carter en Jennings, 2002). Daar waar bij CSR
de focus vroeger vooral op het bedrijf zelf lag (de interne gang van zaken en praktijken), is
deze focus dus de laatste jaren steeds meer uitgebreid (Vickery et al., 2003).
In wat volgt wordt vooreerst een inleidende opmerking aangehaald. Vervolgens wordt de
aankoop besproken. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het sociale aspect en het
ecologische aspect. Aangezien het ecologische aspect de laatste jaren dermate aandacht heeft
genoten in wetenschappelijk onderzoek, zal hieraan een meer uitgebreide paragraaf besteed
worden (zie paragraaf. 3.3.2). De verkoop komt aan bod in paragraaf 3.4.
22
3.2 Inleidende opmerking: culturele verschillen
Alvorens de sociale en ecologische problemen omtrent maatschappelijk verantwoord
ondernemen in de supply chain te bespreken, moet opgemerkt worden dat er culturele
verschillen kunnen bestaan tussen landen die met elkaar handel drijven. We kunnen inderdaad
een typisch beeld scheppen van bijvoorbeeld een �Amerikaanse burger� (Hofstede, 1981).
Ook verschillen omtrent wat ethisch is en wat niet kunnen tot deze culturele verschillen
behoren (Loe et al., 2000). 4
Managers zitten hierdoor soms in een lastig parket. Wanneer moet geoordeeld worden over
een bepaalde actie of beslissing (is het goed of fout?), zal de cultuur waarin de managers
leven telkens een grote rol spelen. Hierdoor kunnen ze bepaalde beslissingen nemen die in
hun cultuur volledig aanvaarbaar zijn, terwijl ze in een andere cultuur duidelijk tegen de borst
stoten (Wood, 1995).
�Cultuur� kan hier gedefinieerd worden als �een geheel van meest waarschijnlijke reacties
vanwege de bewoners van eenzelfde gemeenschap� de reacties hoeven niet van toepassing te
zijn voor iedere individuele persoon, maar het moet wel statistisch gezien meer voorkomen in
de gehele gemeenschap�, het vertegenwoordigt met andere woorden een systeem van
gemeenschappelijke overtuigingen. Bemerk hier het verschil met �waarden�, die eerder
persoonlijk zijn (Hofstede, 1981).
In het verleden werden reeds tal van onderzoeken uitgevoerd naar het verschil in ethische
opvattingen tussen landen. Deze situeren zich vooral in situaties zoals het vergelijken van
India met de Verenigde Staten, het vergelijken van Azië met West-Europa, en dergelijke. De
onderzoeken vertonen gemengde resultaten. Sommigen beweren dat er inderdaad een
cultureel verschil bestaat dat gereflecteerd wordt in een verschillend beslissingsproces,
anderen verkrijgen dan weer resultaten die erop wijzen dat er met moeite over culturele
4 Merk op: In paragraaf �Deel 3: CSR in de supply chain� werd het onderzoek van Carter (2000b) aangehaald.
Hier kwam naar voor dat ethiek als dusdanig niet zou besproken worden in deze scriptie. Toch is het niet
oninteressant deze inleidende opmerking te maken, aangezien ethiek en maatschappelijk verantwoord
ondernemen nauw met elkaar in verband staan. Het effect van �cultuur� mag niet verwaarloosd worden wanneer
maatschappelijk verantwoord ondernemen bekeken wordt in een internationale context.
23
verschillen kan gesproken worden. Over het algemeen kan toch gesteld worden dat er
inderdaad culturele verschillen bestaan op ethisch vlak. Alles hangt in principe af van welke
landen je met elkaar vergelijkt (Carter, 2000b).
Binnen Europa werd nog weinig onderzoek uitgevoerd. Arnold et al. (2007) poogden dit gat
in de literatuur te vullen. Ze ondervonden dat verschillen tussen wat als ethisch aanvaard
wordt en wat niet, verschilt binnen de West-Europese landen. Het zijn met andere woorden
niet enkel de landen uit een ander werelddeel die andere opvattingen hebben omtrent ethiek
(Arnold et al., 2007).
Wat �goed� of �fout� is kan bijgevolg niet internationaal vastgelegd worden. Telkens zal de
cultuur van het land een grote rol spelen (Wood, 1995). Deze bemerking moet in het
achterhoofd gehouden worden, wanneer het vervolg van deze scriptie wordt bekeken.
3.3 Aankoop
3.3.1 Sociaal
3.3.1.1 Probleemstelling
De internationale concurrentie steeg de laatste decennia als gevolg van de globalisering. Door
de informatie- en telecommunicatietechnieken is de wereld �kleiner� geworden. Dit zorgt
voor toenemende concurrentie, waardoor bedrijven verder en verder zoeken naar goedkope
leveranciers. In een markt die zo groot wordt als de wereld, is dit één van de oplossingen om
nog competitief te kunnen blijven (Monczka en Trent, 1991).
Er moet evenwel gekeken worden naar de reden waarom deze leveranciers de producten
goedkoper kunnen leveren. Sommige (ontwikkelings)landen5 hebben slecht onderbouwde
mensenrechten, hebben weinig of geen wetten op vlak van werkomstandigheden en het
milieu, en dergelijke meer. Dit heeft voor gevolg dat sommige producenten in de
(ontwikkelings)landen kinderen kunnen tewerkstellen, de arbeiders teveel overuren kunnen
5 �Ontwikkelings� wordt tussen haakjes geplaatst. Dit aangezien het brede publiek vaak de mening toegedaan is
dat sociale problemen enkel in bedrijven in ontwikkelingslanden voorkomen. Dit hoeft echter niet noodzakelijk
het geval te zijn.
24
laten doen, werknemers kunnen ontslaan wanneer ze zich proberen te verenigen in een
vakbond, onbeperkt van het milieu kunnen gebruik maken en dergelijke. Hierdoor kan veel
geproduceerd worden tegen een lage kost (Aaronson, 2005).
De term die in deze context vaak gebruikt wordt, is �sweathops�. Deze staan voor de
werkplaatsen waar weinig rekening gehouden wordt met de rechten en vrijheden van de mens,
waar lage lonen betaald worden, slechte werkomstandigheden heersen, enz. (Pollin et al.,
2004). Door deze praktijken houdt de leverancier met andere woorden niet altijd rekening met
de interne aspecten van CSR die Richard Welford opgesteld heeft (zie tabel 1, paragraaf 1.4).
De bedrijfswereld staat echter steeds meer onder druk vanwege externe personen of
organisaties om maatschappelijke verantwoordelijkheid door te trekken in hun supply chain
(Arino, 2006).
3.3.1.2 Dilemma voor de ondernemers
Tijdens de laatste decennia zijn de verwachtingen van het brede publiek gewijzigd.
Aanvankelijk vonden ze het ofwel niet erg om kleren of schoenen of dergelijke te kopen van
bedrijven die bijvoorbeeld met kinderarbeid werken, ofwel waren ze ontwetend wat betreft de
productieomstandigheden. Consumenten hechten weliswaar steeds meer belang aan
maatschappelijk verantwoorde productie (Wright and Rwabizambuga, 2006).
Recent onderzoek in de Verenigde Staten toonde aan dat consumenten liever producten kopen
van ondernemingen die niet met leveranciers samen werken waar onder �sweathop�-condities
gewerkt wordt. Ze zijn over het algemeen zelfs bereid een iets hogere prijs te betalen voor
producten die onder ethisch verantwoorde omstandigheden geproduceerd werden (Pollin et
al., 2004).
De perceptie dat het publiek heeft ten opzichte van de onderneming kan haar resultaten dus
beïnvloeden6 (Miller, 2001).
6 Dit concept wordt samengevat als �reputatie�. �Reputatie� geeft het relatieve succes van een bedrijf weer, in
het tegemoetkomen van de belangen en de verwachtingen van de stakeholders� (Fombrun en Shanley, 1990).
Om een stevige reputatie op te bouwen moet het bedrijf evenwel op de hoogte zijn van wie al haar stakeholders
zijn en wat hun verlangens inhouden (Roberts, 2003).
25
Kang en James (2007) argumenteren dat dergelijk gedrag vanwege de consumenten ook kan
te maken hebben met de perceptie van de consumenten tegenover ethische bedrijven.
Wanneer consumenten te horen krijgen dat een bepaald bedrijf zich engageert op sociaal (of
ecologisch) vlak, krijgen deze consumenten het idee dat het bedrijf een eerlijke en
betrouwbare entiteit is die kwalitatieve producten produceert (Kang en James, 2007).
Emmelhainz en Adams (1999) argumenteerden in deze context dat de consumenten van
vandaag mee verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijk verantwoorde ondernemerszin
van de bedrijven. Door hun preferenties ten opzichte van de ondernemers duidelijk te maken,
verplichten ze met andere woorden de bedrijven om hun verantwoordelijkheid op te nemen
(Emmelhainz en Adams, 1999).
Het bedrijf dat materiaal aankoopt bij leveranciers uit ontwikkelingslanden omdat die
goedkoper zijn, staat dus voor een dilemma. Enerzijds verhoogt de samenwerking met deze
leveranciers de marge aangezien de kosten gedrukt worden, maar anderzijds staan ze onder
druk van de consumenten. Indien de consumenten op de hoogte zijn van de eventuele
werkomstandigheden op de werkvloer van de leverancier, kunnen deze besluiten de
afgewerkte producten te boycotten (Emmelhainz en Adams, 1999).
In het verleden zijn al een aantal zaken bekend van boycot vanwege de consumenten.
Hieronder worden een aantal voorbeelden besproken.
3.3.1.3 Voorbeelden
Nike kwam onder vuur te liggen wanneer er een intern document in de verkeerde handen was
terecht gekomen. Uit dit document kon opgemaakt worden dat de werkplaatsen waar Nike
haar sportschoenen liet produceren niet voldeden aan de internationale standaarden. In een
fabriek dichtbij Vietnam, bijvoorbeeld, had ongeveer 77 percent van de werknemers hevige
ademhalingsproblemen door de slechte lucht en moesten ze tot meer dan 65 uren per week
werken (meer dan wettelijk toegelaten was in Vietnam) aan een loon van 10 dollar per week.
Werknemers die huidproblemen of astma hadden werden niet in een speciale ruimte geplaatst.
Dit zorgde voor een golf van kritiek en een deel van de consumenten stapte over op een ander
merk sportschoenen (Greenhouse, 1997).
26
Er moet evenwel opgemerkt worden dat Nike niet de enige was die klachten ontving over de
werkomstandigheden in de fabrieken van de derde wereldlanden. Weliswaar werd Nike
geviseerd omdat het de grootste onderneming was met de meeste winst. Hierdoor waren de
consumenten van mening dat Nike meer macht had om iets aan de situatie te veranderen7
(Roberts, 2003).
Eind 1998 had Ikea met een maatschappelijk schandaal te kampen. Ze werd ervan
beschuldigd samen te werken met leveranciers die kinderen tewerkstellen. De consumenten
startten tal van handtekeningenacties om Ikea te dwingen niet meer met dergelijke
leveranciers samen te werken (Jeurissen, 2006).
De groothandelaars in luxejuwelen worden ervan beschuldigd indirect de oorlogen om
diamant te steunen (Roberts, 2003). Diamanten hebben een cruciale rol gespeeld in vele
burgeroorlogen in Afrika. Verschillende regio�s of stammen vochten voor de plaatsen waar
ruwe diamant te vinden was. Hierdoor kregen ze de naam �Conflict Diamonds� (Olsson,
2007). Bedrijven uit het Westen die de diamanten inkochten, leden hierdoor reputatieverlies.
Er zijn initiatieven opgesteld door de Verenigde Naties om de handel in conflictdiamanten te
vermijden. Bedrijven kunnen echter ook zelf optreden. Een voorbeeld hiervan is te vinden in
Antwerpen: Blanka Diamonds. Blanka Diamonds maakt er zijn filosofie van om �enkel
zuivere diamanten te kopen, te produceren en te verhandelen� en hierdoor de conflicten in
Afrika niet aan te moedigen (Antwerp Blanka Diamonds, 2007).
3.3.1.4 Welke acties kunnen ondernomen worden?
A) Code of conduct
Er zijn in het verleden al meerdere pogingen gedaan om zogenaamde �codes of conduct�
(gedragscodes) op te stellen. Op deze manier proberen de bedrijven aan het grote publiek
duidelijk te maken dat ze bekommerd zijn om maatschappelijk verantwoord ondernemen
(Béthoux et al., 2007).
De Verenigde Naties (UN) ontwierp bijvoorbeeld de �UN Code of Conduct on Transnational
Corporations�. Deze gedragscode bevat aandachtspunten zoals het respecteren van de rechten 7 Door hun grootte, hun winstmarges en het aantal personen dat ze kunnen tewerkstellen, kunnen multinationals
vaak van veel overheidssteun genieten: overheden willen de multinationals in het land houden, of de
multinationals naar het land toe trekken (Kryvoi, 2007). Hierdoor staan multinationals in een machtige positie.
27
van werknemer, respect voor de omgeving, consumentenbescherming, geen discriminatie,
bescherming van de mensenrechten, enz (Kryvoi, 2007).
Ook de OECD (de Organization of Economic Coorporation and Development = de
verzamelnaam voor de meest industrieel ontwikkelde landen) heeft een gedragscode
vooropgesteld, de �OECD Guidelines for Multinational Enterprises�. Deze codes zijn
evenwel niet bindend (Kryvoi, 2007). De meeste gedragscodes zijn opgesteld rond de teksten
die door de ILO (= International Labour Organization) geschreven werden (Béthoux et al.,
2007). De belangrijkste onder deze teksten werden opgenomen in de tabel van Richard
Welford (zie tabel 1, paragraaf 1.4).
Wanneer de bestaande gedragscodes worden geanalyseerd vallen een aantal
gemeenschappelijke kenmerken op. Vooreerst is het zo dat er meer aandacht besteed wordt
aan de situatie van arbeiders en werkomstandigheden, dan aan de milieuaspecten. Ten tweede
wordt in de gedragscodes nog altijd rekening gehouden met de belangrijkste doelstelling van
zakendoen, namelijk winst maken. Het komt er met andere woorden op neer om nog steeds
winstgevend te blijven, maar daarbij rekening te houden met de arbeidsvoorwaarden, de
natuurlijke rijkdommen, eerlijke lonen, enz. (Béthoux et al., 2007).
A.1) Codes of conduct in de supply chain
Gedragscodes kunnen op twee niveaus bekeken worden. Vooreerst op het niveau van de
onderneming zelf. De onderneming merkt dat de consumenten gevoelig worden aan
maatschappelijk verantwoord ondernemen en stellen daarom een gedragscode op voor
zichzelf om aan de markt duidelijk te maken dat ze waarde hecht aan deze issues (Wright en
Rwabizambuga, 2006).
Ten tweede is er het dubbele niveau. In dit geval legt de onderneming niet alleen een
gedragscodes vast voor zichzelf, maar ook voor haar leveranciers. Het is vooral in dit kader
dat gedragscodes binnen de supply chain moeten bekeken worden: bedrijven kopen enkel van
leveranciers die aan CSR doen, die kunnen aantonen dat ze bepaalde waarden en normen
vooropstellen. Dergelijke vrijwillige gedragscodes zijn mede tot stand gekomen door de
gewijzigde eisen van de consumenten (zie supra) (Wright en Rwabizambuga, 2006).
28
Een voorbeeld van dit laatste zien we in het geval van Ikea. De afzetmarkt van Ikea leed
dermate onder de kritieken die geuit werden door de consumenten, dat Ikea een gedragscode,
�The Ikea way on purchasing home furnishing products�, opstelde. De leveranciers moesten
dit jaarlijks kunnen ondertekenen, zoniet, dan zou Ikea in eerste instantie de leveranciers
proberen helpen om verbeteringen door te voeren. Verandert de leverancier in kwestie haar
gedrag nog steeds niet, dan zou Ikea in de toekomst niet meer met hen samenwerken
(Jeurissen, 2006).
Emmelhainz en Adams (1999) onderzochten 27 gedragscodes in de supply chain bij de
textielindustrie. In deze gedragscodes zochten ze naar een duidelijke vermelding van sancties
die zouden ondernomen worden wanneer de leverancier zich niet aan de code hield. Uit hun
bevindingen blijkt dat slechts in 17 van de 27 gevallen een sanctie werd opgenomen. Deze
variëren van streng tot laks. Zie in dit verband figuur 5 (Emmelhainz en Adams, 1999).
Figuur 5: Maatregelen opgenomen in codes of conduct
Bron: eigen vertaling uit Emmelhainz en Adams (1999)
Er moet echter opgemerkt worden dat in de figuur slechts 22 gedragscodes opgenomen
worden, aangezien 5 bedrijven helemaal geen controle uitvoeren bij de leveranciers
(Emmelhainz en Adams, 1999). In 5 van deze 22 gedragscodes wordt geen maatregel
opgenomen. Samen levert dit 10 gedragscodes waar geen actie ondernomen wordt als de
leverancier zich niet aan de code houdt (dit is 27-17).
29
Ondernemingen kunnen meer dan één sanctie opnemen in de gedragscode. Vandaar dat de
verschillende balkjes in figuur 5 niet sommeren tot exact 22. Er is verder een subtiel verschil
tussen �alle openstaande bestellingen annuleren� en �de samenwerking verbreken�. In het
eerste geval worden enkel de bestellingen die al gemaakt zijn geannuleerd, dit wil echter niet
zeggen dat de onderneming in de toekomst nooit meer zal samenwerken met de betreffende
leverancier. In dit geval wacht de onderneming af en oefent ze ondertussen druk uit om iets
aan de situatie te veranderen. In het tweede geval wordt de samenwerking definitief
verbroken. Uit de figuur kan afgeleid worden dat de populairste actie �een bestelling
annuleren� is, gevolgd door �de samenwerking met de leverancier verbreken� (Emmelhainz
en Adams, 1999).
Gyöngyi (n.n.g.) merkt op dat wanneer gedragscodes gecommuniceerd worden naar de
leveranciers toe, deze leveranciers ze telkens verder kunnen communiceren naar hun
leveranciers. Op deze manier kan een gedragscode steeds verder geraken in de supply chain
(Gyöngyi, n.n.g.).
A.2) Problemen met codes of conduct
Er zijn een aantal problemen verbonden aan gedragscodes. Deze worden hieronder kort
aangehaald.
Wellicht het grootste probleem waarmee gedragscodes te maken hebben is het feit dat ze niet
afdwingbaar zijn. Ze zijn niet bindend en kunnen met andere woorden enkel richting geven
aan de gewenste gedragingen van bedrijven. Ze staan onder de nationale wetten. Hierdoor
kunnen gedragscodes enkel als toevoeging dienen. In dergelijke situaties kan er niet
opgetreden worden wanneer een nationale wet ingaat tegen een code. Indien het bijvoorbeeld
nationaal geregeld is dat er mag gediscrimineerd worden ten opzichte van vrouwen, kan een
gedragscode daar juridisch gezien niets aan veranderen (Kryvoi, 2007).
Een tweede probleem is de controle. In vele gevallen zijn er meerdere ondernemingen die
eenzelfde gedragscode vooropstellen. De �Equator Principles� bijvoorbeeld, zijn de principes
die een gedragscode in de financiële sector voorstellen. Voor één onderneming (in dit geval
een financiële instelling), is het gemakkelijk om zich aan te sluiten bij het groepje die de
gedragscode wil toepassen. Maar er is weinig of geen controle op de effectieve realisatie van
de gedragscode. Hierdoor kunnen ondernemingen genieten van de voordelen die aan de codes
30
verbonden zijn (bijvoorbeeld betere reputatie en daardoor meer verkopen), zonder dat er
garantie is dat de bedrijven maatschappelijk verantwoord zaken doen. Dit fenomeen kreeg de
naam �free-riding� (Wright en Rwabizambuga, 2006).
Ook de leveranciers kunnen moeilijk gecontroleerd worden op het effectief naleven van een
vooropgestelde gedragscode. Er wordt geargumenteerd dat bedrijven soms veel moeite doen
om een gedragscode voor de leveranciers op te stellen, maar falen in het eisen van
documenten, het uitvoeren van onderzoeken ter plaatse, interviews met de werknemers en
managers, � (Emmelhainz and Adams, 1999).
Ten derde kunnen de culturele verschillen opnieuw aangehaald worden. Één enkele
gedragscode zal moeilijk toepasbaar zijn voor de hele wereld, aangezien deze anders zal
geïnterpreteerd en toegepast worden door verschillende landen (Arnold et al., 2007). Aan de
andere kant is het niet altijd even makkelijk voor een leverancier om aan verschillende codes
te moeten voldoen. Verschillende afnemers kunnen verschillende eisen opleggen aan een
leverancier. Hierdoor wordt de leverancier constant aan audits onderworpen en kan het
moeilijk zijn om de verschillende eisen met elkaar te verzoenen (Cramer, 2006).
A.3) Incentives om codes of conduct te implementeren
Roberts (2003) voerde een studie uit naar de gedragscodes in verschillende sectoren en
vergeleek daarbij vooral de textielsector met de houtproductiesector. Aan de hand van deze
studie kon ze 4 karakteristieken van de supply chain identificeren die de neiging om over te
gaan tot het implementeren van dergelijke gedragscodes, beïnvloeden:
- Het aantal links die bestaan tussen het niveau van de supply chain die een gedragscode eist
en het niveau van de supply chain dat onder sterk toezicht staat (om de code naar behoren te
implementeren). Het gaat hier met andere woorden over de lengte van de supply chain.
- De mate van diffusie binnen het niveau van de supply chain die onder sterk toezicht staat.
Wat hier moet bekeken worden is de spreiding van dat niveau van de supply chain. Is die
sterk geconcentreerd? Of zijn er eerder ontelbare afzonderlijke eenheden op hetzelfde niveau
van de supply chain?
- De reputatiegevoeligheid van de verschillende leden van de supply chain.
- De macht die van de verschillende leden van de supply chain uitgaat. Er wordt verondersteld
dat hoe groter de macht van een bepaalde schakel in de keten is, hoe lager de bereidheid is om
acties te ondernemen.
(Roberts, 2003)
31
Roberts stelt dat hoe meer deze karakteristieken aanwezig zijn, hoe kleiner de kans dat een
individueel bedrijf iets zal ondernemen in het kader van CSR in de supply chain. Dit omdat
zijn individuele actie weinig tot niets zal uitmaken. Gezamenlijke actie zal efficiënter zijn.
Om dit te illustreren kan naar de textielsector gekeken worden. De textielsector wordt
namelijk gekenmerkt door een lange supply chain, sterk gespreide eenheden en machtige
leden die weinig aan de situatie willen veranderen. Het is net deze sector die gezien wordt als
de sector die op de meest effectieve wijze ethische risico�s in de supply chain aanpakt. Dit
wordt verklaard door het feit dat in de textielsector individuele actie nauwelijks betekenisvol
kan zijn en er met andere woorden op grotere schaal gezamenlijk actie wordt gevoerd,
bijvoorbeeld door het implementeren van gedragscodes (Roberts, 2003).
Roberts (2003) voegt hier nog aan toe dat dergelijke initiatieven sneller tot stand zullen
komen wanneer er een hogere druk is vanwege de externe stakeholders of wanneer er
zichtbare voordelen aan verbonden zijn. Ook als het risico om niet deel te nemen aan
dergelijke initiatieven te groot is (bijvoorbeeld reputatieverlies), zullen de bedrijven sneller tot
(gemeenschappelijke) initiatieven overgaan (Roberts, 2003).
B) Statement of Principles on Supplier Legal Compliance
De �Statement of Principles on Supplier Legal Compliance� werd opgesteld door een
kleinhandelvereniging uit de Verenigde Staten. Het is een soort akte die kleinhandelaars
kunnen ondertekenen. Hierdoor verbinden de kleinhandelaars zich ertoe enkel producten te
verkopen die op een �ethische, morele en legale� manier geproduceerd zijn. Leveranciers die
niet aan de voorwaarden voldoen, worden uit hun bestand geveegd8. Het is, met andere
woorden, ook interessant voor de leverancier om een goede reputatie op te bouwen wanneer
de aankopende bedrijven zich engageren op vlak van CSR. Één van de ondernemingen die de
akte heeft ondertekend is The Body Shop (Emmelhainz and Adams, 1999).
The Body Shop is een cosmeticawinkel. Ze maken er een statement van enkel producten aan
te bieden die op een ethische manier geproduceerd werden. Zo stellen ze dat hun producten
niet op dieren getest worden en dat een eerlijke prijs betaald wordt voor de ingrediënten (The
Body Shop International).
8 Dit vertoont veel gelijkenissen met het laten ondertekenen van een code of conduct.
32
C) SA 8000
SA 8000 staat voor �Social Accountability 8000� (SAI, 2007a). Het is een certificatielabel dat
equivalent is aan de ISO 9000 en ISO 9001-norm, een kwaliteitslabel dat ontworpen werd
door de Internationale Standaarden Organisatie (Jorgensen et al., 2006).
Daar waar de ISO (International Organisation for Stardardization) 9000 borg staat voor
goederen met een hoge kwaliteit, geldt de SA 8000 als garantie dat het gelabelde bedrijf zich
houdt aan de overeen gekomen standaarden omtrent:
- het gebruik van kinderarbeid
- de werkomgeving
- de lonen
- recht op collectief overleg (dit is recht op
vereniging in een vakbond, recht op samenspraak
met de bedrijfsleiders over zaken die de
werknemers betreffen.)
- mensenrechten
- veiligheid en gezondheid
- werkuren
- geen discriminatie
- enz.
(Jorgensen et al., 2006).
Indien een bedrijf er relatief zeker van wil zijn dat haar leveranciers zich engageren op sociaal
vlak, kan ervoor geopteerd worden samen te werken met leveranciers die het SA 8000-label
bezitten (Jorgensen et al., 2006). Het SA 8000-label bezit tevens een clausule waarin de
selectie van leveranciers vermeld wordt. Volgens het label moeten de bedrijven �hun
potentiële leveranciers evalueren en selecteren op basis van de hun mogendheid om te
beantwoorden aan de eisen van de SA 8000-standaard� (SAI, 2001).
Vooraleer een bedrijf een SA 8000 label kan krijgen, moet er een aanvraag ingediend worden.
Hierna wordt het bedrijf gecontroleerd door auditors. Pas als ze aan de voorwaarden voldoet,
krijgt ze een SA 8000 label. Hierdoor krijgen de klanten een aanduiding dat de goederen die
ze kopen niet in �sweathops� werden geproduceerd (Emmelhainz and Adams, 1999).
33
D) Business Social Compliance Initiative (BSCI)
De Business Social Compliance Initiative is een non-profit organisatie die werd ontworpen
door de Foreign Trade Organization (FTO) in 2003 en heeft als doel ervoor te zorgen dat de
werkomstandigheden bij leveranciers verbeterd worden (Berzau, 2006). Het is een
samenwerkingsinitiatief waarvan ongeveer tachtig detailhandelaars en importeurs lid zijn, in
10 verschillende landen. Aanvankelijk werd het BSCI ontwikkeld voor de textielindustrie.
Later konden ook bedrijven uit de agrarische sector lid worden (Berzau, 2006). Het is de
bedoeling dat het BSCI in de toekomst nog meer sectoren zal omvatten (Cramer, 2006).
Bedrijven kunnen lid worden van de BSCI, waardoor ze zichzelf opleggen samen te werken9
om de leveranciers te controleren op vlak van de werkomstandigheden. De controle gebeurt
aan de hand van een auditing-orgaan dat gefinancierd wordt met gelden van de deelnemende
bedrijven (Cramer, 2006).
De leveranciers worden onder andere gecontroleerd op kinderarbeid, voldoende lonen,
discriminatie, enz. (Berzau, 2006). De aspecten komen grotendeels overeen met de aspecten
die gecontroleerd worden bij de SA 8000 certificering. Het uiteindelijke doel van de
deelnemende bedrijven is dan ook het verkrijgen van een SA 8000-certificering (Cramer,
2006).
Het is echter niet de bedoeling om te certificeren, maar om de leveranciers te helpen de
werkomstandigheden aan te passen en te verbeteren (Berzau, 2006).
Het voordeel van BSCI is dat het ervoor zorgt dat controle op de leveranciers makkelijker
haalbaar is. Vaak is het immers niet mogelijk voor een individueel bedrijf om de leveranciers
te controleren. Door zich te verenigen wordt dit probleem in de mate van het mogelijke
opgelost. Het zorgt er ook voor dat leveranciers niet telkens opnieuw gecontroleerd moeten
worden door de aankopende bedrijven. Dit speelt zowel in het voordeel van de leverancier als
van het aankopende bedrijf (Cramer, 2006).
9 Leveranciersgegevens worden, bijvoorbeeld, in een gemeenschappelijke database verzameld. Hierdoor kunnen
de leden op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen (Cramer, 2006).
34
E) Made-By
Made-By is een initiatief dat uitgaat van de textielindustrie. De naam �Made-By� doet dienst
als een overkoepelend label waarvan kledingmerken lid kunnen worden. De leden kunnen dit
aan de consument duidelijk maken door een blauw knoopje in te naaien in het kledingstuk
(Verburg, 2006).
Het doel van Made-By is het aanbieden van duurzame kledij. Hiermee wordt bedoeld dat de
kledij geproduceerd wordt rekening houdende met zowel sociale als ecologische eisen (dit
voorbeeld kan met andere woorden eveneens in een ecologische context bekeken worden, zie
volgende paragraaf) (Verburg, 2006).
De sociale eisen houden bijvoorbeeld in dat er niet met kinderarbeid gewerkt wordt bij de
stoffenleveranciers. Het gaat in hoofdzaak over de eisen die gesteld worden bij het SA 8000-
label. De ecologische eisen bevatten onder andere het gebruik van biologisch geteelde
katoen. Dit houdt in dat er niet met pesticiden gewerkt wordt waardoor de grond en de lucht
niet vervuild wordt (Verburg, 2006).
�Made-By� geeft toe dat het product niet altijd voor de volle 100% aan de eisen voldoet.
Hiervoor wordt voor elk product aangegeven hoeveel procent er maatschappelijk verantwoord
geproduceerd werd. Made-By stelde tevens een traceersysteem op dat ervoor zorgt dat het
vanaf het afgewerkte product kan teruggekeerd worden naar het begin van de supply chain om
na te gaan hoe het product geproduceerd werd. Dit kan op de website www.made-by.nl.
(Verburg, 2006).
3.3.2 Ecologisch
3.3.2.1 Probleemschets
De zakenwereld heeft door haar activiteiten een invloed op de wereld in haar geheel. Er is een
link tussen de mate van activiteit en de �ecologische voetdruk� die een bedrijf nalaat op haar
omgeving (Wackernaegel, 1996). In de context van de supply chain moeten vooral de
problemen omtrent vervuiling (door bijvoorbeeld tranport) en verspilling gezien worden, maar
ook het overmatige gebruik van natuurlijke rijkdommen kunnen hier bekeken worden. In het
35
algemeen geldt: hoe hoger de activiteit van bedrijven, hoe groter de ecologische voetafdruk
op de omgeving (Albrecht, 2005).
A) Natuurlijke rijkdommen
In het verleden werd al meerdere malen aangehaald dat 20% van de bevolking meer dan 80%
van de natuurlijke rijkdommen verbruikt. Dit wordt aangeduid als het �20/80 Pareto-principe�
(Haubrich, 2004).
Natuurlijke rijkdommen (water, zee, lucht, olie, bossen,�) worden vaak gezien als publieke
goederen. Dit wordt later in deze paragraaf evenwel deels ontkracht. De problemen die
ontstaan rond natuurlijke rijkdommen hangen wel hoofdzakelijk vast aan de bijzondere
kenmerken van publieke goederen:
- non-exclusiviteit: niemand kan uitgesloten worden van het genot dat aan het
publieke goed vast hangt. Eens, bijvoorbeeld, een goede straatverlichting
aangelegd is, is die er voor iedereen. Niemand kan ervan uitgesloten worden.
Indien bepaalde personen dit wel zouden wensen, dan zou dit een heel hoge kost
opleveren die vaak niet opweegt tegen de voordelen van de uitsluiting.
Bijvoorbeeld, wanneer men niet zou willen dat persoon A van de straatverlichting
geniet, moeten daar verschillende mensen voor ingezet worden, moet er
gecontroleerd worden, enz. Dit draagt hoge kosten met zich mee.
- non-rivaliteit: wanneer de ene persoon van het publieke goed geniet, vermindert
dit niet de hoeveelheid van het publieke goed waarvan de andere persoon nog kan
genieten. Een voorbeeld dat hierbij kan gegeven worden is een mooi landschap.
Wanneer de ene persoon van het mooie landschap geniet zal dit de andere persoon
niet hinderen om ook van het mooie landschap te genieten. Er treedt evenwel toch
een probleem op wanneer er over congestie kan gesproken worden, bijvoorbeeld
een overvol strand tijdens de warmste periode van de zomer.
(Diederen et al., 2002)
Wanneer de natuurlijke rijkdommen worden bekeken is het van belang op te merken dat
natuurlijke rijkdommen geen volledig publieke goederen zijn. Non-rivaliteit is geen kenmerk
van natuurlijke rijkdommen. Ze zijn rivaal: wanneer bepaalde natuurlijke bronnen door de ene
persoon worden aangewend, kunnen ze niet meer gebruikt worden door een andere persoon,
bijvoorbeeld, wanneer een visser vis vangt in de zee, kan een andere visser diezelfde vis niet
36
meer vangen. Non-exclusiviteit gaat wel nog op voor de natuurlijke rijkdommen. Net zoals bij
publieke goederen zou het te duur worden om personen uit te sluiten van de voordelen die
natuurlijke rijkdommen kunnen bieden. Natuurlijke rijkdommen zijn met andere woorden
�quasi-publieke goederen�. Voor het deel dat ze niet publiek kunnen genoemd worden, zijn ze
private goederen (Albrecht, 2005).
Ten gevolge van de non-exclusiviteit bij natuurlijke rijkdommen ontstaat er een neiging om
zoveel mogelijk van de natuurlijke rijkdommen gebruik te maken; om zich de meeste
voordelen die de natuurlijke rijkdommen kunnen voortbrengen, toe te eigenen. Er ontstaat
evenwel een probleem wanneer de natuurlijke rijkdommen overgeëxploiteerd worden: teveel
natuurlijke rijkdommen worden gebruikt bij de productie, natuurlijke rijkdommen worden te
snel opgebruikt waardoor aan de natuur de tijd niet wordt gegeven om opnieuw rijkdommen
op te bouwen, vervuiling door productie, verspilling, � (Albrecht, 2005). Dit wordt in de
literatuur aangeduid als de �tragedy of the commons� (Hardin, 1968). De natuurlijke
rijkdommen zijn met andere woorden uitputbaar, en indien het 20/80 Pareto-principe blijft
opgaan, kan er een wereld zonder natuurlijke rijkdommen ontstaan (Haubrich, 2004).
Indien een bedrijf met deze problemen rekening wil houden in het kader van haar supply
chain, kan ze beslissen zo �groen� mogelijk aan te kopen (zie paragraaf 3.3.2.4.).
B) Transport
Wanneer de supply chain bekeken wordt, ziet men tevens dat de goederen van de ene schakel
naar de andere schakel moeten overgebracht worden. Deze overdracht heeft via het uitbouwen
van de nodige infrastructuur voor het transport (vlieghavens, zeehavens, wegen,�) en het
gebruik ervan een impact op het milieu (Wu en Dunn, 1995). Zie figuur 6 voor een grafische
weergave.
Elk van de transportmogelijkheden dragen bij tot de vervuiling van het milieu. Men denkt dan
aan de vervuiling van de lucht door uitlaatgassen van wagens, vrachtwagens en vliegtuigen,
aan de vervuiling van het water door de brandstof van de schepen en de �geluidspollutie� die
geproduceerd wordt door vliegtuigen. Wanneer men een �groene� supply chain wil bereiken,
moet met andere woorden ook op zoek gegaan worden naar de meest efficiënte en minst
vervuilende transportmogelijkheden (Khoo et al., 2001).
37
Figuur 6: transport en vervuiling
Bron: eigen bewerking uit Khoo et al., 2001
3.3.2.2 Voorbeelden
Het meest geciteerde voorbeeld van uitputting van de natuurlijke rijkdommen is de
overexploitatie van bossen en wouden, zoals �het regenwoud�. Als voorbeeld wordt hier het
Leuser National Park op Sumatra gegeven waar er een probleem is van overexploitatie of
ontbossing. Dit brengt verschillende problemen met zich mee zoals overstromingen (doordat
er minder bomen zijn, kunnen deze het water minder goed ophouden), minder diersoorten
kunnen nog overleven in het kleiner wordende woud, het hout raakt langzamerhand
uitgeput,� (Van Beukering et al., 2003).
De hoeveelheid bos dat nog overblijft indien er verder ontbost wordt op het niveau van in het
jaar 2000 wordt weergegeven in figuur 7.
Figuur 7: ontbossing
Bron: Van Beukering et al., 2003
38
Op de X-as wordt het bomenpercentage weergegeven, op de Y-as de tijd.
Wat belangrijk is om hier op te merken is dat er inderdaad steeds minder bos zal overblijven.
De natuur krijgt met andere woorden niet voldoende tijd om zichzelf weer te kunnen
herstellen (Van Beukering et al., 2003).
In figuur 7 zijn verschillende kleuren aangegeven die elk voor een ander deel van het bos
staan, bijvoorbeeld hogergelegen streken versus lagergelegen streken. Het witte deel stelt de
landbouw voor. Van Beukering et al. (2003) geven een uitgebreide bespreking voor elk van
deze onderdelen. Deze zullen evenwel in deze scriptie niet aan bod komen. Het belangrijkste
voor deze paragraaf is dat het bos steeds sneller zal verkleinen indien er verder gekapt wordt
op hetzelfde niveau.
Eternit kan als voorbeeld aangehaald worden van een bedrijf dat door haar activiteiten een
negatieve invloed uitoefent op haar omgeving. Eternit is een bedrijf dat asbest bleef
produceren, ook nadat ze op de hoogte werd gebracht van de schadelijke gevolgen die asbest
kunnen hebben op de mens10 (Kazan-Allan, 2006).
3.3.2.3. Situatie in België
Hoe een land scoort op ecologisch vlak kan gemeten worden aan de hand van een index: de
Environmental Sustainability Index (ESI). In deze index worden 5 kernelementen bepaald die
geëvalueerd worden:
- de milieusystemen die in het verleden in het land bestonden
- de menselijke kwetsbaarheid voor impacts op het milieu
- de vervuiling die aan het land wordt toegevoegd
- wat is de sociale en constitutionele capaciteit van het land in kwestie? (Dit is: In welke
mate is het land in staat de kwesties aan te pakken?)
- wat doe het land op internationaal vlak om te helpen aan een oplossing voor de
ecologische problemen?
(Esty and Levy, 2000)
10 Uit onderzoeken is namelijk gebleken dat asbest kankerverwekkend is (Kazan-Allan, 2006).
39
België stond in 2002 op de 125e plaats in een lijst van 142 landen. Dit is eerder een lage score.
In 2005 scoorde België al iets beter. Toen stond België namelijk op de 112e plaats in een lijst
van 146 landen11. Toch is er nog veel werk aan de winkel (Albrecht, 2005).
Er moet opgemerkt worden dat de ESI niet mag gezien worden als de index om de prestaties
van landen op vlak van ecologische duurzaamheid te vergelijken, maar wel als een index. Er
zijn meerdere indices in het leven geroepen. De ESI is een handig instrument omdat het over
vele landen wordt berekend, maar ze moet samen bestudeerd worden met alle andere indices
die met dit doel werden ontworpen (Sutton, 2004).
3.3.2.4 Welke acties kunnen ondernomen worden?
A) Groen aankopen
De problemen die in paragraaf 3.3.2.1. werden beschreven kregen de laatste jaren meer en
meer aandacht. Ook in de media werd het steeds vaker aangehaald, waardoor bedrijven tot het
besef kwamen dat het een publieke zorg is geworden en ze zich steeds meer genoodzaakt
voelen zich te engageren op ecologisch vlak (Raes, 2007a).
Er kan gesproken worden van een �groene vraag�. De stakeholders (de klanten, de
concurrenten, de media, de overheden, de investeerders, omwonenden,�) vragen steeds meer
dat het bedrijf ecologisch geëngageerd is (Gyöngyi, n.n.g.).
Handfield et al. (1997) argumenteren dat in de jaren negentig tal van initiatieven geboren
werden om verspilling te reduceren en het productieproces vlotter en efficiënter te laten
verlopen. Hierbij gaat het vooral over de minimale verspilling van productiemiddelen, het
optimaal aanwenden van de aanwezige middelen, en dergelijke meer. Later werd deze
stroming ook op ecologisch vlak gereflecteerd: minimale verspilling van natuurlijke
rijkdommen, minimale luchtpollutie,� En dit niet enkel bij de productie zelf, maar ook in de
11 Voor 2006 werd nog geen ESI-score opgesteld. Toch is er al een piloot-versie van de ESI-index beschikbaar
voor het jaar 2006. In deze versie zou België op de 39e plaats staan in een lijst van 133 landen. Hierbij moet
evenwel opgemerkt worden dat voor deze berekening alternatieve criteria gebruikt werden en de criteria op een
andere manier gewogen werden ten opzichte van elkaar. Hierdoor kan deze score niet eenduidig vergeleken
worden met de score uit 2005 (http://www.alterbusinessnews.be/nl/belgie-de-grootste-vervuiler-van-europa-of-
niet-va13202.html).
40
volledige supply chain, vanaf het ontwerpen van het product, via de productie zelf, de
verpakking, de logistiek en de distributie (Handfield et al., 1997). Het gaat met andere
woorden over het zoeken naar een optimaal niveau van productie. Er moet nog altijd
geproduceerd worden, maar dat moet zo min mogelijk ten koste gaan van het milieu. Hiervoor
is het noodzakelijk dat het economische met het ecologische verbonden wordt (Albrecht,
2005).
Hiervoor werden in de loop van de jaren een veelheid aan regularisaties op poten gesteld
vanwege de overheid. Indien de bedrijven zich niet aan de regels houden zullen ze in de
meeste gevallen gestraft worden met een geldboete. Dit is voor sommige bedrijven een
voldoende voorwaarde om zich met het milieu bezig te houden en zich inderdaad aan de
regels te houden (Handfield et al, 1997).
Sommige ondernemingen gaan evenwel verder in hun engagement ten opzichte van het milieu
en maken er hun bedrijfspolitiek van enkel �groen� aan te kopen. Dit komt erop neer dat
bedrijven zo veel mogelijk goederen proberen aan te kopen van leveranciers die zich
engageren op ecologisch vlak. De leveranciers worden geïntegreerd in de supply chain
processen (of het management) van het aankopende bedrijf waardoor de bedrijven aan de
verwachtingen van de consument kunnen voldoen, of ze eventueel zelfs kunnen voor zijn
(Walton et al., 1998).
Zo kunnen de aankopende bedrijven bijvoorbeeld van hun leveranciers eisen dat alles in
herbruikbare materialen verpakt wordt. Dit kan vastgelegd worden in een gedragscode12.
Handfield et al. (1997) argumenteren dat het aankopende bedrijf op deze manier haar
ecologische prestaties aanzienlijk kan verbeteren (Handfield et al., 1997).
Walton et al. (1998) stelden een werkschema op dat bedrijven kunnen gebruiken wanneer ze
leveranciers zouden willen integreren in het omgevingsmanagement. Op basis hiervan kunnen
leveranciers geëvalueerd worden en kan nagegaan worden of de leveranciers �groen� genoeg
zijn om mee samen te werken. Dit werkschema wordt voorgesteld in figuur 8 (Walton et al.,
1998).
12 Er werd evenwel al opgemerkt dat bij de opstelling van codes of conduct meer aandacht besteed wordt aan de
sociale aspecten dan aan de milieuaspecten.
41
Figuur 8: Werkschema
Is de leverancier geïnteresseerd in ecologische issues?
nee ja
Kan u de acties van de leverancier beïnvloeden?
nee
ja
Is de leverancier cruciaal voor uw zakendoen?
nee
ja
Laat de leverancier vallen
Probeer ermee te leven
Is de leverancier momenteel ecologisch geëngageerd?
nee ja
Werk samen met de leverancier en zorg ervoor dat hij zich inzet op ecologisch vlak, daarna kan je hem integreren in het omgevings-management
Integreer de leverancier in uw omgevings-management
Bron: eigen vertaling uit Walton et al., 1998
De leveranciers worden dus geëvalueerd en geselecteerd op hun ecologisch duurzaam
opereren. Dit kan gebeuren aan de hand van een controle-systeem (dit is �monitoring�).
Indien de leveranciers niet ecologisch geëngageerd lijken, kan de onderneming drie acties
ondernemen:
- De leverancier bewust proberen te maken van het probleem en hem overhalen om
meer met het milieu bezig te zijn.
- Ermee leren leven (wanneer de leverancier cruciaal is voor de onderneming).
- De leverancier laten vallen.
(Walton et al., 1998).
Het is evenwel niet altijd even gemakkelijk om een cruciale leverancier te laten vallen. Hierbij
maken de aankopende bedrijven steeds een kosten-baten-analyse. Er hangen inderdaad kosten
vast aan het veranderen van leverancier. Er moet bijvoorbeeld op zoek gegaan worden naar
een alternatieve leverancier die wel aan de eisen voldoet, er moet onderhandeld worden, er
moet gewerkt worden aan een goed contact, enz. (Gyöngyi, n.n.g.).
Sarkis (2003) stelt dat het groener maken van de supply chain afhangt van het stadium waarin
het product zich bevindt (Sarkis, 2003). Over het algemeen kan gesteld worden dat een
product vier fases doorloopt: een introductiefase, een groeifase, een maturiteitsfase en een
42
afnemende fase (dit is de vervalfase) (Heene and Van Laere, 2004). Deze worden in figuur 9
weergegeven.
Figuur 9: Productfases
volume
tijd
introductie
groei
maturiteit verval
Bron: Uit Heene en Van Laere, 2004
In elke fase waarin het product zich bevindt, is de manier waarop de bedrijven hun supply
chain groener kunnen maken verschillend. In bijvoorbeeld de introductiefase ligt de focus
vooral op het ontwerp en het voor het eerst op de markt brengen van het product. Bij het
ontwerp moet er nagedacht worden over hoe het product zal geproduceerd worden en hierin
kan de onderneming haar beslissingen zodanig nemen dat de toekomstige productie en de
verpakking (zie paragraaf 3.3.2.4 C.3) een lage vervuilingsgraad heeft (Sarkis, 2003). In de
groeifase stijgt de vraag naar het product snel (Heene and Van Laere, 2004). Hierbij kan het
groener maken van de supply chain bekomen worden door bijvoorbeeld het kiezen van de
leveranciers op ecologische basis, de afstand voor transport klein houden (zie paragraaf
3.3.2.4 C.1) enz. In de maturiteitsfase en de afnemende fase zal de focus liggen op het zo
�milieu-efficiënt� mogelijk regelen van de productie en het implementeren van een �reverse
logistics program� (zie paragraaf 3.3.2.4 B) (Sarkis, 2003).
43
A.1) Voorbeelden van groen aankopen
leveranciers met een ISO 14000 label
ISO 14000 is een ecologisch label dat het resultaat is van de Urugay-Ronde en de top van Rio
de Janeiro over het milieu in 1992. Deze werd georganiseerd door het GATT (General
Agreements on Tariffs and Trade) (Kein et al., 1999). Het is een internationaal en vrijwillig
certificatielabel (Kein et al., 1999), dat hoofdzakelijk in het leven werd geroepen als reactie
op het feit dat consumenten zich bewust geworden zijn van de milieuproblemen (Miles et al.,
1997). Binnen het ISO 14000 label zijn aantal onderverdelingen terug te vinden. Deze worden
weergegeven in tabel 2.
Tabel 2: De verschillende componenten van ISO 14000
Bron: Quazi et al., 2001
Vooral de ISO 14001-certificatie wordt besproken in de literatuur. De andere zijn eerder
aanvullend te noemen.
Bedrijven kunnen een milieubeheersysteem opstellen in hun management (EMS =
Environmental Management System). Dit bestaat dan als een onderdeel van het gehele
managementsysteem in het bedrijf. Deze bedrijven kunnen er nadien voor opteren hun
managementsysteem te laten certificeren met het ISO 14001 label (Miles et al., 1997).
Het hebben van een ISO 14000 � label kan interessant zijn. Aankopende bedrijven kunnen
leveranciers immers met elkaar vergelijken en indien het aankopende bedrijf zich wil
engageren op ecologisch vlak kunnen leveranciers met een ISO 14000 label bevoordeeld
worden (Sarkis, 2003).
14001 - 14010 : Milieubeheersystemen; het ontwerp, de implementatie en een gids voor het
gebruik ervan
14010 - 14020 : Regelen van de audit op milieuvlak
14020 - 14030 : Het bepalen van systemen voor labeling, symbolengebruik en criteria
14030 - 14040 : het opstellen van milieuperformantie-indicatoren
14040 - 14050 : een beschouwing van de potentiële impact dat een product kan hebben op het
milieu, vanaf de �geboorte� van het product tot aan de fase waarin het product afval geworden is.
44
ISO 14000 is evenwel niet goedkoop. Er moeten personen aangenomen worden die als taak
hebben een managementsysteem te ontwikkelen dat klaar is voor ISO 14000-certificering.
Daarna moet dit nog onderhouden worden, waardoor er jaarlijkse kosten bijkomen (Miles et
al., 1999).
Leveranciers met een FSC-label
Deze vorm van groen aankopen situeert zich in de houtsector.
FSC staat voor �Forest Stewardship Council� en is een organisatie dat onafhankelijke
organisaties, zoals het WWF (dit is World Wide Fund for Nature), aanstelt om bossen te
controleren en ervoor te zorgen dat het bos goed beheerd wordt. Hout dat afkomstig is uit een
goed beheerd bos krijgt dan een FSC-label (FSC, 2007). Het is gebaseerd op 10 principes:
Zoals blijkt uit tabel 3 wordt zowel naar het ecologische aspect als naar het sociale aspect
gekeken. Op ecologisch vlak worden eisen gesteld zoals het respecteren van de wetten
omtrent milieu, er moet bijgeplant worden indien er meer bomen gekapt worden dan er
kunnen aangroeien, de biodiversiteit moet behouden worden, enz. Op sociaal vlak wordt
duidelijk gemaakt dat de plaatselijke bevolking moet gerespecteerd worden (WWF, 2002).
Tabel 3: De 10 principes en criteria van FSC
Bron: WWF, 2002
45
Een onderneming (houtzager, invoerder, handelaar,�) mag enkel maar FSC-gelabeld hout
verkopen indien hij beschikt over een COC-certificering. Dit is een Chain Of Custody
certificering en zorgt ervoor dat het hout volledig kan getraceerd worden vanaf het FSC-
gelabeld bos tot aan de consument. Deze COC-certificering kan verkregen worden indien een
onafhankelijk organisme het bedrijf heeft gecontroleerd. Indien blijkt dat de FSC-houtstroom
volledig gescheiden is van de andere houtstromen, krijgt de onderneming een COC-certificaat
en kan hij FSC-gelabeld hout verkopen (WWF, 2007).
A.2) Betere bedrijfsresultaten?
In het verleden werd er nog niet veel onderzoek uitgevoerd naar het effect van groen
aankopen op de prestaties van de ondernemingen. Carter (2000) poogde deze tekortkoming in
de literatuur goed te maken (Carter et al., 2000) (zie verder in deze paragraaf).
Het ecologisch management op zich werd wel al eens onderzocht door onder andere Klassen
en Mc Laughlin (1996) en Hart en Ahuja (1994). Daar waar Klassen en Mc Laughlin naar het
ecologisch management in zijn geheel keken, onderzochten Hart en Ahuja vooral het effect
van een daling van de vervuiling op de financiële prestaties van een onderneming. Klassen en
Mc Laughlin (1996) stellen dat ecologisch management positieve gevolgen heeft voor de
financiële prestaties van een onderneming op lange termijn. Dit in tegenstelling met een
aantal anderen die argumenteren dat het volgen van regelgevingen op ecologisch vlak te hoge
kosten met zich meebrengt, waardoor de financiële prestaties dalen (Klassen en Mc Laughlin,
1996). Ook Hart en Ahuja (1994) kwamen tot de conclusie dat op langere termijn (ongeveer 2
jaar na het invoeren van een systeem om de vervuiling te doen afnemen) de financiële
resultaten stegen (Hart en Ahuja, 1994).
Ecologisch management wordt door Klassen en Mc Lauglin gedefinieerd als �alle
inspanningen die gedaan worden om ervoor te zorgen dat de negatieve milieueffecten van het
product geminimaliseerd worden� (Klassen and Mc Laughlin, 1996).
De term �groen aankopen� kan ook in deze context bekeken worden. In het onderzoek van
Klassen en Mc Laughlin beperkt men zich echter tot de interne mogelijkheden om
milieuvriendelijk te produceren en wordt het ecologisch aankopen niet nader bestudeerd. Dit
is een vaak voorkomende tekortkoming van het empirisch onderzoek omtrent ecologisch
ondernemen: er wordt zelden naar de supply chain in zijn geheel gekeken, maar vooral naar
46
de individuele bedrijven (Gyöngyi, 2006). Vandaar dat deze onderzoeken eerder te situeren
zijn in het kader van CSR in het algemeen, dan in het kader van CSR in de supply chain.
Carter et al. (2000a) poogden verder te werken op dit onderwerp. Ze ondervonden eveneens
dat er weinig onderzoek werd uitgevoerd naar het effect van groen aankopen op de prestaties
van ondernemingen. Er werden twee hypotheses onderzocht:
Hypothese 1: Groen aankopen leidt tot hogere bedrijfsprestaties
Hypothese 2: Groen aankopen leidt tot lagere bedrijfsprestaties
Hier moet opgemerkt worden dat de onderzoekers zich beperkten tot de industrieën die
consumptiegoederen produceren, aangezien ze veronderstellen dat deze industrieën zich
actiever bezig houden met milieuproblemen en met groen aankopen13. De onderzochte
personen zijn telkens de aankoopmanagers. Ze verkregen een responsgraad van 41,7 procent
(Carter et al., 2000a).
Voor de manier waarop tewerk wordt gegaan bij het onderzoek wordt verwezen naar Carter et
al. (2000a). Enkel de resultaten uit hun onderzoek zullen in het kader van deze scriptie aan
bod komen.
Ze ondervonden dat wanneer een bedrijf groen aankoopt en aan haar leveranciers vraagt om
zich te engageren op ecologisch vlak, het bedrijf een hoger netto-inkomen bereikt. Dit bracht
hen tot de conclusie dat hypothese 1 kan aanvaard worden, groen aankopen is positief
gecorreleerd met de bedrijfsprestaties (Carter et al., 2000a).
B) Reverse Logistics Program
Een �reverse logistics program� is een programma dat opgesteld wordt om ervoor te zorgen
dat overschotten geminimaliseerd worden en het gebruik van gerecycleerde goederen
aangemoedigd wordt (Klausner and Hendrickson, 2000). Het bevat twee hoofdactiviteiten:
1) het terugbrengen van producten naar de producent
13 Deze stelling namen ze over uit een onderzoek dat uitgevoerd werd door Kopicki et al. (1993): KOPICKI, R.,
LEGG, L. and NOVAK, K., 1993, �Reuse and Recycling: Reverse Logistics Opportunities�, Annual Conference
Proceedings, Council of Logistics Management, p. 29-36
47
2) het hergebruiken en recycleren van goederen
(González-Torre et al., 2004).
Om dit te kunnen bereiken moet de design van de supply chain aangepast worden
(Dowlatshahi, 2000). Het gaat over een logistiek in de omgekeerde richting van de supply
chain: producten worden teruggebracht naar de producent om opnieuw te gebruiken in het
productieproces, verpakkingen worden teruggestuurd om te recycleren, enz. (Wu and Dunn,
1995).
Dit alles zorgt ervoor dat overschotten tot het minimum worden herleid. Er wordt zo veel
mogelijk opnieuw gebruikt zodat het milieu kan gespaard worden (González-Torre et al.,
2004). Klausner and Hendrickson (2000) argumenteren in dit verband dat aan de hand van een
reverse logistics program, de producenten minder energie moeten verbruiken voor het maken
van producten. Dit aangezien de teruggekeerde producten opnieuw kunnen worden gebruikt.
Het maakt ook lagere bestellingen bij hun leveranciers mogelijk, waardoor de kosten dalen en
er minder intensief moet geproduceerd worden (Klausner and Hendrickson, 2000). Het is met
andere woorden zowel economisch gezien, als voor het milieu, voordelig een reverse logistics
program op te stellen (González-Torre et al., 2004). Cohen (1988) toonde al eens aan dat
bedrijven die bepaalde zaken opnieuw gebruiken uit de eerder geproduceerde goederen (dit is
�recycleren�) tot 50 % besparen van de productiekost van een volledig nieuw product (Cohen,
1988). Aanvankelijk zullen wel een aantal aanpassingskosten moeten gemaakt worden door
de producent die goederen wil terugnemen, maar eens deze kosten gemaakt zijn, zullen de
baten de kosten overtreffen (González-Torre et al., 2004).
Over het algemeen kan gesteld worden dat het initiatief voor reverse logistics progamma�s het
resultaat is vanwege drie zijden:
- de klant: hij wil producten kunnen terugbrengen
wanneer ze niet gebruikt of verkocht worden
- de industrie: wanneer die geïnteresseerd is in het
hergebruiken van producten
- de overheid: ze wil dergelijke initiatieven
promoten om het milieu te sparen
(Gonzáles-Torre et al., 2004).
48
In het kader van een reverse logistics program is het niet oninteressant de WEEE-richtlijn aan
te halen. WEEE staat voor Waste Electrical and Electronic Equipment. In het Nederlands
komt dit neer op de �Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur�- richtlijn
(Europese Unie, 2003). Dit is een Europese richtlijn die ervoor zorgt dat producenten
verantwoordelijk worden geacht voor het terugnemen en recycleren van elektrische en
elektronische producten. De producenten dienen echter niet persoonlijk in te staan voor het
terugnemen van de elektronische en elektrische apparatuur. Er moet gezorgd worden voor een
systeem waardoor de klanten gratis hun oude apparaten kunnen afgeven in een verzamelpunt.
Dit systeem wordt dan gefinancierd door de producenten (Afval, 2002).
De literatuur omtrent dit systeem blijft evenwel descriptief van aard. Ook de link met het
milieu werd slechts kort aangehaald (Sarkis, 2003).
C) Transport milieuvriendelijker maken
CSR in de supply chain kan ook bekomen worden door het transport van de ene schakel naar
de andere schakel milieuvriendelijker te maken. Hiervoor kunnen bedrijven een aantal acties
ondernemen. De belangrijkste worden hieronder besproken.
C.1) Efficiënte locatie opzoeken
Indien de afstand die afgelegd wordt bij het transport kleiner is, is de potentiële negatieve
invloed op de omgeving geringer (Henry en Gordon, 2003). Bedrijven kunnen hierdoor
opteren zich zo dicht mogelijk bij de afzetmarkt te plaatsen. Dit is evenwel een keuze die in
de algemene kostenberekening reeds aan bod komt: indien de afstand die moet afgelegd
worden kleiner is, zullen de transportkosten lager zijn (Witlox, 2007). Bedrijven blijven
kostenminimaliserende entiteiten (Omey, 2004). Hierdoor wordt verondersteld dat deze
afweging over het algemeen niet vanuit een ecologisch standpunt gemaakt wordt, maar eerder
vanuit het doel de kosten te minimaliseren.
C.2) Milieuvriendelijke brandstoffen
Een tweede manier om het transport minder belastend te laten werken op het milieu, is het
gebruik van milieuvriendelijkere brandstoffen, zoals biobrandstoffen (Boyle en Henderson,
2001). De Europese Commissie (2004) definieert biobrandstoffen als �liquide of gasvormige
49
brandstoffen die gemaakt worden van plantenmaterie en van plantaardige residuen zoals
plantaardig afval, frituuroliën en bijproducten uit land- en bosbouw� (Europese Commissie,
2004). Biobrandstoffen dragen bij tot het verlagen van de CO2-uitstoot. De �US Department
of Energy� beweert in haar biodieselhandleiding dat wanneer de huidige brandstoffen (dit zijn
�fossiele brandstoffen�) volledig zouden vervangen worden door biobrandstoffen, de uitstoot
van CO2 met 78% zou dalen. De biobrandstoffen zijn dan wel CO2-neutraal te noemen, toch
zal er nog altijd een deel CO2-uitstoot blijven bestaan, aangezien voor de productie van
biobrandstoffen fossiele energie vereist is (US Department of Energy, 2006).
C.3) Verpakking
Min en Galle (1997) stellen dat het gebruiken van recycleerbare of herbruikbare verpakkingen
een grote invloed kan hebben op het milieu, aangezien verpakkingen het grootste deel
uitmaken van het nationale afval (Min en Galle, 1997).
De verpakking kan ook bijdragen tot minder vervuiling door transport. Door de wijze waarop
producten verpakt worden (de vorm en de grootte van de verpakking, materialen, enz.)
hebben ze een invloed op de manier waarop ze getransporteerd worden en op de hoeveelheid
van het product dat in één keer kan getransporteerd worden (Sarkis, 2003). Hoe meer er kan
meegenomen worden naar de afzetplaats en hoe beter de vorm van de verpakking het toelaat
om de producten te stapelen, hoe efficiënter het transport. Hierdoor dalen de kosten voor de
onderneming rechtstreeks, maar dus ook de milieukosten (Wu en Dunn, 1995).
3.3.3 Onderzoek naar maatschappelijk verantwoord aankopen
In 2005 werd voor het eerst onderzoek uitgevoerd naar het effect van maatschappelijk
verantwoord aankopen op de prestaties van een bedrijf. Hierbij wordt zowel het ecologische
aspect als het sociale aspect in rekening gebracht. Er werd nagegaan hoe dergelijk
�maatschappelijk verantwoord aankopen�-beleid de kosten van een onderneming beïnvloeden
(Carter, 2005).
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat maatschappelijk verantwoord aankopen de
kosten voor een bedrijf verlaagt. Deze daling van de kosten gebeurt evenwel op een indirecte
wijze. Hiervoor worden het �leervermogen� van een bedrijf en de �prestaties van de
50
leveranciers� als derde en vierde variabele geïntroduceerd. Deze beslissing wordt gemaakt
aan de hand van eerder uitgevoerde onderzoeken die aantonen dat een bedrijf kan leren uit
haar werking en daardoor aanpassingen in haar management kan uitvoeren om efficiënter te
worden14. Een bedrijf kan leren door de relaties die ze aangaat met externe personen, door de
personen die binnen het bedrijf komen werken, door training, door ervaring, enz. (Carter,
2005).
Dit verband moet in een viertal stappen verduidelijkt worden.
Ten eerste wordt aangehaald dat maatschappelijk verantwoord aankopen een positieve
invloed heeft op het leervermogen van een bedrijf. Dit aangezien bedrijven die zich met CSR
(en maatschappelijk verantwoord aankopen als onderdeel daarvan) bezighouden meestal
gezien worden als bedrijven waar er een initiatiefvolle sfeer hangt: de personen binnen een
bedrijf krijgen verantwoordelijkheden en mogen individueel beslissingen nemen, er is meer
flexibiliteit, enz. Carter (2005) haalt in dit verband een onderzoek aan dat aantoont dat
dergelijke bedrijfsculturen een meer solide basis vertonen om bij te leren (Carter, 2005).
Ten tweede heeft maatschappelijk verantwoord aankopen een positief effect op de prestaties
van de leveranciers. Dit aangezien maatschappelijk verantwoord aankopen veelal het
controleren van leveranciers of het aansporen van leveranciers om bepaalde
productiemethoden aan te passen, omvat. Hierdoor moeten leveranciers beter hun best doen
om te kunnen beantwoorden aan de eisen van het aankopende bedrijf. Ook door het opbouwen
van een betere reputatie (door maatschappelijk verantwoord te ondernemen) bij de
leveranciers, kunnen de prestaties van deze laatste ten opzichte van het aankopende bedrijf
verbeteren (Carter, 2005).
14 Carter haalt dit uit onder andere �Garvin, D., 1993, �Building a Learning Organization�, Harvard Business
Review, Vol. 74, Nr. 4, p. 78-91�
Maatschappelijk verantwoord aankopen leervermogen
51
Ten derde; het leervermogen van een bedrijf zorgt ervoor dat het bedrijf haar werking kan
aanpassen. Ook haar gedrag binnen relaties met anderen, zoals de leveranciers, kan
bijgestuurd worden naarmate ze leert. Het bedrijf staat steviger in haar schoenen en kan
bepaalde zaken makkelijker verkrijgen van haar leveranciers (bijvoorbeeld snellere
levertijden). Ze leert eveneens haar bestellingen af te stemmen op de vraag naar haar
producten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het leervermogen van een bedrijf leidt tot
betere prestaties vanwege de leveranciers voor het aankopende bedrijf (Carter, 2005).
Ten vierde; betere prestaties vanwege de leveranciers (bijvoorbeeld snellere levertijden)
leiden uiteindelijk tot lagere kosten (in het voorbeeld: minder voorraden moeten aangehouden
worden) (Carter, 2005).
Maatschappelijk verantwoord aankopen
Betere prestaties leveranciers
leervermogen
Maatschappelijk verantwoord aankopen
Betere prestaties leveranciers
leervermogen
52
Hieruit kan geconcludeerd worden dat bedrijven die maatschappelijk verantwoord aankopen
uiteindelijk lagere kosten kunnen hebben; het kan de bedrijfsprestaties verbeteren (Carter,
2005).
3.4 Verkoop
Na het bekijken van het maatschappelijk verantwoord aankopen (zie supra), moet de aandacht
ook eens gevestigd worden op het maatschappelijk verantwoord verkopen. Aankopen en
verkopen zijn immers beiden een aspect van de supply chain.
De literatuur omtrent het maatschappelijk verantwoord verkopen is schaars. Ze focust vooral
op het ethisch verkopen. Zouden bepaalde producten wel verkocht moeten worden? Is het,
met andere woorden, ethisch om het product op de markt te brengen? (Kang en James, 2007).
Hierbij moet gekeken worden naar de impact van het product op de maatschappij in haar
geheel (Sirgy en Lee, 1996).
Deze vraag behandelt vaak delicate onderwerpen, waar de meningen over het ethisch aspect
van het product verdeeld zijn. Een voorbeeld hiervan is de �do-it-yourself-euthanasiepil�. Dit
is een pil dat kan ingenomen worden wanneer iemand euthanasie wil plegen. Is het ethisch om
Maatschappelijk verantwoord aankopen
Betere prestaties leveranciers
leervermogen
Lagere kosten
53
dergelijk product op de markt te brengen indien er een vraag is vanwege bepaalde
consumenten? (Raes, 2007a).
Ook het verkopen van een nier kan als voorbeeld dienen voor deze vraagstelling. Mag een
nier verkocht worden? Voorstanders argumenteren dat dit het aanbod van nieren kan doen
stijgen, waardoor patiënten minder lang moeten wachten op een niertransplantatie. De
tegenstanders stellen dat dit ervoor zorgt dat een niertransplantatie enkel voor de rijken
toegankelijk zal zijn, terwijl de mensen zonder financiële middelen deze kans niet zullen
krijgen (Rothman, 2002).
Er bestaat consensus in de literatuur over het feit dat bedrijven een product moeten evalueren
op haar (lange termijn-) impact op de maatschappij vooraleer het product op de markt te
brengen (Sirgy en Lee, 1996).
Er werd evenwel geen wetenschappelijke literatuur terug gevonden omtrent het selecteren van
de klanten op basis van een aantal sociale en/of ecologische criteria. Bedrijven zouden dit wel
kunnen doen, maar dit gebeurt zelden tot nooit op vrijwillige basis. Gyöngyi (2006) haalt aan
dat bedrijven zich inderdaad verantwoordelijk voelen voor het product dat ze op de markt
brengen, maar niet voor de acties van hun klanten (Gyöngyi, 2006)15 . Het komt met andere
woorden zelden voor dat bedrijven niet willen verkopen aan klanten die hun producten op
�onverantwoorde� wijze gebruiken (wat dus geldt voor het maatschappelijk verantwoord
aankopen, kan niet rechtlijnig doorgetrokken worden naar het maatschappelijk verantwoord
verkopen).
Een bedrijf blijft immers een winstmaximaliserende entiteit en probeert bijgevolg zo veel
mogelijk omzet te halen (Omey, 2004).
In sommige gevallen hoeft die klantenselectie niet meer te gebeuren:
1) Wanneer een bedrijf bijvoorbeeld milieuvriendelijk aankoopt en produceert (en dit
communiceert naar de buitenwereld toe), zal dit bedrijf vaak vanzelf de �groene�
klanten aantrekken. Ze hoeft met andere woorden de selectie niet meer zelf te maken
(Bagnoli en Watts, 2003).
15 De auteur komt tot deze conclusie aan de hand van een onderzochte paper �Corporate Environmental
Responsibility in the Supply Chain�. Deze paper was op het moment van Gyöngyi�s schrijven nog in nazicht
voor publicatie in de Journal of Cleaner Production en werd nog niet teruggevonden op de database van de
Universiteit van Gent op het moment dat deze scriptie geschreven werd. Merk op dat deze paper ecologisch
verantwoordelijkheidsgevoel behandelt.
54
2) Wanneer er duidelijke regels opgesteld worden door de overheid. Bijvoorbeeld voor
tabak en wapens is een wet opgesteld die duidelijk stelt dat ze niet aan personen
mogen verkocht worden onder een bepaalde leeftijdsgrens. Voor tabak ligt deze grens
in België op 16 jaar (Wetboek, art. 2), voor wapens op 18 (Wetboek, art. 19). De
klantenselectie wordt hier dus door de overheid gemaakt.
55
Hoofdstuk 4: Empirisch onderzoek
Het vierde hoofdstuk van deze scriptie bestaat uit een empirisch onderzoek. Het doel van dit
onderzoek wordt nader beschreven in paragraaf 4.1. Paragraaf 4.2 behandelt de werkwijze,
welke bedrijven geselecteerd werden en wat de reden was om deze bedrijven op te nemen in
het onderzoek. Hierna worden in paragraaf 4.3 kort de beperkingen van het onderzoek
aangehaald. Paragraaf 4.4 geeft de bevindingen uit het onderzoek weer, waarna paragraaf 4.5
afsluit met een besluit.
4.1 Doel
CSR in de supply chain werd in de literatuur nog niet uitgebreid empirisch onderzocht. Het
doel van dit empirische deel is na te gaan hoe bedrijven in België ten opzichte van dit
onderwerp staan. Is het inderdaad een onderwerp dat steeds meer aan belang wint? Of vinden
bedrijven het niet hun taak om leden uit de supply chain te integreren in hun maatschappelijk-
verantwoord-ondernemen-plan?
Een tweede doel van het empirisch onderzoek bestaat erin na te gaan hoe de onderzochte
bedrijven CSR in de supply chain trachten toe te passen. Niet alle onderzochte bedrijven
hebben evenwel een managementtak dat zich bezig houdt met CSR in de supply chain. Hier
wordt dan vooral gepeild naar de reden om dit niet te doen.
4.2 Werkwijze
Het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van interviews. Op deze manier wordt gepoogd
een kwalitatief beeld te scheppen van hoe CSR in de supply chain leeft binnen een aantal
bedrijven die in België gevestigd zijn.
In totaal werden vijf personen ondervraagd:
- De heer Carl Delaere, Sourcing Manager van �Picanol� (zie bijlage 2).
- De heer Jean-Marie Deziron, Algemeen Directeur van een �Asco Joucomatic�-verkooppunt
in België (zie bijlage 3).
56
- De heer Joos Louage, Bedrijfsleider van de firma �Bilterijst� (zie bijlage 4).
- De heer Herman Van de Velde, Gedelegeerd Bestuurder van �Van de Velde� (zie bijlage 5).
- De heer François �t Sas, bedrijfsoprichter voor buitenlandse klanten (zie bijlage 6).
In paragraaf 4.2.1 worden de geïnterviewde personen en bedrijven kort beschreven en wordt
de reden aangehaald om deze bedrijven in het onderzoek op te nemen.
Het interview met de heer Jean-Marie Deziron werd telefonisch afgenomen. De overige vier
interviews ter plaatse.
De vragenlijst die werd opgesteld kan teruggevonden worden in bijlage 1. Er moet evenwel
opgemerkt worden dat vaak van deze lijst werd afgeweken. Tijdens het interview komen
nieuwe vragen op of blijken een aantal opgestelde vragen niet relevant te zijn volgens de
situatie.
4.2.1 De bedrijven
4.2.1.1 De heer Carl Delaere, Sourcing Manager van Picanol
�Picanol� is een onderdeel van de �Picanol Group�. Het ontwikkelt, produceert en verkoopt
weefgetouwen. Zowel Picanol als de hoofdzetel van de Picanol Group bevinden zich in Ieper,
waar een interview afgenomen werd met de heer Carl Delaere, de verantwoordelijke voor de
aankoop bij Picanol.
Het bedrijf werkt hoofdzakelijk met Europese leveranciers, terwijl hun klanten zich vooral in
Zuid- en Oost-Azië bevinden (De heer Delaere, C., 20 juli 2007, Ieper).
Picanol werd gekozen als één van de geïnterviewde bedrijven aangezien dit bedrijf met heel
wat verschillende leveranciers te maken krijgt. De weeffabrieken in Azië waaraan geleverd
wordt, kwamen de laatste jaren bovendien vaak in de media terug (bijvoorbeeld kinderarbeid),
zodat dit een interessante uitvalsbasis vormt voor het nagaan van zowel CSR bij de aankoop
als CSR bij de verkoop.
57
4.2.1.2 De heer Jean-Marie Deziron, Algemeen Directeur van een Asco Joucomatic-
verkooppunt in België
Asco Joucomatic is een bedrijf dat zich specialiseert in de productie van onderdelen voor
machines zoals ventielen, magneetafsluiters, spoelen en dergelijke meer. Ook accessoires
voor de automatisering van machines behoren tot hun domein (De heer Deziron, J.-M., 20 juli
2007, telefonisch).
De hoofdzetel van het bedrijf is gevestigd in Frankrijk. Voor België werd een divisie
opgericht te Brussel, waar de heer Jean-Marie Deziron algemeen directeur is.
Asco Joucomatic werd in het empirisch gedeelte van deze scriptie opgenomen aangezien
tijdens het gesprek met de heer Carl Delaere uit Picanol bleek dat dit bedrijf aan haar klanten
vraagt om een akte te kunnen ondertekenen (De heer Delaere, C., 20 juli 2007, Ieper). Aan de
hand van deze akte heeft Asco Joucomatic er een zeker vertrouwen in dat hun producten niet
gebruikt worden voor het financieren van terreur. Indirect kunnen hun producten namelijk de
terreur helpen bestaan, bijvoorbeeld wanneer ze gebruikt worden bij het produceren van
wapens (De heer Deziron, J.-M., 20 juli 2007, telefonisch).
Dit interview situeert zich, met andere woorden, hoofdzakelijk op vlak van CSR bij de
verkoop.
4.2.1.3 De heer Joos Louage, bedrijfsleider van de firma Bilterijst
Bilterijst is een firma in Wetteren dat tropisch hardhout aankoopt, verwerkt en verkoopt. De
verwerking gebeurt in de vorm van houten brugjes, planken op maat voor terrassen, de houten
balken die gebruikt worden voor het voetgangersgedeelte bij bruggen, enz.
De aankoop van hun hout gebeurt via twee kanalen: een deel wordt aangekocht via invoer, de
rest wordt rechtstreeks in het buitenland aangekocht (De heer Louage, J., 18 juli 2007,
Wetteren).
Aangezien in de literatuurstudie de houtsector met zijn problemen aan bod kwam, werd
ervoor gekozen ook een houtaankopend bedrijf op te nemen in het empirisch gedeelte. De
firma Bilterijst werd gekozen aangezien deze firma met FSC-gelabeld hout werkt (zie
paragraaf 3.3.2.4 A.1)
58
Er werden twee bijkomende interviews in de houtsector afgenomen: de heer Rammant Filip,
aankoopdirecteur bij de firma Rammant te Zedelgem en de heer De Maeseneer Bruno, intern
verkoper bij de firma Lagae te Kortrijk. Dit om een éénzijdige visie op de evoluties in de
houtsector te vermijden. Deze moeten evenwel als bijkomende interviews gezien worden en
zijn niet even uitgebreid als het interview met de heer Louage. Er werden voornamelijk
vragen gesteld rond het FSC-gelabeld hout (Zie bijlage 7).
4.2.1.4 De heer Herman Van de Velde, Gedelegeerd Bestuurder van Van de Velde
Het bedrijf Van de Velde is gelokaliseerd in Schellebelle en produceert lingerie. Het
vertegenwoordigt de merken Marie Jo, Marie Jo L�Aventure en PrimaDonna. Al het
voorbereidend werk wordt in België verricht. Hierbij denkt men bijvoorbeeld aan het ontwerp
van de lingerie. Er worden enkel Europese materialen gebruikt, zoals kant uit Zwitserland,
geprinte stoffen uit Italië,� In België worden de stoffen dan aan de hand van patronen op
maat gesneden, waarna ze naar het buitenland gestuurd worden om te bewerken tot het
afgewerkt product. Dit aangezien de productie zeer arbeidsintensief is en de loonkosten in het
buitenland (bijvoorbeeld China) lager liggen dan in België. Daarna komen de producten
integraal terug naar België om verkocht te worden aan de detailhandelaars (De heer Van de
Velde, H., 19 juli 2007, Schellebelle).
Ook de textielsector kwam in het kader van CSR vaak in de media terecht. Een voorbeeld
hierbij is Nike, wat beschreven werd in de literatuurstudie. Vandaar dat ook een textielbedrijf
opgenomen wordt in het empirisch gedeelte van de scriptie.
De keuze voor Van de Velde kwam er aangezien Van de Velde één van de vier bedrijven is in
België die een SA 8000-label bezitten (zie paragraaf 3.3.1.4 C.) De anderen zijn �Randstad
Belgium nv�, �Trace! sa� en �Triscall Belgium s.p.r.l.� (SAI, 2007b).
4.2.1.5 De heer François �t Sas
De heer François �t Sas is gespecialiseerd in het opzetten van bedrijven in opdracht van
buitenlandse ondernemers. Dit houdt in dat hij een bedrijf op poten stelt van begin tot eind.
Hiervoor zoekt hij een locatie op, geeft hij advies op vlak van welke machines en gebouwen
er nodig zijn en staat hij in voor het aanwerven en de training van de werknemers. Hij werkt
hoofdzakelijk voor tapijtbedrijven (De heer �t Sas, F., 21 juli 2007, Kortrijk).
59
Het is niet oninteressant iemand met een dergelijke functie op te nemen in het empirisch
gedeelte van de scriptie. Hieruit zou immers kunnen blijken dat de buitenlandse ondernemers
meer, minder of andere eisen stellen aan de heer �t Sas. Dit kan op sociaal vlak (bijvoorbeeld
bij de aanwerving van de werknemers) of op ecologisch vlak (bijvoorbeeld wanneer de
machines moeten gekozen worden kunnen de ondernemers vragen deze zo milieuvriendelijk
mogelijk te houden).
4.3 Beperkingen
Aangezien het onderzoek slechts plaats vond in vijf bedrijven, kan dit onderzoek niet zonder
meer veralgemeend worden naar de volledige Belgische industrie. Er werd evenwel goed
nagedacht over de geïnterviewde personen en gepoogd de sectoren te bereiken die in de
literatuurstudie aan bod kwamen, zoals de hout- en textielindustrie.
Verder dient eveneens rekening gehouden te worden met het feit dat de gegevensverzameling
aan de hand van interviews afhankelijk is van de interviewer. Hierdoor is het mogelijk dat er
een interviewerbias ontstaat en de gegevens bijgevolg niet steeds even betrouwbaar zijn (De
Pelsmacker en Van Kenhove, 2002).
Een volgende beperking voor het onderzoek is het feit dat maatschappelijk verantwoord
ondernemen een delicaat onderwerp is in de bedrijfswereld. Er werd bijvoorbeeld telefonisch
contact opgenomen met de bandenproducent Goodyear. Dit bedrijf kwam een week voordien
echter negatief in het daglicht te staan na een reportage in de media. Mede hierdoor was
Goodyear niet bereid een interview te laten afnemen in het kader van deze scriptie. Het is
eveneens mogelijk dat bedrijven hun activiteiten op vlak van CSR beter voorstellen dan in
werkelijkheid om een positieve indruk na te laten.
Verder wordt erop vertrouwd dat de bekomen informatie correct is.
Deze beperkingen zorgen ervoor dat er geen sluitende conclusies kunnen getrokken worden
uit de bekomen informatie. Een aanvullend kwantitatief onderzoek is hiervoor vereist (De
Pelsmacker en Van Kenhove, 2002).
60
4.4 Resultaten
Voor de bespreking van de bevindingen die uit de interviews bekomen werden, zal dezelfde
structuur gebruikt worden als in hoofdstuk 3 uit de literatuurstudie.
Vooreest wordt de aankoop behandeld (zie paragraaf 4.4.1). Hierin zal opnieuw een
onderscheid gemaakt worden tussen het sociale aspect en het ecologische aspect,
respectievelijk paragraaf 4.4.1.1 en paragraaf 4.4.1.2. Bij de bespreking van het ecologische
aspect zal de nadruk gelegd worden op het bekijken van de houtsector. Vervolgens wordt ook
de verkoop behandeld in paragraaf 4.4.2.
Tijdens de interviews werd voornamelijk gepeild naar de eventuele eisen die gesteld werden
aan de leveranciers. Worden de leveranciers op basis van een aantal criteria gekozen? Zijn
deze criteria meestal financieel van aard of wordt er ook rekening gehouden met de sociale
en/of ecologische prestaties van de leverancier? Deze zaken zullen in wat volgt uitgebreid aan
bod komen. Voor de selectie van de klanten wordt het bedrijf Asco Joucomatic besproken.
4.4.1 Aankoop
Alvorens de aankoop te bespreken kan net zoals bij het literatuurgedeelte eveneens een
opmerking gemaakt worden omtrent culturele verschillen. Het werd tijdens de interviews
duidelijk dat er inderdaad culturele verschillen bestaan tussen handeldrijvende landen.
De heer François �t Sas spreekt zelfs niet over �een andere cultuur�, maar over �een andere
wereld�. Heel wat bedrijfsleiders waar hij voor werkt zijn immers van mening dat het
belangrijkste onderdeel van het bedrijf de machines zijn, terwijl in België vaak het personeel
als belangrijkste onderdeel worden aangeduid. Dit zou overigens niet enkel voor de
bedrijfleiders gelden, maar ook voor de werknemers. De heer �t Sas kent bijvoorbeeld
persoonlijk een bedrijfsleider in het buitenland waar hij een bedrijf voor op poten gesteld
heeft. Deze bedrijfleider wou iets veranderen aan de situatie waarin de werknemers moeten
leven. Vaak leven de arbeiders op een kleine ruimte met tien personen bijeen, waar maar één
toilet en één douche beschikbaar is. Deze voorzieningen verkeren soms in een slechte staat.
Om die reden installeerde hij douches binnen het bedrijf, zodat de werknemers konden
douchen voor ze naar huis gingen of tijdens de pauzes. De werknemers bleken deze hulp niet
te aanvaarden en vernielden als reactie de geplaatste douches (De heer �t Sas, F., 21 juli 2007,
61
Kortrijk). Dit maakt duidelijk dat de denkwijze van ondernemers en werknemers verschilt
tussen landen.
Het is met andere woorden niet steeds even makkelijk om te bepalen wat er zou moeten
gebeuren om aan CSR te doen. In sommige gevallen zijn de culturen zodanig verschillend, dat
wat voor de ene persoon �juist� lijkt, niet noodzakelijk �juist� is voor de andere.
De heer Herman Van de Velde haalt aan dat niet enkel de culturele verschillen moeten in
rekening gebracht worden, maar ook de verschillen inzake ontwikkelingsfase. Hij geeft hierbij
het voorbeeld van de SA 8000-certificering. Om dit label te kunnen krijgen, mag een bedrijf,
onder andere, geen kinderen tewerk stellen onder de 15 jaar, tenzij de locale wet de
minimumleeftijd anders ziet. Vaak zijn dergelijke wetten echter niet aanwezig. Tijdens de
jaren tachtig wierf de heer Van de Velde meisjes aan die toen 14 jaar waren. Op dat moment
was dit niet abnormaal. Vandaar dat het volgens hem niet correct is dat dergelijke
verplichtingen zouden opgelegd worden aan leveranciers uit landen die in een
ontwikkelingsfase zitten dat overeen komt met de ontwikkelingsfase van België tijdens de
jaren tachtig (De heer Van de Velde, H., 19 juli 2007, Schellebelle).
4.4.1.1 Sociaal
Voor de bespreking van de resultaten in het handig eerst een overzicht te geven van welke
bedrijven iets te vertellen hadden over het onderwerp. Dit wordt weergegeven in tabel 4.
Tabel 4: Overzicht sociaal aspect
Bron: interviews, zie bijlagen
62
A) Selectie van de leveranciers
De geïnterviewden kregen de vraag of ze hun leveranciers kiezen op basis van een aantal
criteria die het bedrijf vooropstelt. De geïnterviewde personen reageerden hier allen
bevestigend op. De leveranciers moeten inderdaad aan een aantal voorwaarden voldoen.
Hierbij waren de financiële criteria echter prominenter aanwezig dan de sociale (en/of
ecologische) criteria.
Picanol, bijvoorbeeld, controleert elk bedrijf waar ze mogelijks mee zullen samen werken op
vlak van financiële prestaties, leveringstijd, structuur binnen het bedrijf, de prijs, enz. Er
worden geen sociale eisen gesteld aan de leveranciers. De reden hiervoor ligt voor Picanol in
het feit dat een selectie van leveranciers op vlak van sociale prestaties niet mogelijk is. Dit
hoofdzakelijk om financiële redenen. Er wordt verondersteld dat de leveranciers in orde zijn
met de regels die in hun land opgelegd worden (De heer Delaere, C., 20 juli 2007, Ieper).
De heer �t Sas bemerkt in dit verband dat er weinig tot geen sociale eisen gesteld worden door
de bedrijven die hem aanstellen om een filiaal op te zetten in het buitenland. De
bedrijfsleiders willen vooral een filiaal dat goed werkt en geld opbrengt. Wat de heer �t Sas
wel nog wou opmerken is dat de werknemers voldoende betaald worden in de filialen die hij
opzet. Aangezien hij vooral voor tapijtbedrijven werkt, neemt de opleiding van een
werknemer ongeveer zes maanden in beslag, waardoor de bedrijfsleiders niet willen dat ze
ontslag nemen. Het opleidingsproces zou in dat geval opnieuw moeten gestart worden (De
heer �t Sas, F., 21 juli 2007, Kortrijk).
Asco Joucomatic stelt wel expliciet sociale eisen aan de leveranciers. Dit betekent echter niet
dat de financiële criteria aan de kant geschoven worden. Asco Joucomatic vergelijkt eerst de
leveranciers op vlak van prijs, levertijd, dienst na verkoop, enz. Daarna worden de sociale
eisen pas gesteld. Deze eisen houden in dat de leveranciers hun goederen niet mogen
produceren met behulp van terreurgelden. Deze eis wordt gesteld aangezien het de
bedrijfscultuur van Asco Joucomatic is om de terreur niet aan te moedigen (De heer Deziron,
J.-M., 20 juli 2007, telefonisch). Dit aspect komt ook nog terug bij de verkoop.
De firma Bilterijst bekijkt voor de leveranciersselectie eerst en vooral of de leverancier FSC-
gelabeld hout aanbiedt. Dit aangezien de heer Louage er persoonlijk van overtuigd is dat de
63
houtsector in gevaar zou kunnen komen wanneer er teveel bomen gekapt worden (De heer
Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren). Uit de literatuurstudie kan opgemaakt worden dat bij
FSC-gelabeld hout zowel ecologische als sociale vereisten opgenomen worden. In deze zin
houdt de firma Bilterijst ook rekening met sociale aspecten bij de selectie van de leveranciers.
Deze sociale vereisten zijn echter in mindere mate aanwezig. De nadruk wordt op het
ecologische gelegd16. Toch wordt in tabel 4 een kruisje tussen haakjes geplaatst bij de firma
Bilterijst wanneer de sociale selectiecriteria bekeken worden.
Het bedrijf Van de Velde selecteert eveneens haar leveranciers op basis van sociale criteria.
Hierbij wordt gekeken naar aspecten zoals: eerlijk loon voor de werknemers, recht op
vereniging, geen discriminatie, gezonde en veilige werkomstandigheden, enz. Dit heeft ervoor
gezorgd dat Van de Velde een SA 8000 label kreeg. Hierdoor worden ze om de drie jaar
grondig gecontroleerd en vindt om de zes maanden een tussentijdse audit plaats17. Net zoals
bij Asco Joucomatic zullen de financiële selectiecriteria hier echter niet onder lijden (De heer
Van de Velde, H., 19 juli 2007, Schellebelle).
B) Controle
Voor Van de Velde houdt het selecteren van leveranciers op basis van sociale criteria in dat
de buitenlandse ateliers waarmee samengewerkt wordt, doorgelicht worden door externe
bureaus. De lingeriefabriek in China waarmee Van de Velde samenwerkt, bijvoorbeeld, heeft
een WRAP-label (Dit is een Worldwide Responsible Apparel Production label) om aan te
tonen dat de lingerie op een verantwoorde manier geproduceerd werd (De heer Van de Velde,
H., 19 juli 2007, Schellebelle).
Van de Velde heeft tevens personen intern in het bedrijf die jaarlijks een aantal Europese
leveranciers uitkiezen die ze gaan controleren. Deze controle gebeurt niet overal op dezelfde
manier. Leveranciers worden vaak gecontroleerd op basis van het aandeel dat ze hebben in de
totale omzet van het bedrijf. Zo vertelde de heer Van de Velde dat een leverancier van
knoopjes op een andere manier gecontroleerd wordt dan een leverancier die verantwoordelijk 16 Vandaar dat de firma Bilterijst prominenter aanwezig zal zijn bij de bespreking van het ecologische aspect. 17 De bedrijfsresultaten werden niet beïnvloed via hogere verkopen sinds Van de Velde over een SA 8000 label
beschikt. De heer Van de Velde merkte hierbij op dat Van de Velde over een specifiek cliënteel beschikt:
mensen kopen de lingerie omdat het van het merk Marie Jo, Marie Jo L�Aventure of PrimaDonna is, niet omdat
het sociaal verantwoord geproduceerd wordt (De heer Van de Velde, H., 19 juli 2007, Schellebelle).
64
is voor ongeveer tien procent van de totale bedrijfsomzet. De knoopjesleverancier is voor het
bedrijf minder belangrijk. Indien deze leverancier de sociale (en/of ecologische) normen in
mindere mate zou respecteren, dan heeft dit geen noemenswaardige gevolgen voor de
maatschappelijke verantwoordelijkheid van de lingerie in zijn geheel (De heer Van de Velde,
H., 19 juli 2007, Schellebelle).
De reden voor deze CSR in de supply chain is voor de heer Van de Velde tweeërlei.
Ten eerste voelt het bedrijf Van de Velde zich kwetsbaar voor reputatieverlies aangezien
Marie Jo, Marie Jo L�Aventure en PrimaDonna merken zijn. Hij denkt hierbij terug aan de
problemen die Nike gehad heeft.
Ten tweede vertelt hij dat dit voornamelijk op vraag van de vakbonden gekomen is. Deze
wilden niet enkel dat Van de Velde zei dat het ethisch onderneemt, maar wou daar ook bewijs
voor. Vandaar dat Van de Velde ernaar streefde een SA 8000 label te kunnen bemachtigen en
de vakbonden bewijs probeert voor te leggen van de controle op de leveranciers (De heer Van
de Velde, H., 19 juli 2007, Schellebelle).
Het bedrijf Van de Velde voelt zich met andere woorden eerder verplicht CSR in de supply
chain toe te passen.
Asco Joucomatic controleert de leveranciers echter niet op de vooropgestelde eisen. Er wordt
hoofdzakelijk op vertrouwen gehandeld. De reden hiervoor is dat deze controle te kostelijk
zou zijn (De heer Deziron, J.-M., 20 juli 2007, telefonisch).
Het bedrijf Bilterijst rekent op het WWF voor de controle op het FSC-label. Deze instelling is
namelijk verantwoordelijk voor zowel de uitgave van, als de controle op het FSC-label. De
heer Louage gaat ook zelf twee keer per jaar naar Kameroen, waar hij het hout inkoopt. Deze
bezoeken hebben echter niet tot doel de leveranciers sociaal te controleren. Er wordt
voornamelijk naar de economische prestaties van de leveranciers gekeken (De heer Louage,
J., 18 juli 2007, Wetteren).
Er kan geconcludeerd worden dat wanneer er geen leverancierselectie op basis van sociale
criteria voorkomt, dit hoofdzakelijk te maken heeft met het feit dat dit financieel niet haalbaar
is. Daar waar er wel een sociale leveranciersselectie gemaakt wordt komt dit voort uit
persoonlijke overtuigingen (Bilterijst en Asco Joucomatic) of omdat het bedrijf zich verplicht
voelt (Van de Velde).
65
B.1) Opmerking
Zowel in het interview met de heer Delaere (Picanol) als met de heer Van de Velde kwam
naar voor dat het probleem met sociale aspecten bij de leveranciers niet van toepassing is voor
Europa18. Dit wordt bovendien aangehaald als bijkomende reden waarom Picanol de
leveranciers niet controleert. Picanol werkt namelijk hoofdzakelijk met Europese leveranciers
samen (De heer Delaere, C., 20 juli 2007, Ieper). De heer Delaere vermeldt bovendien dat
wanneer samengewerkt wordt met grote bedrijven, over het algemeen, samengewerkt wordt
met goede bedrijven (De heer Delaere, C., 20 juli 2007, Ieper).
Ook Van de Velde werkt samen met Europese leveranciers. Deze worden in mindere mate
gecontroleerd dan de niet-Europese leveranciers. Er heerst een vertrouwen dat aan de
plaatselijke wetten een voorschriften voldaan wordt (De heer Van de Velde, H., 19 juli 2007,
Schellebelle).
4.4.1.2 Ecologisch
Alvorens het ecologische aspect te bespreken, kan opgemerkt worden dat bedrijven een
grotere gevoeligheid voor ecologische zaken vertonen, dan voor sociale zaken. Het publiek
brengt haar bezorgdheid omtrent het milieu duidelijker naar voor (De heer Van de Velde, H.,
19 juli 2007, Schellebelle).
Hierna worden vooreest de ecologische labels besproken die gehanteerd worden door een
aantal geïnterviewde bedrijven (paragraaf A).
Paragraaf B haalt het transport aan en de eventuele inspanningen die geleverd worden om het
transport milieuvriendelijker te maken.
Paragraaf C bespreekt tot slot de vraag of er een reverse logistics programma (zie paragraaf
3.3.2.4 B.) opgesteld wordt voor de recyclage. Er moet evenwel opgemerkt worden dat enkel
het bedrijf Asco Joucomatic een zeker vorm van reverse logistics gebruikt.
18 Ook de heer Louage meldt in dat verband dat de leveranciers uit Afrika die in Nederlandse handen zijn, betere
werkomstandigheden kennen dan onder de Afrikaanse normen (De heer Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren).
66
A) Labels
Er werd aan de geïnterviewde personen gevraagd of er aan de leveranciers eisen gesteld
worden op ecologisch vlak. Wordt er bijvoorbeeld van de leverancier verwacht dat hij ervoor
zorgt dat het milieu zo min mogelijk vervuild wordt? Dat de leverancier meehelpt aan het
behoud van bossen en wouden?
Volgens de branche waarin de geïnterviewde personen actief zijn, zal er een onderscheid
gemaakt worden tussen de houtsector en de textielsector.
Voor de houtsector komt voornamelijk het bedrijf Bilterijst aan bod. Er werd eveneens
telefonisch contact opgenomen met de firma Lagae in Kortrijk en de firma Rammant in
Zedelgem (zie bijlage 7). Dit om een éénzijdige visie op de houtsector te vermijden. Er
werden vragen gesteld omtrent het FSC-gelabeld hout en de problemen die daaromtrent
ontstaan.
Voor de textielsector wordt het bedrijf Van de Velde besproken.
A.1) De houtsector
Het bedrijf Bilterijst opereert in tropisch hardhout. Voor de aankoop van het hout wordt zowel
met invoer als met rechtstreekse aankoop in het buitenland gewerkt. De invoer van het hout
komt bij het bedrijf Bilterijst voornamelijk uit Nederland. Bij de invoer maken hun
Nederlandse leveranciers er een statement van enkel ethisch aan te kopen. De leveranciers
worden erop vertrouwd dat inderdaad te doen, aangezien er geen controle plaatsvindt
vanwege de firma Bilterijst. Dit is opnieuw omwille van financiële redenen niet haalbaar (De
heer Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren).
Bij de rechtstreekse aankoop in het buitenland gaat het vooral over hout dat afkomstig is uit
Afrika, Kameroen in het bijzonder. Hierbij wordt eerst en vooral nagegaan of de leveranciers
FSC-gelabeld hout aanbieden Indien de leverancier een FSC-label kan voorleggen, kan de
firma Bilterijst er relatief zeker van zijn dat het hout afkomstig is van een goed beheerd bos
(De heer Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren). Ook de firma Lagae en Rammant kopen FSC-
gelabeld hout aan (De heer De Maeseneer, B., 21 juli 2007, telefonisch en de heer Rammant,
F., 21 juli 2007, telefonisch). De firma Lagae kan gezien worden als de pioneer in België op
67
vlak van aankoop van gelabeld hout. Vandaag de dag kopen steeds meer houtbedrijven FSC-
gelabeld hout aan (De heer De Maeseneer, B., 21 juli 2007, telefonisch).
Voor de controle op de leveranciers rekent de firma Bilterijst op het WWF. Zij zijn immers
verantwoordelijk voor de controle op de houtkappende bedrijven na het uitgeven van een
FSC-label (De heer Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren).
Een dergelijk FSC-label is echter niet de perfecte oplossing wanneer een houtaankopend
bedrijf ethisch wil aankopen. Het is immers onmogelijk om enkel gecertificeerd hout aan te
kopen. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat het WWF (dit is de organisatie die het
label toekent aan houtkappende bedrijven en de controle erop uitvoert) haar eisen te hoog legt.
Hierdoor is er te weinig gelabeld hout om aan de vraag te kunnen voldoen. Dit zorgt ervoor
dat houtaankopende bedrijven zich genoodzaakt voelen eveneens niet-gecertificeerd hout aan
te kopen (De heer Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren, de heer Rammant, F., 21 juli 2007,
telefonisch en de heer De Maeseneer, B., 21 juli 2007, telefonisch).
Aankoop FSC-gelabeld hout in België
De heer Louage merkte tijdens het interview op dat de houtsector in België nog niet volledig
gewonnen is voor gecertificeerd hout. Dit zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat de
overheid niet consequent is wat betreft haar wetgeving. Er werd een voorbeeld gegeven van
een openbare aanbesteding dat georganiseerd werd door de stad Knokke-Heist, voor het
heraanleggen van de strandhagen. Minister Verhofstadt had eerder een wet goedgekeurd die
stelt dat alle openbare besturen gebruik moeten maken van gelabeld hout. De firma Bilterijst
was eveneens geïnteresseerd in het werk in Knokke-Heist en stuurde haar aanbesteding in. Ze
kregen het werk niet. Toen de heer Louage om uitleg kwam vragen, kwam hij echter te weten
dat het gekozen bedrijf geen gelabeld hout gebruikt. Dit bracht de heer Louage ertoe te stellen
dat het moeilijk is om ervoor te zorgen dat de Belgische houtsector voor FSC-hout gewonnen
geraakt. De overheid zou consequenter moeten handelen (De heer Louage, J., 18 juli 2007,
Wetteren).
Bedrijfsresultaten?
De firma Bilterijst merkt geen betere bedrijfsresultaten sinds er met gelabeld hout gewerkt
wordt. Op de vraag waarom hij dan zelf zo veel mogelijk gelabeld hout aankoopt, antwoordde
68
de heer Louage dat dit met twee zaken te maken heeft. Ten eerste koopt hij dit hout aan vanuit
zijn eigen overtuigingen19, en ten tweede ziet hij dit als �de rest een stapje voor zijn�. Hij
gelooft immers dat we op dit moment in een overgangsfase zitten binnen de houtsector en dat
bedrijven die nu met niet-gelabeld hout werken, dat binnen een paar jaar wel zullen doen (De
heer Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren).
De heer De Maeseneer merkt bovendien op dat FSC-gelabeld hout vaker fouten vertoont dan
niet gelabeld hout. Het hele opzet van gelabeld hout is immers het leveren van duurzaam hout.
Vele bomen omkappen past niet in deze context. Indien het beste en mooiste hout wil
verkregen worden moet men evenwel veel bomen omkappen om uit elke boom het beste stuk
te kunnen halen. Bij gelabeld hout wordt de boom in de mate van het mogelijke volledig
gebruikt. Hierdoor ontstaan soms fouten (De heer De Maeseneer, B., 21 juli 2007,
telefonisch). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat niet-gelabeld hout populairder is bij de klant
dan gelabeld hout.
A.2) De textielsector
Ook het bedrijf Van de Velde is actief op vlak van het controleren van de leveranciers omtrent
ecologische zaken. Zij volgen het Ökotex-label. Dit is een label waarin normen worden
opgesteld waaraan de textielsector zou moeten voldoen, zoals bijvoorbeeld geen lood
gebruiken bij de kleuring van de stoffen. Het bedrijf Van de Velde kleurt haar stoffen niet
zelf, maar werkt met leveranciers. De betekenis van het �volgen van het Ökotex-label� komt
er op neer dat ongeveer 90% van de leveranciers voldoet aan het label. De overige
leveranciers willen de kosten die eraan vasthangen niet maken (De heer Van de Velde, H., 19
juli 2007, Schellebelle).
B) Transport
In de literatuurstudie werd ook het onderwerp transport besproken. Door het transport op een
bepaalde manier te organiseren kan het negatief effect op de omgeving verkleind worden.
Uit de interviews kan afgeleid worden dat het transport op die manier geregeld wordt dat het
de kosten minimaliseert.
19 Dit is voor de bedrijven Rammant en Lagae eveneens de reden voor het aankopen van FSC-gelabeld hout.
69
Zo wordt bij het bedrijf Bilterijst alles via het water vervoerd. Het transport zou ook mogelijk
zijn via land, maar dit zou de kosten te hoog doen oplopen. Er wordt tevens geopteerd om
houten planken aan te kopen in plaats van volledige boomstammen. Hierdoor ontstaan bij
transport geen ongebruikte holtes tussen de boomstammen in en wordt ervoor gezorgd dat er
minder afval ontstaat. Boomstammen moeten nog zelf versneden worden en hierdoor verkrijgt
men meer houtafval dan wanneer met houten planken gewerkt wordt. Minder houtafval
betekent een hoger rendement van het hout, aangezien meer hout kan verkocht worden. De
kostenoverweging primeert, met andere woorden, bij de regeling van het transport (De heer
Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren).
Het bedrijf Picanol werkt samen met een transportbedrijf. De camions van dit transportbedrijf
zijn steeds bevoorraad met houten paletten. Dit maakt het de leveranciers mogelijk om zo
weinig mogelijk verpakkingsmateriaal te gebruiken. Dit systeem wordt een
�pendelverpakkingssyteem� genoemd. Er werden in het verleden wel al pogingen gedaan om
het transport milieuvriendelijker te regelen. Zo werd bijvoorbeeld nagegaan of het mogelijk
zou zijn om het transport meer per trein te organiseren, dan per vrachtwagen of per boot. Na
het maken van een kosten-baten-analyse waren de kosten hiervoor echter te hoog (de
levertermijnen zouden bijvoorbeeld te lang oplopen), waardoor er op dit moment niet met
transport via trein gewerkt wordt (De heer Delaere, C., 20 juli 2007, Ieper).
De heer Van de Velde vermeldt hierbij dat de klant koning is. Indien deze klant vraagt dat er
intensief geleverd wordt, dan zal Van de Velde dat doen. Het is geen doelstelling voor Van de
Velde om bijvoorbeeld zo veel mogelijk goederen in één keer mee te nemen in de
vrachtwagen. Vroeger werden de goederen van Van de Velde vaak per trein vervoerd.
Wegens het afschaffen van het door Van de Velde gebruikte transportsysteem door de NMBS
is het bedrijf afgestapt van het transport via trein. Het transport van Van de Velde gebeurt
hierdoor nog uitsluitend via de weg (De heer Van de Velde, H., 19 juli 2007, Schellebelle).
Asco Joucomatic probeert wel zo veel mogelijk goederen in één keer te kunnen vervoeren
naar de klant. Dit belast het milieu minder. De heer Deziron merkte evenwel op dat deze
keuze niet vanuit een ecologisch standpunt genomen werd, maar vanuit een kostenverlagend
perspectief (De heer Deziron, J.-M., 20 juli 2007, telefonisch).
Er wordt met andere woorden steeds een kosten-batenanalyse gemaakt wanneer het transport
moet bekeken worden. Het valt op dat alle onderzochte bedrijven hun transportkeuzes maken
aan de hand van de kostenoverweging of vanuit het perspectief de klant tevreden te stellen.
70
C) Reverse Logistics Programma
De geïnterviewde personen kregen eveneens de vraag of er een systeem opgesteld wordt
binnen het bedrijf dat ervoor zorgt dat verkochte goederen kunnen teruggebracht worden om
opnieuw in het productieproces gebruikt te worden (dit is een reverse logistics programma).
In het bedrijf Van de Velde wordt niet met een reverse logistics programma gewerkt. De
klanten kopen het product aan op eigen risico. Indien de producten niet verkocht kunnen
worden aan de eindconsument, kan er geen teruggave-recht ingeroepen worden. Enkel in
geval van fouten (bijvoorbeeld fabricagefouten) kan de klant de goederen terugsturen naar
Van de Velde (De heer Van de Velde, H.,19 juli 2007, Schellebelle).
Ook Asco Joucomatic neemt enkel producten terug die fouten vertonen. Het voordeel van
Asco Joucomatic is echter dat de teruggebrachte goederen vaak opnieuw kunnen gebruikt
worden. Het koper dat in hun producten aanwezig is kan bijvoorbeeld makkelijk gesmolten
worden om opnieuw te gebruiken (De heer Deziron, J.-M., 20 juli 2007, telefonisch). Er
wordt, met andere woorden, gerecycleerd, maar niet op regelmatige basis.
Bij Picanol is een reverse logistics systeem volgens de heer Delaere niet nodig. De klant denkt
goed na vooraleer het product van Picanol aangekocht wordt en zal bijgevolg geen impulsieve
aankopen doen. Dit aangezien het over grote en dure stukken gaat; de weefgetouwen. Er
wordt bovendien geproduceerd op order, waardoor er nauwelijks machines verkocht worden
die nadien niet in het productieproces van de klant ingezet worden (De heer Delaere, C., 20
juli 2007, Ieper).
Het houtafval dat bekomen wordt in de firma Bilterijst wordt opnieuw gebruikt. Een deel
ervan gaat naar de particulieren die het als brandhout gebruiken en een ander deel kan
gebruikt worden voor het maken van vloeren. Voor deze laatste toepassing is het Azobe-hout
echter van een minder goede kwaliteit (De heer Louage, J., 18 juli 2007, Wetteren). Er wordt
met andere woorden gerecycleerd, maar dit kan niet volledig in de context van reverse
logistics gezien worden, aangezien het bij reverse logistics eerder gaat over het terugzenden
van verkochte goederen naar de fabriek om daar opnieuw gebruikt te worden bij de productie.
71
4.4.2 Verkoop
Slechts een beperkt aantal bedrijven doen aan CSR bij de verkoop. Dit komt erop neer dat
enkel aan klanten verkocht worden die aan bepaalde sociale en/of ecologische voorwaarden
voldoen. Ook de literatuur omtrent dit onderwerp is schaars. Het bedrijf Asco Joucomatic is
het enige onderzochte bedrijf dat aan CSR bij de verkoop doet. De belangrijkste opmerkingen
worden hieronder besproken.
Asco Joucomatic stelt als belangrijkste eis naar de klanten toe dat hun goederen niet gebruikt
worden om terreur te financieren. In sommige gevallen worden hun producten immers
gebruikt voor het produceren van goederen die de terreur kunnen helpen bestaan, zoals
wapens. Deze eisen worden opgesteld in een voorgedrukt formulier. De klant moet dit
formulier kunnen ondertekenen en terugsturen naar Asco Joucomatic alvorens er geleverd
wordt. Op deze manier kan Asco Joucomatic zich profileren als een anti-terreurbedrijf. De
klanten worden achteraf niet meer gecontroleerd aangezien het volgens De heer Deziron enkel
storend werkt voor de klant. Er wordt met andere woorden op vertrouwen gehandeld (De heer
Deziron, J.-M., 20 juli 2007, telefonisch).
De reden voor deze klantenselectie ligt voornamelijk in het feit dat Asco Joucomatic een
internationaal bedrijf is. De Verenigde Staten zijn heel gevoelig voor dergelijke zaken20 en
controleert bedrijven regelmatig op haar leveringen. Indien er geleverd wordt aan bedrijven
waarvan geweten is dat ze handel drijven in de terreur, worden ze daarop afgestraft (De heer
Deziron, J.-M., 20 juli 2007, telefonisch).
Er kan dus gesteld worden dat het invoeren van deze klantenselectie eerder politiek gestuurd
is.
In het verleden zijn al bestellingen geweigerd door Asco Joucomatic. De heer Deziron geeft
hierbij het voorbeeld van een bestelling voor ventielen. Ze wilden deze ventielen echter niet
leveren aangezien het aankopende bedrijf deze ventielen ook gebruikt voor
deeltjesversnellers. Hierdoor kon Asco Joucomatic niet met zekerheid zeggen dat de ventielen
niet voor terreurdoeleinden zouden gebruikt worden (De heer Deziron, J.-M., 20 juli 2007,
telefonisch).
20 Dit moet bekeken worden in het kader van de gevechten in Irak.
72
De financiële opbrengsten moeten dus plaats maken voor de overtuigingen van het bedrijf. Zo
wordt aan iedereen binnen het bedrijf duidelijk gemaakt dat wanneer ze tegen de
bedrijfscultuur ingaan en toch een twijfelachtige bestelling laten doorgaan, ze dan niet op
steun van Asco Joucomatic zullen kunnen rekenen (De heer Deziron, J.-M., 20 juli 2007,
telefonisch).
Toch is het invoeren van dergelijke code voor de klanten niet altijd even gemakkelijk. Klanten
zouden hierdoor kunnen afhaken of kwaad worden. Asco Joucomatic merkte dit bij het bedrijf
Solvay. Solvay vond dat Asco Joucomatic geen recht had om hen te vertellen wat ze mogen
doen en wat niet. Asco Joucomatic heeft volgens Solvay geen zaken met wat Solvay doet met
de aangekochte goederen. Solvay was bijgevolg niet bereid de akte te ondertekenen. Toch
wordt nog steeds aan Solvay geleverd (De heer Deziron, J.-M., 20 juli 2007, telefonisch).
4.4.2.1 Opmerking
Picanol is een voorbeeld van een bedrijf dat eveneens CSR bij de verkoop zou kunnen
toepassen, aangezien in de textielsector al kritiek geleverd werd op de werkomstandigheden in
de stik- en weeffabrieken in lageloonlanden. Picanol is niet actief in de textielsector, maar
produceert weefgetouwen, waardoor het indirect met de textielsector te maken krijgt.
Een voorbeeld van CSR in de verkoop zou kunnen zijn dat Picanol weigert te verkopen aan
textielateliers waar met kinderarbeid gewerkt wordt. Dit gebeurt echter niet. De voornaamste
reden hiervoor is dat het te kostelijk zou zijn om dit allemaal te controleren. Een tweede reden
is het feit dat er niet altijd kan vertrouwd worden op de controles. Indien er een bezoek
gebracht wordt aan de fabrieken, is het mogelijk dat al de kinderen bijvoorbeeld voor een dag
thuisblijven (De heer Delaere, C., 20 juli 2007, Ieper).
Aangezien Asco Joucomatic eveneens leverancier is aan Picanol, werd aan Asco Joucomatic
de vraag gesteld of zij Picanol hierop controleren. Worden er eisen gesteld naar Picanol toe
dat ze niet mogen leveren aan fabrieken waar, bijvoorbeeld, met kinderarbeid gewerkt wordt?
Ook hier is het antwoord negatief. Asco Joucomatic concentreert zich voornamelijk op de
terreurbestrijding (De heer Deziron, J.-M., 20 juli 2007, telefonisch).
73
4.4.3 Algemene opmerking
Zowel de heer Van de Velde als de heer �t Sas lieten verstaan dat het CSR-gebeuren vandaag
de dag te veel als een managementinstrument gebruikt wordt. De heer Van de Velde vindt het
enerzijds een positieve zaak dat de ontwikkeling naar meer en meer CSR ervoor zorgt dat
bedrijven zich bewust worden van wat de issues zijn, maar vindt anderzijds dat CSR in de ziel
van de onderneming moet zitten. Hij vindt dat CSR moet ingebed zitten in het bedrijf en dat je
er als bedrijf niet mee te koop mag lopen (De heer Van de Velde, 19 juli 2007, Schellebelle).
De heer �t Sas geeft hierbij het voorbeeld van een bedrijf dat �het meest groene tapijt�
produceerde. Dit tapijt werd geprofileerd als een tapijt dat op dusdanige wijze geproduceerd
werd dat het milieu minimaal belast werd. Na onderzoek zag de heer �t Sas echter dat het
tapijt op volledig dezelfde manier geproduceerd werd als in zijn opgezette tapijtbedrijven
(zelfde garen en dergelijke). Mede hierdoor stelt hij dat �groen in is� en dit als een
publiciteitscampagne gebruikt wordt (De heer �t Sas, 21 juli 2007, Kortrijk).
4.5 Besluit
Een eerste conclusie dat kan getrokken worden uit het empirisch gedeelte van deze scriptie is
dat er inderdaad culturele verschillen bestaan in het handeldrijven. De mening over hoe
bedrijven zouden moeten werken en aan welke ecologische en sociale eisen moet worden
voldaan, verschilt over de wereld. Dit maakt het voor de bedrijven moeilijk om aan CSR te
doen in de supply chain. De leveranciers kunnen immers een andere denkwijze hanteren dan
het bedrijf. Indien een eis gesteld wordt omtrent ecologische of sociale aangelegenheden bij
de leverancier, kan het aankopend bedrijf op onbegrip stoten vanwege de leverancier.
Wanneer bedrijven hun leveranciers zoeken en selecteren wordt vooral naar de financiële
criteria gekeken. Is het bedrijf in staat op tijd te leveren? Is het bedrijf een gezond bedrijf dat
voldoende opbrengsten genereert? Is het bedrijf betrouwbaar? Worden de goederen tegen een
lage prijs aangeboden? Enz. De sociale en ecologische criteria voor het selecteren van
leveranciers zijn eerder gering.
Toch stellen een aantal onderzochte bedrijven naast de financiële criteria ook niet-financiële
criteria voorop.
74
De bedrijven die sociale eisen stellen aan hun leveranciers zijn Van de Velde, Asco
Joucomatic en Bilterijst. Hierin neemt Van de Velde het voortouw aangezien dit het enige
onderzochte bedrijf is met een SA 8000 label en dat de leveranciers zowel selecteert als
controleert achteraf.
De bedrijven die ecologische eisen stellen aan hun leveranciers zijn Bilterijst (samen met de
twee extra telefonische interviews in de houtsector, zie bijlage 7) en Van de Velde. In de
houtsector wordt in het kader van CSR in de supply chain vooral met FSC-gelabeld hout
gewerkt. In de textielsector werd Van de Velde besproken, die het Ökotex-label volgt.
De controle van de leveranciers achteraf gebeurt zelden. Enkel het bedrijf Van de Velde
controleert zelf de leveranciers op het naleven van de eisen. Dit aangezien Van de Velde een
SA 8000 label heeft en één van de verplichtingen hiervan de controle is. Bij het bedrijf
Bilterijst en Asco Joucomatic wordt voornamelijk op vertrouwen gehandeld. De te hoge
kosten die vasthangen aan leverancierscontrole worden eveneens aangehaald als reden om
geen controles uit te voeren. Dit komt overeen met wat Emmelhainz en Adams argumenteren:
bedrijven soms veel moeite doen om een gedragscode voor de leveranciers op te stellen, maar
falen in het eisen van documenten, het uitvoeren van onderzoeken ter plaatse, interviews met
de werknemers en managers, enz (zie paragraaf 3.3.1.4 A.2).
Een volgende conclusie die kan getrokken worden uit het empirisch onderzoek is dat een
�merk� het over het algemeen makkelijker heeft. Deze conclusie wordt getrokken uit de Van
de Velde case. Van de Velde heeft een welbepaald cliënteel. Dit cliënteel zal niet snel
overstappen naar een ander soort lingerie omdat het bijvoorbeeld ecologischer geproduceerd
werd.
Aan de andere kant is een werk wel kwetsbaarder. Het kan sneller geviseerd worden en is
gevoeliger voor reputatieverlies (zie situatie Nike, paragraaf 3.3.1.3). Indien het merk zijn
reputatie verliest, kan het vast cliënteel toch beslissen geen lingerie van Van de Velde meer
aan te kopen.
Dit heeft bovendien gevolgen voor de reden waarom aan CSR gedaan wordt. Een merk (zoals
Van de Velde) voelt zich eerder verplicht om aan CSR in de supply te doen. Dit omwille van
de kans op reputatieverlies of omdat ze impliciet verplicht worden door de vakbonden. De
andere onderzochte bedrijven zijn geen merk. Ze zijn ook gevoelig aan reputatieverlies, maar
in mindere mate dan een merk. De reden voor het toepassen van CSR in de supply chain komt
75
eerder vanuit hun persoonlijke overtuiging dat dit nodig is. Dit is komt overeen met de morele
motivatie om aan CSR te doen (zie paragraaf 1.1.1).
Wanneer het transport bekeken wordt, valt op dat de keuzes eerder gemaakt worden vanuit
een kostenminimaliserend perspectief, dan vanuit het streven naar zo weinig mogelijk
vervuiling.
In het kader van CSR bij de verkoop is het bedrijf Asco Joucomatic het enige bedrijf dat
hierin actief is. Er wordt evenwel vermeld dat dit niet altijd even gemakkelijk is, aangezien
het kwaad bloed kan zetten bij de klanten. Het is bovendien niet uitgesloten dat Asco
Joucomatic nooit zal leveren aan klanten die de akte niet kunnen ondertekenen. Zo levert
Asco Joucomatic nog steeds aan Solvay, alhoewel Solvay weigerde de akte te tekenen.
76
ALGEMEEN BESLUIT Corporate Social Responsibility (CSR) of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)
is een term die op verschillende manieren gedefinieerd wordt. Tot op de dag van vandaag is
nog steeds geen universeel aanvaarde definitie terug te vinden in de literatuur. Een algemeen
terugkerend beeld is wel dat er telkens gezocht wordt naar een concept voor het ethischer,
menselijker en transparanter zakendoen.
De onderneming heeft door haar activiteiten een invloed op haar omgeving. CSR kan dan
gezien worden als het beleid dat door de onderneming wordt gevoerd om deze invloeden zo
goed mogelijk te regelen in ieders belang. Deze belanghebbenden kunnen van uiteenlopende
aard zijn. Volgens de stakeholderbenadering zijn de belanghebbenden onder andere de
overheid, de concurrenten, de leveranciers, de klanten, de omwonenden, de aandeelhouders,
de vakbonden, de werknemers,�
In de loop van de jaren zijn bedrijven zich steeds meer gaan focussen op hun kernactiviteit.
Hierdoor worden relaties aangegaan met leveranciers die bepaalde onderdelen goedkoper of
sneller kunnen produceren om op deze manier een competitief voordeel op te bouwen.
Samenwerking met de leveranciers zorgt er bovendien voor dat de kosten kunnen dalen. Dit
aangezien er minder voorraadschommelingen zullen optreden, de uitwisseling van informatie
vergemakkelijkt wordt, enz.
Er treedt ook samenwerking op tussen het bedrijf en de klanten. Hierdoor kunnen de klanten
informatie omtrent hun eisen en verlangens doorgeven aan het bedrijf, waardoor de
geproduceerde goederen beter afgestemd zijn op de preferenties van de klanten.
Deze samenwerking binnen de supply chain (klanten en leveranciers zijn immers onderdeel
van de supply chain van een bedrijf) heeft ervoor gezorgd dat een bedrijf geen alleenstaande
entiteit meer te noemen is. Ze staat, met andere woorden, binnen één groot geheel van
entiteiten. Om aan CSR te doen kan dan ook verder gekeken worden dan het niveau van de
onderneming zelf. CSR kreeg hierdoor een extra invulling: er kunnen sociale en/of
ecologische eisen gesteld worden aan de leveranciers. Indien een leverancier niet aan de
voorwaarden voldoet, zou het bedrijf kunnen beslissen niet met deze leverancier samen te
werken. Deze vorm van CSR kan gezien worden als CSR in de supply chain.
77
CSR in de supply chain kan opgesplitst worden in CSR bij de aankoop en CSR bij de
verkoop. Ook aan de klanten kunnen immers dergelijke eisen gesteld worden. Het bedrijf zou,
bijvoorbeeld, kunnen beslissen niet te leveren aan klanten die hun producten gebruiken voor
onethische doeleinden. Er werd evenwel geen wetenschappelijke literatuur terug gevonden
omtrent het selecteren van klanten op basis van een aantal sociale en/of ecologische
voorwaarden. De focus ligt vooral op de vraagstelling of het ethisch is om een bepaald
product op de markt te brengen. Hierbij moet gekeken worden naar de lange termijn impact
dat het product heeft op de samenleving, alvorens het product op de markt te brengen.
CSR bij de aankoop is de voornaamste focus binnen deze scriptie. Het houdt in dat een
leveranciersselectie gemaakt wordt op basis van een aantal vooropgestelde criteria. Deze
criteria kunnen zowel sociaal, als ecologisch van aard zijn.
De sociale eisen die gesteld worden zijn vaak gebaseerd op de ILO-declaraties. Deze
omvatten zaken zoals:
- geen gebruik van kinderarbeid
- een gezonde en veilige werkomgeving
- een voldoende loon
- recht op collectief overleg
- mensenrechten respecteren
- geen discriminatie
- �
Deze eisen kunnen op verschillende manieren doorgedrukt worden naar de leverancier toe.
Ten eerste kan het bedrijf een gedragscode opstellen. In deze code worden de verschillende
eisen vanwege het aankopende bedrijf duidelijk gemaakt. Het is de bedoeling dat de
leverancier de gedragscode met een eerlijk geweten kan ondertekenen. Indien de leverancier
in kwestie de code niet kan ondertekenen kan het bedrijf beslissen de samenwerking te
verbreken.
Een tweede mogelijkheid is samenwerken met leveranciers die over een sociaal label
beschikken, zoals het SA 8000-label. Een SA 8000-label wordt uitgegeven aan bedrijven die,
onder andere, aan de bovenvermelde sociale voorwaarden voldoen. Op deze wijze kan het
aankopende bedrijf er relatief zeker van zijn dat de leverancier sociaal correct handelt.
Een andere manier om sociale eisen duidelijk te maken is zich aan te sluiten bij een initiatief
dat bedrijven met hetzelfde doel verenigen. Voorbeelden hiervan zijn de �Statement of
Principles of Supplier Legal Performance�, het �Business Social Compliance Initiative� en
78
�Made-By�. De Statement of Principles of Supplier Legal Performance verenigt handelaars
die enkel producten willen verkopen die op een ethische, morele en legale manier
geproduceerd zijn. Leveranciers die niet aan de voorwaarden voldoen worden uit hun bestand
geveegd. Het Business Social Compliance Initiative is een samenwerkingsinitiatief waarin de
leden elkaar helpen om de werkomstandigheden bij leveranciers aan te passen en te
verbeteren. Het laatste voorbeeld, Made-By, is een initiatief binnen de textielindustrie. Made-
By doet dienst als een overkoepelend label waarvan kledingmerken lid kunnen worden. Aan
de hand van dit lidmaatschap kan de consument zien dat het kledingstuk zo duurzaam
mogelijk geproduceerd werd, vanaf de grondstoffen tot het afgewerkt product.
De ecologische eisen kunnen zaken omvatten als bescherming van de natuurlijke rijkdommen
en het milieu zo min mogelijk belasten. In het kader van CSR bij de aankoop kan een bedrijf
deze eisen voorleggen aan de leveranciers. Indien de leverancier niet aan de voorwaarden
voldoet, kan het bedrijf ook hier beslissen om niet met de leverancier samen te werken. Deze
vorm van actie ondernemen wordt aangeduid met de term �groen aankopen�. Om groen aan te
kopen kan een bedrijf, bijvoorbeeld, beslissen samen te werken met leveranciers die over een
ISO 14000-label beschikken. Dit label kan bekomen worden wanneer een kwalitatief
milieubeheersysteem opgesteld wordt in het management. Een ander voorbeeld van groen
aankopen is gesitueerd bij de houtaankopende bedrijven: het aankopen van FSC-gelabeld
hout. FSC-gelabeld hout is hout dat afkomstig is uit een �goed beheerd� bos. Wat verstaan
wordt onder een �goed beheerd� bos kan teruggevonden worden in tien principes die opgesteld
werden door het FSC (Forest Stewardship Council).
Ook het transport kan in deze ecologische context bekeken worden. Goederen moeten immers
van de ene schakel in de supply chain naar de andere schakel vervoerd worden. Om dit
transport milieuvriendelijker te regelen kunnen opnieuw verschillende acties ondernomen
worden, bijvoorbeeld: ervoor zorgen dat de afstand die moet afgelegd worden verkleint,
gebruik maken van milieuvriendelijke brandstoffen en de verpakking zodanig regelen dat de
goederen makkelijk gestapeld kunnen worden (om zo veel mogelijk goederen in één keer te
kunnen vervoeren).
Onderzoek door Carter (2005) heeft uitgewezen dat �maatschappelijk verantwoord aankopen�
(CSR bij de aankoop) positieve effecten heeft op de prestaties van het bedrijf. Dit verband
wordt op een indirecte wijze aangetoond: Wanneer een bedrijf maatschappelijk verantwoord
aankoopt is ze in staat om via haar leervermogen en betere leveranciersprestaties, haar kosten
te doen dalen.
79
Wanneer een aantal bedrijven in België bekeken worden (dit is het empirisch gedeelte van de
scriptie) bemerkt men dat bij de selectie van leveranciers vooral naar de financiële criteria
gekeken wordt. Is de leverancier in staat om snel te leveren? Is de leverancier competitief wat
betreft de prijs? Is de leverancier betrouwbaar?
Toch stellen een aantal onderzochte bedrijven naast de financiële criteria ook niet-financiële
criteria voorop, zoals sociale en/of ecologische. De onderzochte bedrijven die sociale eisen
stellen aan hun leveranciers zijn Van de Velde, Asco Joucomatic en Bilterijst. Bij de
ecologische selectiecriteria komen vooral de firma Bilterijst en Van de Velde naar voor.
De controle van de leveranciers achteraf gebeurt echter zelden. Enkel het bedrijf Van de
Velde controleert zelf de leveranciers op het naleven van de eisen. Dit heeft te maken met het
feit dat Van de Velde een SA 8000-label heeft. Één van de verplichtingen hiervan is immers
de controle van de leveranciers. Bij de andere bedrijven wordt erop vertrouwd dat de
leveranciers zich inderdaad aan de eisen houden. De hoge kosten die aan de controle
vasthangen, worden aangehaald als reden om niet te controleren.
Er zijn bovendien verschillende motivaties om aan CSR binnen de supply chain te doen. Het
valt op dat een merk (zoals Van de Velde) zich eerder verplicht voelt om aan CSR binnen
haar supply chain te doen. Dit aangezien een merk gevoeliger is voor reputatieverlies en
sneller geviseerd wordt door consumenten of belangengroepen. Van de Velde haalt ook aan
dat ze impliciet verplicht wordt door de vakbonden. De overige onderzochte bedrijven zijn
geen merk. Ze zijn evenwel ook gevoelig aan reputatieverlies, maar in mindere mate als een
merk. Wanneer CSR in de supply chain toegepast wordt in deze bedrijven, zal dit
voornamelijk vanuit de persoonlijke overtuiging komen dat dit nodig is.
Wanneer er niet met sociale en/of ecologische criteria gewerkt wordt (bijvoorbeeld bij
Picanol), is dit hoofdzakelijk te wijten aan de kosten die eraan vasthangen. Het zou
onmogelijk zijn om de tijd en de middelen uit te trekken om leveranciers te selecteren. In dit
geval wordt er voornamelijk op vertrouwen gewerkt; de firma Picanol rekent erop dat de
leveranciers in orde zijn met de regels die in hun land opgelegd worden.
Asco Joucomatic wordt aangehaald als een bedrijf dat aan CSR doet bij de verkoop. Zij
weigeren te verkopen aan klanten die hun producten kunnen gebruiken voor
80
terreurdoeleinden. De reden voor deze vorm van CSR ligt voor Asco Joucomatic in de
politieke druk die ze voelen vanuit de Verenigde Staten.
VII
LITERATUURLIJST AARONSON, S.A., 2005, �Minding Our Business: What the United States Government Has
Done and Can Do to Ensure that U.S. Multinationals Act Responsibly in Foreign Markets�,
Journal of Business Ethics, Vol. 59, Nr. 1, p. 175-198.
AFVAL, 2002, �WEEE Heeft Weinig Gevolgen Voor Nederland�, Uitgeverij Noordhoek BV,
<http://www.afval.noordhoek.nl/archief/2002/weee_heeft_weinig_gevolgen_voor_.htm>.
(10/07/2007).
ALBRECHT, J., academiejaar 2004-2005, cursus Milieueconomie, Universiteit Gent.
ANTWERP BLANKA DIAMONDS, 2007,
<http://www.blankadiamonds.be/filosofie/clean_diamonds.htm>. (4/4/2007).
ARINO, S., 2006, Ethical Sourcing Forum 2006, �Rising Pressure From Society on Ethical
Supply Chain�, Paris.
ARNOLD, D., BERNARDI, R., NEIDERMEYER, P. en SCHMEE, J., 2007, �The Effect of
Country and Culture on Perceptions of Appropriate Ethical Actions Prescribed by Codes of
Conduct: A Western-European Perspective Among Accountants�, Journal of Business Ethics,
Vol. 70, Nr. 4, p. 327-340.
BAGNOLI, M. en WATTS, S., 2003, �Selling To Socially Responsible Consumers:
Competition and the Private Provision of Public Goods�, Journal of Economics and
Management Strategy, Vol. 12, Nr. 3, p. 419-445.
BEAMON, B.M., 1998, �Supply Chain Design and Analysis: Models and Methods�,
International Journal of Production Economics, Vol. 55, Nr. 3, p. 281-294.
BERZAU, L., 2006, Ethical Sourcing Forum 2006, �Business Social Compliance Initiative: A
European Approach to Improve Social Performance in Supplier Countries�, Paris.
VIII
BETHOUX, E., DIDRY, C. en MIAS, A., 2007, �What Codes of Conduct Tell Us: Corporate
Social Responsibility and the Nature of the Multinational Corporation�, Corporate
Governance: an International Review, Vol. 15, Nr. 1, p. 77-90.
BOYLE, S. en HENDERSON, C., 2001, �Green Energy: Whitering on the Vine?�,
Consumery Policy Review, Vol. 11, Nr. 1, p. 11-14.
CARROLL, A.B., 1991,�The Pyramid of Corporate Social Responsibility: Toward the Moral
Management of Organizational Stakeholders�, Business Horizons, p. 39-48.
CARTER, C., KALE, R. en GRIMM, C., 2000a, �Environmental Purchasing and Firm
Performance: An Empirical Investigation�, Transportation Research Part E 36, p. 219-228.
CARTER, C., 2000b, �Ethical Issues in International Buyer-Supplier Relationships: A Dyadic
Examination�, Journal of Operations Management, Vol. 18, Nr. 2, p. 191-208.
CARTER, C. en JENNINGS, M., 2002, �Social Responsibility and Supply Chain
Relationships�, Transportation Research Part E 38, p. 35-52.
CARTER, C., 2005, �Purchasing Social Responsibility and Firm Performance: The Key
Mediating Roles of Organizational Learning and Supplier Performance�, International Journal
of Physical Distribution and Logistics Management, Vol. 35, Nr. 3, p. 177-194.
CHOPRA, S. en MEINDEL, P., 2004, �Supply Chain Management: Strategy, Planning and
Operation�, Pearson Education, Inc., New Jersey, 567 p.
COHEN, M., 1998, �Replace, Rebuild or Remanufacture�, Equipment Management, Vol. 16,
Nr. 1, p. 22-26.
COX, A., 1999, �Power, Value and Supply Chain Management�, International Journal of
Supply Chain Management, Vol. 4, Nr. 4, p. 167-175.
IX
CRAMER, J., 2006, �Op Zoek naar Houvast in het Opzetten van Internationale
Ketenverantwoordelijkheid�,
<http://igitur-archive.library.uu.nl/geo/2006-0801-205529/corporateplazdefltwee.doc>.
(22/03/2007).
DE GRAAF, F.J., MAAS, K. en BOUMA, J.J., 2005, �Rapporteren Over MVO: De
Toegevoegde Waarde van de Procesbenadering�, Accountancy en Bedrijfskunde 25, Nr. 25,
p. 38-48.
DE PELSMACKER, P. en VAN KENHOVE, P., 2002, �Marktonderzoek, Methoden en
Toepassingen�, Garant, Antwerpen, 836 p.
DIEDEREN, P., BUNTE, F., VAN STAALDUINEN, L., HUYGEN, A. en UYTEWAAL, E.,
2002, �De Prijs van Water: Een Financiële en Institutionele Analyse van het Waterbeheer in
Nederland�, Rapport 3.02.01, Den Haag, 71 p.
DONALDSON, T. en PRESTON, L., 1995, �The Stakeholder Theory of the Corporation:
Concepts, Evidence and Implications�, Academy of Management Review, Vol. 20, Nr. 1, p.
65-91.
DONG, Y. en XU, K., 2002, �A Supply Chain Model of Vendor-Managed Inventory�,
Transportation Research, part E, nr. 38, p. 75-95.
DOWLATSHAHI, S., 2000, �Developing A Theory of Reverse Logistics�, University of
Missouri-Kansas City, Division of Business Administration, Interfaces, Vol. 30, Nr. 3, p. 143-
155.
ELKINGTON, J., 1998, �Cannibals With Forks�, Capstone, Oxford, 402 p.
EMMELHAINZ, M.A. en ADAMS, R.J., 1999, �The Apparel Industry Response to
�Sweatshop� Concerns: A Review and Analysis of Codes of Conduct�, Journal of Supply
Chain Management, Vol. 35, Nr. 3, p. 51-57.
X
ESTY, D. en LEVY, M., 2000, �Pilot Environmental Sustainability Index (Presentation to
ISPS Interdisciplinary Faculty Discussion Seminar on the Environment)�, 19 slides, slide 8.
EUROPESE COMMISSIE, 2004, �Promoting Biofuels in Europe�, Directoraat voor Energie
en Transport, p. 1-12.
EUROPESE UNIE, 2003, �Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad
betreffende Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur�,
<http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2003/l_037/l_03720030213nl00240038.pdf> .
(10/07/2007).
FOMBRUN,C. en SHANLEY, M., 1990, �What Is In a Name? Reputation Building and
Corporate Strategy�, Academy of Management Journal, Vol.33, Nr. 2, p. 233-258.
FRIEDMAN, M., 1971, �Capitalisme et Liberté�, Paris, Laffont, 253 p., p. 169-173.
FROHLICH, M.T. en WESTBROOK, R., 2001, �Arcs of Integration: an International Study
of Supply Chain Strategies�, Journal of Operations Management, Vol. 19, Nr. 2, p. 185-200.
FSC, Forest Stewardship Council, 2007, <http://www.fsc.org/en/about>. (19/05/2007).
GÖBBELS, M., 2002, �Reframing Corporate Social Responsibility: The Contemporary
Conception of a Fuzzy Notion�, p.5.
GONZÁLEZ-TORRE, P., ALDENSO-DÍAZ, B. en ARTIBA, H., 2004, �Environmental and
Reverse Logistics Policies in European Bottling and Packaging Firms�, International Journal
of Production Economics, Vol. 88, Nr. 1, p. 95-104.
GRAAFLAND, J. en VAN DE VEN, B., 2006, �Strategic and Moral Motivation for
Corporate Social Responsibility, Journal of Corporate Citizenship, Nr. 22, p. 111-124.
GREENHOUSE, S., 8/11/1997, �Nike shoe plant in Vietnam is called unsafe for workers�,
New York Times.
XI
GYÖNGYI, K., nog niet gepubliceerd, �Supply Chain Collaboration for Sustainability�,
Swedish School for Economics and Business Administration, Department of Marketing,
Supply Chain Management and Corporate Geography, Helsinki, p. 1-17.
GYÖNGYI, K., 2006, �Corporate Environmental Responsibility in Demand Networks�,
Swedish School of Economics and Business Administration, Department of Marketing,
Helsinki, p. 1-76.
HANDFIELD, R., WALTON, S., SEEGERS, L. en MELNYK, S., 1997, �Green Value Chain
Practices in the Furniture Industry�, Journal of Operations Management, Vol. 15, p. 293-315.
HARDIN, G., �The Tragedy of the Commons�, 1968, Science, Vol. 162, Nr. 3859, p. 1243-
1248.
HART, S. en AHUJA, G., 1994, �Does It Pay To Be Green?: An Empirical Examination of
the Relationship Between Pollution Prevention and Firm Performance�, Research Support,
School of Business Administration, Working Paper Nr. 9550-09, p. 1-28.
HAUBRICH, D., 2004, �Global Distributive Justice And The Taxation of Natural Resources:
Who Should Pick Up The Tab?�, Contemporary Political Theory, Vol. 3, p. 48-69.
HEENE, A. en VAN LAERE, K., 2004, �Bedrijfskunde�, Academia Press, Gent, 382 p., p.16;
273.
HENRY, G. en GORDON, C., 2003, �Driving Less for Better Air: Impacts of a Public
Information Campaign�, Journal of Patients Analysis and Management, Vol. 22, Nr. 1, p. 45-
63.
HOFSTEDE, G., 1981, �Culture and Organizations�, International Studies of Management
and Organizations, Vol. 10, Nr. 4, p. 15-41.
INTERVIEW met de heer DELAERE, C., Picanol, 20 juli 2007, Ieper.
XII
INTERVIEW met de heer DE MAESENEER, B., houtbedrijf Lagae, Kortrijk, 21 juli 2007,
telefonisch.
INTERVIEW met de heer DEZIRON, J.-M., Asco Joucomatic, 20 juli 2007, telefonisch.
INTERVIEW met de heer LOUAGE, J., houtbedrijf Bilterijst, 18 juli 2007, Wetteren.
INTERVIEW met de heer RAMMANT, F., houtbedrijf Rammant, Zedelgem, 21 juli 2007,
telefonisch.
INTERVIEW met de heer �t SAS, F., 21 juli 2007, Kortrijk.
INTERVIEW met de heer VAN DE VELDE, H., Van de Velde, 19 juli 2007, Schellebelle.
JACKSON, J., 1998, �Business Ethics, Overview�, encyclopaedia of applied ethics,
University of Leeds, p. 406.
JEURISSEN, R., 2006, �Maatschappelijk verantwoord inkopen: de zakelijke baten�,
Neyenrode Research Group, Onderzoeksmemoranda, p. 1-37.
JORGENSEN, T.H, REMMEN, A. en MELADO, M.D., 2006, �Integrated Management
Systems: Three Different Levels of Integration�, Journal of Cleaner Production, Vol. 14, Nr.
8, p. 713-722.
KANG, G.-D. en JAMES, J., 2007, �Revisiting The Concept of a Societal Orientation:
Conceptualization and Delineation�, Journal of Business Ethics, Vol. 73, Nr. 3, p. 301-318.
KAZAN-ALLAN, L., 2006, �Asbest; Bedrijfswinsten ten koste van mensenlevens�, p. 8-9.
KEIN, A., OFORI, G. en BRIFFETT, C., 1999, �ISO 14000: Its Relevance To The
Construction Industry of Singapore And Its Potential As The Next Industry Milestone�,
Construction Management and Economics, Vol. 17, Nr. 4, p. 449-461.
XIII
KHOO, H., BAINBRIDGE, I., SPEDDING, T. en TAPLIN, D., 2001, �Creating a Green
Supply Chain�, Greener Management International, Nr. 35, p. 71-89.
KLASSEN, R. en MC LAUGHLIN, C., 1996, �The Impact of Environmental Management on
Firm Performance�, Management Science, Vol. 42, Nr. 8, p. 1199-1214.
KLAUSNER, M. en HENDRICKSON, C., 2000, �Reverse Logistics Strategy for Product
Take-Back�, Interfaces, Vol. 30, Nr. 3, p. 156-165.
KRYVOI, Y., 2007, �Enforcing Labor Rights Against Multinational Corporate Groups in
Europe�, Industrial Relations, Vol. 46, Nr. 2, p.366-386.
LAKHAL, S., MARTEL, A., KETTANI, O. en MUHITTIN, O., 2001, �On The Optimization
of Supply Chain Networking Decisions�, European Journal of Operational Research, Vol.
129, Nr. 2, p. 259-270.
LA LONDE, B.J. en MASTERS, J.M., 1994, �Emerging Logistics Strategies: Blueprints for
the Next Century�, International Journal of Physical Distribution and Logistics Management,
Vol. 24, Nr. 7, p. 35-47.
LOE, T., FERRELL, L. en MANSFIELD, P., 2000, �A Review of Empirical Studies
Assessing Ethical Decision Making in Business�, Journal of Business Ethics, Vol. 25, Nr. 3,
p.185-204.
LUMMUS, R.R. en VOKURKA, R.J., 1999, �Defining Supply Chain Management: a
Historical Perspective and Practical Guidelines�, Industrial Management and Data Systems,
Vol. 99, Nr. 1, p. 11-17.
MALONI, M.J. en BENTON, W.C., 1997, �Supply Chain Partnerships: Opportunities for
Operations Research�, European Journal of Operational Research, Vol. 101, Nr. 3, p. 419-
429.
XIV
MENTZER, J.T., DE WITT, W., KEEBLER, J.S., MIN, S., NIX, N.W., SMITH, C.D. en
ZACHARIA, Z.G., 2001, �Defining Supply Chain Management�, Journal of Business
Logistics, vol. 22, nr. 2, p. 1-25.
METTERS, R., 1997, �Quantifying the Bullwhip Effect in Supply Chains�, Journal of
Operations Management, Vol. 15, Nr.2, p. 89-100.
MILES, M., MUNILLA., L. en RUSSELL, G., 1997, �Marketing and Environmental
Registration/Certification: What Industrial Marketers Should Understand About ISO 14000�,
Industrial Marketing Management, Vol. 26, Nr. 4, p. 363-370.
MILES, M., MUNILLA, L. en MC CLURG, T., 1999, �The Impact of ISO 14000
Environmental Management Standards on Small and Medium Sized Enterprises�, Journal of
Quality Management, Vol. 4, Nr. 1, p. 111-122.
MILLER, H., 2001, �Name And Shame�, Director, Vol. 55, Nr. 1, p. 38-41.
MIN, H. en GALLE, W., 1997, �Green Purchasing Strategies: Trends and Implications�,
International Journal of Purchasing and Materials Management, Vol. 33, Nr. 3, p. 10-17.
MONCZKA, R.M. en TRENT, R.J., 1991, �Global Sourcing: A Development Approach�,
International Journal of Purchasing and Materials Management�, Vol. 27, Nr. 2, p. 2-8.
OLSSON, O., 2007, �Conflict Diamonds�, Journal of Development Economics, Vol. 82, Nr.
2, p. 267-286.
OMEY, E., 2004, cursus �Micro-Economie�, Universiteit Gent, academiejaar 2004-2005,
hoofdstuk 2.1.
POLLIN, R., BURNS, J. en HEINTZ, J., 2004, �Global Apparel Production and Sweatshop
Labour: Can Raising Retail Prices Finance Living Wages?�, Cambridge Journal of
Economics, Vol. 28, Nr. 2, p. 153-171.
XV
QUAZI, H., KHOO, Y., TAN, C. en WONG, P., 2001, �Motivation For ISO 14000
Certification: Development of a Predictive Model�, International Journal of Management
Science, Vol. 29, Nr. 6, p. 525-542.
RAES, K., 2007a, academiejaar 2006-2007, �Morele Dimensies van het Ondernemen:
Bedrijfsethiek als Socio-culturele Stroming�, Cursusmateriaal �Economie en Ethiek�, p. 101-
136.
RAES, K., 2007b, academiejaar 2006-2007, college op 9/3/2007, cursus Economie en Ethiek,
Universiteit Gent.
ROBERTS, S., 2003, �Supply Chain Specific: Understanding The Patchy Succes of Ethical
Sourcing Initiatives�, Journal of Business Ethics, Vol. 44, Nr. 2, p. 159-170.
ROTHMAN, D., 2002, �Ethical and Social Consequences of Selling a Kidney�, Journal of the
American Medical Association, Vol. 288, Nr. 13, p. 1640-1641.
SAI, Social Accountability International, 2007a, <http://www.sa-intl.org/>. (13/4/2007).
SAI, Social Accountability International, 2007b, �SA 8000 Certified Facilities�, 31/3/2007,
<http://www.sa-intl.org/_data/n_0001/resources/live/Certified_FacilitiesPublist_3.31.07.pdf>.
(13/4/2007).
SAI, Social Accountability International, 2001, �Social Accountability 8000�, <http://www.sa-
intl.org/document/docWindow.cfm?fuseaction=document.viewDocument&documentid=136&
documentFormatId=244>. (13/04/2007).
SARKIS, J., 2003, �A Strategic Decision Framework for Green Supply Chain Management�,
Journal of Cleaner Production, Vol. 11, Nr. 4, p. 397-407.
SIRGY, M. en LEE, D.-J., 1996, �Setting Socially Responsible Marketing Objectives: A
Quality-Of-Life Approach�, European Journal of Marketing, Vol. 30, Nr. 5, p. 20-34.
XVI
STANLEY, L.L. en WISNER, J.D., 2001, �Service Quality Along the Supply Chain:
Implications for Purchasing�, Journal of Operations Management, Vol. 19, Nr. 3, p. 287-306.
SUTTON, P., 2004, �An Empirical Environmental Sustainability Index Derived Solely From
Nighttime Satellite Imagery and Ecosystem Service Valuation�, Journal of Population and
Environment, Vol. 24, Nr. 4, p. 293-311.
THE BODY SHOP International, �Our Company�,
<www.thebodyshopinternational.com/About+Us/Our+Company/Our+company.htm>.
(6/11/2006).
ULLMANN, A., 1985, �Data in Search of a Theory: A Critical Examination of Relationships
Among Social Performance, Social Disclosure And Economic Performance of US Firms�,
Academy of Management Review, Vol. 10, Nr. 3, p. 540-557.
US DEPARTMENT OF ENERGY, 2006, �Energy Efficiency and Renewable Energy;
Biodiesel Handling and Use Guidelines�, p. 1-51.
VALENTINE, S.R. en RITTENBURG, T.L., 2007, �The Ethical Decision Making of Men
and Women Executives in International Business Situations�, Journal of Business Ethics, Vol.
71, Nr. 2, p. 125-134.
VAN BEUKERING, P., CESAR, H. en JANSSEN, M., 2003, �Economic Valuation of the
Leuser National Park on Sumatra, Indonesia�, Ecological Economics, Vol. 44, p. 43-62.
VAN DER LAAN, G., 2004, �Incontext: Simulatie Van Duurzaamheid�, p. 8.
VAN MARREWIJK, M.N.A., 2003, �Concepts and Definitions of CSR and Corporate
Sustainability: Between Agency and Communication�, Journal of Business Ethics, Vol. 44,
Nr. 2, p. 95-105.
VAN MARREWIJK, M.N.A. en WERRE, M., 2003, �Multiple Levels of Corporate
Sustainability�, Journal of Business Ethics, Vol. 44, Nr. 2, p. 107-119.
XVII
VERBURG, E., 2006, Ethical Sourcing Forum 2006, �Made-By: Using Transparency to
Achieve a Sustainable Supply Chain�, Paris.
VEREECKE, A. en MUYLLE, S., 2005, �Performance Improvement Trough Supply Chain
Collaboration: Conventional Wisdom Versus Empirical Findings�, Vlerick Leuven Gent
Working Papers Series 2005/03, 37 p.
VICKERY, S.K., DROGE, C. en MARKLAND, R.E., 1997, �Dimensions of Competitive
Strength in Manufacturing: an Analysis of Competitive Priorities in the Furniture Industry�,
Journal of Operations Management, Vol. 15, Nr. 4, p. 317-330.
VICKERY, S.K., JAYARAM, J., DROGE, C. en CALANTONE, R., 2003, �The Effects of
an Integrative Supply Chain Strategy on Customer Service and Financial Performance: an
Analysis of Direct Versus Indirect Relationships�, Journal of Operations Management, Vol.
21, Nr. 5, p. 523-539.
WACKERNAEGEL, M. en REES, W., 1996, �Our Biological Footprint: Reducing Human
Impact on the Earth�, p.8.
WALTON, S., HANDFIELD, R. en MELNYK, S., 1998, �The Green Supply Chain:
Integrating Suppliers Into Environmental Management Processes�, International Journal of
Purchasing and Materials Management, Vol. 34, Nr. 2, p. 2-11.
WELFORD, R.J., 2004, �Corporate Social Responsibility in Europe and Asia: Critical
Elements and Best Practice�, Journal of Corporate Citizenship, Nr. 13, p. 31-48.
WETBOEK, Art. 2 Wet 19 juli 2004 tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende
de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen
en andere producten, B.S. 10 november 2004.
WETBOEK, Art. 19 Wet 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele
activiteiten met wapens, B.S. 9 juni 2006.
XVIII
WITLOX, F., 2007, academiejaar 2006-2007, cursus Economische Geografie, Universiteit
Gent, p. 102.
WOOD, G., 1995, �Ethics At The Purchasing/Sales Interface: An International Perspective�,
International Marketing Review, Vol. 12, Nr. 4, p. 7-19.
WRIGHT, C. en RWABIZAMBUGA, A., 2006, �Institutional Pressures, Corporate
Reputation, and Voluntary Codes of Conduct: An Examination of the Equator Principles�,
Business and Society Review, Vol. 111, Nr. 1, p. 89-117.
WU, H-J. en DUNN, S., 1995, �Environmentally Responsible Logistics Systems�,
International Journal of Physical Distribution And Logistics Management, Vol. 25, Nr. 2, p.
20-38.
WWF, World Wide Fund for Nature, 2002, verantwoordelijke uitgever Veerle Dossche,
<http://www.wwf.be/online_publications_2/forests/FSCFolder_nl.pdf>. (19/05/2007)
WWF, World Wide Fund for Nature, 2007,
<http://www.wwf.be/nl/index.cfm?group=action&menu=forests.cfm&page=forests/solutions/
certification.cfm>. (19/05/2007).
XIX
BIJLAGEN
Bijlage 1: Indicatieve vragenlijst interview
Bijlage 2: Interview met Carl Delaere, Soucing Manager van Picanol, te Ieper op vrijdag
20 juli 2007
Bijlage 3: Interview met Jean-Marie Deziron, Algemeen Directeur van Asco Joucomatic
in België, telefonisch op vrijdag 20 juli 2007
Bijlage 4: Interview met Joos Louage, bedrijfsleider van de firma Bilterijst, te Wetteren
op woensdag 18 juli 2007
Bijlage 5: Interview met Herman Van de Velde, Gedelegeerd Bestuurder van �Van de
Velde�, te Schellebelle op donderdag 19 juli 2007
Bijlage 6: Interview met François �t Sas, zet bedrijven op in opdracht van buitenlandse
ondernemers, te Kortrijk, Park Hotel, op zaterdag 21 juli 2007
Bijlage 7: Bijkomende telefonische interviews met de houtsector
Bijlage 1: Indicatieve vragenlijst interviews
Vraag 1: Mijn thesis handelt over het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de supply
chain. Worden er bepaalde initiatieven opgesteld binnen het bedrijf om MVO bij de aankoop
te realiseren? Worden de leveranciers, met andere woorden, geselecteerd op basis van een
aantal sociale en/of ecologische criteria?
Vraag 2: Indien �ja� op vraag 1: Wat houden deze initiatieven in?
Vraag 3: Indien �nee� op vraag 1: Wat is de voornaamste reden om dit niet te doen?
Vraag 4: Wordt de nadruk meer op het sociale aspect of op het ecologische aspect gelegd?
Vraag 5: Worden deze leveranciers achteraf nog gecontroleerd (uitvoeren van audits)?
Vraag 6: Wat was de reden voor het selecteren van de leveranciers?
Vraag 7: Wordt MVO bij de verkoop bekeken? Selecteert u, met andere woorden, de klanten
aan de hand van een aantal criteria?
Vraag 8: Indien �ja� op vraag 6: Wat houden deze initiatieven in?
Vraag 9: Indien �nee� op vraag 6: Wat is de voornaamste reden om dit niet te doen?
Vraag 10: Wordt er binnen het bedrijf een systeem opgesteld waardoor klanten aangekochte
goederen kunnen terugbrengen? Worden deze goederen opnieuw in het productieproces
gebruikt (recyclage; reverse logistics)?
Vraag 11: Ervaart u in de sector een evolutie naar meer MVO? Of blijft het eerder stabiel?
Wat zijn volgens u de toekomstige trends?
Vraag 12: Hoe gebeurt het transport?
Bijlage 1 - 1
Bijlage 2: Interview met Carl Delaere, Soucing Manager van Picanol, te
Ieper op vrijdag 20 juli 2007
1) Zijn jullie op een of andere manier met CSR bezig? Hoe kleinschalig dit ook mag
zijn?
�Wel, ja, inderdaad, binnen het bedrijf hebben we een gedragscode opgesteld. Iedere
werknemer is verondersteld deze te kennen en moet deze ondertekenen wanneer ze hier met
hun job starten.�
2) Dit is inderdaad een voorbeeld van hoe CSR binnen het bedrijf in kaart gebracht
wordt, maar worden er ook bijvoorbeeld eisen gesteld aan de leveranciers op
basis van een aantal criteria die jullie vooropstellen?
�We hebben ons eisen natuurlijk. En om die reden wordt elk bedrijf waar we mogelijk mee
samen zullen werken, gecontroleerd. Hiervoor stelden we bij het management verschillende
criteria voorop. Deze worden geëvalueerd en daaruit volgt een eerste selectie leveranciers.
Indien we dan effectief beslissen met hen samen te werken, wordt een tweede controle
gehouden. We kijken hier bijvoorbeeld naar de financiële prestaties van het bedrijf, naar de
leveringstijd, naar structuur binnen het bedrijf, de prijs, en dergelijke meer.�
3) als ik het zo hoor, dan wordt dus vooral naar de financiële kant gekeken om de
leveranciers te selecteren?
�Inderdaad.�
4) Zijn er eventueel nog andere criteria die jullie binnen het bedrijf vooropstellen?
Waarden waar jullie aan vasthouden? Bijvoorbeeld op ethisch of ecologisch
vlak? Geen kinderarbeid, respecteren van de mensenrechten, milieuvervuiling,
enz.,
Bijlage 2 - 1
�Tjah, ik weet waar u naartoe wilt, maar daar zijn wij eerlijk gezegd niet mee bezig. We
kijken niet naar het ethische wanneer we leveranciers zoeken. Ik moet zeggen dat dit gewoon
niet mogelijk is. Wij hebben onze grootste leveranciers ook zowieso in Europa, en daar spelen
dergelijke problemen veel minder een rol, volgens mij. En indien we bepaalde zaken niet uit
Europa halen, dan veronderstellen we gewoon dat zij in orde zijn met de regels die in hun
land opgelegd worden. Of dat daadwerkelijk zo is, dat kunnen wij niet nagaan. We hebben
daar de tijd en de middelen niet voor.
We merken daarentegen wel dat een aantal anderen daar wel actiever mee bezig zijn. Onlangs
kregen we nog een levering binnen van �Asco Joucomatic� (hun leverancier voor al wat met
pneumatica te maken heeft) en deze vroegen ons of we een bepaald manifest konden tekenen
om er zeker van te zijn dat we ethisch bezig zijn.�
(Voor een interview met de Algemeen Directeur van Asco Joucomatic in België, zie bijlage 3)
5) Welk land kan gezien worden als de grootste afzetmarkt voor jullie?
�Wij leveren vooral aan Zuid- en Oost-Azië. Die streek is verantwoordelijk voor meer dan
70% van onze totale afzet.�
6) Een vaak aangehaalde problematiek omtrent ethische zaken is de kinderarbeid.
Er werd in het verleden al een paar keren gesproken over de kinderen die onder
de weefgetouwen moeten kruipen en gevaarlijk werk moeten leveren binnen de
weeffabrieken. Hebben jullie eventueel een programma opgesteld dat ervoor
zorgt dat de weefgetouwen niet aan dergelijke fabrieken verkocht worden?
�Ik zit in de aankoop, natuurlijk, dus van de verkoop durf ik niet zoveel te vertellen. Toch
vrees ik dat wanneer we een order krijgen van bijvoorbeeld 100 weefgetouwen, dat we dan
niet zullen weigeren, of er nu met kinderarbeid gewerkt wordt of niet. We kunnen dat ook
nooit controleren. Stel nu dat we op bezoek gaan bij een dergelijke fabriek, dan kan dat
perfect zijn dat ze op dat moment al de kinderen eventjes buiten gezet hebben en als we er
naar vragen, dan zeggen ze natuurlijk dat ze zeker niet met kinderarbeid werken� het is dus
volgens mij te moeilijk om dat allemaal te realiseren en toch nog de ogen op het doel te
houden, namelijk zaken doen. Ik moet ook wel zeggen dat we in het verleden nog geen
schrijdende toestanden hebben gezien. We werken meestal samen met de grotere bedrijven
Bijlage 2 - 2
(bedrijven van een hoger niveau), zowel voor aankoop als voor verkoop, en deze bedrijven
worden in de streek ook gezien als goede bedrijven waar het goed is om te werken. Het is wel
zo dat in Azië de wetten omtrent milieuvervuiling, uitbuiting en dergelijke meer heel gering
tot onbestaande zijn, maar daar kunnen wij als alleenstaand bedrijf niets aan doen. De situatie
is er nu eenmaal, maar ze opereren volgens hun wetten, dus wie zijn wij om daar iets op te
zeggen?�
7) Inderdaad, dat is heel moeilijk. Indien er een gezamenlijk plan zou ontworpen
worden waardoor bedrijven verplicht worden zoveel mogelijk CSR in de relaties
met hun klanten en leveranciers te incorporeren. Zou u dat interessant (een
goede zaak) vinden?
�Dat zou inderdaad al veel makkelijker zijn. De concurrentie zou dan niet aangetast worden,
aangezien iedereen gelijk is voor de wet. We komen dan wel weer op hetzelfde probleem uit,
hoe wordt zoiets gecontroleerd? Want controle is nodig in dergelijk systeem. Indien 1 bedrijf
gewoon verder gaat zoals ze bezig zijn en niet selectief moet zijn, dan strijken zij grotere
winsten op.�
8) worden er inspanningen gedaan om de verpakking zodanig te regelen dat ze
ecologisch gezien minder vervuilend is?
�Bij onze verkoop zorgen we ervoor dat we inderdaad zo weinig mogelijk moeten verpakken,
zodat onze klanten met geen al te grote afvalstapels te maken krijgen. Hiervoor vervoeren we
alles op houten paletten die opnieuw kunnen gebruikt worden. We moeten wel alles afdekken
met een plastiek, aangezien we anders niet kunnen verzekeren dat de producten vrij van
roestvorming zullen zijn.
Bij onze aankoop werken we met een systeem van �pendelverpakking�. Dit zit als volgt in
elkaar: We werken met een transportbedrijf; zij vervoeren onze productiemiddelen van onze
leverancier tot bij ons. We zorgen er telkens voor dat deze camions bevoorraad zijn met
houten paletten, waardoor onze leveranciers zo weinig mogelijk verpakkingsmaterialen
moeten gebruiken.
Ik moet er wel bij vertellen dat al deze beslissingen opnieuw genomen werden op basis van
het kostenvoordeel dat dit met zich meebrengt. Het is dus vooral omdat het lagere kosten
oplevert dat we hiervoor gekozen hebben.�
Bijlage 2 - 3
9) Hebben jullie eventueel al bepaalde acties overwogen, maar ze uiteindelijk niet
uitgevoerd aangezien ze bijvoorbeeld te veel zouden kosten of de concurrentie
teveel zouden beïnvloeden?
�Ja, inderdaad. Onlangs hebben nog eens bekeken of het mogelijk zou zijn om ons transport
meer per trein te organiseren dan per camion of per boot. Dit zou inderdaad minder
vervuilend zijn voor het milieu. We hebben deze optie evenwel moeten laten varen aangezien
we na een grondige kosten-batenanalyse merkten dat de kosten veel te hoog zouden liggen.
Het is ook zo dat de mogelijkheden om onze goederen per trein te vervoeren er nog niet zijn.
Het vervoeren via trein zou bijvoorbeeld als gevolg hebben dat de levertermijnen veel te lang
zouden oplopen. Dit zou voor onze business te nadelig worden, aangezien we dan te lang
moeten wachten op bepaalde stukken, waardoor andere bewerkingen ook niet op tijd kunnen
uitgevoerd worden.�
10) Wordt er binnen het bedrijf een systeem opgesteld waardoor klanten de
aangekochte goederen kunnen terugsturen om opnieuw in het productieproces
ingezet te worden?
�Nee. Eigenlijk is dit ook helemaal niet nodig. Onze klanten kopen onze goederen pas aan na
grondig overleg. We hebben dus niet met impulsieve aankopers te maken. Het is bovendien
zo dat al onze machines op orde worden gemaakt. Hierdoor is het over het algemeen niet
nodig dat machines moeten teruggestuurd worden.�
Ik bedank u voor uw tijd.
Bijlage 2 - 4
Bijlage 3: Interview met Jean-Marie Deziron, Algemeen Directeur van
Asco Joucomatic in België, telefonisch op vrijdag 20 juli 2007
1) Uit het interview met de aankoopverantwoordelijke uit de Picanol Groep heb ik
begrepen dat Asco Joucomatic aan haar klanten vraagt om een soort akte te
kunnen ondertekenen?
�Inderdaad.�
2) Wat staat in deze akte zoal vermeld?
�Onze belangrijkste eis naar onze klanten toe is dat ze onze goederen niet gebruiken om
terreur te financieren. Indirect kunnen onze producten namelijk de terreur helpen bestaan.
Vele goederen worden verwerkt in andere producten die dan gebruikt worden voor
terreurdoeleinden, bijvoorbeeld de productie van wapens. Ook voor de wapenproductie
kunnen onze onderdelen gebruikt worden, maar wij eisen van onze klanten dat ze deze
wapens niet produceren om illegaal uit te voeren naar Irak. Toch is het niet altijd even
gemakkelijk om dergelijke akte voor te leggen aan onze klanten. We vroegen, bijvoorbeeld,
onlangs nog aan Solvay om onze akte te ondertekenen, maar dit bedrijf reageerde eerder
kwaad. �Wij hadden niet het recht om hen te vertellen wat ze moeten doen en wat niet�, zeiden
ze, en �wat zij met onze producten doen zijn helemaal onze zaken niet�.�
3) Blijft u dan nog leveren aan Solvay?
�Ja, dat wel. We hebben hen proberen uit te leggen dat onze akte niet neerkomt op arrogantie,
maar dat we gewoon op een goede manier willen zaken doen. We hoopten op deze manier dat
Solvay bereid zou zijn aan dit initiatief mee te werken. Tot op vandaag zijn ze echter nog
steeds niet bereid onze akte te ondertekenen.�
4) Stelt u aan alle potentiële klanten dezelfde eisen?
Bijlage 3 - 1
�Ja, wij hebben een voorgedrukt formulier dat moet ondertekend worden en naar ons
teruggestuurd moet worden. Dit zit evenwel niet eenvoudig in elkaar. Het is verschillende
talen opgesteld, maar ik mag de tekst niet veranderen om het leesbaarder te maken. Hierdoor
is het soms wel wat onduidelijk en te uitgebreid, maar de hoofdlijnen zijn duidelijk.�
5) De nadruk wordt dus vooral gelegd op de poging om terreur te voorkomen met
jullie producten?
�Juist. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat we een internationale onderneming zijn
en Amerika heel gevoelig is voor dergelijke praktijken. U kan, met andere woorden, stellen
dat dit alles is overgewaaid uit Amerika. Zoniet, dan zouden we daar niet zo nauwkeurig
moeten mee bezig zijn, maar als Amerikaans bedrijf zijn we hier heel kwetsbaar voor. Er
worden meer en meer bedrijven gecontroleerd en wanneer ze leveren aan klanten die terreur
financieren, worden zij daar serieus op afgestraft. Binnen ons bedrijf krijgt daarom iedereen
een training in onze bedrijfscultuur. Het wordt aan hen heel duidelijk gemaakt dat wanneer ze
tegen onze cultuur ingaan (bijvoorbeeld wel een bestelling laten doorgaan wanneer deze in
principe niet zou mogen volgens waar we voor staan), dat zij er dan alleen voor staan en niet
zullen kunnen rekenen op hulp vanwege Asco Joucomatic. We maken hen duidelijk dat we
liever een groot order verliezen dan de terreur te steunen.�
6) Hebt u in het verleden al eens een bestelling moeten weigeren?
�Jazeker, we zijn heel streng in onze eisen. Nog niet zolang geleden kregen we een grote
bestelling binnen voor ventielen. We wilden deze ventielen echter niet leveren aangezien het
aankopende bedrijf deze ventielen ook gebruikt voor deeltjesversnellers. Hierdoor kunnen we
dus nooit met 100 procent zekerheid weten of onze ventielen op een ethische manier gebruikt
worden. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk dat ze in wapens gebruikt zouden worden. Het
ging dan wel over een groot bedrag, toch lieten we de bestelling niet doorgaan.�
7) Picanol produceert weefgetouwen en levert die dan aan Zuid- en Oost-Azië. Het
is al vaak in de media naar voor gekomen dat in dergelijke landen soms met
kinderarbeid gewerkt wordt. Stellen jullie hieromtrent ook eisen naar Picanol
toe, bijvoorbeeld dat de weefgetouwen niet mogen geleverd worden aan fabrieken
die met kinderarbeid werken?
Bijlage 3 - 2
�Nee, nog niet eigenlijk. Dit zou eventueel wel mogelijk zijn in de toekomst, maar op dit
moment houden we ons niet bezig met dergelijke zaken. Wij voelen een grotere
verantwoordelijkheid op vlak van terreurbestrijding, aangezien onze onderdelen in een brede
waaier aan producten kunnen teruggevonden worden en we vanuit Amerika dergelijke hoge
druk voelen. Met Picanol werken we eigenlijk hoofdzakelijk op vertrouwen.�
8) Wordt er achteraf ook nog controle uitgevoerd bij de klanten?
�Nee, dat gebeurt nog niet. Op dat vlak is het dus nog maar een eerste stap te noemen. We
kaarten duidelijk onze eisen aan en hopen op deze manier ook andere bedrijven te kunnen
overtuigen om dergelijke eisen te stellen aan hun klanten. We kunnen er ook niet te ver in
gaan, aangezien dit te veel geld en tijd zou kosten. Ook onze klanten hebben daar weinig baat
bij en worden erdoor gestoord. We handelen, met andere woorden, voornamelijk op
vertrouwen en kunnen ons zo profileren als een anti-terreurbedrijf. We doen ons best.�
9) Merkt u in andere bedrijven dat dergelijke klantenselectie meer en meer
voorkomt?
�Nee, eigenlijk niet. De essentie van zakendoen is nog altijd geld verdienen. Velen geloven
wel in de gedachtegang, maar zullen zelden of nooit een akte kunnen ondertekenen dat ze
bijvoorbeeld controles gaan uitvoeren bij de klanten.�
10) Worden dezelfde eisen ook naar de leveranciers toe gecommuniceerd?
�Ja. Ik ben wel de algemeen directeur van een verkooppunt in België. De productie zelf
gebeurt niet bij ons, maar voor 80-90% in Asco Joucomatic in Nederland, Frankrijk en
Duitsland. Er wordt eerst en vooral gekeken naar de financiële kant van de zaken. Welke
leverancier kan het snelst leveren? Welke leverancier biedt nog diensten aan na verkoop?
Welke leverancier is het goedkoopst? En daarna wordt van de leveranciers gevraagd dat de
producten niet gemaakt werden met terreurgelden. Wij controleren dat evenwel niet.�
Bijlage 3 - 3
11) Wordt er een systeem opgesteld binnen het bedrijf dat ervoor zorgt dat verkochte
goederen teruggebracht kunnen worden om opnieuw gebruikt te worden in het
productieproces?
�Nee, dat niet echt. Indien er fouten optreden in het producten kunnen de klanten evenwel de
producten nog terugsturen, maar het is niet zo dat goederen die de klanten niet verkocht krijgt
teruggestuurd kunnen worden naar ons. Indien er fouten waren en we krijgen de goederen
terug, dan kunnen we relatief veel opnieuw gebruiken. Het koper bijvoorbeeld kan makkelijk
gesmolten worden om hergebruikt te worden.�
Ik bedank u voor uw tijd.
Bijlage 3 - 4
Bijlage 4: Interview met Joos Louage, bedrijfsleider van de firma Bilterijst,
te Wetteren op woensdag 18 juli 2007
1) Bij jullie aankoop via invoer, werden deze leveranciers door uw bedrijf op basis
van een aantal vooropgestelde criteria gekozen?
�Wel, het zit zo, als we het hout niet rechtstreeks aankopen van het land van oorsprong, dan
halen we ons hout voornamelijk uit Nederland, Schotland en ook van Belgische afnemers.
Onze Nederlandse leveranciers maken er een statement van dat ze enkel ethisch aankopen.
Wat daar natuurlijk van waar is, daar hebben we vaak het raden naar. Wij zijn niet in staat om
dat Nederlandse bedrijf te gaan screenen op alle vlakken en vertrouwen hen eerder op hun
woord. We werken ook vaak samen met een Deens bedrijf, DLH genaamd. Zij zijn ervoor
bekend dat ze minstens twee personen binnen hun bedrijf hebben die in feite constant de
wereld rondreizen om audits uit te voeren.�
2) Bij het hout dat u rechtstreeks aankoopt in het buitenland, waar komt dat
hoofdzakelijk vandaan?
�Wij voeren vooral handel met Afrika, Kameroen in het bijzonder.�
3) Bent u selectief in het kiezen van uw afnemers uit Afrika?
�Jazeker, eerst en vooral wordt nagegaan of ze een label hebben. Dat label wordt uitgegeven
door het WWF (World Wide Fund for Nature) op basis van een tiental criteria. Ongeveer drie
van die criteria zijn van ecologische aard. Dit label dekt al heel veel. Zij stellen bijvoorbeeld
voorop dat het bos waarin gekapt wordt in kaart moet gebracht worden, dat de alle bomen
genummerd moeten worden, dat er een minimale diameter van de stam moet zijn vooral de
boom mag omgekapt worden, dat er bomen moeten bijgeplant worden indien er meer gekapt
wordt dan er bomengroei is, enz. Indien we naar deze certificatie, die een FSC-certificatie
heet, kijken, dan kunnen we er al redelijk zeker van zijn dat het hout afkomstig is van een
bedrijf dat ecologisch duurzaam haar activiteiten uitvoert. Ze hebben ook een systeem van
concessies die aan een kappend bedrijf wordt gegeven. Zo krijgt een bedrijf een bepaalde
Bijlage 4 - 1
zone ter grootte van ongeveer twee provincies toegewezen (hij krijgt een concessie voor die
zone). Deze zone wordt in dertig delen verdeeld en per jaar mag er maar in 1 zone gekapt
worden. Op deze manier duurt het dertig jaar vooraleer de zone opnieuw wordt gekapt en
krijgt de natuur de tijd om zichzelf weer aan te maken.�
4) Dus eigenlijk is de certificatie van WWF de oplossing wanneer u ethisch wilt
aankopen? U kunt dan enkel gecertificeerd hout aankopen?
� Ik vrees dat het niet zo simpel is. Het is namelijk onmogelijk om enkel gecertificeerd hout
aan te kopen. Men kan in feite stellen dat het WWF haar eisen veel te hoog legt en het gevolg
hiervan is dat er te weinig gecertificeerd hout is om aan de vraag te kunnen voldoen. Ons
bedrijf koopt op zichzelf al tien procent van de totale productie aan gecertificeerd hout. Dan
kan u wel spreken van een tekort, vrees ik. Dit zorgt ervoor dat we ons genoodzaakt voelen
om ook nog steeds niet-gecertificeerd hout aan te kopen.�
5) Controleert u die dan zelf op sociale en/of ecologische aspecten?
�Nee, daar hebben we de middelen niet voor. We kijken in dat geval enkel naar de
leveringstijd, de prijs en dergelijke meer. Sommige kapbedrijven voeren ook zelf een label in,
maar wat de waarde daarvan is, daar hebben wij het raden naar.�
6) Wat is voor de voornaamste reden voor het aankopen van FSC-gelabeld hout?
�Ik koop het hout vooral aan vanuit mijn persoonlijke overtuiging. Het hout is inderdaad
schaars en enkel indien we er goed mee omspringen kunnen we binnen 100 jaar nog even veel
hout kappen als nu. Ik moet het zeker niet doen om meer winsten te kunnen verkrijgen. Ik
verkoop niet méér hout dan voor de tijd dat met gecertificeerd hout werd gewerkt.�
7) Bestaan er dan niet vele concurrenten van u die zelfs helemaal geen gecertificeerd
hout aan kopen?
�Heel veel. Ik ben onlangs nog naar een ander houtbedrijf op bezoek geweest zonder hen te
vertellen wie ik was. Ik stelde hen een aantal vragen, waaronder ook �Koopt u dan ook
gelabeld hout?�� Die persoon keek me aan alsof ik gek was en zei dat hij zich helemaal niet
Bijlage 4 - 2
bezig hield met dergelijke zaken. En zo zijn er nog meer. Herinner u een wet vanwege
Minister Verhofstadt die stelde dat alle openbare besturen gelabeld hout moeten gebruiken.
Wel, onlangs werd er nog een openbare aanbesteding georganiseerd door Knokke-Heist, voor
het heraanleggen van de strandhagen. Wij waren daar ook in geïnteresseerd en dienden onze
aanbesteding in, maar kregen de job niet toegewezen. Een ander bedrijf, waarvan ik de naam
hier niet zal vermelden, kreeg de job wel. Maar als ik om uitleg ging vragen waarom we de
heraanleg niet mochten doen en zij wel, kwam ik te weten dat zij geen gelabeld hout
gebruiken. Dergelijke praktijken vind ik jammer; als de overheden zich zelf niet aan hun
wetten houden, dan is het heel moeilijk om dat te kunnen eisen van ons, vind ik.
Toch werk ik zoveel mogelijk met gelabeld hout, maar de marktwerking verplicht me er
gewoon toe om ook niet-gelabeld hout aan te kopen. Het gaat hier dan over hout dat niet
gecertificeerd werd door WWF. De kapbedrijven voeren ook zelf een aantal labels in en
sommige van onze leveranciers hebben dan wel dergelijke labels, maar wat in feite de waarde
is van dergelijk label, daar hebben we allemaal het raden naar.
Ik heb er met andere woorden geen problemen mee dat niet-gelabeld hout wordt gebruikt, ik
doe het ook zelf. Indien je dat niet zou doen, zou je als bedrijf gewoonweg niet kunnen
beantwoorden aan de vraag vanwege de klanten.�
8) Is het voor jullie dan niet moeilijker om te overleven dan voor de bedrijven die
zich niet bezig houden met certificering?
�Ik denk eerder dat we in een overgangsfase zitten. Eigenlijk is het principe van gelabeld hout
nog maar 10 jaar oud en volgens mij zullen diegene die nu steeds met niet-gelabeld hout
werken binnen een paar jaar ook met gelabeld hout werken. Ik zie het gewoon als �de rest een
stapje voor zijn�.�
9) Voeren jullie audits uit bij de leveranciers? Worden zij op één of andere manier
gecontroleerd?
�Inderdaad, ikzelf ga twee keer per jaar op bezoek in Kameroen. Dit vooral om voeling te
houden met de mogelijkheden van de markt, maar ook om te kijken hoe het eraan toe gaat in
de houtkapbedrijven. Hiermee kan je als bedrijfsleider al heel wat wijzer worden, maar toch
blijft het heel moeilijk om exact te weten wat echt gebeurt. Het is al eens voorgevallen dat ik
weigerde met een bedrijf samen te werken op basis van wat ik te zien kreeg. Maar let op, hier
Bijlage 4 - 3
gaat het niet zozeer om de werkomstandigheden of zo, eerder om de kwaliteit van het gekapte
hout en de betrouwbaarheid van de leverancier. U moet weten dat heel wat houtkapbedrijven
puur op de zwarte markt opereren en dat levert voor mij niet veel zekerheid op. Als er iets zou
fout gaan, dan heb ik in principe geen poot om op te staan. Bij erkende bedrijven ligt dat
helemaal anders.�
10) Ervaart u moeilijkheden in de markt? Bijvoorbeeld, op vlak van een toekomstig
tekort in de houtsoorten die u aankoopt?
�Eerlijk gezegd, nee. U moet weten dat wij hoofdzakelijk Azobe-hout aankopen. Deze
houtsoort is een beetje te vergelijken met eik bij ons. Wanneer je bijvoorbeeld een volledige
zone zou platkappen en dat een aantal jaren gewoon zo zou laten liggen, dan zal je zien dat de
Azobe de eerste boom is die spontaan teruggroeit. Het is een heel sterke boom. Er is dus heel
wat Azobe te vinden in Kameroen. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met het slavenverleden.
Tijdens deze periode trokken zoveel mogelijk arbeiders weg van de kust om op die manier
verder weg te geraken van de slavenarbeid. Daar kapten ze nieuwe zones kaal, hoofdzakelijk
voor de landbouw. Zoals ik al eerder vermeld heb, zijn Azobe-bomen de eerste bomen die
spontaan teruggroeien. Vandaar het feit dat vandaag de dag heel wat Azobe te vinden is
wanneer je een vijftiental kilometer van de kust verwijderd bent. Aangezien we ons brood
winnen via dergelijke sterke boom, denk ik niet dat we moeten vrezen voor toekomstige
inkomsten.
Eigenlijk is dit een beetje ironisch te noemen: het onethisch handeldrijven van toen
(slavenarbeid) heeft jaren later zijn positieve effecten.�
11) Merkt u op een of andere manier dat Kameroen zich zelf een beetje zorgen
maakt in de houtindustrie?
�Nee, eigenlijk niet. Ze vinden het eerder bizar dat we er nu plots zoveel aandacht aan
schenken, nadat we met zijn allen al ongeveer 1000 jaar alles hebben komen platkappen. Ik
kan natuurlijk enkel maar voor mezelf spreken, maar wij doen bijvoorbeeld zaken met twee
bedrijven in Kameroen die in Nederlandse handen zijn. De mensen die daar tewerkgesteld
worden, worden goed behandeld. En zeker wanneer je het vergelijkt met de Afrikaanse
normen. Het is voor Kameroen ook een grote bron van inkomsten. Vandaar dat ze zelf niet
aan de alarmbel trekken denk ik.�
Bijlage 4 - 4
12) Hoe gebeurt het transport?
�Het transport is in feite bijna allemaal via het water. Indien we het via de weg zouden doen,
zou dit financieel niet mogelijk zijn. We zijn ook heel gemakkelijk: ons hout komt toe in de
haven van Duinkerken, Antwerpen of Amsterdam en wordt dan via een transportbedrijf tot bij
ons gebracht. We zitten wel dicht bij de Gentse haven, maar toch werken we er niet tot
nauwelijks mee samen, aangezien het hout daar niet echt een lijn heeft liggen en de kosten
achteraf nog hoger zouden liggen dan wanneer we het hout vanuit Amsterdam laten
overkomen.�
13) Dus er is zo weinig mogelijk vervuiling via transport?
�Ja, dat proberen we toch. We zouden natuurlijk ook wel een eigen camion kunnen instellen
om het hout af te halen van de haven, maar ook hier moet weer een kosten-baten-analyse
gebeuren. Indien we ons hout gaan ophalen, wat zouden we dan meenemen naar Amsterdam?
In feite zijn dit dan gewoon verloren kilometers die gereden worden en die een
transportbedrijf kan ontwijken door telkens als hij ergens iets komt leveren ook weer iets kan
meenemen enzoverder.�
14) Misschien niet zo toepasselijk voor jullie, maar hoe gebeurt de verpakking?
�Al ons hout is gewoon samengebonden via staaldraad of plastieklinten. We hebben dus niet
veel verpakkingsafval. Zowel wanneer het hout toekomt, als wanneer we het hout na
bewerking naar de klant sturen, aangezien we zoveel mogelijk afgewerkt materiaal onverpakt
naar de klant te brengen, tenzij er een specifieke vraag is vanwege de klant, natuurlijk. We
proberen ook zoveel mogelijk hout in planken aan te kopen, aangezien die makkelijker
vervoerbaar zijn. Volledige boomstammen kunnen namelijk minder makkelijk gestapeld
worden en zo zullen altijd nog ongebruikte holtes zijn tussen de boomstammen. Aan de
andere kant moeten we ook wel boomstammen aankopen, aangezien we soms met
bestellingen te maken krijgen waar geen standaardafmetingen van houtplanken kunnen
gebruikt worden�
15) En wat gebeurt er met het houtafval dat u verkrijgt tijdens de verwerking van
het hout? Is dat puur verloren of wordt dat nog voor andere zaken gebruikt?
Bijlage 4 - 5
�Het grootste deel van wat we als afval hebben, wordt door particulieren afgehaald als
brandhout. We hebben ook zagemeel, maar dit is wel van minder goede kwaliteit. Het kan
bijvoorbeeld niet zo goed gebruikt worden voor vloeren en dergelijke. Dit is bijgevolg eerder
puur afval te noemen. U moet weten dat bij 1 boomstam er ongeveer een rendement is van 60
procent. In die 60 procent is zelfs het brandhout al meegerekend. Er is met andere woorden
40% afval dat voortkomt uit een boomstam. Wanneer we planken aankopen ligt dat
rendement veel hoger en hebben we dus ook veel minder afval. Vandaar onze voorkeur naar
houtplanken.
16) Hoe ziet u dit alles in de toekomst evolueren?
�Indien u het mij vraagt, zal binnen 10 jaar ongeveer 60 procent van al het hout van gekende
oorsprong zijn, dit wil zeggen dat ze onder controle zullen staan. Maar vooraleer het zover
kan komen, zal het WWF zijn kwaliteitseisen moeten aanpassen. Op dit moment legt het
WWF de lat te hoog, waardoor we met een tekort aan gelabeld hout zitten. Het WWF reageert
hierop door te stellen dat ze enorm veel hout hebben laten certificeren, bijvoorbeeld in
Zweden, Rusland en Finland, maar dat haalt voor ons helemaal niets uit aangezien die
houtsoorten niet tot onze interesse horen.�
Ik bedank u voor uw tijd.
Bijlage 4 - 6
Bijlage 5: Interview met Herman Van de Velde, Gedelegeerd Bestuurder
van �Van de Velde�, te Schellebelle op donderdag 19 juli 2007
1) Ervaart u een wijziging op vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Voelt u bijvoorbeeld dat het onderwerp steeds verder wordt uitgebreid en niet
meer enkel van toepassing is op het eigen bedrijf?
�Ja, inderdaad, ik moet zeggen dat het vroeger wel simpeler was. Vroeger was het voldoende
dat je ZEGT dat je ethisch en koosjer bezig bent. Nu stellen de vakbonden zich daar steeds
meer vragen bij en willen ze onze filialen in het buitenland zelf gaan controleren.�
2) En gebeurt dit dan ook?
�Nee, want wij willen dat eigenlijk niet, dat is niet nodig volgens ons en ik zie daar het nut
niet van in. Het brengt ook kosten met zich mee en het is logistiek gezien niet steeds even
eenvoudig. We hebben wel voor een alternatief gezocht en laten onze buitenlandse bedrijven
nu doorlichten door externe bureaus. Deze doorlichting zorgt ervoor dat we het SA 8000-label
waard zijn. We opereren dus onder het SA 8000-label en worden hierdoor om de drie jaar
volledig en grondig gecontroleerd. Om de 6 maanden vindt ook een tussentijdse audit plaats
waar bijvoorbeeld met alle mogelijke stakeholders eens gesproken wordt.�
3) Jullie controleren dus op actieve basis de leveranciers op sociaal vlak?
�Inderdaad, wij hebben personen intern in het bedrijf die jaarlijks een aantal leveranciers
uitkiezen die ze dan gaan controleren. Het is natuurlijk ook wel zo dat een leverancier van
knoopjes anders gecontroleerd wordt dan een leverancier die verantwoordelijk is voor meer
dan 10% van onze bedrijfsomzet. de knoopjesleverancier wordt minder streng gecontroleerd,
enkel maar omdat die minder belangrijk is. Indien de knoopjes afkomstig zouden zijn van een
leverancier die op sociaal en/of ecologisch vlak minder goed bezig is, dan maakt dat weinig
uit voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de lingerie in zijn geheel.
Bijlage 5 - 1
Ik moet wel zeggen dat al onze leveranciers uit Europa komen en dat grote sociale problemen
daar praktisch nooit voorkomen. Het grootste probleem voor ons zit eigenlijk bij de eigen
productie, die we uitbesteden naar de lageloonlanden.�
4) Hoe lost u dit probleem dan op?
�Eigenlijk is het zo dat we van ons cliënteel zeer weinig vraag opmerken naar sociale
correctheid. Ik denk dat het grote publiek veel gevoeliger is voor ecologische zaken dan voor
sociale zaken. Toch probeerden we onze producenten in lageloonlanden ethisch te profileren.
Onze producent in China bijvoorbeeld heeft een WRAP-label (dit is een Worldwide
Responsible Apparel Production-label).�
5) Wat waren voor u de grootste redenen om over te gaan naar een maatschappelijk
verantwoord ondernemen in de supply chain?
�Eigenlijk is het vooral op vraag van de vakbonden gekomen. Zij wilden niet enkel dat we
garantie gaven voor ons ethisch ondernemen, maar dat er ook bewijs van was. Een tweede
reden ligt voor ons in het feit dat we een merk zijn. Indien je een merk bent, ben je enorm
kwetsbaar voor negatieve publiciteit. Kijk maar naar wat Nike meegemaakt heeft een aantal
jaren geleden. Door ons SA 8000- en WRAP-label dekken we ons daarvoor in. Indien we
hogere verkoopscijfers merken, ligt dit zeker niet aan het feit dat we een SA 8000-label
hebben. Integendeel, we moeten veel kosten maken hiervoor. Het zorgt er alleen maar voor
dat we minder kwetsbaar zijn voor reputatieverlies.�
6) Ik had u graag ook nog wat gevraagd over het milieu. Voeren jullie ook
ecologische initiatieven uit om ervoor te zorgen dat het milieu beter bewaard
blijft?
�We hebben geen ISO 14000-label, maar we volgen wel het �ökotex�-label. Hierin worden
normen opgesteld waaraan de textielsector zou moeten voldoen, zoals bijvoorbeeld, geen lood
gebruiken bij de kleuring van de stoffen. We kleuren uiteraard onze stoffen niet zelf, maar wat
ik bedoel met het volgen het ökotex-label, is dat we enkel van leveranciers kopen die
gecertificeerd zijn met dit label. Of toch tenminste 90% van onze leveranciers voldoen
hieraan. Het feit dat er ook nog andere bestaan, is vooral te wijten aan het feit dat die
Bijlage 5 - 2
leveranciers die moeite niet willen doen of de kosten die eraan vasthangen niet willen
maken.�
7) Om het milieu zo min mogelijk te belasten kan ook het transport ecologisch
geregeld worden. Is dat ook één van jullie bezigheden?
�Nee, om eerlijk te zijn worden er geen inspanningen gedaan op vlak van transport. Het is niet
zo dat we bijvoorbeeld telkens zoveel mogelijk in 1 keer proberen mee te nemen zodat we
minder heen en terug zouden moeten rijden. Ik ben nog altijd van de mening van de klant
koning is en als de klant van ons vraagt dat we intensiever leveren, dan doen we dat. Vroeger
vervoerden we onze goederen wel via de trein (via ABX), maar de NMBS heeft dit systeem
ondertussen afgeschaft, waardoor we alles vervoeren via de weg.�
8) Wordt er binnen het bedrijf een systeem opgesteld waardoor klanten bepaalde
goederen kunnen terugsturen? Worden deze goederen dan opnieuw gebruikt in
het productieproces (recyclage)?
�Nee, dat niet. De klanten kopen onze goederen aan op eigen risico. Indien de goederen niet
verkocht geraken, dan nemen wij deze goederen niet terug. Enkel wanneer er foute leveringen
gebeuren of wanneer er foutjes zitten in de lingerie, hebben de klanten een terrugzend-recht.�
9) Wat gebeurt er met de overschotten? Bijvoorbeeld restjes stof of
verpakkingsmateriaal?
�Het stof wordt eerst gesorteerd, waarna het opgehaald wordt en naar de afvalcontainer
gebracht wordt. Dit is dus puur afval.
Bij onze verpakking betalen we een soort van belasting. Met deze gelden worden de
ophaalorganisaties betaald die al ons verpakkingskarton bij de klant komen ophalen. Het
systeem van �de vervuiler betaalt� eigenlijk. Dit is vooral in Duitsland het geval, maar volgens
mij werkt België met hetzelfde systeem.�
10) Vindt u het een goede zaak dat er de laatste jaren steeds meer aandacht gaat
naar het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de supply chain, of voelt u
dit eerder aan als een ondermijning van wat �zakendoen� eigenlijk is?
Bijlage 5 - 3
�Tjah, dat is een beetje dubbel eigenlijk. Ik vind het een positieve zaak dat deze ontwikkeling
ervoor zorgt dat mensen zich meer bewust zijn van wat de issues zijn.
Ik heb er aan de andere kant wel problemen mee dat heel het �maatschappelijk verantwoord
ondernemen�-gebeuren, gebruikt wordt als een managementinstrument. Ik vind persoonlijk
dat maatschappelijk verantwoord ondernemen in de ziel van het bedrijf moet zitten; dat je je
ervoor engageert omdat je zelf vindt dat het moet gebeuren. Ik zie niet graag al die bedrijven
die er zo mee te koop lopen.
Het voelt eerder een beetje aan als een hype vind ik. En eigenlijk is het zelfs op vele vlakken
niet eens correct. Ik zal je een voorbeeld geven: de SA 8000-norm stelt dat er geen kinderen
mogen tewerk gesteld worden onder de 15 jaar. Tijdens de jaren �80 heb ik zelf ook nog veel
meisjes aangeworven die 14 jaar waren. Dat was toen niet abnormaal. Ze studeerden tot aan
het zesde middelbaar, dan misschien nog een zevende en/of een achtste jaar, en toen
begonnen ze al te werken. Is het dan niet een beetje ironisch dat we landen zoals China en
Tunesië moeten verbieden met jongere mensen te werken? Wij deden het toch ook toen we in
dezelfde ontwikkelingsfase zaten?�
Ik bedank u voor uw tijd.
Bijlage 5 - 4
Bijlage 6: Interview met François �t Sas, zet bedrijven op in opdracht van
buitenlandse ondernemers, te Kortrijk, Park Hotel, op zaterdag
21 juli 2007
1) U wordt aangesteld door bedrijven om een filiaal op te zetten in het buitenland.
Worden door die bedrijven soms eisen gesteld, bijvoorbeeld op vlak van de
werknemers die er zullen werken of op vlak van ecologische standaarden?
�Eigenlijk niet echt. Ze eisen vooral dat het filiaal goed werkt en geld in het laadje brengt. Ze
schakelen mij in om ervoor te zorgen dat alles binnen budget blijft. Ze moeten dankzij mij
ook niet tal van personen aanspreken om alles in orde krijgen aangezien ik praktisch het hele
pakket onder handen neem. Op sociaal vlak is het zo dat de werknemers zowieso voldoende
betaald worden. Ik maak het hen duidelijk dat de personen die in hun bedrijf werken goed
moeten opgeleid zijn en dergelijke opleiding neemt al gauw zes maanden in beslag. Op die
manier worden de werknemers voldoende betaald, aangezien de bedrijfsleiders niet willen dat
de werknemers vertrekken, want dan moet dat hele opleidingsproces opnieuw gestart worden.
Ook van kinderarbeid is geen sprake. Ik heb daar persoonlijk toch nog niet mee te maken
gehad. U moet weten dat de bedrijven waar ik voornamelijk mee werk, tapijtbedrijven zijn.
Deze bedrijven hebben machines die met computers werken, waardoor er toch enige graad
van intelligentie vereist is en de bobijnen die gebruikt worden om de tapijten te weven wegen
al snel 20 kilogram. Vandaar dat kinderen zelfs niet aantrekkelijk zijn om er te gaan werken.
Op ecologisch vlak hangt veel af van de wetten die het land heeft. Rusland bijvoorbeeld is een
land waar alles tot in de puntjes geregeld is, maar toch is er nog heel veel corruptie en
omkoperij. Wanneer een bedrijf bijvoorbeeld stil gelegd wordt omdat het de standaarden niet
naleeft, maar de dag erna gewoon weer operationeel is, zal daar niemand iets van zeggen of
zich daar vragen bij stellen. Hier is dat niet denkbaar. Ikzelf kan met sociale en ecologische
toestanden mijn problemen hebben, maar kan daar bitter weinig aan doen.�
2) Hoe komt dat?
�De bedrijven waar ik voor werk zijn voornamelijk buitenlanders en het is heel moeilijk om
aan hen iets duidelijk te maken wat voor ons de normaalste zaak ter wereld lijkt. Ik geef een
Bijlage 6 - 1
voorbeeld: in Rusland vroeg ik een bedrijfsleider wat het belangrijkste bezit is van zijn
fabriek. Hij antwoordde: �mijn machines�. Ik probeer hem duidelijk te maken dat hij daar
volledig fout in zit (de werknemers zijn belangrijker), maar dat dringt bij vele leiders niet
door. Ze snappen het niet. Vooral in Rusland is dat probleem heel groot, want werknemers
zijn daar in principe niets.
Het gebeurt ook heel vaak dat ik de bedrijfsleiders erop wijs dat bepaalde acties die ze
ondernemen gewoon niet kunnen, maar dan luistert bijna niemand, aangezien ze mij
aangeworven hebben om de fabriek op te stellen� daarna is mijn job in principe afgelopen en
moet ik me nergens meer mee moeien.�
3) U kunt dus wel spreken van een groot verschil in cultuur en denkwijze?
�Jazeker, ik zou zelfs durven zeggen dat het niet alleen een andere cultuur is, maar zelfs een
andere wereld! En dat geldt niet alleen voor de bedrijfsleiders, maar ook voor de werknemers
zelf. Ik ken bijvoorbeeld persoonlijk een bedrijfsleider die dezelfde denkwijze hanteert als
mezelf en als de meeste Belgische ondernemers. Hij zag dat in vele bedrijven in het
buitenland de werknemers in slechte omstandigheden leven. Ze worden iedere dag met de bus
naar hun werk gevoerd en komen �s avonds weer �thuis� in een hok waar ze met 10 mensen
samen leven in 1 ruimte en waar 1 toilet en 1 douche staat die in heel slechte staat verkeren.
Die bedrijfsleider die ik ken wou daar iets aan veranderen en kwam op het idee om douches te
installeren in het bedrijf zelf, waardoor ze nog konden douchen voor ze naar huis gingen of
tijdens hun pauze, zodat ze niet eeuwig moeten wachten tot de douche thuis vrij komt. Wat ik
u nu zal vertellen zal u niet geloven, maar zij rukten die douches letterlijk van de muur af.
Ook bij de werknemers heerst met andere woorden een totaal andere mentaliteit dan hier. Het
is dan zeer moeilijk om daar goed te doen.�
4) Merkt u op één of andere manier een wijziging in de wetgeving bij de landen
waar u de fabrieken opstelt?
�Inderdaad, er zijn veranderingen gebeurd, zowel op sociaal als op ecologisch vlak. Vroeger
verdiende een bepaalde werknemer bijvoorbeeld 250 dollar per maand en moest daar 6 dagen
van 12 uren voor werken. Nu verdient die al 450 dollar en werkt die nog maar 5 dagen. De
vakbonden komen steeds meer op. Bijvoorbeeld in Zuid-Afrika. Daar is het zelfs een beetje
overdreven te noemen. Er kan gesteld worden dat je in Zuid-Afrika het best af bent als zwarte
Bijlage 6 - 2
zwangere vrouw. Wanneer je een werknemer wilt ontslaan moet die eerst 3 maal mondeling
verwittigd worden, daarna nog eens 2 maal schriftelijk en dan volgt nog een gerechtelijke
zitting waar je uw zaak moet verdedigen. Het is met andere woorden ongelooflijk moeilijk om
daar iemand te ontslaan, zelfs als je hem tot twee maal toe betrapt als hij aan het slapen is
terwijl hij eigenlijk aan het werk zou moeten zijn.�
5) Ervaart u een evolutie naar meer CSR? Wat zijn volgens u de toekomstige
trends?
�Jazeker, maar eigenlijk met de verkeerde bedoelingen, volgens mij. CSR wordt steeds meer
als een publiciteitscampagne gebruikt. Dit is niet het doel van CSR. Ik zal u een voorbeeld
geven van een concurrent: Hij kwam op de proppen met �het meest groene tapijt�. Toch was
dit tapijt op volledig dezelfde manier geproduceerd als onze tapijten. Dit toont aan dat
�groen� in is.�
Ik bedank u voor uw tijd.
Bijlage 6 - 3
Bijlage 7: Bijkomende telefonische interviews met de houtsector
Om een éénzijdige visie op de houtsector te vermijden werden twee bijkomende interviews
verricht (de resultaten hiervan worden slechts beknopt weergegeven):
- De heer Filip Rammant, aankoopdirecteur van de firma Rammant nv, Zedelgem, 21
juli 2007, telefonisch
- De heer Bruno De Maeseneer, intern verkoper van de firma Lagae, Kortrijk, 21 juli
2007, telefonisch
In deze interviews werd voornamelijk gepeild naar het FSC-gelabeld hout.
Beide bedrijven kopen FSC-gelabeld hout aan, maar ondervinden eveneens een tekort aan
gelabeld hout. Hierdoor zijn ze verplicht ook niet-gelabeld hout aan te kopen om aan de vraag
in de markt te kunnen voldoen.
De reden voor het aankopen van FSC-gelabeld hout lag voor beide bedrijven in de interne
overtuiging dat het hout moet beschermd worden indien we nog lang van het houtaanbod
willen genieten.
De firma Lagae kan gezien worden als de pionier op de Belgische markt wat betreft het
aankopen van FSC-gelabeld hout.
De heer De Maeseneer merkt op dat FSC-gelabeld hout vaak meer fouten vertoont dan niet-
gelabeld hout. Dit aangezien gelabeld hout duurzaam hout is. Hierdoor wordt zo veel
mogelijk van het gelabeld hout gebruikt. Minder goede houtstukken worden, met andere
woorden, niet weggegooid.
Bijlage 7 - 1