+ All Categories
Home > Documents > HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj,...

HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj,...

Date post: 02-Mar-2020
Category:
Upload: others
View: 1 times
Download: 0 times
Share this document with a friend
172
Transcript
Page 1: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln
Page 2: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln
Page 3: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

GESCHIEDENIS

VAN HET

WERELDLIJK TOONEEL

IN NEDERLAND,

GEDURENDE DE MIDDELEEUWEN.

Page 4: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

-^` —^~~^---------`--^^on VAN nu uxnvo m xM/r^

Page 5: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

GESCHIEDENISVAN HET

WERELDLIJK TOONEEL

IN NEDERLAND,

GEDURENDE DE MIDDELEEUWEN.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOCTOR IN 1)E LETTEREN EN WIJSBEGEERTE,

AAN DE HOOGESCHOOL TE LEIDEN,

OP GEZAG VAN DEN RECTOR AtAGNIFICUS,

Dr. P. L. RIJKE,HOOGLEERAAtt IN DE \VIS• EN NATUURKUNDIGE WETENSCHAPPEN,

IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN

DOOR

HENRI ERNEST MOLTZER,VAN WASSENAAR.

OP VRIJDAG, DEN 11 APRIL 1862, DES NAMIDDAGS TE 3 URE.

LEIDEN,

GEBROEDERS VAN DER HOEK.1862.

Page 6: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln
Page 7: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

U, Hooggeleerde Heeren, Professoren der Literarische Fa-culteit, voor het publiek en privaat onderwijs, dat ik ge-durende vele jaren van U heb genoten, hier openlijk mijndank te betuigen, acht ik overbodig. Als ik getoond hebdaarin levendig belang te stellen, moogt Gij u van mijneerkentelijkheid verzekerd houden. De wijsheid van Atheneen Rome, de lessen der geschiedenis en der ervaring, hoezal ik ze ooit kunnen gebruiken, zonder tevens dankbaarte denken aan U, die mij geleerd hebt ze te waarderenen liefhebben? Het is mijn oprechte en hartelijke wensch,dat de Leidsche Academie zich nog lang in het bezit van Umoge verheugen , en zich beroemen U onder hare Hoog-leeraren te tellen.

Aan U, hooggeschatte DE VRIES, gevoel ik mij bijzon_der verplicht. Veel, zeer veel, ben ik aan U verschul-digd. Gezwegen nog van de hulp, door raad en daad mijbetoond, bij het bewerken van mijn Academisch Proef-schrift: als ik denk aan de uren in Uw gezellig studeer-vertrek doorgebracht, meer bepaald aan de Dingsdagschebijeenkomsten, die ik het voorrecht heb gehad zes jarenbij te wonen, hoeveel stof tot danken geeft mij reeds al-leen de gedachte daaraan!

Die Dingsdagavonden zullen mij onvergetelijk zijn. Het-zij Gij ons de stemmen uit de Germaansche Oudheid deedtverstaan, om de ontwikkeling onzer moedertaal als met

Page 8: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

den vinger aan te wijzen, of hare eigenaardigheden enharen rijkdom toondet; hetzij Gij, zelf welsprekend, Uwedenkbeelden over stijl en welsprekendheid ontvouwdet, of

door Uwe kritiek op de vereischten der kunst van stellenen vertalen opmerkzaam maaktet; altijd wist Gij onze be-langstelling te wekken, onze aandacht te boeijen. En bo-vendien. Door de gemeenzaamheid en vertrouwelijkheid,nog liever door de vriendschappelijkheid, die in onzebijeenkomsten heerschte, werd eene onderlinge wisselingvan gedachten mogelijk, even aangenaam als leerrijk.De tijd zal leeren, of ik van dat alles de vruchten zalweten te plukken, en te woekeren met de kennis en we-tenschap, die ik heb opgedaan: wat hij niet zal leeren,

is, dat Gij uwe pogingen met ondank beloond ziet.Aan 15, mijne beste vrienden, die ik hoogacht en lief-

heb, een enkel woord. Wij dachten met ons allen overalles lang niet eenstemmig, maar over één ding zijn wijhet bepaald eens, namelijk over het dierbare onzer vriend

-schap. Laat ons hierover één van ziel en één van zinblijven!

Gij, vrienden en kennissen, vaartwel.

Leiden,,

4 April 1862.

Page 9: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

INHOUD.

HOOFDSTUK I.

Het literarisch leven in de Middeleeuwen . . Bl. 1.

HOOFDSTUK H.

De oorsprong van het wereldlijk tooneel . . „ 37.

HOOFDSTUK III.

Het wereldlijk tooneel . . . . . . . . „ 73.

HOOFDSTUK Iv.

Overgang tot de Rederijkers . . . „ 139.

Page 10: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln
Page 11: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

HOOFDSTUK I.

Het literarisch leven in de middeleeuwen.

Dat men de woorden van Madame de Stael, „ it faut

juger les écrits d'après leur date", wat ruimer toepassen

moet, en alles behoort te beoordeelen naar zijn tijd, schijntniet meer dan zeer eenvoudig en natuurlijk. Algemeen

erkent men, dat het hoogst onrechtvaardig en onbillijk is,

den jongeling naar denzelfden maatstaf te beoordeelen alsden man, en bij verschil van leeftijd gelijkheid van ver-standelijke en zedelijke ontwikkeling te onderstellen. Wei-

nige biografen zullen dan ook tot zulk Bene fout vervallen! —

maar waar het de geschiedenis der menschheid geldt, is

men minder nauwgezet en laat men vaak in de kritiekschreeuwende anachronismen oogluikend toe. Toch is, wel

beschouwd, het onderscheid denkbeeldig. Om een ver

-schijnsel in de geschiedenis der menschheid zuiver te kun

-nen waarnemen en goed te begrijpen, moet men het stellen

op de rechte plaats en liet ware licht er op laten vallen:

eene verkeerde plaats en een valsch licht zullen eene scheeve

voorstelling geven. De veiligste weg, waarop tevens het minste1

Page 12: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

2

gevaar bestaat het verschijnsel te veel te isoleren, schijntmij deze: zich zoo naauwkeurig mogelijk bekend te makenmet de naaste omgeving er van, eigen tijd, eigen denk-beelden, vooral eigen vooroordeelen buiten rekening telaten, om met een onbenevelden blik het verledene tekunnen beschouwen.

Vooral is dit noodig waar het de middeleeuwen geldt.Men is zoo ligt geneigd, de epitheta „ duister en verward,"waarmede men in zijne jeugd die tijden heeft leeren ka-rakteriseren, ook daar toe te passen, waar duisternis enverwarring zich alleen vertoonen als een gevolg van eigengebrekkig onderzoek, en zoo doende den knoop door tehakken, dien men zelf niet ontwarren kon. Inderdaadzijn die eeuwen zoo duister en verward niet geweest: indien schijnbaren chaos is orde en zamenhang, licht enleven, voor wie ze zien wil en niet moedwillig de oogensluit. Tusschen de verschijnselen en teekenen dier tijdenis een harmonisch verband, even als tusschen die van onzeeeuw: ook toen lag in het verleden het heden, in watwas, wat worden zou.

Overtuigend zal dat blijken bij de geschiedenis van onsmiddeleeuwsch wereldlijk drama. Wel verre van, eenmeteoor gelijk, even plotseling als geheimzinnig te ver-schijnen, ontkiemde het langzaam en geleidelijk tot deplant, wier bladeren en bloesems ons nog bekoren.

Ik zal daartoe in vlugtige trekken het literarisch leven ende literarische beweging der middeleeuwen in GermaanschEuropa trachten te schetsen, en omdat beide innig zamen-hangen met den toestand der maatschappij, ook op dezeneen blik werpen. Zoo toch zal het duidelijk worden, dathet drama niet anders is dan het kind van zijn tijd, het

gevolg van den gewijzigder toestand der maatschappij.

Page 13: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

3

GUIZOT zegt ergens in zijne Hisóoire de la civilisa-tion, dat als iemand in de middeleeuwen, ten tijde vanKarel den Groote b. v., dezelfde vraag had kunnen doenals Sieyes in de xvtiide eeuw gedaan heeft: „qu' es -ce que

le tiers-ééat?" het antwoord een geheel ander zou geweestzijn dan dat van den Abt; men zou eigenlijk het antwoordhebben moeten schuldig blijven. Een derde stand waser niet: de personen, die tegenwoordig met den naam van„ het volk" bestempeld worden, waren geen bepaalde stand:het was met hen als met de soldaten in de Ilias. Beston-den deze eenig en alleen door de heroën en voor de he-roën, in de middeleeuwen was er adel en geestelijkheiden hunne aanhoorigen, eigenlieden of dienstlieden — „ nu-meri frugee consumere nati" — onder morele en materielevoogdij (zoo als Prof. JONCKBLOET zegt) van priester enkrijgsman. En deze voogdij werd door de voogden nietals een eerepost beschouwd, het tegendeel is waar! Totden dorper zeide men:

Ei gauc week, God minere di,Du bist der werelt scawe!

en geen wonder. Immers voor de edelste aandoeningenwas hun gemoed onvatbaar!

Cupido — sayt dat, soete suet van minuen.Dat gheen dorpere mach gewinnen.

was liet getuigenis van den adel. Zelfs had men de hoop,in liet toekomende leven door het bijzijn van die verachteschepsels niet te worden onteerd! ' )

1) Zie LEGRAND D' nussY, Fabliaux os Contes etc. Paris 1829. 1I.

bladz. 352, 't stukje van auTEBOEuF, getiteld: «le pet de nt/aí^i:"

Page 14: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

4

Geheel iets anders dan tegenwoordig, ik durf zeggen ,liet tegenovergestelde er van was de maatschappij der mid-deleeuwen. Ilet zwaartepunt van macht is verplaatst:thans meer en meer 't volk alles , adel en geestelijkheidals zoodanig ii iels, toen liet volk niets — als het weerloozeslachtoffer der „ beide zwaarden." Dien indruk gaf ook deuitwendige toestand des lands. Behalve de steden door deRomeinen gesticht, werden er slechts enkele geteld, dieliet eentoonig panorama der adellijke burchten en geestelijkepaleizen afwisselden.

Binnen den steilen muur, van Bene gracht omringden met „ vechthuizen" versterkt, verhief zich het slot,waar de „hoghe baroen ," de felle heer troonde. Daarom heen stonden de armoedige hutten der schamele dor-pers: een droevig contrast met den trotschen zetel vanheerschappij en macht! De abdij en het klooster met kerk

en kapel, niet verre van daar , mochten door het kruis,dat naar den hemel wees I), het symbool als het ware vannederigheid en vrede, den indruk van het ruwe krijgsge-

weld matigen, het was niettemin cone geduchte macht,die daar zetelde, de tweelingzuster der andere, die methaar de wereld regeerde 2 ).

. Le paradis n'est point fait pour les villains : l'écriture nous l'an-

nonce. Ni pour argent ni pour bonnes oeuvres its ne peuventjamais l'obtenir, et en vérité, vela est bier juste." In ruTrnocue's

dagen begon men overigens van die meening terug te komen.

') Ofschoon somtijds de kloosters versterkt waren: een voorbeeld

bij iAuNxoevls, Flandr. Slaats•und Rechtsgeschiehle I, bl. 314.

) Voor dit en het, vervolg, zie Tiler's l'erhand. X IXde stuk, ge -

troosten enz. onzer voorvaderen door J. A. STRESO, bl. 37, 66, en over

hetzelfde J. V. renrex, passim; V. wiav, Geschied- en letlerk. arrondet.

1I bl. 59 en vigg.; uUELLMANN, SI,iedteroesen des Jlillelalters, IV blade

Page 15: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

5

Wel is waar was liet leven van dien patriarchalen staatkort van duur, en begonnen zich reeds na de invallender Noormannen hier en daar steden te vertoonen , laterde kweekhoven van nijverheid en scheepvaart, de stapel

-plaatsen van handel en verkeer; ook werden zij soms doorden landsheer met marktprivilegiën en dergelijke vrijhedenbegiftigd, zoo als wij het b. v. van die in Vlaanderen uitde xde eeuw stellig weten; ja zelfs waren de kasteelesen ca8tra , kloosters en domkerken, vaak onmiddelijk oor

-zaak van het ontstaan der oppida uit de burgi en villae(men denke aan Gent en Brugge); dat alles neemt echterniet weg, dat haar toestand meer een exceptionele konheeten, terwijl bij leenstelsel en hierarchie de macht feite

-lijk en rechtens bleef berusten. Trouwens het geheeleuitzicht der steden was voldoende om daarvan den bewonerlevendig overtuigd te houden. Welk een hemelsbreedverschil tusschen de Italiaansche en Spaansche steden, endie van Germaansch Europa! Herinnerden de eerste al-lerwege aan de Romeinsche bouwkunde, verkondigden zelfs

hare bouwvallen nog de beschaving der wereldoverwin-naars , de Germaansche steden waren niets dan een aan

-tal grootere en kleinere woningen, hier en daar zonderorde of plan verspreid, kennelijk met het eenige doel ge-bouwd om den bewoner een onderkomen te bezorgen. Diewoningen (Kuizen noem ik ze niet, omdat men daarbij on-

willekeurig aan steenen gebouwen denkt) waren in denregel van hout, zeer eenvoudig, armoedig zouden wijthans zeggen, ingericht, niet daken van stroo gedekt, vrij

35, 37, 38; v. RAUMEIi, Geschickle der Ilokenslaufen VI, b1.131, V.

bi. 240. 237; wnazI ozaxc , t. a. p. bL 115 , 317.

Page 16: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

6

wel gelijkende op die schamele hutten, waarvan een geringaantal bij ons een gehucht, op zijn hoogst een dorpje ge-noemd wordt. De muren , zoo ze er waren , bestonden ineen houten staketsel en maakten de daardoor „ geveste engeplankte" steden tot vestingen. De straten waren in nietsonderscheiden van zulke gulle zandwegen, als wij geluk-kig hoe langer hoe schaarscher aantreffen, met dit verschil,dat het vuil en slijk, waarvan zij door den stedeling me-nigmaal tot bergplaats gebruikt werden, ze soms tot waremodderpoelen maakten. Van verlichting was geen sprake;steenen bruggen waren eene hooge zeldzaamheid. Dat debewoners van zulke plaatsen, evenmin als de lijfeigenen enaanhoorigen, eenige macht in den staat vertegenwoordigden,is duidelijk; het geringste verzet immers was voldoendeom des naburigen leenheers verbolgenheid te wekken, endeze liet zich geene beleediging, welkdanige ook, straffe-loos aandoen: een vonk was genoeg om zijn krijgslust teontsteken.

Er is meer. Om zich een juist denkbeeld te vormen van dentoenmaligen toestand der zamenleving , moet men veel alshet ware wegdenken, thans zoo noodig en onmisbaar, datdaarzonder een maatschappelijk verkeer ons ondenkbaartoeschijnt. De middelen van vervoer voor personen engoederen waren hoogst gebrekkig; schier even zoo veledagen werden vereischt om van de Bene plaats naar deandere te trekken, als tegenwoordig uren; de wegen bo-

vendien zoo onveilig, dat de koopman zich genoodzaakt zagmet een gewapend geleide te reizen, zou hij niet geplun-

derd en uitgeschud, misschien van het leven beroofd wor-den; aan Bene spoedige en zekere brievenverzending vielniet te denken ; een vaste muntvoet, eene onafhankelijkerechtspraak, een onderwijs, dat in de allereerste behoeften

Page 17: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

7

voorzag — in één woord, communicatie- en circulatiemid-delen, zekerheid van personen en goederen, kweekscholenvan kennis en wetenschap, naar onze meening hoofdvoor

-waarden van het bestaan der maatschappij: dat alles werdtoenmaals beschouwd als bijzaak, de aandacht van den oor

-logzuchtigen ridder of hoogmoedigen geestelijke naauwelijks

waardig.Reeds a priori is het vrij waarschijnlijk, dat de letterkunde

in die tijden iets geheel anders zal geweest zijn dan tegen-woordig. Waarheid toch behelzen de woorden van GERVt-

NUS 1), „ dat de denkbeelden en neigingen der natiën de

grond zijn waaruit de voortbrengselen van hun geestelijk

leven ontspruiten en hunne vruchtbare sappen trekken, en

daarom eene naauwkeurige kennis van de bestanddeelen des

bodems vereischt wordt, om het leven en den groei van het

gewas te kunnen verklaren." Andere zeden en gewoonten,

andere denkbeelden en begrippen, scheppen natuurlijk nieuwe

behoeften en stellen nieuwe eischen. Nemen de natiën toe

in ontwikkeling en beschaving, de geest des tijds spreekt

eene nieuwe taal. In de letterkunde spiegelt zich de ge-

wijzigde wereldbeschouwing eens volks noodwendig af.Alleen van een heldentijdperk kunnen zangen als de

Ilias, de Nihelungen, de Beowulf de gewrochten zijn.

Wordt het individu zich zelven bewust en slaakt hij de

banden van de hem onderdrukkende macht der objectivi-

teit, dan ruischen de zoetvloeijende en liefelijke toonen der

lyrische poëzij , het gemoedsleven is het voorwerp der zan-

gen; zoo zal ook de didaktiek en daarnaast het proza ter

bekwamer ure geboren worden, als de geest des tijds ze

i) Gesc4. der poel. Na(. Lit. I, h!. 136.

Page 18: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

8

in het leven roept en de voorwaarden van hun bestaanvervullen kan.

Het beweerde door tal van voorbeelden te staven, zoumij niet moeilijk vallen. Onze eeuw zelve getuigt almedevan de waarheid der stelling; mijn bestek gedoogt evenwelniet in bijzonderheden te treden. Ik merk alleen op, datvóór de dertiende eeuw van didaktiek en drama geen sprakeis. In de kloosters mogen alle „ genres" van dichtkunstbeoefend zijn, de kunstig nagebootste klassieke vormendienden vaak tot doodkleed , en konden , hoe sierlijk ook,het gemis van den levensgeest niet vergoeden. Heldensage,krijgstochten en zegepralen, legenden en mirakelen, zie-daar de thema's, die door hunne oneindige variatiën adelen geestelijkheid boeiden.

En niet alleen de vruchten der letterkunde dragen hetmerkteeken des tijds, waarin ze voortgebracht werden,zoodat wij de middeleeuwen er aan kunnen kennen. Even-min als de uitingen en toekenen van het geestelijk levenaltijd en overal dezelfde zijn , evenmin zijne organen.

De organen van het literarisch leven, waardoor het zichopenbaren, mededeelen en werken kan, zijn tegenwoordigboeken, brochures, tijdschriften, dagbladen; de drukpersheeft geen oogenblik rust; iedere gedachte haar toever-trouwd, ieder woord haar toegesproken vermenigvuldigtzij honderd en duizendvoudig op het papier, om het zooder gansche menschheid kond te doen, en gevleugeld alshet ware over te brengen naar de uiterste einden der aarde.

Het gevolg is, dat niet meer enkele bevoordeelden uit

sluitend aan de literarische beweging deel nemen en hetmonopolie der literarische producten in bezit hebben, nietmeer de bloot toevallige omstandigheid eener hooge ge-boorte of een door de verdiensten der voorouders verwor-

Page 19: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

9

ven erfdeel de eenige voorwaarden zijn tot liet verkrijgenvan kennis en wetenschap, het aankweeken van smaak engevoel voor wat waar, goed en recht en schoon is: wieslechts lezen kan, heeft het groote geheim om tot be-schaving en ontwikkeling te komen, in den vollen zindes woords waarachtig mensch te worden; want al is hetin vele opzichten waar, dat

Die penninc es der werelt here,

het kan niet worden ontkend, dat de drukpers, „ la sna-gistralure de la pensée", haar naar de kroon begint testaan. In het beschaafd Europa is thans geen land, waarop de publieke opinie door geld meer gewerkt wordt dandoor de pers, waar een bankier als zoodanig meer gezien(of ontzien) is dan een publicist.

Van dat alles in de middeleeuwen naauwelijks eenigspoor. Wat tegenwoordig een integrerend deel van onsbestaan is, een boek, was toen eene zoo hooge zeldzaam-heid, dat de geheele bibliotheek eener familie soms uit éénwerk bestond ') ; wat thans algemeen is, toen iets bijzon-ders, schier eene uitzondering. Toch was liet literarischleven niet uitgedoofd en werd er literarisch genot in ruimemate gesmaakt. De organen evenwel waren niet boeken,er was geen leeslustig publiek, er was, zoo als GEn.viNLs

zegt 2 ) , eine Ieorinsti9e Gesellschaft ; „ die Trager andErhalter der Literatur" waren sprekers en zangers 3 ) ; de

') VILLEMAIN, Tabi. de la 1iót: au rn yen ripe, 1 bl. 20.2) t. a. pl. 11. bI. 3(3.') Moxz, Uetersicht enz. § 7.

Page 20: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

10

letterkunde was (het is een woord van SNELLAERT) in demiddeleeuwen vóór de xiii(ie eeuw eene zwervende kunst I).

Over dit laatste ga ik een en ander mededeelen. Devoertuigen der letterkunde, om duidelijk te spreken, wa-ren personen. Even als bij de oude Skandinavische vol-keren de Skalden, bij de Schotten de Barden, aan gast-malen, op feesten, bij krijgstochten , van de heldendadender voorzaten zongen om den alouden heldenmoed wakkerte houden, zoo hadden alle stammen van Germaanschenoorsprong hunne dichters en zangers, die „ het hoogeregeestesleven — godsdienst, wetenschap, kunst — als hetware vertegenwoordigden" 2).

Die mannen vormden niet overal eene bepaalde klasse,ik mag wel zeggen kaste; meest waren ze aan het hofvan den vorst verbonden of zoogenaamde „ fahrende Leute",die het eene land na het andere doorzwierven en hunnegedichten en zangen voordroegen, op hunne tochten tel

-kens nieuwe stof uit geschiedenis en traditie puttend, enhunne hoorders telkens door de aantrekkelijkheid dernieuwheid boeijend. Dat hunne zangen het „levend ar-chief" der sagen en legenden werden, waarin voor deheldendichten onschatbare bouwstoffen bewaard bleven,behoeft geen betoog; dat zij, omdat boeken binnen deenge kloostercel beperkt bleven, de plaats moesten ver

-vullen van wat wij ,,de literatuur" noemen, en zoo indien tijd aan hunne natie volmaakt gelijke diensten be-wijzen konden als deze, met het eenig onderscheid dat het-geen nu schrifíelijk medegedeeld en verspreid wordt, toenmondeling geschiedde, is zeer verklaarbaar. Ik heb slechts

') Schaets der Neder (et(erk. bi. 32.') Zie SAN•Mn1TL, die drlhur. Sage enz. bi. 22 vlgg.: das B Wenwesci

Page 21: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

11

te herinneren, dat verreweg de minste menschen (zelfsvan den beschaafdsten stand der maatschappij) toen lezenkonden, een spreker of zanger derhalve voor de „hor-lustige Gesellschaft" het eenig denkbare orgaan der letter-kunde was.

Eene en andere bijzonderheid, de zwervende kunst be-treffende, zal voldoende wezen om een juist denkbeeld vanhaar te geven en hare roeping te verklaren. ETTMULLER 1 )

wijst, als hij van de zwervende zangers spreekt, op hetAngelsaksische gedicht, waarin de dichter Vidsith, de Scópder Myrgingen, van zijne kunstreizen, als ik ze zoo noe-men mag, vertelt. Ik neem daaruit eenige verzen over,omdat zij voor eene korte schets van het leven, niet vanhem alleen maar van al zijne kunstbroeders, kunnen gelden:

Svd ic geondfêrde fela fremdra londaGeond ginne grund; gódes and yflesTliaer ic cunnade, cn8slê bidm!ed,Fredmaegum feor, folgade vide.Forthon ic mag slogan and secgan spell,Maenan fore meego in meoduhealle ,Hu me cynegóde cysturn dopten. ')

') 1Fandbuch der deutsch. Liter. Geschichte, bl. 10 v!gg.

') Zie GRaIN, Bibliothek der Engels. Poesie. Gbtting. 1857. 1. bl.252. Vidsit.h vs, 50 —5(. Omdat GEZIN van dit stukje de vertaling

niet geeft , laat ik die van Txoxra volgen , the Anglo-saxon poems

of Beowulf, the &6p or Gleeman's tale, and the Fight at F'innesburg;Oxford. 1855. bI. 220. „Thus I traversed many foreign lands overthe spacious earth ; good and evil there I proved , of my offspringdeprived, from my dear kindred far , 1 followed widely. ThereforeI can sing and a tale recite, recount before the many in the mead.

hall, how me the noble of race bounteously treated."

Page 22: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

12

Allen reisden zij door vele vreemde landen , overalwaren zij geëerd, overal vonden zij zich, om zoo te zeg-gen, te huis.

Bij Karel den Groote en zijne opvolgers stonden zij inhoog aanzien I). Hoe dikwerf ook zal liet gebeurd zijn, dat

Die menestrele gaamen daar medeVor den coninc in die stede

Ende Ioofdene met haren sange;

hetgeen Maerlant, wel is waar, verhaalt van Alexander's

intrede in Babylon, maar wij veilig op later tijd mogen

toepassen. Toen Willem de Veroveraar den slag bij Has-

tings zou wagen, was het Taillefer , de menestreel , die, als

een Tyrtaeus, door zijn lied den moed der Normandiërsaanvuurde en, zoo als Percy verhaalt, op 't voorbeeld vanCharlemagne en Roland wijzend zich in den dichtsten

drom der vijanden stortte en strijdend als een leeuw dendood vond. Nog later was dat aanzien geenszins vermin-

derd. Toen Richard Leeuwenhart in Oostenrijk gevan-gen zat, was het Blondel, de menestreel en vertrouwde

des konings, die de plaats wist op te sporen, waar hij in

boeijen zuchtte: naauwelijks heeft hij de eerre helft van het

geliefkoosd lied des vorsten gezongen, of deze heft de an-

dere aan, en Blondel herkent de stein van zijn geliefden

heer. — De adel en de geestelijkheid waren op die zan-

gers ook zeer gesteld. En geen wonder. Kwamen zij 2)

') FaaEYTno, de iniliis scenicae poeseos aped Gernaanos bi. 19; pEIICY

Relirues of ancient englisle poelr!J, bi. XV,

') Zie rzacr, t. a. pl. bi, XXV (T7) vla, ito(buEroitT, de la p^oésie,Jr. elc•. bl. 85 enz.

Page 23: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

13

niet de lange winteravonden van den „hoghen baroen" opde aangenaamste wijze korten , zijne gastmalen opvrolijken ,luister bijzetten aan zijne feesten? Konden zij niet in ver

-zen even zoetvloeijend als bevallig de zege zijner voorva-deren en zijne eigene daden roemen en 's vijands ondergang

bezingen; voor den ruwen krijgsman de behoefte aanzachter en edeler aandoeningen volkomen bevredigen , alsze verhalen deden ,,both of weepying and of game" ? 1 )

En de geestelijkheid, de bewoners der kloosters — moestenzij niet met opene armen den man ontvangen, die daaraanklopte, om hun de eentoonigheid van het leven zooverrassend af te wisselen? Hoe zullen zij te moede zijngeweest, als hij aanhief en

n His Elyen twinkled in his Hed, arightAs don the sterrés in a frosty uight,"

en dan zong van die wereld, waarvan zij afgezonderdmoesten leven, maar wier genietingen zij slechts noodeontbeerden.

De zwervende zangers schenen onmisbaar te zijn: deadel wist hen tot zich te lokken door ze gastvrij te ont-vangen en met eervolle onderscheiding te behandelen; enwat de geestelijkheid betreft, evenmin als in onzen tijd deIndex de boeken vernietigen kan, was eertijds een capi-tulare van Karel den Groote in staat, bisschop en abt vanhet gezelschap van den menestreel te berooven. Een spre-kend bewijs, hoe nog eene eeuw of vier na Karel demonniken, als ik zoo zeggen mag, verzot waren op demenestreelen, wordt ons door WARTON en PERCY 2) mede

-gedeeld.

D'1sRALLi, Amenities of Lilerature enz. I. bl. H6.t. a, pl. bi. X X I \T, WA a•rox , flistor, of enyL poetry. I. bl. 96.

Page 24: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

14

Eens kwamen twee verdoolde reizigers aan een kloosteren vroegen om binnengelaten te worden; de monniken, inden waan dat het een paar menestreelen waren, deden hundadelijk open en dachten een vrolijken avond met hen doorte brengen. Bij nadere kennismaking bleek evenwel datliet twee geestelijke broeders waren. Naauwelijks wetenzij het, zegt PERCY, of zij „ beat them and turnedthem out of the monastery." Voorzeker een bruikbare

commentaar op de verzen van den Spieghel der Sondes:

Al heeten si gheestelike prelaten,In haer werken zijn 't meest Pilaten

Ook de vrouwen waren niet bestand tegen den betoo-verenden invloed der zangers: „ eiles étaient fort faibles

contre les beaux esprits." Wel is waar gebeurde het soms

dat de zangers het al te erg maakten en van keizerlijk ofkoninklijk hof verdreven werden, doch over het algemeen

was hun toestand verre van beklagenswaardig.

Zij waren volstrekt geene arme zwervers , die door nood

gedrongen de harp hanteerden, ten naastenbij te verge-lijken met onze broodpoëten, het tegendeel is waar:

hunne kunst was niet alleen in eere, maar werd ook goed

beloond, „leur talent honorable," zegt LEGRAND D'AUSSY,

„leur était en même temps utile." Zelfs al neemt men het

getuigenis van DU CANOE 1 ) niet voor onvervalschte muntaan, dat het aan de hoven der vorsten als het ware we-

melde van poëten en zij hun gansche vermogen soms aan

hen ten beste gaven: 't is niettemin zeker, dat de zan-

ger vorstelijk verblijf of adellijk slot zelden verliet zonder

') Bij r^atcY t. a. pl. bl. XXV.

Page 25: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

15

aanzienlijke geschenken, kleederen, sieraden , paarden,ook wel eens een stuk land van den heer te hebben ont-vangen I). Het is wel gebeurd dat de gastheer zijn eigenmantel afdeed en den menestreel om de schouders hing,als ware hij zijn evenknie! — en als deze dan de opper-zaal van het naburig slot binnentrad, trotsch op zijn prach-tigen mantel, hoe moest dan de naijver niet worden op-gewekt om zoo mogelijk een nog aanzienlijker geschenkte geven en het hart van den zanger door nog schitteren-der belooning te winnen.

Door zulk een edelen wedstrijd bloeide de letterkundein de middeleeuwen, en dat te meer omdat de aanzien-lijken en grooten zelven vaak het zwaard met de harp ver-wisselden en zich niet schaamden een menestreel tot vrienden vertrouwde te hebben. „ Honos alit artes": daar alleentieren de kunsten welig, waar hare beoefenaars geëerd engezien zijn en hunnen arbeid ruim beloond vinden.

De menestreelen verdienden ongetwijfeld de onderschei-ding, die zij genoten, ten volle. Wat ROQUEFORT zegtvan de krijgsliederen der Noordsche volkeren, dat zij hunne„ annalen" waren, geldt in den letterlijken zin des woordsvan de zangen der menestreelen. Want wij hebben bij,, zwer-vende kunst" niet aan de kermiszangers en straatmuzi-kanten van onze dagen te denken, menschen even armals onkundig; nog veel minder aan onze volksliederen,even onkiesch als onbeduidend: verre van daar: het hoo-rend publiek toch was adel en geestelijkheid, dat is, juisthetgeen het nu niet meer is, de aanzienlijksten en be-schaafdsten der maatschappij! en wat de zangers zelven be-

') ROQUEFORT, L. a, pl. bl. 87; DEMOGEOT, 11ist. de la lilt. frang.bl. 61--63.

Page 26: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

1u

treft , veelomvattend en veelzijdig is dc kennis te noemen ,

die voor de menestraudie vereischt werd. POQUEFORr 1 )

heeft een Fransch gedicht uitgegeven, waarin twee me-nestreelen elkaar van hunne wetenschap en geleerdheid

opsnijden en ons zoo doende een kijkje achter de scher-

men vergunnen. De lezer zal verbaasd staan over alles,

wat een menestreel al weten moest. Gesteld (en ik neem

dit gaarne aan ) , dat de helft van hetgeen zij beweren te

weten overdreven is, en zij om elkllar de loef af te ste-

ken veel hebben voorgegeven te kennen, wat zij alleen inhunne verhitte verbeelding wisten, nog blijft hunne ken-

nis onbegrijpelijk uitgebreid. De geheele dialoog is een

krachtig bewijs, dat in de middeleeuwen de inenestraudie

als voertuig der letterkunde in de geestelijke behoeften des

volks voorzien kon, en maakt ons duidelijk, waarom „de

zwervende kunst" zoo algemeen begeerd en hoog gewaar

-deerd was: zij was op hare wijze wat „ de literatuur"

thans is, voor den geest rtes tijds het orjaan oen zich te

uiten en te openbaren.Om de juistheid van de vergelijking der menestraudie

en onze literatuur nog beter te doen uitkomen, heb ik

slechts te herinneren, door wie het humoristisch , het saty-

riek element der letterkunde (wij denken onwillekeurig aan

Punch, Charivari, Tiladderadatsch, enz.) in de middel

-eeuwen vertegenwoordigd werd. Immers door de fous of

hofnarren, die het „ ridendo clicere verumn" in praktijk brach-

ten, volkomen op dezelfde geestige wijze als Punch, doch

met dit verschil, dat de „ luimige scherts en verschrikkelijke

ernst" toen gehoord werd, nu gelezen wordt 2 ). Ik zou de me-

') t. 9. pi. bi. 290. vlgg.) Levizvr, to satire en France au mogen dVe, bi. 332.

Page 27: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

17

nestreelen wandelende boeken, nog liever wandelende bi-bliotheken willen noemen, om een juist denkbeeld van dezwervende kunst te geven. Even als tegenwoordig iemand,die nooit eene letter heeft gelezen , een vreemdeling blijftin zijn eigen land, zoo stond in de middeleeuwen hij, dienooit een menestreel gehoord had, buiten het literarischleven van zijn tijd.

Het is hier de plaats niet om de geschiedenis der let-terkunde na Karel den Groote tot 1300 in GermaanschEuropa, de lotgevallen der „ zwervende kunst" in Frank-rijk, Duitsch land, Engeland en ons land in alle bij

-zonderheden mede te deelen; hier en daar slechts zal ikhaar op hare zwerftochten trachten te bespieden, haar ophare afdwalingen niet dan op grooten afstand volgen. Hetis andermaal een woord van SNELLAERT, dat ik zal toe-lichten: „tijdens de kruistochten was de zwervende kunsthet sc/aduwbeeld van den Ridder."

Omstreeks het jaar 1000 heerschte algemeen een duis-ter voorgevoel, dat het einde der wereld naderde en hetduizendjarig rijk op hare puinhoopen zou worden gesticht.Het gevreesde jaar ging rustig voorbij en de elfde eeuwkenmerkte zich schijnbaar door niets bijzonders. Toch zouik, op het gevaar af van paradoxaal te zijn, durven vol-houden, dat de elfde eeuw het geboortetijdperk is geweesteener nieuwe wereld, de ondergang der oude wereld vandienzelfden tijd dagteekent. Het scheen, wel is waar, datmet de elfde eeuw het schitterendste tijdperk des leenstel-sels zou aanbreken , maar het was niets dan schijn: datreuzenwerk, waarvoor de feodale maatschappij al hare krach-ten inspande, putte haar uit, in hare overspanning wrochtzij wonderen, ja, maar ondermijnde haar leven -- einde

-lijk zeeg zij machteloos neder.2

Page 28: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

18

De kruistochten , het kan niet worden ontkend , warenliet roemrijkst heldenfeit door de vereenigde krachten vanadel en geestelijkheid tot stand gebracht; bewonderenswaar-(lig was de macht onder de hoog opgestoken banier deskruises ten toon gespreid; grootsch en heerlijk in hare ge

-volgen voor de beschaving der gansche menschheid warende daden door de kruisvaarders verricht: maar niettemin ishet waar, wat LENIENT zegt ') : „les croisades ne profi-tèrent gure qu'á ceux qui ne les avaient point faites."

Want terwijl adel en geestelijkheid beschenen werden door

een prachtig flikkerlicht, gloorden de eerste stralen derzon, die, aan de kim verschenen, den glans van dat kunst-

licht verbleeken en vernietigen zou. Reeds in de XIIdeeeuw toch werd het leenstelsel langzamerhand geslooptdoor eene macht, die eerst onaanzienlijk en gering, latergevaarlijke mededingster, eindelijk heerscheres, de grond

-slag was van de nieuwe maatschappij, waarin ook de„ tiers-tat" rechten en vrijheid zou verwerven. Dochhierover later meer in bijzonderheden.

Tijdens de kruistochten dan was de „ zwervende kunst"het schaduwbeeld van den ridder. Ik zal mij niet verdie-pen in bespiegelingen over den oorsprong van het ridder-wezen, evenmin een beeld van het riddertijdperk trachtente ontwerpen: de eerste de beste roman uit den Brit-

schen sagen-cyclus zal ons midden in die avontuurlijke

maatschappij verplaatsen en ons het ridderleven van nabij

doen kennen. Het is voldoende te herinneren, dat krijgs-

roem, vóór de kruistochten het hoogste ideaal voor den

edelman , voor den ridder niet neer het eenige doel van

^) t, ti, pl. b1 17.

Page 29: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

19

zijn streven was. Iets anders dan woest geweld werd ver-eischt om het hart eener jonkvrouwe te veroveren; de

hoveschheid, de galanterie, het bestaan der stoutste avon-turen tot redding des lands en ter bevrijding der verdrukteonschuld: als hij aan dat alles zijn persoonlijken moedniet dienstbaar maakte, als hij zijn leven niet wijdde aanzijn leenheer en zijne jonkvrouwe, hij werd niet licht rid-der geslagen. De tijd was voorbij, dat de leeuwenmoedvan Karel en zijne Paladijnen het uitsluitend voorwerpwas der vereering: — men zong van Arthur, Perchevalen de Graalridders. Van de „ rgarile d'honneur de Laféodalii ', zoo als VILLErvtAIN niet onaardig de ridderschapnoemt, was de type Richard van Engeland, „ the bestethat is found in any geste," het ideaal van dapperheid engalanterie, de avonturier bij uitnemendheid. Dat ook deletterkunde het romantisch leven dier eeuwen als het wareterugkaatste (immers zij neemt, om met Prof. JONCKBLOET

te spreken, iedere uiting des levens in zich op,), bewijzende ridderromans , die de oude Germaansche volkssage ,die sage, waaruit ons het „ frissche woud- en zeeleventegenwaait" , meer en meer op den achtergrond plaatstenen verdrongen. „ Spreekers en zangers sneeden en zon

-gen de ridderromans op. Dit streelde het hart der ouden,ontvonkte dat der jongen, verrukte de vrouwen, en ver

-vulde ze met dien eerbied voor het ridderlijk wezen enmet die zucht voor het heldhaftige, die men zorg hadgedragen haar reeds sinds de vroegste jeugd door soort

-gelijke middelen in te prenten I)."Door den vertrouwelijken omgang met die ,rands seig-

') V. WIJN, t. a pl. 1. bl. 267, en de noot aldaar.

Page 30: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

ail

nears werd het leven der menestreelen zelven eenigermateavontuurlijk en ridderlijk, of liever ridderachtig. De minof meer statige menestraudie van vroeger maakte plaatsvoor la gaye science; al te licht ontaardde de „ zwervendekunst" in eene dartele en beuzelachtige jonglerie. Hetlaatste was bovenal in Frankrijk het geval: ik behoef slechtste herinneren aan de Cours of Pup d' amour, aan deJeux partis ) , toen (zegt de dichter der Krekelzangen)

Een party jonkertjens en vrouwen en poëeten,Op Liefde's rechterstoel gezeten,

Lei wet en vonnis op, en niemand had appel,

en aan soortgelijke dwaasheden; en men zal mij dat

gereedelijk toestemmen. Alle Troubadours en Trouvèresvervielen evenwel niet in zulk een uiterste: CHR> TIEN DETROYES, RUTEBOEUF, ADAM DE LA HALLE 2 ), waarover

later, lieten zich door den stroom des tijds niet medesle-

pen; de Duitsche minnezangers 3 ) schijnen dergelijke ro-mantische rechtspraak niet gekend te hebben, evenmin alsde Engelsche minstrells, want ik geloof niet, dat menhet Minstrell- Court, onder Richard II opgericht, met deCours d' amour mag vergelijken á). In Vlaanderen sloop

1) Zie ROQUzFORT, t. a. pl. b i. 95. 96. 127.3) tSpiritael vaurien,"zoo als ALnzzo. TIuIJM hem noemt, was hij

stellig. Verg. T1éátre franrais as mogen áye, par iXoNMZnQUÉ et

MICIIEL, bl. 21-54.3) Of ik de Meesterzangers naast de Minnezangers noemen en zoo

doende op gezag van Gtusa de vraag voldoende beantwoord achten

mag, durf ik niet beslissen. De vraag wordt overigens in zijn werkje

over #den alld, Meistergesang" grondig onderzocht en besproken; zie

bl.131.160. 171. no 202 enz. Daartegen WEBER, Gesch. der d. Litt. bi. 22,

4) Zie rcney t. a. pl. bi, XI.X.

Page 31: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

21

de Fransche galanterie met haar gevolg binnen; of zij meernoordwaarts is doorgedrongen, is onzeker. Er is, Ineen ik,niets wat het doet vermoeden.

Dat intusschen de „zwervende kunst" in eer en aanzienwas toegenomen en het voorbeeld van vorsten als RichardLeeuwenhart 3 ) , Jan van Brabant, Frederik van IIohen-staufen en anderen door den adel zoo hoogeren als lage-ren 2) gevolgd was, bevreemdt ons niet; dat de geeste-lijkheid aan de literarische beweging bleef deel nemen enals voorheen behagen schepte in de menestraudie, bewijzende catalogi harer kloosterbibliotheken 3).

Met het einde van het riddertijdvak verloor natuurlijk ookde romantische literatuur haar recht van bestaan, met denridder verdween ook zijn schaduwbeelcd.

Dat overigens de hoofsche poëten zelven als het wareterugdeinsden voor de wanstaltige schepsels hunner verhitteverbeelding, blijkt uit de romantische gedichten, waarmedede riddercyclus sluit. Inderdaad de Floris ende Blance-floer en de klassieke epopeën getuigen van een anderengeest, van eene degelijker en gezonder wereldbeschouwing:zij behooren als het ware aan eene reeds vernieuwde enverjongde maatschappij. En „in de werkelijkheid was destrijd begonnen tusschen afgesleten traditie en kritiek,

1) Zijn tijdgenoot Philips August moge de menestreelen het land

hebben uitgejaagd, hunne ballingschap duurde niet lang: toen ze te-

rugkwamen, stichtten zij: .(a ridicule royau(é des ménestriers." li.o-

QUEFOItT, t. a. pi. bi. 90.

') Zie b. v. do rekeningen bij LEIROUX DE LINCY, Recueil de chants

etc. bi. XXXIII.a) W.^wros, t. a. pl. bi. 81 en voigg.

Page 32: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

22

tusschen fantazie en praktische pozitiviteit, tusschen adelen burgerij" 1). Op de taal van den adel:

Ganc wech, God onnere di!

werd in de xiide eeuw een ferm antwoord gehoord, dathem als een donderslag in de ooren daverde :

Nos sumes hoples cum ii suet,Tex membres avum cum it uut,Et altresi grans tors avum ,Et altretant sofrir poum.No nus faut fors cuer sulement,Aliurn pus par serement,Nos aveir et nus defendum,E tuit ensemble nus tenum.Es' pus voilent guerroier,Bien avum, contre on chevalier,Trente nu quarante païsauzMauiables e eumbalans ').

1) Jo^cxui. t. a. pl. 11. bi. 248.°) itonsar WACE, Roman de Ron, bij LENIENT, t. a. pl. bl. 19, De

vertaling luidt aldus;

Nous sommes homines comme ils sopt,Tels meetbres avons comme Is outEt tout aussi grands corps avons,Et tout, autant souffrir pouvons.

No nous faut que coeur seulement.Allions• nous par scrment,Aidons- nous et nous défendons,Et touts ensemble nous tenons.Et s'ils nous veulent guerroyer,Bien avons , contre on chevalier,Trento on quarante paysansVigoureux et combattants.

Page 33: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

20

Ziedaar de 161arseillaise rztstiquue , de gedachte der bour-geoisie in woorden uitgedrukt!

Terwijl adel en geestelijkheid, door een blind fanatismegedreven, naar het land der idealen waren getogen , washet alsof „het volk," zich zijner kracht en zijner roepingbewust geworden, de boeijen afwierp om voortaan, vanalle slavernij ontslagen, vrij te leven.

Tijdens de kruistochten toch werd de macht des leen-stelsels gefnuikt en ontstonden de Gemeenten. Iiet is vrij

natuurlijk, dat de gemeenten niet door een tooverslag inliet leven geroepen of op eens werden gesticht, de eman-cipatie des volks niet overal op dezelfde wijze geschiedde.Verschillende oorzaken werkten zamen om haar in heteerre land te bevorderen, in liet andere tegen te houden ;in enkele, b. v. in Italië en Spanje, was zij reeds min ofmeer voorbereid.

In Duitschland ') was het in de xiide en xlucle eeuwdat aan de steden privilegiën en vrijheden werden verleenden de Gemeindever/assungen ontstonden; in Frankrijk 2)

verkregen de steden in de xrtcle eeuw van Lodewijk vihare eerste keuren; in Engeland wat later en wel in hetbegin der xrridc , voornamelijk onder de regering vanJan-zonder-land. In Holland werden de steden politiekelichamen door de officiële erkenning van Willem ii enFloris v, dus almede in de xiiide eeuw; keuren hebbenwij van 1213, 1217, 1233 , 1245, enz.

Wat Vlaanderen , in de xiide eeuw liet brandpuntder burgerlijke vrijheid, betreft, Vlaanderen, waaruitliet licht is opgegaan over Germaanser Europa: over

1) (ut nv. t. a, pl. I. bi. ]Si. ; v. r n near, t. P. I , !. V. bi. 240.2) v, anu:veR hl. 26 cu 266.

Page 34: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

24

het ontstaan der Vlaamsche gemeenten zij het snij vergundwat meer in bijzonderheden te treden l).

Het juiste tijdstip van het ontstaan der gemeenten inVlaanderen moge eene nog niet uitgemaakte zaak wezen,

dit is zeker, dat de stad St. Omer in het jaar 1127, Po-peringhe in 1147, Nieuwpoort in 1163, Atrecht en Au-denaerde in 1153, Geersbergen in 1200, Brugge in 1196 2 ),Gent en Veurne waarschijnlijk in het begin der xiideeeuw het gemeenterecht hebben verkregen, en in de xiiIdeeeuw de „ schepenen en gemeenten" (écllevins et commu-naut és) als de vertegenwoordigers der steden optraden enopgeroepen werden.

Als oorzaken van die ontwikkeling noem ik allereerst debehoefte, de noodzakelijkheid waarin de stedelingen verkeer

-den, om zich onderling aan te sluiten ter verdediging tegen

hunne natuurlijke vijanden, adel en geestelijkheid, en ter be-scherming van hunne personen en goederen. De oudste vorm

van zulke vereenigingen, zulke bondgenootschappen derpoorters, was de amicitia of conjuratio: hierdoor begon-nen de steden min of meer op zich zelve te staan en wer-den zij (facto wel te verstaan) zelfstandige lichamen,

gilden, maar niet voor handelsbelang , eenig en alleen

met politieke bedoelingen, zoogenaamde Schitttzgilcleu. 3 )

,) Verg. Mr. J. J. V. HEES V. D. TEMPEL, Over het stelsel der Ge

-reenten in het Graafschap /'laanderen, bi. 11, 13, 15-18, 21, 23,

26, 27 (verg. 16) en 28.

s) Dus niet (v. WIJN t. a. pl. II. bl. 45) al in 1030. V. IiEEs

merkt op (bl. 7) , dat onder de benaming van cora, keur, dikwijls

liet charter eener gemeente of de gemeeute zelve verstaan wordt

waar niet altijd.

a) WiLUa, das Gildeatwesen in Mietelaller bi. 117; FoaTUYN , de

Gillis, pag. 206.

Page 35: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

25

Het stadsbestuur van vele steden was inderdaad niets an-

ders dan het oude Schutzgilden-regiment; doch ik kom

hierop later terug. Gaf nu de landsheer aan zulke amici-

liae of conjuratione$, om welke redenen ook, zijne sanctie,

dan werd de conjuratio eene communio: het sclutzgild ookrechtens een politiek lichaam, eene gemeente, eene stad

met stadsrecht.Ten tweede den handel, „ den wezenlijken vader der

Nederlandsche vrijheid."Reeds in de Ydc en side eeuw, ZOO als WARNKOENIG

getuigt ') , dreven de steden Gent, Brugge, Ypern eenbelangrijken wolhandel met Engeland, die in de volgendeeeuw begunstigd door de Graven bloeijencl mocht heeten,terwijl die met het N. 0. Europa en met Frankrijk,

Spanje en Italië mede zeer aanzienlijk was. I-let kon nietanders of de handel, waardoor de welvaart bevorderd werd,tusschen de steden onderling verschillende betrekkingenwerden aangeknoopt, een geest van vrijheid en onafhan-kelijkheid werd geboren, de handel moest ook machtigmaken niet in schijn maar in wezen desgelijks.

In de derde plaats waren de kruistochten middelijk oor-

zaak van de opkomst der gemeenten 2) Zij putten hetvermogen der aristocratie uit, de adel verarmde en verack-

terde. Verarmde, want bezittingen had hij moeten ver-vreemden, lijfeigenen emanciperen om overeenkomstig zijn

stand aan de tochten te kunnen deelnemen en — winst

-gevend was zijne reize niet; verachterde, want door zijnelangdurige afwezigheid werd de stedeling aangemoedigd de

1) T. a. p1. bi. 317, 321-332; V. WEES, t. a. p1. b]. 30 -32,58 en volgo.

2) T. a. pl. b]. 32-39.

Page 36: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

23

kans waar te nemen en voor goed liet juk der gehate af-

hankelijkheid af te werpen, zijne rechten niet te verzoeken

of af te smeeken , maar te eischen en af te dwingen, der

vaak wreede dwingelandij de gehoorzaamheid op te zeggen.

In de laatste plaats wijs ik er op, dat de landsheer de

opkomst der gemeenten niet alleen niet tegenhield maar

veeleer begunstigde, omdat het de politiek en het welbe-

grepen eigenbelang der vorsten en grootere vazallen was,

de gemeenten aan zich te verbinden I) En dat om twee

redenen voornamelijk. Even als de grootere vazallen poog

-den zich te ontslaan van de banden der leenroerigheid, en

van Keizer of Koning onafhankelijk te worden, even-

zoo streefden de kleinere vazallen er naar zich van Hertog

of Graaf los te maken. Nu kon de Hertog of Graaf om

zijne vazallen te bedwingen niets beters doen, dan eene

macht tegenover hen in het leven roepen en aan zich als bond-

genoot verbinden, om zoo doende het evenwicht te herstellen ;

en die macht, die bondgenoot was het volk, de burgerij der

steden. Om nu op den bijstand der stedelingen duurzaamte kunnen rekenen, verbond de landsheer zich, hen als

gemeente te erkennen en hun vrijheden en privilegiën door

keuren en charters te verleenen; de stedelingen, dit was de

conditio sine qna non , zouden onafhankelijk van hunne

heeren, de vazallen van den landsheer, zich onmiddelijk

aan gebied en krijgsdienst van den landsheer onderwer-

pen. Ten anderen. Volgens den regel 2), dat elk, die vrij

was, niet buiten zijne toestemming mocht belast worden ,

moest de landsheer, als hij geldgebrek had, zich tot de

1 ) '1'. a. p!. b!. 13--1,8. bl. 70 cn volg,.

1) T. a. pl. hl. 68.

Page 37: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

27

steden wenden en geld bidden , d. i. vragen ; dus uit vreesvoor weigering zijner bede was hij zijns ondanks wel ge-

noodzaakt de gemeenten te vriend te houden niet alleen,

maar ook hare welvaart te bevorderen, die gedeeltelijk inzijn eigen voordeel was.

Allengs, en het kon niet anders, werd de houding

der gemeenten fier tegenover den landsheer ; hareeischen werden al stouter en bezwarender; hij begon

haar al meer en meer te ontzien; hij kon in niets wat

haar betrof en handelen zonder haar „ raad en consent ;" hijmoest bij vredesverdragen, in zaken van handel, nijver-

heid, scheepvaart, visscherij , schier bij alles den derden

stand hooren. En toen de macht der gemeenten , vooral

door het gildenwezen versterkt, nog meer wies ') ; toen;

gelijk WARNKOENIG zegt, „die Klasse der Handwerker

oben an kam ," waardig vertegenwoordigd door de A rte-

veldes , toen scheen de kamp beslist en zegevierend traden

de gemeenten uit liet strijdperk.

,Ie prise wijsheit boven tracht,"

d. i. boven materiële voorrechten, onder welken vorm

ook, was de leuze der poorters geweest; dat woord is het,

waarvoor in de xvicte eeuw de Pansen, in de xrxde

de Vorsten op hunne troonera hebben gesidderd!

Dit weinige, hoe oppervlakkig ook, zij genoeg om de

verandering der maatschappij gedurende de kruistochten

en daarna te kenschetsen. Gaarne zou ik de denkbeelden

der poorters, door hunne organen in volgende eeuwen

') v. RRAUMER, t. a, pl. V. bi. 249.; GErv. I. bi. 193.; WARNK.,

1. bi. 2I2,

Page 38: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

28

geformuleerd, de leidende beginselen hunner handelingenontvouwen — MAERLANT en zijne school bieden daarvoor stofgenoeg — maar het zou mij te ver voeren, ik bepaal mijbij een paar voorbeelden.Zoo zegt MAERLANT:

Mine roect wiere droech of wan,Daer trouwe ende doghet es an

Ende reine es van sedeu,Uut wat lande dat hi ran,Data dien ic der namen an

Van rechter edelbeden:

BOENDALE getuigt:

Dat heren toe sijn comeuNiet bi hemselven allene,Maer mids den volke gliemene,l)iene verhieven te benen,Omdat hi tfolo sonde vrienEnde beschermen vroech ende spade.

want, zegt hij tot de heeren:

Want boven u so gaet dat recht,Want ghi Bijt des gherechten knecht ;

en hij besluit met de bedreiging:

Hi (de Elere boven) sal u weder metenMetter maten, daer ghi meet hier,In hemelrike ofte int ewighe vier.

Maar ook de geestelijkheid werd niet ontzien. Het gewaadalleen, al te dikwijls een dekmantel van ongerechtigheden ,maakte den priester niet meer. Bespot wordt de wellusteling:

Page 39: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

29

Met goeden papen vetTe hebben compaengieIn gheesteliker wet,Es rechte melodie!

Ten toon gesteld de huichelaar:

Sulke tonnen Gods woort out gheven,Diere selva en twint na leven.Dese slacht der kaersen, hoe soot vaert,Die enen andren licht ende haer selven vertaert.

Daarom waarschuwt de Spie8rhel der Sonden :

Die leeke sullen volghen ende werkenDer papen woorde in der kerken,Maer haer ghebrec dat sullen si vlienEnde op haer ydele werken niet sieu.

En de papen ? zij

sullen ewelikeSitter' in den helschen slike,Omdat si andren tgoede leeren,

maar zelven het niet betrachten. — Een burgerlijke zuur-deesem begon de maatschappij te doortrekken :

Smeden ende lant.winninghe,Wolle were ende scepinghe,Nayen ende arsatrie dan,(Jonste van ghieteue .....(out, metael, silver ofte loot :„ ')

^) Zie MAEaL. lfWap. Mart. I vs. 547 vlga.; 1,spieghel I. c. 35vs. 56 vlgg., Eli. c. 11 vs. 115 vlgg.; 7,177 vlgg. BLOMwAERT Oct

Gedicht.11. Achte persone wen.echen, en III Sp. der Send. vs. 373 vlgg. ,waarhit de verschillende aanhalingen zijn genomen.

Page 40: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

30

ziedaar de „ consten ," die al waren zij door den adel ver

-acht en „der edelre clergie knechte ende bastaerde je-glien hare", de consten des vredes, waardoor de burgerij

machtig werd. Dat zulk volkje in geen Coare d' amour noch

riddergalanterie behagen kon scheppen, en dat, al werd

het, door den glans van het flikkerlicht verbijsterd, met

den stroom des tijds eerst medegesleept, op den duur toch

voor den derden stand kennis de ware macht was, getui-

gen de klerken, wier motto het uitsprak:

VI'ien so favlen dan vernoien

Ede onnutte logpene molen,Lese hierin rulscap ende waer.

Idet kan niet worden ontkend , dat allengs het utiliteits-

beginsel ook in de letterkunde evenzeer op deli voorgrond

trad, en zij van episch — meer lyrisch en saty riek , van

lieverlede bepaald didactisch begon te worden. De nij-

vere burgerij leeft niet in liet verledene, liet tegenwoor-

dige is haar element; zij wordt te dikwijls aan de w•erke-

liikheid herinnerd om zich eene wereld van idealen te

droomera, en bouwt geene luchtkasteelen, terwijl zij in het

zweet des aanschijns den akker ploegt. — De schooneregelen uit (ik schreef bijna het epos, ik bedoel:) de ge-

schiedenis der Middenned. dichtkunst van den genialen

JONCKBLOET schilderen dien invloed van den derden stand

op de letterkunde: „ Naarmate het ridderwezen in glans

afnam ; naarmate de verbrokkeling, door liet leenstelsel

veroorzaakt, meer en meer plaats begon te maken voor

meerder maatschappelijke eenheid, en inwendige ontwik-

keling allerwege rond zich begon te grijpen en een kalmer

maatschappelijke orde geboren werd; naarmate de bescha-

ving ook andere standen met hare warme stralen begon te

Page 41: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

0

koesteren, en ook onridderlijke ooren zich openden om in-

tellektueel genot op te vangen, en ook onridderlijke hartenbegonnen te kloppen voor het schoon der poëzij — naar

die mate moest ook de dichtkunst zich vervormen;" „ hetstreven van den derden stand in eene. richting, die veelmeer het karakter van algemeenheid zou dragen; de ont-wikkeling van handel en nijverheid, die veel meer denstempel van wezenlijke, degelijke beschaving droeg, danwat men tot nog toe daarvoor gehouden had — dit alles,even als het der burgerij de overwinning in den strijdgewaarborgd had, even zeker deed het eene burgerlijkeletterkunde te gemoet zien 1 )."

Vóór den bloeitijd der burgerlijke letterkunde echterwas de burgerij toch niet geheel verstoken van alle lite-rarisch genot en buiten de literarische beweging; er waseene volksliteratuur 2 ). De „zwervende kunst" was niette preutsch om ook de steden op hare reizen aan te doen;niet alle dichters toch waren scliaduwbeeldena van den adelen galante poëten: ook de derde stand had zijne zangers,ook zijne letterkunde hare organen. Het spreekt van zelf,dat, even als de hoogere standen, voordat zij zich kon

-den verzoenen met de nieuwe wereld, hunne hoofsche rid-derdichters behielden, zoo ook het volk bijzonder gesteldwas op zijne eigene menestreelen, zijne kinderen als het ware.

Als de eenvoudige „ vinder", met zijn burgerpak aan ,een hoopje menschen op een marktplein of in eenti breedestraat om zich geschaard zag, wist hij de grappen enpotsen en bokkesprongen van zijne gezellen door een jolig

1 II. bi. ?27 en 248.) Gaavrz. t. a. pl, II. bi. 197.

Page 42: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

32

lied vermakelijk af te wisselen. Naauwelijks had hij desnaren zijner harp aangetokkeld, of het uitbundige gejuichvan het vrolijke volkje werd stil; met open mond stond

het den zanger aan te gapen, geen enkel woord mochtverloren gaan. En als dan het lied uit het „ volle Men-schenleben" gegrepen was, dan, ik begrijp het volkomen,

dan konden de omstanders om zoo'n geestig, naïef, soms

ondeugend tafereeltje schateren van lachen, dan weergalmdede lucht van hun geschreeuw, de grond dreunde van hungetier!

Men behoeft de Fabliaux ou Conies van LEGRAND D'AUSSY,

of de X goede boerden van VERWIJS, slechts te lezen om zich

dien indruk te verklaren. Inderdaad, men moet de eerzame

deftigheid in persoon wezen om zich door die liedjes niet te

laten verschalken en ........... „maar zijn ze niet on-

fatsoenlijk , onzedelijk, gemeen?" — Zeer zeker zijn ze

dat , ze zijn heel onfatsoenlijk; daarom raad ik ieder, die

liever opzettelijk vervaardigde „stichtelijke" lectuur ver-

langt, met die liedjes uit den tijd van barbaarschheid nooit

kennis te maken. Troostrijk is het, dat de Fransche roman-

ciers nog geene officiële waarschuwing van hun godvruchti-

gen Patriarch en Censor gekregen hebben: nu kan men in

boeken der xrxde eeuw ten minste vinden wat tot opbouwing,

leering en stichting dient! „ Voerd acliticlteiit es altoes goet.'Doch wie een geopend oor heeft voor den joligen en

natuurlijken toon van het gulle volksleven , zal gaarne er-

kennen, dat hij vaak bij het lezen gelachen heeft „ dat

hi scudde !" Hij zal even gaarne de moraal, die er in

besloten ligt of ook wel uitgesproken wordt, dankbaar

aannemen en van harte instemmen met den gebruikelijken

wensch aan het einde:

M God gheve ons ter zielen bate!"

Page 43: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

33

Zoo bood de „ zwervende kunst" aan ridder, priester enpoorter, aan alle standen der maatschappij hare gaven envoldeed aan aller behoeften. Maar toen de menestreelen,het zijn woorden van ALB. THIJM l) , „ qui à l'époque deleur grandeur n'avaient gure voyage que de chateaux enchâteaux, n'allant que de festins en festins, finirent parse rendre de bourg en bourg, par s'arrêter dans tous lescarrefours chantant des fabliaux;" toen het aanzien derhoofsche zangers allengs was afgenomen, toen moest nood

-wendig niet alleen de letterkunde van karakter veranderen,maar het geheele literarisch leven ingericht worden, omzoo te zeggen, naar den gewijzigden toestand der maat

-schappij. De /cihrende &inger, wars van het woelige enavontuurlijke leven, komen het burgerrecht vragen aan debewoners der steden; de „ zwervende kunst ," door adel engeestelijkheid aan haar lot overgelaten, wordt door denpoorter welwillend ontvangen; zij, die eeuwen lang hadrondgezworven, vindt eene rustplaats bij hare zusters, dekunsten des vredes, die haar zullen eeren en weten tewaarderen.

Doch ik wil den tijdgenoot zelven laten spreken. Er iseen gedicht uit de xivde eeuw, eene zamenspraak tusscheneen gezeten en een rondzwervenden menestreel, waarindeen glteeelle den anderen die wandeling/ie calengiert,Luisteren wij die tweespraak af! 2 ) „Gheselle", zegt de een:

- Gheselle , mi en can verwonderen niet,Want ghi dese wandelinghe sietIn lane soe meer verderven

') De la 1i66ér. néerl^aaad. á ses di/: époques bl. 49._) 13t^dgisch DLtsea,iz VII. bi. 313 vlgg.

3

Page 44: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

34

Occ siedi den meneghen stervenBeide van breke ende van armoeden ,Ende ghire u niet en wilt hoeden;Want int diode es si al quact!Scuse voer, dates mijn raet,Ochte si sal u benen saen ,Als si den meneghen heeft ghedaen,Met ermoeden in ertrike."

„Ik kan me toch niet begrijpen", antwoordt de ander,„wat gij zoo tegen ons zwervend leventje hebt !" „ Gij zulter spoedig geen baat meer bij vinden, goede man !" her-neemt de eerste:

n Vormaels, doe die heren meldeRive waren van haren geldeTe gheven den menestreren,Doen mochten hem de ghene gheneren ,Die van conste werdich warenMaer al woudi nu openbarenU ghedichte ende u meenstrie,En condi gheen reinaerdie,Smeken, no lecken berden,Men sal segghen: "gaet uwer verden!Hier en es u niet te doeneNoch te horen van uwen sermoene.MHieromme, gheselle, dunct mi quaetDe wandelinghe, woudijs mi lien."

„Maar," roept de zwerver hein tegen:

a Ie ete soe menech morseelEnde drincke soe meneghen nap niet wineIn die taverne achter straten ,Dat icker niet en can ghelatenDie wandelinghe, ie mocter plies,Tot dat"

Page 45: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

35

zoo roept hij in wanhoop uit:

Totdat ie op crucken ga van ouden,Niet eer en hulpt an mi eastien."

„ Het is mij vel" , antwoordt zijn maat:

iiMaer soe laughe ghee!, die canoeTe water, sei t men, dat se brect!"

Wat hebt gij toch zoo rond te zwerven?

Woudi des noch avestaen,Boe waerdi wijselic bedacht."

En wat moet hij dan doen ?

u hanteret u ambacht,Ghelijc dat ie ende andre enapen doen;Cousen, cleeder ende scoenSoudi eortelike winnen."

woudi u noch ter neringhenSetten, ende de wandelinghe stouwen,Ic hope u en souts niet berouwen."

Wat moet de zwervende zanger dus doen? Het zwer-vend leven vaarwel zeggen, in eene stad gaan wonen, eenambacht bij de hand nemen om zijn brood te verdienen;en dan — voor goed de menestraudie vergeten; het orgaantrachten te worden van de publieke opinie der burgerij,in wier midden hij leefde, liet orgaan der echt-nationalevolksliteratuur. 7óó, en zóó alleen, zou hij ook zijne

kunst in eere houden; adel en geestelijkheid zouden zijne

Page 46: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

3Jf;

sproken en vertellingen niet versmaden, den spreker alsweleer gastvrij en welwillend ontvangen, zelven ook aan

de nieuwe literarische beweging gaan deelnemen, en zoo

doende medewerken aan den bloei eener letterkunde, nietliet eigendom van een deel des volks, maar van het gan-

sche volk, ook van den Derden stand.

Deze beschouwingen mogen strekken om eenig denk

-beeld te geven van het literarisch leven der middeleeuwen

in Germaansch Europa vóór de ride eeuw en na de

kruistochten. De „ zwervende kunst" had in de geestelijke

behoeften van liet middeleeuwsch publiek, van de horlus-tige Gesel18chaff, voorzien. Aangekomen in de steden en

daar burgeres geworden, zou zij aan de eischen, die het

publiek aldaar, de burgerij, haar stelde, evenzeer voldoen,

maar ook, even als zij vroeger het schaduwbeeld van den

ridder was geweest, zou zij nu de zeden en gewoonten

der poorters aannemen en den invloed van den geest des

tijds ondervinden.In het volgende hoofdstuk zal ik trachten het literarisch

leven in de steden te doen kennen, en den oorsprong van

ons middeleeuwsch wereldlijk drama zoowel hisloriscic als

psychologisch te verklaren.Vooraf merk ik op, dat ik mij thans meer in het bij

-zonder tot Nederland ga bepalen, al zal ik nog hier en

daar de geschiedenis van naburige natiën ter vergelijking

en aanvulling hebben te raadplegen, om uit de noodwendig

-heid der analogie voor ons land gevolgtrekkingen te maken.

Page 47: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

HOOFDSTUK II.

De oorsprong van het wereldlijk toonel.

De vragen, op welker beantwoording het hier voorna-melijk aankomt: welken invloed moest het stadsleven opde menestreelen d. i. op de organen der volksliteratuuroefenen? en wat is het eigenaardige dier letterkunde, welkebehoeften heeft het volk, welke eischen stelt het? die beidevragen zal ik trachten te beantwoorden.

Eene opmerking echter vooraf. Ik wil eene bedenkingvoorkomen, die tegen mijn betoog zou kunnen wordengemaakt. Zij betreft het gemis van getuigenissen en jaar-tallen, „zoo onmisbaar immers voor het constateren vaneen feit".

Het zij mij vergund daartegen aan te voeren, wat JA-

COB GRIMM schrijft 1 ), als hij eene dergelijke bedenkingonderstelt. „Ongetwijfeld," zegt hij, „zou door een paaronwraakbare getuigenissen op het resultaat van mijn onder-zoek de stempel der waarheid worden gedrukt. Men wane

1) Ue/er den aled. Meistergesang, bl. 173.

Page 48: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

38

daarom evenwel niet, dat door het gemis daarvan de geestdes wijns zoo goed als vervlogen te achten is, verre vandaar; reuk en smaak van den inhoud der flesch zijn vol

-doende om het merk te proeven; want men bedenke, dat

bij de verzending van fijnen wijn in vroeger tijd de flesch

niet met kritisch lak werd verzegeld."

En dan nog, evenmin als men in de geschiedenis van

de ontwikkeling des individu's met mathematische zeker-

heid een tijdstip van overgang naauwkeurig kan bepalen,

evenmin is dat mogelijk in de geschiedenis der menschheid;

„ on ne s'apercoit pas de ce que chaque jour nous em-porte", zegt VILLEMAIN zeer juist, „ on se croit aujour-

d'hui ]e même qu' hier, et puis avec une succession d' au-

jourd'hui, mis au bout l'un de l'autre, on se trouve unjour un homme tout différent !" ') Zoo gaat het evenzeer

met de natiën, zoo ook met de menschheid. Niets geschiedt

met schokken en rukken; hoogstens kan een schok aanlei-ding worden tot vooruitgang of verandering, veranderendoet hij nooit. Al kan men daarom niet met de stukkenbewijzen, dat de ontwikkeling geleidelijk geweest is, denoodzakelijkheid daarvan vloeit uit den aard der zaak zelvevoort; geschiedenis en ervaring zijn dáár, , om te getuigen,dat het niet anders heeft kunnen wezen.

Ik keer tot mijn onderwerp terug. Het is bekend, dat

de middeleeuwen de bloeitijd zijn geweest der Gilden.Reeds met een enkel woord sprak ik van gilden in hettrorige hoofdstuk bij de oorzaken van de opkomst der ge-

meenten . thans wil ik eenige bijzonderheden, den oorsprong

en de ontwikkeling van liet gildenwezen betreffende, me-

dedeelen.

') VILLznAIN , Tt1leau Ge la líl%ér. cru woken rége I. bl. 15.

Page 49: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

39

Zoowel de naam gild als de gilden zelve zijn van zeeroude dagteekening 1 ). WILDA zoekt den oorsprong van hetoudste gildenwezen te verklaren uit de vereeniging van eenGermaansch-heidensch en een Christelijk element: de ge-woonte der Germanen om op gezette tijden en bij feestelijkegelegenheden gastmalen (convivia) te houden — wij zoudenzeggen: congressen — waarin gemeenschappelijke belangenbesproken en behandeld werden; de invloed des Christen-doms, dat , menschenmin en broederliefde predikend, weder

-keerig hulpbetoon en onderlinge welwillendheid bevorder-de 2 ). Volgens hem zou „die Form dieser Verbruderungenmehr jenem volksthumlichen Wesen, der Geist der diesesin allen seinen Theilen durchdringenden Lehre angeho ren."FORTUYN, en te recht, merkt aan 3 ), dat die convincein Denemarken en in het Noorden van Europa algemeengebruikelijk waren, maar geene vaste gewoonte der Ger

-manen geweest zijn, dat men veeleer in den Korporalions-

geist en de behoefte aan vereeniging, den Germanen zooeigen, en in den invloed des Christendoms den oorsprongvan het oudste gildenwezen te zoeken heeft. Hoe dit zij ,liet schijnt dat de alleroudste soort van gilden een gods-dienstig karakter hadden, gemeenschappelijke eeredienst enliefdewerken bedoelden.

Zoodanige collec'ae of confralriae, meest van geestelij-ken, bestonden in Engeland al zeer vroeg, en in Frankrijkin de vilde of viiiste eeuw ') in zoo grooten getale, datzij een voor staat en kerk dreigend aanzien kregen, en

1 ) 1Vizne, Das Gildenacesen in .Ilitleliiller, bl. 9. noot 4.

') t. a. pl. b]. 32.•a) ioziuy, , de Gildis, bi. 28. 29,4) WiLnn, t. a. pi. bi. 38. 39. 40. 42. 63.

Page 50: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

40

Karel de Groote ze door capitularia , maar vergeefs,trachtte te beperken.

Later ontwikkelden zich daarnaast de zoogenaamde Sckutz-gilden, d.. i. zulke vereenigingen, die allengs het godsdien-stig karakter verloren hadden , en meer bepaald bondgenoot

-schappen geworden waren ter bescherming van persoon en

goed, handhaving van recht en billijkheid, en onderlinge

verdediging tegen den vijand ') ; want „ gering war der

Schutz den der Staat gewahrte , der Uebermuth der Gros-

zen in jenen Zeiten nicht selten drückend." Vereeniging

en aansluiting van individuen was noodzakelijk, waar de

staat niet bij machte was, om het woest geweld en de on-

menschelijke wreedheid der groote heeren te keer te gaan;

men zou daarom de Sclautzgilden kunnen noemen: federa-

tive lichamen gericht tegen adel en geestelijkheid a). Het

is natuurlijk, dat de bewoners van steden zich tot zulke

vereenigingen of corporaties (wij hebben gezien dat zijcoejuraliones en amiciliae heetten) stilzwijgend en als van

zelf moesten verbinden , tot afwering van geweld, bijstand

tegen onrecht, hulp in nood; „ omnes autem ad amicitiampertinentes villae per fidem et sacramentum firmaverunt,quod unus subveniat alteri tamquam fratri suo in utili ethonesto", zoo lezen wij in de statuten van Atrecht 3 ).

Ik behoef naauwelijks te zeggen, dat deze zoogenaamdeSclhuizgilden een uitsluitend politiek karakter hadden, eenigen alleen maatschappelijk belang bij deze corporaties op

den voorgrond stond. Zoo is het te verklaren, zegt WILD A ,

dat „die Verleihung des Gemeinderechts (communio) , eben-

3 ) t. a. pl en hl. 33 en 50.1) T. a. pl. bi. 171.')T.a.pl. bi. 118.

Page 51: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

41

falls auf die geschworene Einigung der Burger beruliend,ihrem Grundwesen nach nichts war als die Errichtung oderdie Anerkennung einer bereits langere oder kürzere Zeitvorhandenen Sckutzgilde " 1

De gilden, waarvan ik tot hiertoe sprak, bedoelde ikechter niet, toen ik zeide , dat de middeleeuwen de bloei-tijd zijn geweest der Gilden. Ik heb bij de schets der ont-wikkeling van het gildenwezen dien naam dan ook zooveelmogelijk vermeden, om door onduidelijkheid van woordengeene verwarring van begrippen te veroorzaken. Wij ver-staan toch onder Gilden gemeenlijk „ de vereenigingen(zoo als Prof. TYDEMAN in zijne Verhandeling ze omschrijft)van burgers van hetzelfde burgerlijk bedrijf tot één lichaamen eenen eigenen maatschappelijken vorm , betrekkingen ,pligten en belangen" d. i. de zoogenoemde Kaufmanns- and/landwerksgilden. Men kan het tijdperk van haar levenals de laatste ontwikkelingsperiode van het gildenwezenbeschouwen. De kring wordt al kleiner en kleiner; wanthier was handelsbelang hoofddoel 2 ) , en niet meer eenegansche stad maar eenige stedelingen waren het gild. Dekoopmansgilden bestonden meer bepaald in het belang vandpn groothandel, den land- en zeehandel; hetzij dan , datzij eene soort assurantie- en garantiemaatschappijen wa-ren, of dat zij door de macht der eendracht rechten envrijheden, munt- en stapelrecht, tolvrijheid enz. zochten teverwerven , en zoo den handel middelijk te bevorderen; dik

-werf vestigden zich leden buiten 's lands om den handelnieuwe wegen en kanalen te openen en bij de onveiligheiddier tijden voor hunne belangen te waken 3 ).

I) F'ORTUYN t. a. pl. bi. 196. 206. vlgg.; WiLDA bl. 152-171 enz.2) t. a. pl. bl. 228 en 229; FORTUYN, bl. 36 en 37.

°) WILDA, bI. 263. vlgg.

Page 52: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

42

Bovendien was door de gebrekkigheid van communicatie -en circulatiemiddelen de koopman wel genoodzaakt in com-pagnie met anderen te handelen, zou hij de kosten zijneronderneming bestrijden, zijn kapitaal niet noodeloos ver

-brokkelen.Wat de gilden betreft der kleinhandelaars en handwerks-

lieden, over de onmiddelijke en middelijke oorzaken vanhun bestaan „ tot linguae tot sententiae". Men heeft ge-

tracht ze te vinden eerst natuurlijk bij de Romeinen 1);

ze te verklaren uit dem Hörigkeits-Verleullnisz, maar daar-bij meer gelet op hetgeen de gilden later geworden danop hetgeen zij oorspronkelijk geweest zijn; uit der Polizei-auf'sicht; WILDA zegt: „aus der Ireiheit des Handrwerks-stan(les rind sie hervorgegangen." 2 ) Beter mijns inziens u-LIUS K AUTZ 3 ) : „ freilich darf man nicht ubersehen , daszeben diesem Individualitatsprincipe gegentiber sich durch

das ganze Mittelalter, namentlich aber durch die letztendrei vier Jahrhunderte desselben, ein gleichfalls machtigerEinigungs- and Vergesellschaftungs-Trieb geltend gemacht,zur Begründung corporativer Verbande and Associationen

gefuhrt, das Gemeingefiihl and das sociale Bewusztseindes Zusammengehorens and Zusammenlebens machtig er

-fördert hat," enz. ni. a. w.: even als adel en geestelijkheideen gesloten geheel waren geweest en nog waren tegen-

over de stedelingen, de zoogenaamde Schuiz9ilden , zoo

werden onwillekeurig zij, die een zelfde ambt of bedrijf had-

den in de steden tot elkaar gebracht en met elkaar verbonden,

en vormden zoo doende gilden op kleiner schaal , minder

') FoaluYN , t. a. pl. bl. 38. 43. v]gg.

2) T. a. pl. b1. 307.

') Die jeschielaói, Eaaótoiukeiaaay ilea• eiai. Dukatoiaaik. 1. bl. 183.

Page 53: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

43

extensief dan wel intensief, als ik zoo zeggen mag, de gilden

der kleinhandelaars en handwerkslieden.Deze hadden evenzeer behoefte aan associatie, omdat

individuele krachten vaak te kort schoten, en trouwens hetgeheele denkbeeld van self-help toen iets vreemds was.Dat alles, om met FOIITUYN te spreken, „haec omnia ipsi

temporis indoli propria collegiis opificum verosimiliter de-

derunt originem 1)."

Een bepaald tijdstip van de geboorte der stadsgilden isniet aan te wijzen , doch de eerste helft der xiide eeuwschijnt voor liet grootste gedeelte van Germaansch Europa

het geboorte-tijdperk dier instellingen geweest te zijn.

Over de inrichting, het bestuur, den invloed der gil.

den , over de soorten van gilden, de wijze waarop men

gildebroeder werd, de chefs-d'eeuvre , ceremoniën en feesten

enz. enz. gedoogt mijn bestek niet uit te weiden: ik ver-

wijs daarvoor behalve naar WILDA en FORTUYN, naar de

dissertatie van FEITII, het werk van FELIX DE VIGNE

over de Arts et JW iers, enz. De laatste geeft door eenige

platen een goed denkbeeld van alles, wat het uitwendige

der gilden betreft; bij FEITH vindt men eene naauwkeu-

rige opgave der verschillende gilden, die alleen in de

stad Groningen hebben bestaan 2)

Over stadsgilden in Vlaanderen en hier te lande nogeen enkel woord. Van de meeste steden van Vlaanderen

zijn in de xillde eeuw gilden bekend en reeds in zoo

grooten getale, dat wij veilig mogen aannemen, dat zij

reeds in de xiide bestonden. Zoo vinden wij, dat er te

') T. a. pl. bl. 47.a) Verg. hi. 158 vlug. Zie ook MARRIOTT'S hliracle•plays, bi. XVIII,

vlag,, lielyisek .ilascein, IV. bi, 35, X. bl. 20--26.

Page 54: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

44

Brugge niet lang na 1280 reeds 68 waren; te Gent om-streeks denzelfden tijd 52; te Brussel en Mechelen evenzeerverscheidene 1 ). De nog bestaande Hallen, de vleesch- enlakenhallen inzonderheid, zijn trouwens daarvan levendegetuigen. Het oudste voorbeeld van dergelijke gilden inde noordelijke Provinciën is dat van Dordrecht (1200) ; teUtrecht waren er in 1268; te Deventer in 1282; teZierikzee in 1304; te Amsterdam in 1384; te Amersfoort,

Groningen en Rotterdam in 1436; te Breda in de xvIdeeeuw enz.: bewijzen genoeg, hoe algemeen ook in onsvaderland het gildenwezen gebloeid heeft.

Het ligt in den aard der zaak dat de menestreelen, diehet zwervend leven vaarwel gezegd en zich in eene ofandere stad metter woon neergezet hadden 2), evenzeer alsvan zelf (immers zij beoefenden eene en dezelfde kunst)tot elk iar gebracht werden, en onwillekeurig telkens metelk tar in aanraking moesten komen.

Was er eene volksvermakelijkheid, b. v. de feesten vanden vastenavond 3 ) , het kon niet anders, of bij muzikan-ten, potsenmakers en goochelaars moesten zich menestree-len of (zoo als zij vooral na de xiide eeuw, toen menestreelmeer bepaald voor muzikant begon gebruikt te worden,ook heeten 4 )) sprekers voegen, die hunne sproken opsne-

') Zie FORTUYN, t. a. pl. bl. 201. 205. 221 vlgg.

') Vanwaar de sprekers vaak alleen worden genoemd naar de stadhunner inwoning, zoo als de spreker van Mens, Keulen, Mechelen,Schoonhoven, Bergen, (lorinchem, enz.

') M. DE VRIES, Fragm. eener berijmde zamenspraak uit de Xllldeeeuw, in N. Werken van de .2Iaatsch. der Ned. Letl. D. VI bI. 127.

^) Verg. JONCKBLOET, t. a. pl. 111. bl. 392. 506 en 598. Mr. c. A.

snuaaunE, Letterti. in Vlaenderen, bl. 31.

Page 55: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

45

den of opzongen en liet feest hielpen opluisteren. Inrekeningen van de xivde eeuw treffen wij dan ook desprekers in zulk gezelschap meermalen aan: de Bijlagen ,achter Prof. JONCKBLOET'S Geschiedenis gevoegd, stavenhet beweerde voldoende.

Zoo lezen wij in Bijlage A, op het jaar 135859:van „ gokelaers , sprekers, vedelaers, trompenaers, en pi-pers," die alle op denzelfden dag „ voer mire vrouwenende mijns heren tafel spraken of speelden"; op hetzelfdejaar: van „ ghesellen , die op houten paerden staken' ;op 1388189: van ,,pipers, trompers , sprekers ," die bij elkaarworden genoemd; op 1393/91 vinden wij aangeteekend„ Item ter selver tijt enen spreker ende eenre joffrou diecokelen conde, 3 nye gulden elx. Item ter selver tijtb. m. h. b. enen, die met enen honde speelde 3 nye gl. 1),"

enz. En wat de dertiende eeuw betreft, de dialogen 2 ) ,

waarover later, zijn mijns inziens een krachtig bewijs, datreeds toen de sprekers, meer en meer met elkaar inaanraking gekomen, hunne kunst gemeenschappelijk be-gonnen te beoefenen.

Ik haalde alleen het voorbeeld aan van den vasten-avond, maar het is boven allen twijfel verheven, dater in de middeleeuwen vrij wat meer volksvermakelijk-heden waren dan tegenwoordig. Behalve aan de kerke

-lijke feesten immers heb ik slechts aan de bruiloften,de vrolijke optochten van allerlei aard , le maskeraden, deezels- en narrenfeesten, de hardloope r=Jen , de wedstrijdender boogschutters, de voorjaars- en oogstfeesten, de gast-

1) Verg. verder JONCKBLOET, t. a. pl. III. bl. 621. 621.. 626. 636

610 en 613.-) DE VRIES, t. a. pl. bl. 128; JONCKBLOET, t. a. pl. III. bl. 511.

Page 56: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

M

malen der gildebroeders enz. enz. 1 ) te herinneren, en

daarbij de woorden van GERVINUS aan te halen, dat onzewereldlijke feesten in de middeleeuwen „ gewisz alles poe

-tischen Lebens, aller gehobenen Freude vol]." waren, omveilig te mogen besluiten, dat de sprekers, door al diefeestelijke gelegenheden bij elkaar gebracht, van lieverlededoor het esprit de corps, een teeken des toenmaligentijds , met elkaar verbonden, en, evenals „ vedelaers, trom-pers, pipers" en anderen, tot gezelschappen vereenigdwerden, met volkomen hetzelfde doel als alle andere: ge

-meenschappelijke beoefening hunner kunst. En reeds vroe-ger dan wij het uit authentieke bescheiden kunnen be-wijzen, hebben de sprekers niet alleen elkaar als ghesellenbeschouwd, maar werden zij ook zoo genoemd 2). Later,toen eenigen zich meer bepaald met dramatische vertoo-ningen gingen bezig houden, werden deze door den naamghiesellen van den spele of van der con sic van hunne broe-ders onderscheiden 3).

Wat liet noodwendig gevolg van die vereeniging dersprekers met elkaar moest wezen, zegt ROQUEFORT 4 )

kort en goed : „ les associations des mEnestriers , qui apress'être rassemblés , parcouraient les villes et les chateaux,durent nécessairement introduire les pièces dlialo,9uées".Inderdaad waren bij ons reeds in de xiiide eeuw de dia-

l) GEP.vixus, t. a. pl. bl. 320. 362. vlgg., 381; E. Moaicu,Essai sur la mise en scène bi. 7. 9 ; Dr. HOLLAND, die E,nloiclee-ling des deu!scleen Theaters inz 3Iitlelaller, bi. 25 vlgg.

3) Belg. Mus. VII. :118. — Verg. JONCKSLOFT, t. a pl. 111. bl 315,391. hoven aan. Bijlage A. bi. 603, 1385186.

') Aldaar 111. bl. 511. noot.4) t. a. pl. bi. 258.

Page 57: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

47

logen een zeer gewone dichtvorm 1 ). — Als wij daarbijbedenken, hoe de sprekers hunne liederen en fabliauxvoordroegen, wordt het ons nog duidelijker, dat zij vanzelf op liet denkbeeld van tweespraken komen moesten.Immers de plaats uit MAERLANT'S Naluren Bloeme , doorProf. JONCKBLOET aangehaald, waarin de sprekers wordenvergeleken met den vogel garrulus (say genaamd in hetWalsche lant) , omdat zij even als deze

altoos sijn ongestade ,Ende calleude vroe ende spadeVele boerden ende glielogen ,Ende conterfeiten diese moghen,Beide rudders ende enapei ,Porters, vrouwen ende papen,Daer si scone om sijn geplumet 2) ;

deze plaats bewijst, dat zij bij het spreken of zingen, hetzijdan door houding, gebaren, kleedij of masker, bepaaldepersonen trachtten na te doen, en ze sprekend of han

-delend in te voeren; dat zij eene mimiek hadden omhetgeen zij vertelden aanschouwelijk als het ware voorte stellen.

Welnu, als wij dan zeker weten — en het is ontwijfelbaar —dat ieder spreker zijne verzen zód voordroeg, wat lag danmeer voor de hand, wat was natuurlijker, dan dat de dich-ters , zoo in het lied twee personen sprekend voorkwamen,ook wel kun beiden reciteerden en elk een der twee per-sonen voorstelden? Daarbij komt, dat de dialogen veelal,

') JONCKBLOET, t. a. pl. hl. 132, noot 2.') t. a, pl. III. b!. 135. 136 en 510, noot 2. — Konlrefeylen ver

-taalt uxLIAjN door simulare, assimilare, e7giarc, imilari.

Page 58: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

48

zoo als moxE opmerkt 1), den vorm behouden hebben vanhet lied, den strophischen namelijk, iets dat almede opeene naauwe verwantschap van tweespraak en sproke wijsten alle onzekerheid aangaande den oorsprong der dialo-gen opleeft.

De oudste bij ons bekende dialogen zijn, meen ik, dievan HENDRIK III, Hertog van Brabant (t 1260) , door wIL-

LEMS in zijne Oudvl. Liederen uitgegeven; in dezelfde eeuw,de dertiende, stelt Prof. DE VRIES ook de zamenspraak lus-schen Scala en Clerc; verder noem ik den Wapene illartijnmet de vervolgen en den Verkeerden Marlijn van JACOB VAN

MAE1ILANT; den Napene Rogier, die in het ComburgerHandschrift te Stuttgart bevat, nog wel niet uitgegevenis, maar waarvan Prof. DE vlirES in 1851 een afschriftnam, dat bij hem berust; den Melibeus; de twee conin-gen; Seneca's leren en den Dietsclzen Lucidarius 2); dedisputacie 1usscken den sane ende den vader; de aensprakeende wedertale van minnen; de clage tot vrouwe Venus;de iweespraec tussclen redene ende den mensch; Sidrac en.Bollus; verscheidene dialogen van WILLEM VAN IIILDE-

GAEItTSBERCII 3 ); van der Feesten, een proper dine 4 ); van derzielen ende van den licicame 5 ) , enz.: bewijzen genoegvoor mijne stelling, dat de tweespraak, ontsproten uit lietlied, in de xlrlae en xivde eeuwen een genre van poëzijwas, dat algemeen gangbaar en populair moet geweest zijn.

Maar is het niet eene gewaagde gevolgtrekking, te meenen,

1) Uebersichl, bi. 344.2) Zie BLOMMAERT, O&1. Gedichten. III de 1)eel, r,°. I.') JONCKBLOET, t. a. pl. III. bi. 432.

) t. a. pl. bi. 497, noot.') BLOMMAERT, TheophiIus bl. 57.

Page 59: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

49

dat die dialogen bestemd waren om mondeling te wordenvoorgedragen? Het is immers zeer verklaarbaar , dat diegebruikelijke vorm ook gekozen werd, al was de inhoud

minder ter voordracht geschikt. PLATO schreef een aantaldialogen, tetralogen, enz., PASCAL eene menigte brieven. --wie zal denken, dat de geschriften van den een bij wijze

van tooneelstukken opgevoerd, die van den ander per postverzonden zijn!

Dat de sprekers de dialogen inderdaad of reciteerden ofzongen, zal blijken, als wij de volgende twee bijzonder-heden in aanmerking nemen.

In de rekeningen van de Grafelijkheid van Holland,xivde eeuw, vonden wij een paar posten van dezen inhoud.

Op het jaar 1355/56 : „Item meester Dire wederghegheven2 scilde, die hi twien segghers uut Brabant gheghevenhadde"; op het jaar 1358/59: „Item ghegheven den sprekers

(twee of wellicht meer?), die voer m. h. tafel spraken,

23 s. gr." In die der Graven van Bloys op het jaar1361)62: „Item des selfs daghes aldaer 2 Duytschen seg-ghers, 38 st. 8 d.; item des Woensdaghes daerna te Rot-terdamme 2 zanghers, die een dicht zongen van Mevrou-wen doet van Hollant; item op Alreheylighen dach, teMechelen, Janne Fisier ende Augustijnkine, segghers,2 franke, tstic 18 st.; item in de derde weke van Juliotwee knechten, die voir mijns heren tafel spraken, 12 st ;"enz. enz. 1 )

Ten tweede. Eenige van die dialogen waren er bepaald

geheel en al op ingericht om voorgedragen te worden.

1) JONCKSLOET, Bijlage A. bl. 597 eu 599. Bijlage B. bi. 620. 621.63, 641. Zie VAN WIJN t. a. p1. I, bi. 349 vlgg.

4

Page 60: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

50

Wat LEGRAND D'AUSSY a ) ROQUEFORT, MAGNIN (waar-van de beide laatsten den eerste niet onaardig geraadpleegdhebben!) van het Fransche fabliau Aucassin et Nicoleitegetuigen, dat telkens, waar poëzij door proza afgewisseldwordt, het laatste vers der strophen niet rijmt met de voor

-gaande verzen, maar als het ware op zich zelf staat (tenteeken voor den spreker, dat hij moest invallen), is daar-van een bewijs. Wel is waar heb ik zoodanige eviden-tie in onze dialogen niet gevonden, maar als wij beden-ken, dat de Jeux-partis, in Frankrijk zeer gewoon,hier (het blijkt uit het Conincspel , waarover — later in bij

-zonderheden) althans niet geheel onbekend zijn geweest, ishet waarlijk geen salto morale aan te nemen, dat ook de wijzevan uitvoering, het recitatief, niet van die der troubadoursen trouvères zal hebben verschild, en dus ook de dialogendoor twee sprekers zijn voorgedragen. Wij zullen in die over-tuiging versterkt worden, als wij bij de beschouwing dertooneelstukken uit de Ylvde eeuw bemerken, dat die Fran-sche manier van rijmen bij ons ook zeer gebruikelijk was.Dit laatste nu in verband gebracht met de posten uit degrafelijke rekeningen, waar twee sprekers, broeders vaneen zelfde gild, leden van een zelfde gezelschap, meer-malen zamen genoemd worden, moet wel iederen twijfelverbannen.

Zoo sneden de sprekers en vinders hunne tweesprakenop voor de bewoners van stad en burg, en droegen ze„ongetwijfeld", zoo als SNELLAERT zegt 2 ) , „ dramatischvoor." En deze voordracht — zij viel geheel in den smaakvan het publiek; want (en hiermede ga ik over tot de be-

t. a, pl. bl., III. b]. 311.2) Verhardeliiu, enz. bi. 1. t7.

Page 61: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

51

antwoording der tweede vraag,) dit was niet meer, wathet vroeger was, eene Ihórlustige Gesellsekafí , maar,gelijk GERYiNus te recht zegt, een sckaulustiges yolk ' ).Wilde de spreker dus de behoeften van dat publiek be-vredigen en aan zijne eischen voldoen, het eigenaardigevan het volkskarakter moest hij in zijne kunst als weer-kaatsen, met andere woorden, zijne kunst moest plastisekworden.

Het is een verschijnsel door iedereen menigmaal waar-genomen, dat het volk — ik bedoel meer bijzonder de smallegemeente — in vele opzichten overeenkomst heeft met een

kind. Kan men een kind het best iets aan het verstandbrengen niet door redenering maar door zichtbare en tast

-bare teekenen, prentjes en plaatjes, afbeeldingen en figu-ren, zoodat men inderdaad recht heeft te meenen , dat inde ziel van het kind door zien de meer blijvende en leven

-dige indrukken worden gegrift: volmaakt hetzelfde geldtvan liet volk.

Naauwelijks is op marktdagen of in de kermisweek, in de

straat of op het plein, de steiger opgeslagen, en hetzij de zoo-

genaamde triptique geopend, hetzij het doek neergelaten, in

vakken verdeeld en beschilderd met een of ander gruwelstuk,een moord of eene vergiftiging, eene brandstichting enz., of

eene groote menigte van menschen verdringt zich om te luis-teren naar het getrouw verhaal der gebeurtenis , waarvan het

paneel of doek eene voorstelling moet geven. Dan, ik heb ermij vaak van overtuigd, dan geniet het volk volop; dan leefthet om zoo te zeggen met de personen, die daar hande-

lend voorgesteld worden, mede; de stilte , iets ongewoons

') Verg. uaatoi, ShaI€speare's dram. Kaast , bl. 69.

Page 62: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

52

bij alle andere volksvermakelijkheden, is er een bewijs vanmen is getroffen. Die zich care voorstelling maakt zulkeen diepen indruk, dat de meesten tot in de kleinste bij

-zonderheden het verhaal zullen kunnen weergeven, terwijldiezelfden , als zij het alleen gehoord of zelfs gelezen had-den, niet dan een verward begrip er van zouden hebbengehad.

De reden daarvan is duidelijk. Bij den onontwikkelde

is het voorstellingsvermogen minder sterk, zijne naïve

nuchterheid doodend voor de kracht zijner fantazie: hij

moet zien en tasten en voelen, zal zijne ziel iets in zichopnemen en bewaren. Met bespiegelingen houdt liet volk

zich niet op, voor afgetrokken begrippen en redeneringenis liet onvatbaar; als de idees niet gepersonificeerd worden,

d. i. plastisch voorgesteld, gaan zij de bevatting des volkste boven. Recht eigenaardig zijn daarom de volksboeken

versierd met prentjes , zij zijn de commentaar om zoo tezeggen van den tekst: „ die Bilder sind fiir den Bauer,der die Schrift nicht versteht" ' ).

Zulk een streven naar aanschouwelijkheid, zulk eene

Sehnsucht, das, was die innerste Seele bewegte in le-bendiger Gestaltung gegenwartig vor Augen zu habeas,"kenmerkte vooral die tijden, waarin de derde stand zichverhief en de gemeenten ontstonden. Van de mysteriën en

andere kerkelijke plegtigheden, van de Biblia 1'auperum,

van de processies en omgangen , zal ik niet eens spreken 2 ) :

') GEuviNus, t. a. pl. II. bl. 362.j ) Zie daarover, behalve GERV., en JONCKBL. ook Gr.IESI1ABER,

Uelier die Oslersequenz Viclimae Pa$chali enz. b[. if vlgg.; 2UERISON,

lust olie de la lilt. franc etc. bi. 211; U".tuci. t. n. pl. bl. 4.

Page 63: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

53

ik wil er alleen op wijzen, dat toen het volk zijne rol ophet wereldtooneel was gaan spelen, de schilderkunst, debeeldhouwkunst, de xylographie, in één woord, de plas

-tische kunsten zich begonnen te ontwikkelen en te bloeijen.Wat LENIENT getuigt van de architectuur: „la pierres'anime, parle et raconte, elle revêt tour á tour les formesles plus hardies, les plus sublimes et les plus grotesques,la pierre devient parfois aussi indiscrète que le fabliau ,"datzelfde geldt van alle plastische kunsten; voor het volkwaren zij (en ze zijn het nog) , wat de boekdrukkunst voorde meer ontwikkelden is, het middel om gedachten uit tedrukken en gedachten te verstaan. Op het doek, in densteen, op het hout, schreef het volk zijne herinneringenvan het verledene, zijn oordeel over het tegenwoordige,zijne verwachtingen van het toekomende l ).

Het spreekt wel van zelf, dat ook de letterkunde derburgerij min of meer plastisch moest worden: het volk wilals het ware hoorende zien en ziende hooren; daarom vielende levendige verhaaltjes, de satyrieke liedjes, maar boven

-al de tweespraken zoo geheel in den smaak en konden desprekers dit genre van poëzij zoo algemeen beoefenen, omdatzij verzekerd waren van de toejuiching der hoorders. Juistdat levendige, dat factische, dat gemeenzame , dat onge-dwongene, even zoovele kenmerken van den dialoog, trokde levenslustige en practische menigte aan, en boeide haar

') Zie LGNIBNT, La satire etc. bi. 397 en 401; voorts GEnviNus,t. a. pl.; OTLNY, &íistory of Engraving I. bi. 44. 80. verg: bi. 63 ; BSEIT-

xorx, iersurk liber den Unsprung der Spietkarten, bi. 8: « Diesem zu-foige warde der Anfang dieser Kunst (de kunst van houtsnijden) wohibis in das XIte oiler Xlife Jahrhundert hivanfri cken, aber ," enz.

Page 64: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

54

meer, dan de galanterie der Graalridders of Hector's hel-dendaden of Alexander's zegetochten!

Zoo hebben wij, ik behoef het naauwelijks op te mer-ken, zonder als het ware naar dramatische poëzij te zoe-ken, reeds twee elementen daarvan gevonden, waardoorde letterkunde van zelve dramatisch was geworden 1). De„zwervende kunst ", aangekomen in de steden, waar zij eensckaulustiges Publikum aantrof, moest, om de behoeftenvan dat publiek te bevredigen, den dialoog-vorm kiezenen plastisch van inhoud worden. Nu hebben wij wel iswaar nog geen drama: „zum f3oetiscken Gehalte," spreekt VONSCHLEGEL, 2 ) „ist erfórderlich , dasz es Ideen, d. h. noth-wendige and ewig wahre Gedanken and Gefühle, die überdas irdische Dasein hinausgehen, in sich abspiegle and bild-lich zur Anschauung bringe ," maar — de kritiek magaan de drama's van de xIVde eeuw niet dezelfde eischenstellen als aan die der xlxde; de aesthetiek mag soPHO-CLES' en SHAKSPEARE's stukken als normatief beschouwen,zij heeft geen recht aan alle andere den naam van dramate onthouden. VON SCHLEGEL heeft ongetwijfeld gelijk;maar men zie niet voorbij, dat hij zegt zum poetisch enGehalte, dat hij dus eene betrekkelijke volmaaktheid onder-stelt, waarvan in de xivde eeuw geen sprake kan wezen;eene eerste proeve is het, die wij mogen verwachten, eeneeerste schrede op de baan der dramatiek.

Daarom ontzeg ik aan hem, die VON SCHLEGEL'S eischwil stellen aan de drama's der xivde eeuw, het recht daartoeen wijs hem af met de exceptie van niet-ontvankelijkheid.

') VON SCJILEGEL, Dram. Kans!, I. b 1 21, 22 ; GERVINUS, t. a. 1)1.II. bl. 368.

') t. a. pl. I. bI. 30.

Page 65: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

55

De analogie zal ons van het bekende tot het onbekendeleiden. De geschiedenis van het Grieksche drama zal onsde schakel aanwijzen, die dialoog en drama verbindt ' ).

Op de oude Dionysos -feesten werden, zoo als bekend is,in liet heiligdom van den God, het Lenaeon, dithyrambenen liederen ter zijner eere gezongen door een koor en zijnexarch, die elkander beurtelings afwisselden. Dat beurtge-zang nu werd de oorsprong van liet Grieksche drama. Tentijde van PISISTRATUS kwam THHESPIS op het denkbeeld, aandie twee personen (want het koor moet men als één per-soon beschouwen, het stond om zoo te zeggen min of meerzelfstandig tegenover zijn exarch of aanvoerder) nog eereentoe te voegen, den vaoxperrís , en dezen een werkzaam deel,hoe of wat is hier de vraag niet, aan de handeling tegeven 2).

Ziedaar de korte geschiedenis van die schepping, diedoor AESCHYLUS en SOPHOCLES zou worden voltooid, ik durfzeggen, volmaakt.

Wat daarin voornamelijk onze aandacht verdient, is, datdoor het toevoegen van één persoon aan de beide zangersmen kan ze acteurs noemen, de beurtzang drama wordt.

De reden ligt voor de hand. Het drama (om ons op middel-eeuwsch standpunt te verplaatsen) moet de aanschouwelijke

voorstelling geven van eerre gebeurtenis , een plastisch ver-haal zijn als het ware. Dat zulk een verhaal boeijend we-

zen, de gebeurtenis belangstelling wekken moet, spreektvan zelf, maar — en hierop komt alles aan — de voor-

') Ook op de epislolae Jarcitae, zie ur.RIcr, t. a. pl. bi. 6, op dePasónachlspiele, zie ETTMiir.r.Ea, t. a. pl § 53, esztviNus, t. a. p1. bi.381 en 365, zou ik kuurreu wijzen.

2j Verg. K. 0. Miir,LER, Gesch. der Griecla. Liter. ]I. bi. 32. 33 en 55.

Page 66: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

56

stelling moet levendig wezen, actie is liet levensbeginsel,

het to be or nol to be van het drama. Nu kunnen tweepersonen, ja zelfs één alleen, wie zal het ontkennen? eenboeijend verhaal van eene belangwekkende gebeurtenisdoen; zij kunnen, ik durf nog verder gaan, eene le-vendige voorstelling er van geven; doch het is buiten twij-fel, dat het in den regel juist de derde nzan zal zijn, die, —even als in een gezelschap, zoo als men zegt, de vro-lijkheid, hier — de levendigheid, de actie zal aanbrengen ende eentoonigheid der tweespraak (en deze is niet te ver

-mijden!) verrassend afwisselen zal. Want het is zijne me-dewerking, waardoor wisseling van rollen denkbaar wordt,

liet is zijn komen en gaan of dat van een der beide andere spre-kers, mogelijk gemaakt immers door den derden man,waardoor reeds meer leven en beweging aan de voorstel

-ling gegeven wordt. Er is meer. Men vergete niet, dat

de derde man, door hetgeen hij verhaalt te hebben gezienof gehoord, het verhaal der beide anderen meer ingewik-keld, de gebeurtenis door een zamenloop van allerleitoevallige omstandigheden meer belangwekkend zal kunnenmaken, en zoo de ontknooping voorbereiden, die nietliet einde alleen van de voorstelling maar veeleer degansche voorstelling beheerscht, ja, de ziel van de ge-heele actie is.

Zó6 zal dan ongetwijfeld ook in de middeleeuwen uitde tweespraak het drama ontstaan zijn, en dat te eerder,te geleidelijker, omdat, even als verscheidene Vastenavond-spelen niets meer dan dialogen zijn , vele dialogen in-derdaad voor tooneelstukjes kunnen doorgaan. En als niettwee maar drie personen sprekend en handelend moestenworden ingevoerd, zoo als b. V. in liet gesprek der Drie

Page 67: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

57

Koningen T), zullen dan niet drie sprekers (even als bij dendialoog twee) ieder een dier personen hebben vertegen-woordigd en voorgesteld? De rekeningen doen het ver-moeden. Als wij daarin 2 ) posten vinden als deze, op hetjaar 1389/90: „Item Willem van Hildegaertsberghe en

de twee andere sprekers, mit hen tsamen, 4 gl."; op 1395/96:„ Item drie sprekers, die genen here en hadden, 3 gl." ; op1368/69: „Item ter selver stede drie segghers, 2 zwaergulden;" op 1388/89: „Item drie sprekers 4 guldenDordr.," enz., dan is het niet onwaarschijnlijk, dat hierdriespraken bedoeld zijn, gedichten door drie sprekers dra

-matisch voorgedragen.Dit wordt te meer aannemelijk, ja schier ontwijfelbaar,

als wij weten, dat „ in de xivde eeuw de zin voor dendramatischen vorm ook hier te lande was ontwaakt 3 )",

zoo als blijkt uit een paar plaatsen van den Roman vanLimborek en GILLIS DE WEVEL'S St. dmand. Er is daarsprake van het zoogenaamde Conincspel, waarvan ik met eenpaar woorden een denkbeeld zal trachten te geven. Voorafmerk ik op, dat, al herinnert de plaats uit den Romanvan Limboroli, gelijk Prof. JONCKBLOET getuigt, aanhet Mnl. fragment van de branche van den Alexander, leYoeu du Paon, waardoor het Conincspel als eene uitheem

-sche plant zou kunnen worden beschouwd, de bedenkingvervalt door de plaats uit het gedicht van DE WEVEL, die, zoo-ver bekend is, niet uit vreemde bronnen geput heeft.

Eens dan, zoo verhaalt VAN AKEN in den Limborek,waren in het prieel der keizerin van Constantinopel

1) MozE, Ueiersicht, bi, 347._} JONCKBLOET, Bijlage A. bl. 607 en 610; Bijl. B bl. 644 en 652.a) t. a, p1. bl. 471, verg. met bl. 370.

Page 68: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

58

eenige fiere ridders en edele vrouwen gezeten, die dentijd „met spel ende dachcortinghe" aangenaam zochtendoor te brengen. Daar was Esyoene, „die scone smale,"

Ende seide: v Wat spele selen wi aengaen ?"Margriele seide: #Ic doet u verstaen,flier es menich, die sere mintEnde hem es weder onbekintOf hi iet gemint si;Een spel willic ons maken, daer hiEle kinnen sal anders herte,Ende diere omme messeit, grote smerteMoet hi cortelike ghewinnen,Ende altoes mesval van minnen," enz.

Daartoe zal een Coninc worden gekozen, wien elk op devragen, die hij zal doen, antwoorden moet. Dat beloofdenzij allen te zamen:

Eude wi selen op alle dintBerechten, die hi ons vragen sal.

Margriete wordt Coninginne en begint terstond met hetonderzoek.

Dit was dierste coninespel,Dat nit gespeelt was, weet men wel.

De Coninginne doet aan ieder op zijne beurt eene ofandere vraag van minne, die zoo goed mogelijk wordtbeantwoord. Het is onnoodig de vragen en antwoordenhier mede te deden : een paar voorbeelden zijn voldoende.Zoo legde zij den „ Coninc van V ranckerike ' deze „subtileende sware" kwestie voor:

Page 69: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

59

Here her coninc, soe berecht mi,Wele u dunet dat sterker Si,

Nature, soe leringe, soe minne?

Aan den keizer:

Here her keyser, berecht mi des,Wele dat vermogender es,Soe coninc, soe wijn, soe vrouwen ')?

Aan koning Ryoen:

Weic die meeste genoechte si,Die de mensche in enegen sinneuOp erterike mach ghewinnen?

wiens antwoord met het eenparig:

Sekerlee, dat ware waer!

begroet wordt. Ten besluite worden aan de koningin op

hare beurt wedervragen gedaan, aan welker beantwoor-ding zij zich evenmin mag onttrekken.

Onder anderen wordt gevraagd:

Hoe dat men dit bekint,Of men getrouwelike mint?

waarop zij dit naïve en schoone antwoord geeft:

Also comers te gader si twee,Die van minnen draghen dwee,

1) Verg. MAERLANT, Rijmb. vs. 17792-17835, Sp. Hid. 1. P. 1I1.B. c. 15. vs. 23 vlgg.: FLAY. JOSzFHH. XI. 3. 2.

Page 70: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

60

lerst werden si bleet ende vale.Hare oegen slaen si stappans te daleEnde bliven vore hem siende daer,0ec werden si cortelije daer naerVerwermt ende van verwen roet;Dat doet hem der minnen noet.Dan moet eens haer wille sijn;In gherechte minne en es ghecn mijn,Niet propers en heeft har negheenWant hare herten die sijn een.Maer daer men niet en vindt des,Wanic niet dat gherecht minne es ').

Doch reeds genoeg voor hetgeen ik bewijzen wilde. Deplaats uit St. Amand 2) zal ons voor het Conincspel nietsnieuws leeren; wij bemerken alleen dat het spel toen zeergewoon was uit de woorden:

Als men pleecht noch onder de liedenTe speelne een spel, dat Conine heet').

Ik verwijs er daarom alleen naar. Ik heb er niets meerbij te voegen om de waarheid van Prof. JONCKBLOET'á

woorden te staven: „ de geheele behandeling van den dia-loog toont aan, dat men met werkelijke dramatische

voorstellingen bekend begon te raken" 4 ). Men heeft slechtsvlugtig de aangehaalde plaatsen door te lezen om daarvanlevendig te worden overtuigd. Daarbij komt, dat men

') Zie Roman van Fleinric en Margriele van Limborch uitg. door Mr.L PH C. V. D. BERGH, Boek %l. vs. 110. vlgg. 355, 415, 486, 526, 897 enz.

z) 1. 5082 vlgg.') In Frankrijk was het spel ook zeer in de mode; zie MONMESQud,

Tizécutre f'ranyais etc. bi. 120.") T. a. pl. I11. bi. 472.

Page 71: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

G1

een voorbeeld had in de kerkelijke vertooningen, de mys-teriën, die in de XIIIde en XIVde eeuw bijna overal deplaats vervulden van onze hedendaagsche predikatiën; wantwordt nu liet evangelie verkondigd, toen werd het plas

-1i8ch voorgesóeld: de smalle gemeente moest de bijbelschetafereelen zien , liet drama der verlossing en het mysterieder zaliging aanschouwen . Men moet daarom het kerkelijktooneel tot de eeredienst brengen, want ongetwijfeld wasliet oorspronkelijk niets anders; later ontaardde het, ver-loor het zijn godsdienstig karakter en werd meer en meerwereldlijk. Hier te lande mogen de kerkelijke vertooningenminder algemeen zijn geweest dan in Frankrijk, waar, zegtGERVINUS, de Sckaulust schier tot Se1iauwut1t oversloeg,zij waren echter niet minder algemeen bekend en ganschniet ongewoon.

Eindelijk merk ik op, dat, als wij de dramatische poëzij

uit de XIVde eeuw naauwkeurig beschouwen, volkomenbevestigd wordt, hetgeen wij reeds a priori vermoed had-den te mogen besluiten.

Wat toch zijn die stukken anders dan aaneengeregendialogen? Zelden, ik durf niet zeggen nooit, zijn het drie

acteurs, die in hetzelfde tooneel met elkander spreken enhandelen, meest slechts twee, zoodat een van beiden ver

-dwijnt, als er een nieuwe acteur optreedt.Als vervolgens het publiek nog zoo weinig afgezonderd

is van de acteurs, dat deze zich niet zelden tot de omstan-ders wenden en tot hen het woord richten, als waren zijof alleen of met een „ ghesel" in het midden der volksme-

nigte bezig eene sproke of eene zamenspraak op te snijden; —

als wij dat alles weten en ons herinneren, dat de dichters

zich meer en meer tot gezelschappen vereenigden, „ die

Zeit von selbst dramatisch geworden war ," dan zullen wij

Page 72: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

62

de woorden van MOE: „ die dialogischen Gedichte sind

daher als die Anfhnge der dramatischen Kunst zu betrach-ten ," en die van I'rof. DE VRIES 1) : „ het zijn dus de oudeSprekers en hunne gedichten, die voor de eigenlijke grond

-leggers van ons vaderlandsch tooneel moeten gehoudenworden," gaarne tot de onze maken.

Mijne kistorische en psycleologiseke verklaring van den

oorsprong onzer dramatische poëzij moge niet gestaafd wor-

den door liet getuigenis van den tijdgenoot, ik waag het

niettemin haar evident en door de logica der geschie-

denis bewezen te noemen. Bij een volk als het onze, „wassich wohl and richer ft hlte , seiner alten Freiheiten andRechte sich bewusst war, seine Krafte erprobt hatte, durchseinen gesegneten Boden, durch seinen Kunst- and Gewerb-

fleiss, durch seinen ausgebreiteten Handel and Verkehrvor drückender Armuth and Trubseligkeit bewatert blieb,

in Flandern and Brabant in jener alten Zeit konnte ein sogewaltiger Hang and Drang Hach Vergnügung in allenStii.nden der Gesellschaft entstehen and auf die mannig-faltigste Weise befriedigt werden. Die alten bekannten of-fentlichen Lustbarkeiten, so wie die vielerlei Spiele zu ein-samer and geselliger Unterhaltung , wurden meist beibe-halten , and neue mit Theilnahme aufgenommen and oft mitLeidenschaft getrieben. Dem heitern leichten Sinne genug-ten nicht recht meter die geistlichen Schauspiele (Mysterien) ;

er suchte sich in dieser Beziehung noch besser zu belustigen ,and so entstanden die abele spelen ende solíernien" 2 ).

Voordat ik tot de behandeling van het ons overgebleven

•) T. a. pl. bl. 130. Zie ook JJNCKBLOET, t. a. pl. III. bl. 511

vAN wiz, t. a. pi. 1. bi. 355; LENIENT, t. a. pl. bl. 325.

i) [IOFFMANN V. FALLEESLEBEN ; florae Belgicae VI. bl. 1G9. vlg.

Page 73: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

63

repertorium overga, wil ik het woord geven aan lien, dieeen ander gevoelen over den oorsprong van het middel

-eeuwsch wereldlijk drama zijn toegedaan.JUBINAL 1 ) b. V., MAGNIN 2 ), GERVINUS 3 ), BLOM

-MAERT 4 ) beweren, „ que 1'élément dramatique n'a jamaiscesse d'exister", en trachten hunne meeping te verdedigendoor aan te toonen, dat van de eerste eeuw na CHRISTUSaf door alle tijden heen drama's zijn geschreven, die alshet ware de band zijn, welke het middeleeuwsche aan hetklassische drama vasthecht. Zij geven eene gansche reeks vanstukken op ten bewijze, en, als zij zoo inderdaad in iedereeeuw (d. i. om de honderd jaar!) eene tragedie of comediegevonden hebben, wordt met de logica van het „ post hoc,ergo propter hoc" de conclusie gemaakt. In die reeksbekleeden eene voorname, de hoogste plaats eigentlijk: deChristus 7ráój w van GREGORIUS Of CIIRYSOSTOMUS , enIIROSWITHA'S tooneelstukken. Met deze alleen schijnt hetpleit wel te kunnen worden beslist.

Het is bezwaarlijk, zich van zulk eene verwant-schap eertig begrip te vormen; bij nader onderzoek vandat vaderschap zal zij ook inderdaad onhoudbaar blijkente wezen.

Ik zal niet spreken van het onwaarschijnlijke der mee-fling, dat de dramatische poëzij door één volk uitgevon-den, en als het ware door dat volk van de eene in deandere hand overgeleverd zou zijn, — VON SCHLEGEL heefthet te recht opgemerkt ) ; noch van het ongerijmde, dat too-

1) rl?ystères inédils, I. bi. VI vlgg.) Les origines du Ghédtre wode'ne, bi. XX.

') t. a. pl. II. bi. 368 noot, 378; beter b]. 377.4) Belg. Mus. I. W. 417.}1. a. pl. I. bi. 25.

Page 74: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

64

neelstiikken, niet in de volkstaal geschreven en opgevoerd,ooit populair zouden geweest zijn, ooit het levend beelddes tijds hebben kunnen wezen; dat alles wil ik daarlaten,alleen over de stukken zelve, waarvan ik sprak , eenenkel woord.

Wie den Ilippolglus van EURIPIDES door VALCKENAER

uitgegeven en gecommentarieerd gelezen heeft, kent hetkunststuk van GREGORI[IS , „ de lijdende Clzrislu s" i ). Ikzeg niet te veel, als ik beweer, dat het zamengeflanst isuit verzen van EURIPIDES, en daarom door VALCKENAEII

met goed gevolg voor de kritiek van den Ili'ppolytus kongebruikt worden, maar overigens naar de Byzantijnschegymnasium-banken riekt. Men kan zoo spoedig bemerken

met welk doel het is vervaardigd, en wat het eigenlijk is.„ Zur !luffuhrung war es nicht bestimmt, sondern fur dieSchule," getuigt Dr. KARL RASE 2 ) , en ÉDÉLESTAND DU

nirt.IL karakteriseert het zeer juist als „un travail toutscholastique" 3). Zulk een stuk nu als eene der sportente beschouwen van de ladder, die ons naar 't middeleeuw

-sche drama moet doen opklimmen , is wel het beste bewijs,dat de ladder zelve vrij wrak moet wezen!

En (Ie stukken van de eerzame non van Gandersheim,de bekende HROSWITHA! Ik heb die drama's, waarvan demeeste schrijvers spreken , zonder ze ooit te hebben inge-zien , zoo als mij achterna bleek, van het begin tot heteinde doorgelezen of liever doorgeworsteld. Zij had zich

') VALCKENAER'S, Commentaar op den Hippolytus geeft hier en daargeheele einden ter vergelijking: zie aldaar, passim.

2 ) Das geistliehe Schauspiel, bi. 7.') Origines lalines da théa'tre moderne. Inlrod. bi. 10 noot ]. Zie

WAI1TON, t. a. pL III. bi. 198.

Page 75: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

65

ten doel gesteld, de Comoediae van TERENTIUS voor hetvervolg onschadelijk te maken, door in denzelfden vormen op dezelfde leest andere van meer stichtelijken inhoudte dichten: de hare, zij twijfelde er niet aan, zouden dievan den wereldschen Romein van zelve verdringen en on-gelezen doen blijven. Men oordeele, zoo als men wil, overde gepolijste Comoediae van LAELIUS' vriend, maar bijHROSWITHA vergeleken is hij een PLAUTUS, ja, eenARISTOPHANES! Wansmakelijker en vervelender drama'sdan die van de godvruchtige dichteres herinner ik mij nietooit te hebben gelezen: zij hebben inderdaad meer van ver-toogjes van valsche dialektiek en onstichtelijk supranatu-ralisme dan van tooneelpoëzij. Het is mogelijk, watSCHURZFLEISCH beweert, dat zij „ quasi gradibus in coe-los adscendit ;" dit is zeker: tot het volk is zij nooit afge-daald, populair kunnen hare stukken nooit geweest zijn 1).

Van de overige tooneelstukken, die men nevens de ge-noemde opsomt, om de aaneenschakeling van het middel

-eeuwsch drama en dat der klassieke oudheid aannemelijkte maken, behoef ik slechts de namen te noemen, om hetongegronde der geheele bewijsvoering aan het licht te bren-gen. Een daarvan, door EZECHIEL vervaardigd, is (nota bene!)eene kroniek! Een ander heet Ludus septem sapientium, eenderde Qzcerolus ; alle zijn in de Latijnsche taal geschreven 2).

De lezer oordeele of zulk eene verwantschap niet verre vaninnig is, en niet liever onbestaanbaar moet worden geacht 3).

_) Verg. JONCRBLOET, t. a. p1. 1. bi. 104; PRE YTAG , de ini6iis seen.poes. aped Germ. bl. 41; ÉDÉL. DU M6iIL, t. a. pl. bi. 16 vlgg., hl.:33; FriRIsoN t. a. p1. b1. 133, noot.

2) Zie JUBINAL, t. a. p1.') LENIENT, t. a. p]. bi. 324.

5

Page 76: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

66

Het zou mij te ver voeren, als ik den oorsprong van hetkerkelijk drama wild :j verklaren, omdat ik in te veel bijzonderheden zou moeten treden: men behoeft de door mijaangehaalde schrijvers slechts te raadplegen om in te zien,dat niets ongerijmder is dan het kerk-drama voor eene lootvan den Byzantijnschen stam te houden, en dat alleeneen aprioristisch vooroordeel een oorzakelijk verband vindenkan, waar inderdaad geen te vinden is 1 ).

Ook BOILEAU in zijne 4r1 poétique heeft zich geenjuist denkbeeld gevormd, van den oorsprong der mysteriën :ik haal zijne verzen aan, omdat zij voor velen nog hedenten dage als orakeltaal gelden:

De pélerius, dit-on, one troupe grossièreEu public u Paris y 2) monfa la première;Et, sottement zélée en sa simplieité,Joua les Saints, la Vierge et Dieu, par piété.Le savoir à Ia fin dissipant l'ignorance,Fit voir de ce projet la dévote imprudence.

De bewijsvoering van D'ISRAELI 1 ) is inderdaad merk-waardig: de omstandigheid, dat GREGORIUS was „ an eccle-siastic", en de bewering, dat ,,that point only is importanton the present occasion", zijn voor hem klemmende ar-gumenten, die iederen twijfel verbannen!

Een ander gevoelen is, dat het wereldlijk drama uit het

1) Verg. aoxcRBLOET, t. a. p1. III. bi. 506 vlgg.; MONE, t.

a. pl. I. bl. Xt; vooral liet uitstekend stukje van FREYTAG, zie boven;

en 1)r. Ilnse's werkje, das geistl. Schausp.; ULRICI in Skaksp. dram.

Kunst handelt er ook breedvoerig en overtuigend over.

2) Op liet theater.') Amenities o/ Lit. bl. 301 , noot.

Page 77: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

67

kerkelijke is ontstaan, met andere woorden, dat de myste-riën als de grondslag van alle middeleeuwsche dramatiekmoeten aangemerkt worden. Als verdedigers daarvan noem ikalleen MoNE I ), HABIT] 2 ), ULRICI 3 ), MAGNIN 4 ). Zij redenerenongeveer aldus. Nadat het kerkelijk drama in de xide eeuwuit het ritueel der Kerk, uit responsoria, antiphonae, epi-e/olae farcitae, sequcentt'ae en prosae gesproten, en uit Frank-rijk naar Engeland en Duitschland overgeplant, uitsluitendtot de geestelijkheid beperkt was geweest, begon het, vooralhierdoor, dat naast de Latijnsche taal bij wijze van ver

-klaring de volkstaal eerst toegelaten was en allengs delaatste alleen gebruikt werd , van lieverlede zeer populairte worden, zoodat het volk niet alleen het publiek bleef,maar zelfs de „homines valti" uit het volk acteurs werden 5 ).Een gevolg daarvan was, dat (ik meen dat ULRICI hetergens zegt) het can/are meer en meer disere werd; dathet komisch element, vertegenwoordigd door Satan en zijnetrawanten, meer en meer op den voorgrond werd gesteld;dat naast de Heiligen des ouden en nieuwen Testamentsook die der legende als dramatis personae optraden. Alslater •— wij denken aan de Confréries in Frankrijk,de Trading•Companies in Engeland — de allegorie inmysteriën en mirakelspelen binnensloop en deze allengs totmoraliteiten vervormde, was er om zoo te zeggen nogslechts ene schrede te doen om tot de zuiver wereldlijke

') t. a. pl. t. b]. 266.

_) t. a. pl. b]. 79. vigg.

3) t. a. pl. bl. 28. vlgg.

) t. a. pl. Averlissement, bl. XIV.

&) MARRIOTT, t. a. pl. bi. XLV; Kalender voor de Protest. in Ned.1861. bi. 117.

Page 78: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

68

tooneelpoëzij te geraken, tot de Farces en Solties in Frank-rijk, tot JOIN HEYWOOD'S Interludes in Engeland, totonze Bolle cluten en de spelen van sinne der Rederijkers.De weg was van zelf gebaand, even geleidelijk als natuur

-lijk is die ontwikkelingsgang te noemen.Tegen het aangevoerde schijnt op het eerste hooren niets

in te brengen: evenwel moet ik opmerken, dat men uithet oog verloren heeft, dat hij alleen, qui bene distinguit,bene docet, en op juiste onderscheiding hier alles aankomt.

Te loochenen, dat het kerkelijk drama moeder gewor-den is van een wereldlijk, zou der geschiedenis stoutwegtegenspreken wezen. Voor Engeland en Duitschland is degeheele redenering ongetwijfeld volkomen juist, maar inNederland en Frankrijk staat het wereldlijk drama derxiiide en xivde eeuw in geen het minste oorzakelijk ver

-band met de mysteriën. Wie den inhoud van RUTEBOEUF"s

en DE LA IJALLE's stukken en onze vaderlandsche uitdien tijd leest, en daarnevens eenige mysteriën of miracle-plays bij MONE, JUBINAL en MARRIOTT, of onze Eerstebliscap van Maria, vindt in de wereldlijke stukken geenspoor, geen enkel spoor van mysterie of moraliteit ; vanSatan en zijne trawanten is geen sprake; het eenige, waar-door men van tijd tot tijd aan de Kerk herinnerd wordt,is eene hekelende toespeling op priesterschap of monniken

-dom. De vertooningen in de kerk en op het kerkhof heb-ben stellig, ik merkte liet reeds op , een zijdelingschen

invloed op liet oudste wereldlijk drama (der snide en xivde

eeuw) geoefend, maar geen sterkeren, dan de entrées dervorsten in de steden, die ook niet allerlei dramatische ver

-tooningen gepaard gingen, de dumb-shows , de pageants,de entremets en drames-2)ntets, die almede er toe hebben

bijgedragen, dat de dramatiek zich ontwikkelde, maar niet

Page 79: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

69

onmiddelijk oorzaak waren van hare geboorte 1). Hoe hetook zij, of het wereldlijk drama , dat naast de mysteriënleefde a), met dat, hetwelk uit de mysteriën allengs is voort

-gekomen , zamengevloeid, of door het laatste verdrongen is:er heeft een wereldlijk drama in de xiude en xlvde eeuwbestaan, vóór dat het kerkelijke, van nature veranderd,had opgehouden als zoodanig te gelden. En wat Neder

-land in het bijzonder betreft 3 ), waar evenmin als inDuitschland 4 ) de mysteriën te dier tijde zoo algemeenschijnen te zijn geweest als in Frankrijk en Engeland,voor ons land gaat de redenering, alsof het wereldlijk dramazich van lieverlede uit het kerkelijke ontwikkeld zou hebben,allerminst op. Men bedenke, dat in dit geval reeds tweeeeuwen vóór de Rederijkers, wier dramatiek stellig naauwverwant is met de kerkelijke tooneelpoëzij, het kerkelijkdrama op gelijke wijze als in de xvdc en xvide eeuw in

') Zie JUBINAL t. a. pl. I bl. XXI; WARTON t. a. pl. III 37.Anders schijnt EMILE MoRice daarover te denken , t. a. pl. bl. 7, 193.enz.

') JONCKBLOET t. a. pl. III. bl. 508.3) SoER zegt in zijn acad. proefschrift, de oriy. rei scenicae etc.

Utrecht 1852, dat de A bibliothecao Belgicae abundanl dramatibus sa-cris , quac mysleria dieebantur". Het is mogelijk: alleen is het vreemd,

dat WILLEnrs in zijne uitgave van de Eerste bliscap can Marie daar-van geene melding heeft gemaakt. Daarom vermoed ik, dat soeao spelen van sinne" der Rederijkers bedoelt, en dan zegt hij te recht

abundant"; want daarvan wemelen ook de Nederlandsche biblio-

theken.°) Volgens HONE (Schausp. I. bi. 15) waren in Duitschland in de

middeleeuwen geene w wandernde Schauspieler" bekend, waardoor

het verklaarbaar wordt , dat aldaar eerst in de vijftiende eeuw van

een wereldlijk tooneel sprake kan zijn.

Page 80: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

70

een wereldlijk drama zou zijn overgegaan, terwijl in andere

landen, waar de mysteriën vrij wat meer bekend waren,

van eene dergelijke ontwikkeling nog geen spoor te vinden

is. Er is meer. De allegorische voorstellingen zijn als

het ware de brug, die van het kerkelijke geleidelijk tot het

wereldlijk drama voert. Van allegorische stukken, zooge-

naamde moraliteiten, is in de xivde eeuw geene sprake;

eerst de Rederijkers geven spelen van sinne, met andere

woorden: eerst door hen wordt het mysterie tot moraliteit,

het kerkelijk drama van de eeredienst gescheiden en we-

reldlijk.Ik besluit dit hoofdstuk met een paar opmerkingen het

middeleeuwsch tooneel in het algemeen betreffende.

Men moet zich niet, als b. v. Mr. C. A. SERRURE ) ,

door de nomenclatuur, door de woorden tragedia , corn edia ,

pistrio, speciaeulum, tleatrum enz. laten verleiden, en

daarbij dadelijk aan tooneelpoëzij denken. WARTON 2)

waarschuwt er met recht tegen en haalt bij die gelegen

-heid de volgende verzen van CHAUCER aan, die opmerking

verdienen:

Tragedy is to tell a certaine story,As old bokis makin ofte memory,Of hem that stode in grete prosperiteAnd be fallen out of her high degree.

Ook DANTE'S Divina Commedia zal zeker niemand, even-

min als het tweede gedeelte van GOETHE'S Faust, als een

tooneelstuk beschouwen!

') Letóerkunde in Ylaenderen, bl. 254.3) T. a. pl. 11. bi. 66, 67. s; III. bi. 41; DU MÉSIL t. a. pl. bi.

22 en 23.

Page 81: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

71

Ten tweede. De schooldrama's rangschikke men voorafniet onder de volksliteratuur, zij behooren ongetwij-feld meer tot de literarische curiositeiten. De Rector, die„voor het componeren derzelve of met geld of mettwee gebraden hoenders, een schotel galigaens, marcepains,een q. wijns ofte sus anders werd beschonken" 1), moge

zulk eene tooneelvoorstelling in vele opzichten noodig,misschien ook nuttig, geacht hebben: die stukken, in hetLatijn gesteld, hadden met de eigenlijke tooneelpoëzij , hetvolksdrama, niets gemeen. In allen gevalle zouden zij, zoo-als uit de Rekeningen 2 ) vrij duidelijk doorstraalt, eerdertot de mysteriën behooren. 1k geloof, dat men best doet

ze voor theoretische en practische oefeningen in liet Latijn -spreken en schrijven te houden.

Het Old Coventry play of Hock Tuesday, waarvan

PERCY 3 ) melding maakt en getuigt, dat „ one can hardlyconceive a more regular model of a complete drama",kan evenmin hier in aanmerking komen. Men behoeftden inhoud van het stuk slechts te lezen om zich daarvante overtuigen. Het zou mij niet verwonderen, als de geheelevertooning meer in gevechten en schermutselingen d. i.in mimiek, dan wel in recitatief bestaan had.

Blijkt het alzoo, dat elke andere hypothese, die menheeft gesteld en getracht te bewijzen , om den oorsprongvan het middeleeuwsch tooneel te verklaren , of als zoo-

') VAN HASSELT, Oudheden van Arnhem, 1. bi. 186; drnhemscheKronijk, bl. 250.

_) JONCKBLOET, t. a. pl. III. bl. 512, 513, en de noot, hl. 507;Bijlage A op het jaar 1343/45; do 1344/45 ; Bijl. B. op 13713/75.

3) PEncy, Reliques etc. On /he origin o/ the ergl. stage, b). 36.

Page 82: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

72

danig onaannemelijk is, of onvoldoende ter volledige ver-klaring der feiten; dat daarentegen de door mij gesteldegansch natuurlijk is en niets onverklaard laat: dandurf ik met te meer vertrouwen de gevoelens vananderen, die met het mijne in strijd zijn, verwerpen enals negative bewijzen voor mijne stelling aanmerken.

Page 83: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

HOOFDSTUK III.

Het wereldlijk tooneel.

Voor dat ik mij bij de beschouwing van het repertoriumdoor HOFFMANN VON FALLERSLEBEN uitgegeven en hetonderzoek van al, wat tot het tooneel behoort, ga bepa-len, wensch ik aan te toonen, dat in de xivde eeuw hierte lande inderdaad tooneelstukken opgevoerd zijn, en dewoorden van Prof. VAN VLOTEN 1 ), „ dat men veilig ver-onderstellen kan, dat er in den loop dier eeuw reedsherhaaldelijk tooneelvoorstellingen hebben plaats gegre-pen", waarheid bevatten.

De meermalen aangehaalde') rekeningen der Gravenvan Holland en van Bloys laten dienaangaande niet denminsten twijfel over. Zoo lezen wij in de eerste op hetjaar 1384/85: „Item te Hoesden ghegheven tween yerau-

') Nederl. kluchtspel, b!. 10.

3 ) Zie JONCBBLOET, Bijlage A en 1.3.

Page 84: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

74

den, die een boerle daer beriepen, die wesen soude teBruesel des sonnendages na Pynxteren , 2 gulden'; opliet jaar 1385186: „Item Goeswijn van GheIre den die/derende sinen ghesellen , elx 1 gulden"; op 1389/90: „ItemWillem van Hillegaertsberghe ende twee andere sprekers,mit hen tsamen, 4 gl."; op 1393/94: „Item des dordendaghes in Meye b. m. h. B. den g/iesellen van den spele

(d. i. zoo als ik reeds vroeger zeide, looneelisten) in denHage geg. 2 nye gl." ; op 1395/96: ende den 9esellen

uten Hage die een spil gehadt hadden upter plaetsen, te

hulpe te horen tosten , 4 nye gl.".

VAN HASSELT 1 ) haalt nog eene rekening aan, waaruit

blijkt, dat in 1396 „aen die ghesellen, die te vastelaventspoelden dat spel opten markt, vi f xii s. van de stadgegeven werdt"; VAN WIJN ry) eene van 1399, waarinvermeld wordt, dat „ op den Vastenavont de ghesellen inden Haghe voir minen Here ende mire vrouwen een spelgespeeld hadden in der zale". De laatste is nog in hetonzekere, of ook stomme personaadjes bedoeld worden,zoodat er van dumb shows sprake zou wezen; maar indienhij de stukken, die wij over hebben, had kunnen raad-plegen, zou hij geen oogenblik hebben getwijfeld. Eenspel spelen is eene tooneelvoorstelling geven; zoo lezenwij in Esmoreit :

Ene solheit sal men u spelen gaen;

in Lippijn:

dit hebben wiGhespell al in een boerdement;

t) drnhemsehe Kronijk, bi. 4.

1 ) Avondsi. 1. bi. 355.

Page 85: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

75

in Gloriant :

Men sal u hier spelen een suverlijc dinc ;

en aan het slot:

Dit voorspel es ghedaen,Men sal u ene sotternie spelen gaen ;

in den Buskenblaser: „dit spel es ghedaen", enz.; deLanssloot wordt „een spel van minne" genoemd, datmen spelen ging: en soortgelijke aanduidingen meer, dietelkens doen zien, dat de stukken buiten eenigen twijfelwerden geschreven met het bepaalde doel om ten tooneelete worden gevoerd.

Als wij verder weten, dat ghesellen, zoo als uit derekeningen van dien tijd blijkt, (ik herinner slechtsaan de uitdrukking: de dichter, seggher of spreker endesine ghesellen), vaak hetzelfde is als sprekers, dick-Iers, en spel hetzelfde als tooneelspel, dan worden met,de ghesellen van den spele bedoeld tooneelisten, geene scholie-ren of geestelijken, maar komedianten, acteurs, hoe men zenoeme, die met het geven van abele spelen, notie boerdenof goede sotternien , wereldlijke tooneelstukken dus, hunbrood verdienden. Indien verder een spel spelen als ietszeer gewoons in de rekeningen vermeld wordt, dan bewijstdit, dat reeds vóór den tijd, waaruit wij die rekeningenkennen, de zaak zelve bekend moet geweest zijn, eentooneelspel althans geene zeldzaamheid was. Voegt mendaarbij, dat Esmoreit, Lantsloot, Rubben, Lippijn, welverre van eerstelingen te wezen, veeleer van eerie (altijdvoor die dagen) betrekkelijke volmaaktheid getuigen, —dan meen ik met het volste recht Prof. VAN YLOTEN's be-wering tot de mijne te mogen maken.

Page 86: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

76

Wat ons repertorium betreft, de abele spelen en soller-

nien zijn bepaald voor de opvoering bestemd. de Buhnen-weisung, waarover later, is daarvan een bewijs, gezwegennog van het aanhoudend verzoek om stilte en aandacht,het bericht dat er pauze zal zijn, en de opwekking „ comealle weder." Zoo is ook de naïve uitdrukking te verkla-ren in den Lippijn, als de held van het stuk, zijne rol eenoogenblik vergetende, zich onmiddelijk met de toeschou-wers in betrekking stelt met de woorden I) :

Ben ie blint ende en sie ie niet?Des wonders ghelijc en sach ie uie,

Ende ie sie wei alle dese lie

Die hier sitten al omtriut.

Bij de nadere beschouwing van ons middeleeuwsch tooneel,waartoe ik thans overga, zal dat trouwens nog duidelijkerblijken. Ik begin met het uitwendige, als ik het zoonoemen mag, met den vorm, derhalve met de plaats dervoorstelling, de sceniek, de acteurs en al wat tot deuitvoering behoort.

Allereerst de vraag: Waar werden de stukken gegeven?Werden zij, even als in Duitschland de Faslnachlapiele,in „Gasthofen, Btrgerhiusern, Saalen des Rathhauses,Markten," zoo als GERVrxus en ETTMÜLLER 2 ) verzeke-

ren, of in „ the yards of inns", de gewone plaatsen van

tooneelvoorstellingen in Engeland v66r de sviide eeuw,

of wel in schouwburgen gegeven?

1) Vs. 120-123. Verg. Drie daghe here vs. 11, 12, 32, 40, 50,

54; de Here vs. 1; ETTMiLLED. t. a. pl. § 54; Belg. Mus. I1. b1.123,

126 en 127._) T. a. pl. 11. bi. 365 ; t. a. pl. § 54.

Page 87: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

77

Twee posten uit de rekeningen der Graven van Bloysbewijzen, dat de voorstelling geschiedde op een en rolre 1).

Prof. JONCKBLOET beweert, dat rolre een planken staket-sel, een schavot beteekent, en men het woord solre niette veel in den modernen zin van zolder moet nemen, om-dat het oudtijds eene andere beteekenis had 2 ).

Dit laatste schijnt mij niet geheel juist. Solre had in dexlvde eeuw althans ook de beteekenis van ons woordzolder, hetzij dan eerste of tweede verdieping van eenhuis. In den Lekenspieghel lezen wij 3 ) :

Op enen saterdach ghevel,I)at vele kindere hadden spelOp enen rolre in een hups,Daer mede so was Jhesuus.

KILIAEN vertaalt solder door solarium, maar ook doorcontignalio en tabzulatum; bovendien werd, zoo als wij bovenzagen, een spel gespeeld in der za le. Zoo komen wij tot hetbesluit, dat de vertooningen , als zij „ opten markt" of „opterplaetsen", d. i. in de open lucht, gegeven werden, op eenhouten stellaadje of schavot plaats hadden 4 ) , maar, als zijdaarentegen op eenen rolre of in der zate vertoond werden ,dan de eerste of tweede verdieping van een huis de schouw

-plaats was. Of zulke stellaadjes op een wagen geplaatst,even als de pageants in Engeland, door de stad gevoerdwerden, en daardoor een zelfde stuk op verscheidene plaat-

') Bq JONCvBLoET , t. a. pl. 111. b]. 514 en 515.') t. a. pl. 515 en 516.) 11. 25. vs. 5 vlgg. Verg. ook MAEILANT's Sp. list. D. 1I, bl.

12(i. vs. 54 vlgg. (nieuwe uil.g.)

') JUFSINAL t. a. pl, 1I. bl. X LI; ULsICI t. a.pl. bl. 17 noot, 21, 22, 23.

Page 88: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

78

sen kon vertoond worden, zoo als het met de mysteriëndikwerf gebeurde, is niet zeker, onmogelijk is het echter niet.

De stukken, die wij kennen, zijn ongetwijfeld oor-spronkelijk vertoond op een zolder; of men moet aanne-men, dat ook het publiek, gelijk thans in een paardenspelliet geval is met den tweeden en derden rang, op een hoogschavot was gezeten, waarheen een trap (graet) voerde,hetgeen mij evenwel onwaarschijnlijk voorkomt. Is dat zooniet, hoe kan er dan sprake zijn van den trap af te gaan?Immers uitdrukkelijk wordt het gezegd, voor dat de pauzebegint, b. v. aan het slot van I'smoreit

Ende gaet alle dien grael neder.

Ghenoeghet u, so comt alle weder.

Elders, in den Buskenblaser, als het stuk uit is:

Ghi moocht wel alle thunswert gaeu,Ende lopen alle den greet neder.

Hoe HOFFMANN dus kan zeggen: „ es ist sogar nichtunwahrscheinlich, dass Gloriants Ross selbst mit auf dieBühne kam", is mij een raadsel 1 ).

Van eigenlijke schouwburgen is geen sprake, en hetverwondert ons geenszins. Eerst veel later werden zij be-kend. In Parijs na 1402, in Italié wellicht wat vroeger;steenen schouwburgen, meen ik, niet voor de xvrde eeuw 2)

Men huurde eenvoudig een huis, zoo als uit eene reke-ning van 1451, door BLOM1AEttT medegedeeld 3 ) , blijkt,

1) Horne Belgicae vi., Einleilung bi. xtvri. Verg. vooral Gloriant,vs. 628 vlg.

2) Verg. KRÜNITZ, Encycl. in voce: Schauspiel, bI. 297; asoluca t. a.pl. bI. 31 ; aase t. a. pl.') Belg. blus. I. bl. 418.

Page 89: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

79

om schouwspelen te vertoonen. Als het repertorium vanhet glaeselscap afgespeeld was, werd de woning wederontruimd.

Zoo was er tevens gelegenheid voor eene koffijkamer,gelijk men thans zegt. De toeschouwers gingen zeker ooktoen reeds in de pauze eenige ververschingen gebruiken;het blijkt duidelijk uit het slot van EE 8moreit , waar wij lezen:

Ele blive sittende in sinen vrede,Niemen en wille thuuswert gaen:

en straks daarop:

Wie hongher heeft, hi mach gaan eten.

Dus men bracht af eenige versnapering mede, óf kon inhet huis zelf, „ iets nemen" voor zijn geld.

Of er van het huis, waar gespeeld werd (als het tenminste geen privaat huis was) , gedurende de voorstellingeene vlag werd uitgestoken, zoo als van het Globe theaterin SIIAKSPEARE'S tijd, is mij niet gebleken 1). Bepaald noodigwas het niet, want bij het aankondigen der voorstellingwerd zeker de plaats naauwkeurig aangewezen.

Wij kennen, hoewel dan slechts eenigermate, — ge-brek aan bescheiden is oorzaak, dat onze kennis onvolle-dig blijft — de localiteit, de plaats der voorstelling. Wijzullen nu de vraag trachten te beantwoorden, hoe de op-voering geschiedde.

Of het begin der voorstelling door trompetgeschal ofklokgelui aangekondigd, en door eene allegorische voor-

') Cu raetcs, Cyclopaedia of engl. liter. I. bl. 165.

Page 90: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

80

stelling of iets dergelijks voorafgegaan werd, hetgeen al-mede in Engeland in de xvIJe eeuw gebruikelijk was 1 ) ;

of, bij gebrek aan couranten en nieuwspapieren, de rol-verdeeling op een affiche bekend gemaakt, tijd en plaats

der handeling aangewezen werden, dan wel eenig en al-leen de titels der te geven stukken en de tijd en plaatsder voorstelling: — ziedaar een paar vragen, waarop ik,helaas, het antwoord moet schuldig blijven.

Wat wij zeker weten is het volgende. De voorstellingwerd gecreyeerd, beroepen of gecundiehi door hyerauden 2),

d. i. aangekondigd door omroepers, waarschijnlijk niet al-leen aan den Graaf maar ook aan het geëerde publiek.Die gewoonte was bij het kerkelijk schouwspel evenzeeralgemeen. JUBINAL 3 ) spreekt in zijne Inleiding tot deMysteriën over een cry of proclamalie, ook MORICE 4 ) enDU MÉRIL 5 ) ; de laatste zegt, dat „ quelque temps avantla représentation on faisait une sorte de montre, dans la-quelle on adressait au peuple un Cry ou Proclamation,qui rappelle les programmes l son de trompe des acteursforains." Zoo zal wellicht tevens de naam, de hoofdin-houd van het stuk, de rolverdeeling, in één woord: alhetgeen een theater-affiche bevat, kenbaar geworden zijn.Wat nu een ieder kan lezen, kon men toen misschienhooren.

De voorstelling begon veel vroeger dan tegenwoordig.

1) CHAMBERS t. a. pl. Voor het volgende zie MALONE t. a. pl.bl. 169 , noot 6.

) JONCKBLOET, Bijlage A. bi. 597 , 603 ; B. bi. 618.} t. a. pl. 11. bi. XLII.

t. a. pl. bi. 119.

) t. a. pl, bl. 71, noot 3.

Page 91: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

81

Ik geloof als zeker te mogen stellen, dat het ongeveer desnamiddags te één of twee ure zal geweest zijn. Want alsnog in 1493 de poorten van Arnhem „ allen middach omxi uren, gedurende den etenstijd, gesloten en wederomtot xi uren ontsloten werden" ') ; als nog in 1418 in hetH. G. Gasthuis te Deventer „ die gemeene tafelen desvoermiddags tho tijn uhren and des avents tho vijf uhrengedeckett moesten zijn, en 's winters een ijder altoes te beddete achter uren ofte eerder", blijkt ons daaruit, dat invroeger tijd de verdeeling van den dag Bene geheel anderewas, dat men veel vroeger dan thans het middag- en avond-maal gebruikte. Gesteld nu, dat de zieken in het Deven-ter Gasthuis voor hunne gezondheid wat vroeger naar bedmoesten, het uur van avondeten stel ik voor dien tijd ze-ker niet te vroeg, als ik aanneem, dat het zeven uur was.Immers het Fransche hof van die dagen soupeerde ookop dat uur. De tooneelvertooning moet dus tusschen twaalfen zeven uur vallen; tusschen één en vijf uur ongeveeris het waarschijnlijkst.

Veel later kan liet niet geweest zijn, want als op marktof opene plaats de voorstelling gegeven werd, was het bijde gebrekkige wijze van verlichting dier dagen noodzake-lijk bij dag, niet bij avond te spelen, wilde men geen ge-vaar loepen door de duisternis te worden verrast. Trou-wens het spelen bij dag bevreemdt ons niet; in Londenbegon de representatie op het laatst der Yvide eeuwom één uur 's namiddags , eenige jaren in de volgen -de eeuw nog om half drie of drie uur: zoo vroeg reeds

1 ) V. HASSELT, zirnhemsehe Oedheden II. bl. 55 en 56, ook voor hetvolgende.

Page 92: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

82

ging men naar den schouwburg om den Othello tezien 1).

Vervolgens, HOFFMANN 2 ) merkt het te recht op , werd hetstuk met een proloog bij het publiek ingeleid , als ik het dusnoemen mag, door een „messagier" of bode. „Er beginutgewöhnlich mit einero Gebete zu Gott and der heiligenJungfrau, erzahlt dann ganz kurz den Inhalt des Stückesand bittet, dasz jeder geneigtes Gehbr schenken wolle ," dusgeene symphonie of parade bruyante , waarmede de kerke-lijke schouwspelen gewoonlijk aanvingen 3 ). Als voorbeeldvolge het begin van Lantsloot:

Ie bidde Gode van den troneEnde Maria, die maghet scone,Dat si ons allen willen bewarenEnde in doochden also ghesparen,Dat wi hemelrike ghewinnen :Dies biddic der maecht Marien der coniughinnen ,Die een vrouwe es boven al.Nu hoort, wat men u spelen sal °).

Wij zullen evenwel nog niet op hetgeen gespeeld werdletten, maar eerst eens zien op het tooneel, en op gordijn,schermen, decoraties, in één woord: op de sceniek achtgeven.

Levendig gevoelen wij de waarheid van D'ISRAELI'S

woorden 5 ): „ men must tread with naked feet before they

') MALONE, t. a. pl. bi. 157 en 158, noot 2; CHAMBERS, t. a, pl.') t. a. pl. bi. XLVIII.'J MCRICE, bi. 77 en 145.) Verg. het begin van Esmoreit, Gloriant, Drie daghe here, Winter

ende Somer.5) dntenities o/ Liter. I. bi. 308.

Page 93: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

83

put on the sock and buskin; " onwillekeurig denken wijaan Dr. HOLLAND'S klacht 1 ) : „ wir sitzen jetzt mitten inder von unsern Vorfahren gepflanzten Frucht and ge-nieszen ihre Errungenschaften; aber Wenige gedenken desschweren Weges auf dem sie sick führerlos durchgerun-gen. Wir setzen uns ruhig vor die Bühne, lassen denVerhang aufrollen, die Dekorationen wechsehi, die Hel

-den streiten and morden, aber — an die tausendjiihrigeMühe, die es gekostet, dasz wir hout zu Tage alles soschon and t ,uschend wahr genieszen, daran wird gewuhn-lich nicht gedacht!"

Bijkans niets van alles, wat wij thans op liet tooneelaanschouwen, was in de xxvo4. eeuw daarop te vinden.Onze illusie verdwijnt reeds bij de gedachte, dat wij geenschitterend verlicht tooneel zullen zien, maar ons moetenopdringen, als het ware, dat wij eene tooneelvoorstellingzullen bijwonen, terwijl de zon schijnt of het althans zoo watmidden op den dag is en wel mogelijk, dat „ pluvia etfrigus ingens abire compellat spectatores" 2 ); of wij moe-ten in eene zaal zijn en niet — in de open lucht, zoo alstoen met de aanschouwers van een mysterie het geval was.

Een gordijn of voorhangsel was er niet. In eene zaal ofop een zolder had het trouwens toch nergens voor gediend,want er was voor het vorschend oog des toeschouwers al zeerweinig te bedekken, zoo als wij zullen bemerken; en opeene plaats, op eene markt, was het ondenkbaar. Hoe zoumen het hier hebben opgehangen, zoodat liet tooneel geheelbedekt was? er bleven immers altijd nog drie zijden open.Bovendien, in Frankrijk was in het midden der xvrie

') Die En(uïeklung des deulsc lies Theaters ina illiltelaller, bi. 3.

') MoNE, &hau•sp. des Mi11elaller8, Ii. bi. ]29.

Page 94: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

84

eeuw, zoo als SCALIGER vermeldt, nog geen gordijn be-

kend; in Engeland had men er misschien toen reeds, im-mers de architect INIGO JONES (1572-1651) schijnt er

bij eene voorstelling gebruik van te hebben gemaakt, maar

zij waren nog gebrekkig: redenen om aan te nemen, datzij eene uitvinding van tateren tijd dan de xvde eeuw

zijn 1)

Daarbij komt, dat in de Bufinenweisung der mysteriën,

voor zoo ver ik mij herinner, geen woord van eenig gor-dijn gerept wordt. Integendeel, men had er zoo weinig

denkbeeld van, dat om het scheppingsverhaal natuurlijkte kunnen voorstellen, eens een dichter, volgens MGRICE 2 ) ,

„ avertit que plusieurs custodes doivent cacher les establiesaux yeux des spectateurs et se lirer successivement à me-sure que Dieu opère la création".

Niet beter was het gesteld met de schermen. Horr-MANN 3 ) meent, dat men zich voor coulissen zou hebben

bediend van tapijten, en nog wel, „ gestickter Teppichemit Landschaften, wenn man eine Stadt oder Burg in derFerne verstellen wollte'. Ik kan dit moeilijk aannemen.Als ik weet, gelijk blijkt uit de plaatsen, die ik heb aange-

haald, dat in de kerkelijke tooneelspelen, om een paar voor-beelden te noemen, de berg der verzoeking'eenvoudig dooreen vat 4 ) , de Olijfberg door een paar boomen werd voor-gesteld; dat aan coulissen bij de sceniek der mysteriën

zelfs niet eens daar, waar men als van zelf op het denk-

') Zie JorcxaLCET, t. a. pl. bi. 518; MALONE, bi. 34. 35. 82

De plaats van sCALicen is Vii. I. 21 van zijne Poelices Libri.

z)i.a.pl.bi.78._) Einleiluny bi. XLVII, Fundgruben 1I. bl. 230 vJgg.

") Moza, t. a. pl. 1I. bi. 161.

Page 95: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

85

beeld komen moest, werd gedacht, maar men door eenopschrift placht aan te geven, wat een bepaald gedeelte vanhet tooneel voorstelde; dan durf ik verklaren, dat hetniet alleen, zoo als Prof. JONCKBLOET zegt, onzeker is,of men coulissen of schermen kende, maar vrij zeker,dat men ze niet kende.

Aan verandering van tooneel was niet te denken,moveable scenery was in die dagen iets zóó ongehoords,dat bij de opvoering van een mysterie het wel gebeurdis, dat de ezel, waarop de persoon, die JEZUS voorstelde,bij den intocht te Jerusalem rijden zou, den geheelen dag„ nach seinem biblischen Rechte" op het tooneel moest blijvenstaan , al zou de intocht eerst 's avonds plaats hebben ' ).

Of het tooneel, gelijk in Engeland het geval was, be-dekt was met stroo, met een kleed of iets dergelijks, weetik niet; het is mogelijk, dat de grond met zand bestrooidwas, maar met zekerheid is er niets van te zeggen 2).

Eenig denkbeeld van hetgeen op het tooneel zelf alzoote zien was, geven ons de stukken, door HOFFMANN inhet licht gezonden. Zeer naiëf wordt in Esmoreil ergens inmargine aangeteekend : „ Rolbreclat hanet men Itier", en ditwerd zonder twijfel plastisch voorgesteld, even goed alsin de kerk CHRISTUS' kruisiging. Gelijk hier de priester, dievoor CHRISTUS speelde, bepaald aan een kruis — niet ge-nageld natuurlijk, maar gebonden — werd opgehangen, totstichting en leering van liet publiek, zoo zal hier de ge-zel , die voor den verrader Robbrecht speelde, op het too-neel zijn opgeknoopt. De theater-machinerie was evenwel

') BASE, Das geisll. Schauspiel bl. 38.2) MALONE, t. a. pl. bl. 82; WEBER., Jahrb. fur rong. and e521. Liter.

1. i bl. 67.

Page 96: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

s6

niet onbepaald te vertrouwen ; in kerk en op kerkhofondervonden de geestelijken-acteurs dat maar al te dikwerf.Van de vele voorbeelden wil ik er een mededeelen. „ C'estainsi", zegt JUBINAL 1), „que la chronique de Metz rapporte,que le curé de Saint-Victor de cette wille faillit périr enCroix dans un mystere de la Passion, ou it représentaitJésus-Christ, et que l'acteur qui représentait Judas s'é-trangla presque en se pendant!"

Als in I antslooi op den kant staat aangeteekend: Laat-sloot blijft Icier dooi; een ridder die reet jagken ; elders :eene coninglein.ne in een prisoen; eene arme kexe, die oos -Iers bier vercoopt; als er moest worden voorgesteld eenemaagd bij eerre fontein gezeten, of een ridder en zijn liefneergevlijd in het groen: aan dat alles zal voor dien tijd„sublijlheií genoech geleghen" hebben, om de voorstellingduidelijk te maken. Een „eghelentier" werd natuurlijk voor

-gesteld door eene spar; een „boscagie" of „bogaert" dooreen paar boompjes met eenige bloempotten; eene fonteindoor een bak of emmer 2 ) of iets dergelijks; eene stad,een huis, een kluis, eene herberg, eene kamer, door eengedeelte van het tooneel met planken afgeschoten, voorzienvan een paar sloten, als het een prisoen moest verbeel-den — alles naar de kunst van die dagen, de subt ál1 eit dertoenmalige theater-machinerie ingericht 3).

Bepaald ver gevorderd kan men daarin toen nog nietgeweest zijn. WARTON verhaalt 4 ) , dat nog in het jaar

) t. a. pl. I. bl. XLII(.') Mox E, t. a. pl. II. 161.1 ) JONCKBLOCT, t. a. pl. 111. bl. 516; MORICE, t. a. pl. bi. S2. Mis -

schien ibehalf man sick mit dndeulangen" (aloNE).

") 1. a. p1. 1H, b I. 211.

Page 97: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

wl

1583, in een schooldrama, Diclo geheeten , „the tempestwhich drove Dido and Aeneas to the same cave, wascounterfeited bij a snow of sugar, a hailstorm of comfitsand a shower of rosewater"! Een ander voorbeeld vanonhandigheid bij die subtijlheit is het volgende. Bij eeneopvoering van 1496 is Satan deerlijk gewond: „puis apréscommenca á parler Luciffer, pendant lequel parlement celuiqui jouait le personnaige de Sathan, ainsi qu'il volutsortir de son secret (de hel) par dessoubz terre, le feu segrist de son habit auteur des fosses tellement gv,'il futbrusle : mais it fut si soubdaynement secouru, devestu etrabillé, que sans faire semblant de rien vint jouer sonpersonnaige, puis se retira en sa maison" , zoo als hetproces-verbaal eener tooneelvertooning luidt 1 ).

Overigens zal, even als GERVINUB zegt van de Vas-tenavondspelen, ook bij ons het tooneel in een oogenblikin orde geweest zijn. De gezellen hebben ongetwijfeldhunne gansche garderobe in een zak bij zich gehad; eenpaar kleedingstukken, eenige baarden, wapens en anderekleinigheden, veel meer zal het al niet geweest zijn 2 ).

Of het tooneel zelf in den trant van onze orchesteniets hooger was dan de vloer der zaal, kan ik niet bepa-len. Ik betwijfel het zeer, omdat, zoo als wij boven ge

-zien hebben, de acteurs nog niet bepaald afgescheidenwaren van het publiek, zelfs later dan de xlvde eeuw nogniet 3). Met zekerheid is er niets van te zeggen.

Zoo is het ook met de vraag , of bij ons, even als la-

') JUBINAL, t. a, pl. I. bi. XLVII. Verg. aASE, t. a. pl. bi. 40.2 ) GEay. t. a. pl. H. bi. 381; KRÜNITZ, t. a. pl. bi. 295.') V. VLOTEN, Hel 'Nederl. kluchtspel, bi. 50.

Page 98: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

88

ter in Engeland, „ spectators were admitted to the stage",en of ,,the criticks and wits of the time usually satthere" ' ). Het is licht mogelijk. Voor de acteurs echtermoest zoo iets ongetwijfeld uiterst hinderlijk wezen; wantde aanhoudende vermaningen tot stilte en opmerkzaam-heid 2 ) doen vermoeden dat de „heren ende vrouwen, diewise ende vroede, groot ende Ilene, die goede liede, wijfende man" 3 ), het groote publiek dus, dat om hen heenstond of gezeten was, °) van tijd tot tijd nog al eenigrumoer en leven maakte.

Ik heb getracht, èn uit het repertorium zelf, en uit debijzonderheden, die ons van het kerkelijk tooneel bekendzijn, zooveel mogelijk bijeen te verzamelen, om de inrich-ting der toenmalige sceniek eenigzins begrijpelijk te maken.Toch moeten wij op het gebrekkige daarvan in dien tijdniet met minachting nederzien , want het kan niet wordenontkend, dat in onze eeuw liet andere uiterste ook zijneeigenaardige bezwaren heeft. MONE zegt met recht, datwij tegenwoordig eene theater -machinerie, schermen, ver

-lichting, optische kunsten hebben, waarvan in de middel-eeuwen geen spoor te vinden is; maar dat in de middeleeu-

wen dat alles bijwerk was, niet, zoo als thans dikwerf hetgeval is, hoofdzaak. Het stuk zelf was hoofddoel: tegen-woordig is, helaas! het omgekeerde geene zeldzaamheid;in der heutigen Zeit scheint das naturlicl e Verhaltnisz

umgekehrt zu werden" 5).

3 ) MALONE, t. a. pl. bi. 79 en 80,') Esmoreit, vs. 7, 30; Gloriant , vs. 36 enz. enz.3) Esmoreit, vs. 1000, 1008; G(oriant,vs.3;/PinlerendeSomer,vs. 1; enz.4) Verg. Mr. C. A. SERRui E, t. a. pl. bi. 269. Vooral Drie day/ze here,

vs. 32.`) t. a, pi. 1. bi. 12.

Page 99: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

89

Voor dat ik tot de stukken, die opgevoerd werden,overga, een enkel woord over de vleesellen van den spele,

de acteurs. Het ligt in den aard der zaak, dat de ghe-

sellen van der conste, de acteurs, tooneelisten van beroep

waren en een gesloten gezelschap uitmaakten. Geheel an-

ders was dit bij de kerkelijke vertooningen, waar ieder

kon mede doen, die zijne rol betaalde, en ook in den regel

een paar honderd acteurs medespeelden 1) Wel is waar

treffen wij in Duitschlancl, zoo als ETTMX LLEI, getuigt 2 ) ,

niet vóór de xvnde eeuw, in Engeland, volgens UL1iIC1 ,

niet vóór 1465 Companies of Players aan; maar uit onze

rekeningen (de posten hierop betrekkelijk haalde ik vroeger

aan) blijkt overtuigend het tegendeel: de gezellen worden

als een geheel beschouwd en ook als zoodanig beloond.

Dat zij gecostumeerd waren , lijdt geen twijfel. Hetmoge waar zijn, wat MONE beweert 3 ) , „ die Mum-merel ist aber dem religiösen Schauspiel geradezu entge

-gen": voor het wereldlijk schouwspel geldt het tegendeel.

Ik zal een paar plaatsen ten bewijze aanvoeren.

Want ghi dunst mi van edelen bloedeBi den ghewaden die ghi hebt an,

zegt Damiët tot den koningszoon. Op eerre andere plaats

overtuigt Robbrecht, de verrader, den koning van de schuld

zijner jonge gemalin met de woorden

Want si u noit wel en mocht,Om dat ghi hebt enen grauwen baert.

1) Zie uLntez t. a. p1. bl. 23. Voor het volgende bl. 33 en 41.

) t. a. p1. § 54.t. a. pl. H. 370.

Page 100: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

90

De moeder herkent haren zoon aan een band, dien hijomhad, den band, waarmede hij ook te vondeling wasgelegd :

Hoe sidi tomen in dit laat,Ende wie gaf u dien baat?

Damiët, de geliefde, gaat haren minnaar zoeken, als pel-grim verkleed:

Platus meester, gawi danGhelije of wi waren pilgherijn;

en zij verkleedt zich inderdaad, want zij zegt :

Maer nu sta ie als een pilgherijn ,

en eenige verzen verder:

Doen maectic mi als een pilgherijn.

Ongetwijfeld zal dus de messelgier, als hij zeide:

Edel here, ie ben een messelgierEner joncvrouwen nojael ende goet,

ook als bode gekleed geweest zijn; den Itancdief konmen het aanzien, dat hij een beul was; de ridder die reetjaghen en zijn warandeIwedere — niemand twijfelde of hijzag de personen zelven die werden voorgesteld. Iemanddie getuigt:

Om dat ie niet wel en ben ghecleet,

zag er schamel en armoedig uit. Als broeder Everaert,

een vette, vadsige pater, eene jonge maagd overhaalt:

Page 101: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

91

Achter lande sal ic u leiden ,(ihelijc of ghi waert suster Lute ,

en haar dan aanraadt:

Hout! doet ane dese 61amiue!

en zij een poosje later weder op liet tooneel komen, hetland afloopende om „een goed morseel", dan had zij na-tuurlijk die slamine aan, hij zelf zijn grau abijt 1 ).

Het Gheselscap was, gelijk van zelf spreekt, in bezitvan eenige voor de uitvoering onmisbare benoodigdheden,als wapens, muzijkinstrumenten, misschien eene tafel enstoel, een paar meubeltjes enz. , alles gemakkelijk inte pakken en mede te voeren, waarheen men reisde. Bijde mysteriën was het een ander geval, maar het reper-torium van HOFFMANN is in dat opzicht zeer eenvoudig:omhaal kan er niet veel bij geweest zijn.

Het geëerde publiek heeft ook gewis eene kleinigheidentrée betaald. Immers de Graaf gaf ook aan de toonee-listen eene tegemoetkoming „te hulpe te horen tosten" 2 ).Zal nu het publiek de kosten van huishuur of scha-vot, de onkosten voor costuum en uitrusting enz. niet,door een klein entreegeld te betalen, hebben moeten be-strijken? Bij de kerkelijke opvoeringen weet ik dat hetzoo niet was; maar deze hadden Bene geheel verschil-lende bestemming, en daartoe bracht ook een ieder het

j) Zie Esmoreit, vs. 288. 334. 625. 868. 887. 900; Buskerblaser,44; GLriant, 250. 1048 ; Lentsloot, 630. 341; Winter ende Sorter,

325; de Truwanlen, 37. 45. 48. 86.') Zie JONCKBLOET, Bijlage A. Rekening van 1395196.

Page 102: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

92

zijne bij, zoodat alle „idée d'en faire une spdculation lu-crative" verviel 1)

Of er vrouwen als actrices optraden of baardelooze jon-gelingen voor vrouwen speelden, zoo als in SIAKSPEARE'S

tijd, durf ik niet stellig verzekeren. ETTMÜLLER en Prof.JONCKBLOET hellen tot het laatste over; en, als men be-denkt, dat in Venetië voor het eerst in 1608, in Londenin 1659 of 1660, in Frankrijk op zijn vroegst in 1547,vrouwen op het tooneel verschenen, is men geneigd voorons land in de xivde eeuw het acteren van vrouwen intwijfel te trekken 2 ). Maar als zeker zou ik het nietdurven stellen; want als wij in eene rekening van 1414/15lezen . „ Item uutgegeven ende betailt heren Bartout vanAssendelf, ende by by m. 1. h. b. gegeven hadde alrehandepersonen van vrouwen ende mannen, die alsse monnekenequamen spelen tho hove in der zale, 3 se. 4 d. gr." 3 ),dan bestaat er toch grond om aan te nemen, dat dealgemeene regel, zoo die al werkelijk gevolgd werd,ook zijne uitzonderingen zal hebben gehad.

Verdere bijzonderheden betreffende het personeel zijnmij niet bekend. Of de Graven en de gemeenten hunneeigene tooneelisten (kings-play;rs, common players) hadden;of de dichters zelven als acteurs optraden of zich alleen

tot de leiding bij het instuderen der rollen bepaalden : ook

daaromtrent is niets met eenige zekerheid te zeggen.

') MORICE, t. a. pl. bi. 153 vlgg., verg. 156-162; IIASE , t. a. pl.bl. 34.

') ETTMí LLER, t. a. pl. § 54; JONCKBLOET, t. a. p1. III. bi. 518;MALONE, t. a. pl. bl. 132. 137 cu 138; uoEiez, t. a. pl. bi. 132;

CHAMBERS, t. a. pl. bl. 165.3) JONCKBLOET, Bijlage A. bi. 616.

Page 103: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

93

Wat het uitwendige , de uitvoering enz. betreft, moetenwij ons met het medegedeelde tevreden stellen. Ik ga thansonze stukken, die wij aantoonden dat voor de opvoeringbestemd waren, van naderbij beschouwen.

A priori, zonder ooit een der tien stukken, die wij uitde xivde eeuw bezitten, te hebben ingezien , zou mendaarvan wellicht geene groote verwachting koesteren, inaanmerking genomen, dat schouwplaats, tooneel en perso-neel niet veel bijzonders waren naar onze meening; tochzouden wij ons zeer bedriegen.

Het ons bewaard geblevene repertorium van een of an-deren troep van glcesellen van den spele bevat tien stukken ,t. w. 4 abele spelen, 6 solternien of kluchten. Ik durf,niet onvoorwaardelijk van alle tien, maar stellig van ne-gen verzekeren, dat, wie ze onbevooroordeeld leest, nietdoor bepaalde vooringenomenheid met al wat middeleeuwseliis verblind, maar evenmin afkeerig van al wat niet uit

-heemsch of niet modern is, niet dweepend opgewondenmaar ook niet bekrompen hoogmoedig, dat de zoodanigedie stukken zal leeren waarderen als welgeslaagde proevenvan vniddeleeuwsche tooneelpoëzij. Ter rechtvaardiging vandit oordeel zal ik van twee stukken kortelijk den inhoudmededeelen, om zoo doende een goeden grondslag te leggenvoor mijne kritiek.

Vooraf echter een enkel woord over den tijd, waarin zijontstaan zijn, en over den persoon des dichters.

De stukken zijn , zoo als ik reeds gezegd heb, in 1838door HOFFMANN VON FALLERSLEBEN in het Zesde Deelzijner 1Iorae Belgicae met inleiding, aanteekeningen englossarium uitgegeven. Van den Laatsloot vinden wij daarslechts eenige varianten en bijvoegsels. Dit tooneelspel wasnamelijk later omgewerkt tot een romantisch verhaal, „een

Page 104: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

U

seer ghenoechlike ende amoroeze historie" 1 ). Die omwer-king, in 1490 te Gouda gedrukt, had HOFFMANN reedsin het Vijfde Deel medegedeeld: de veranderingen, die hettooneelstuk ondergaan had, zijn echter zó6 gering, dat hijhet te recht onnoodig achtte, om die enkele varianten enkleinigheden eene nieuwe uitgave er van te bezorgen.

Het handschrift, waarin de stukken gevonden worden, is af-komstig uit de bibliotheek van VAN HULTHEM , die, door deBelgische Regering aangekocht, een voornaam deel uit

-maakt van de Koninklijke Bourgondische Bibliotheek teBrussel.

Het handschrift is van de xvde eeuw; doch wat hetrepertorium betreft, dit is stellig van vroeger tijd, van de

xivde eeuw. Of wij het tot het begin dier eeuw mogenterugbrengen, dan wel na 1350 moeten stellen, daaroverheerscht verschil van gevoelen. Ik zal trachten de onder-scheidene meeningen over deze kwestie zoo getrouw mo-gelijk weder te geven, en daarna de redenen aanwijzen,waarom het mij voorkomt, dat de stukken uit de tweedehelft der xIvde eeuw stammen,

Mr. C. A. SERRTRE beweert 2 ) , dat zij,,,„ volgens de tael enden geest, waerin zij opgesteld werden, tot het tijdvak van1280 tot 1320 terugwijzen"; hij voegt er bij, dat hij in hetgevoelen van Prof. sERRuEE en vox RAu-xER daaromtrentdeelt. Prof. SERnuRE bewijst dien ouderdom, wat den Esmo-

reit betreft, aldus: „la naïve simplicite du prologue et del'épilogue prouverait seule l'époque reculee à laquelle cettepièce a été composée; ce sont ll bien les caractères du

1) Florae Belgicae, V. bl. 33 en 34.) Lellerk. in Vlaend., b]. 253 vlgg.

Page 105: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

95

XIIIme siècle" ' ). Prof. JONCKBLOET meent ook te moe-ten aannemen, dat men tot den aanvang der xtvde eeuw

mag opklimmen, vooral wegens den geest, die in de stuk-ken doorstraalt. Naar aanleiding van LanIslooi schrijft hij:„zoo sommige tafereelen van dit spel ons levendig eenminnelied van Hertog Hendrik in voor den geest roepen, diein 1 260 stierf, en zoo wij er uit ontwaren, hoe de wulpsche adelmet maagden en vrouwen van minderen rang dorst om-springen; — de geest van het slot doet ons aan de sprokevan de Burchgravinne van Vergi denken, die in 1315 isgeschreven; en men mag dit zeker wel aannemen als eenevingerduiding betrekkelijk den ouderdom dezer verza-meling" 3 ). SNELLAERT stelt de stukken iets later. „Hethandschrift", zegt hij, „ is oogenschijnlijk een afschrift vandichtstukken , waarvan de jongste zoo niet tot de dertiendealthans tot het midden der veertiende eeuw mogen gebrachtworden" 3).

HOFFMANN daarentegen beweert, van den ouderdom derstukken sprekende: „diese Gegenwart war, wie mir ausvielen Spuren klar geworden, keine andere als die zweiteHälfte des xlvten Jahrhunderts" 4 ).

Het is jammer, dat hij ons niet met den vinger als hetware die sporen aangewezen en de bewijsgronden voorzijne meening bijgebracht heeft. Wij moeten ons thansmet Benige hier en daar in zijne aanteekeningen verspreidebijzonderheden vergenoegen en zoo doende zijne argumen-ten trachten te vinden.

') Messager des drts et des Sciences, III. bi. 12.1) t. a. pl. III. bi. 541 noot 1. en bi. 557.') Schets enz. bi. 52.°) Hor. Belg. Sinleitung, bi. XLV.

Page 106: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

96

Voor zoover hij zich daarover uitlaat, zijn het de vol-gende. Als de dichter in zijne Inleiding, een beg/tinsel van

allen spelen, de verschillende spelen opsomt, waarmede menzich in zijn tijd al zoo vermaakte, noemt hij niet hetkaartspel. Zonder eenigen twijfel is dit geen bloot toeval.Te recht besluit HOFFMANN daaruit, dat, toen die Inlei-ding geschreven werd , het kaartspel nog niet algemeen inzwang zal zijn geweest, en om die reden den dichter onbe-kend was. Nu weten wij, dat van het kaartspel eerst mel-ding gemaakt wordt in rekeningen van het laatst der xivdeeeuw, en het meer bepaald na 1390 eene geliefkoosdeuitspanning aan de hoven der vorsten werd. Vóór 1390zouden alzoo de stukken vermoedelijk geschreven zijn endaarom op de lijst der spelen loet kaartspel niet gevondenworden 1 )

Eene andere bijzonderheid ontleent hij aan de Limbur-ger Kronijk, waar op het jaar 1370 staat aangeteekend:„ darnach zuhant giengen die iappert an, die trugen manand vrouwen." Als nu in onze stukken op verscheideneplaatsen de tabbaert als het gewone kleedingstuk voorkomt,is dit, meent HOFFMANN, een bewijs, dat zij na 1370gedicht zijn 2 ).

Op denzelfden tijd komen wij om eene derde reden.Het handschrift bevat behalve het repertorium eenige an-dere gedichten, waarvan de tijd naauwkeurig bekend is;althans van de jongste 3 ). Deze zijn van de jaren 1382, 1383en 1384: omstreeks dien tijd kunnen dus ook onze stuk-

t. a. pl. bi. 174. Verg. OTLEY, t. a. pl. bi. 79._) t. a, p1. bi. 224. Verg. bi. 227.°) t. a. pl. Einleitunq, bi. XXXI.

Page 107: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

97

ken gedicht zijn. Als men alzoo de jaartallen 1390 en1370 als uitersten beschouwt, in verband met de ge-noemde jaren 1382 en vlgg., dan komt men tot het jaar1380 of daaromtrent als tijd van de vervaardiging derabele spelen en aotternien.

Gaarne erken ik, dat de genoemde bewijzen niet klem-mend zijn; ik haast mij echter hierbij te voegen, dat men

naar afdoende argumenten ook vergeefs zal zoeken. Toteen bepaald en zeker resultaat zullen wij niet komen;maar dat HOFFMANN'S gevoelen Ioogstwaarschijnlijk is,mogen de volgende bijzonderheden aantoonen. Ter loopsmerk ik op, dat hij te recht zegt 1 ), dat in de11 ewe vs. 69 niet op de heilige Brigitta (t 1373) ge

-doeld wordt, want zonder eenigen twijfel is het de heiligeBrigida (f 525) : eene eenvoudige vergelijking met het-geen MAEILLANT van de laatste uit VINCENTIUS mede

-deelt, is genoeg om ons daarvan te overtuigen 2 ). Ik stemtoe, dat in het andere geval een krachtig bewijs voor zijngevoelen zou gewonnen zijn.

Allereerst dan hebben wij bij de tijdsbepaling de volBende bijzonderheid in het oog te houden. In den Gloriant swordt melding gemaakt van eene figure , een ansclaijn , glae-prent naar dat van eene schoone jonkvrouw, van eenportretje dus. Dit portretje kan wel niet anders geweestzijn dan een houtsneefiguurtje, omdat printen, voordat hetin het midden der hvlde eeuw de beteekenis van boek

-drukken kreeg, zooveel beteekende als foutsneetjes drukken,

') t. a. pl. bl. 227.') MAERL., Sp. His&. Iflde Partie, B. VI, uit C. XVI. VINCtir-

TzLS, L. XXII. C. 29.a) Zie aldaar vs. 225. 233, 290, 451. eaz.

7

Page 108: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

98

„ im U ►nriss entwerfen and mit Farben ausmalen" 1 ). Zijdie zich hier te lande met het drukken van zulke figurenbezig hielden, heeten dan ook geregeld: printers, prente-sniders, houdeprentsniders, iguursniders op boute, figuur

-druckers. Als wij daarbij weten het getuigenis van OTLw 2 ) ,

dat geprente figuren v6ór het begin der xvde eeuw ner-gens in Europa in zoo groote hoeveelheid en zoo goedehoedanigheid vervaardigd werden als in Venetië, en dateerst na het jaar 1400 de houtsneefiguurtjes ook in an-dere steden een tak van nijverheid begonnen te worden:dan mogen wij met zekerheid stellen, dat op zijn vroegstin de tweede helft der xI Vde eeuw de houtsneefiguren,

prenten, hier te lande bekend zijn geworden, en dus eerstomstreeks dien tijd het geven van zijne beeldtenis in hout-snee in zwang kan gekomen zijn.

Ten tweede. De moralisatiën, zoowel die in de stukkenzelve ingeweven, als die opzettelijk aan het einde geplaatstzijn, de spreekwoorden, de spreekwijzen, de practischeopmerkingen, doen telkens aan de didactische school den-ken, en verraden blijkbaar bekendheid met de didactischepoëzij: iets, dat ons almede naar de xivde eeuw en m. i.meer bepaald naar de tweede dan naar de eerste helft verwijst.

Ik vermeet mij niet uit taal en stijl der gedichten tothunnen leeftijd te besluiten. Om dit te kunnen doen, wordtBene vertrouwde gemeenzaamheid met de letterkundigevoortbrengselen der middeleeuwen vereischt, waarvan ikmij de eer niet durf aanmatigen.

Liever wil ik hier vermelden, dat Prof. DE VRIES ver-moedt, dat het Repertorium uit de tweede helft der xivde

) HoF'FY► aNN, t. a. pl. bI. 220 vlgg.

') UT.LEY, Bislor' of Engraving, I. bi. 60 en 80.

Page 109: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

99

eeuw stamt. Behalve de genoemde bijzonderheden, waar-door men reeds tot eene groote mate van waarschijnlijk-heirl komt, meent hij, dat de taal, de stijl, de versbouw,

in één woord, de geheele vorm der stukken aan datzelfdetijdperk doen denken. Zekerheid mogen wij alzoo niet heb

-ben , wij mogen een twintig of dertig jaar kunnen misreke-

nen: wie eenigzins van nabij bekend is met de moeilijkhedenaan dergelijke tijdsbepalingen verbonden, als schier alleeninwendige bewijzen de grondslag der redenering zijn, zalover mijn betoogtrant, hoop ik, den staf niet breken, enmet mij, om de aangevoerde redenen, ons repertoriumin de tweede helft der xivde eeuw stellen.

Wat den dichter onzer tooneelstukken betreft, slechtsBene enkele bijzonderheid weten wij van hem , namelijk —dat hij arm was. Het blijkt uit zijn proloog. Sprekendeover de stokpaardjes der menschen, over hetgeen CAMP-I3UYSEN noemt

Elcks byzonder dryven, elcks byzonder lust,

zegt de dichter vs. 23 :

Selo verblijt hem in sijn gholt,

en voegt er weemoedig bij:

Ach leider! tmine es saen ghetelt,In derfer mi niet af verb lien!

HOFFMANN' beweert ') daarentegen: „ seine ganze Art and

') t. a. pl. bI. XLIV.

Page 110: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

100

Weise deutet an, dass er eine unabhtingige Stellung inder Gesellschaft einnahm and die Poesie nicht als Brot-erwerb trieb." Ik meen, dat men het stellige getuigenisvan den dichter zelven niet zonder grond in twijfel magtrekken, en houd mij daaraan.

Zeer naauwkeurig en klemmend zijn IIOFFMANN's ar-gumenten, dat de stukken van ééne hand afkomstig zijn.Wie zijne redenering leest, gegrond op 's dichters eigen

-aardigheden in spelling en rijm, zijne blijkbare voorliefdevoor „ spreekwoorden, zinspreuken, spreekwoordelijke zegs-wijzen, en eindelijk het menigvuldig gebruik van verwen

-schingen, vloeken, eeden en bezweringen van allerlei soort",zal aan de juistheid zijner bewering geen oogenblik twij-felen ' ).

Vanwaar de dichter afkomstig was, is niet met zeker-heid te bepalen. Of wij, omdat de steden Kortrijk, Gent

en Maastricht in een paar stukken genoemd worden 2 ) ,

met Mr. C. A. sERnuRE mogen meenen, dat zij „hetrepertorium uitmaakten van een gezelschap van tooneelis-.ten , welke dit te Gent, te Brugge of in eene andereaanzienlijke stad van Vlaanderen vertoonden" 3 ) ; of wij opgezag van Prof. SERRURE mogen aannemen 4), dat „ lestyle nous ferait attribuer la composition d'Esmorée (endus ook van de andere stukken) à un habitant des Flan-dres; l'auteur fait usage de quelques mots peu connus dansles autres parties de la Belgique ou 1'on parle la langueflamande ; le dialecte ressemble le plus -a celui de Gand ;"

3) t. a. pl. X.XXV—XL. Verg. JONCKBLOET, III. bi. 558.) De Hexe, vs. 47. 51; Winter ende Sonaer, vs. 623.

t. a. pL bi, 255.Nesscrger enz. III. bl. 11.

Page 111: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

1()1

in aanmerking genomen IOFFMANN'S zeggen, „ leider istfur die Kenntniss der vlaemsclsen Mundarten bis jetztso wenig geschehen, dass ich nicht darzuthun vermagob der flandrischen oder sonst einer jene grammatischenFormen eigen sind" 1 ) : — hier waag ik niet te be-slissen.

Over de oorspronkelijkheid en betrekkelijke waarde dertien tooneelspelen handel ik later. Eerst zal ik den inhoudvan den Lantsloot, een abel (d. i. ernstig) spel, en denBuskenblaser, , eene sotternie (klucht) , doen kennen. In lietvoorbijgaan merk ik op, dat zoo van deze als van deoverige Prof. JONCKBLOET den inhoud even naauwkeurigals aangenaam verhaalt in zijne Geschiedenis 2 ).

Abelspel van Lamsloof.

Lantsloot van Denemarken, een „ ridder principael,"minde Sandrijn, „ene joncfrou nojael, hovesc van hertenende reine", maar — arm en gering. Al was liet dat zijhem „ gaerne mochte sien", zij begreep niettemin, datde hooge geboorte en aanzienlijke rijkdom van harenminnaar alle hoop op een huwelijk voor haar moestenverijdelen.

En bovendien, zou zij niet geweten hebben, dat zijnemoeder het hem onophoudelijk verweet, en hem „ so me-nich spitich woort" liet hooren, dat hij zoo'n burgermeisjelief had! Of hij al betuigde;

(ihi moocht noch worden mijn vrouwe;

') bi. XXX V , noot.

') t. a. p]. bi. 5:31-565.

Page 112: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

102

zij liet zich niet verleiden. Al was zij „ niet rijc van havennochte 3 ) van groten maghen", hare eer wilde zij behouden:

ie wil gaerne gherechte minneDraghen sander dorpernie;

Of hij al jammerde en troost zocht:

Ende en sal u mijns ontfermen niet,Dat ie troost van u mocht ontfaenEnde ghi met mi went spelen gacuHier neder in dat groene dal,Daer die voghelkijus maken gliescalEnde die bloemkijns staen int groen,Scone maghet, al sonder misdoenEnde ooe al sander dorperheit?

zij hield vol, want

Bi lichte gheloven es die meneghe bedroghen,Data seker waer ende niet gheloghen.

Al zijne pogingen faalden; zij scheidden daarom, want ie-mand mocht hen hooren of zien, en

Een verrader hadde liever quaet te siughenDan goet, want liet es siju natuur.

Lantsloot was wanhopend, hij meende het zoo oprecht

niet haar:

Bi mijnre ridderscap ie wilde wad,Dat si gheboren waer mijns ghelike.

1) De uitgave heeft vs. 63 Noeókan. Lees Noc%6c ee.

Page 113: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

103

riep hij uit:

Al en waer si van haven niet so rike,Ie soudese maken mijn wijf.

Maar zijne moeder, zijne trotsche moeder, die hem welhad hooren „vrien", en hem toeduwt:

Ply u der scanden, wel vuul cattijf,Dat ghi also neder mint!

en hem bezweert zich te bezinnen, en hem herinnert, dat

men so scone jonefrouwen vintVan hogher gheboorten ende ooc gheslachte;

hoe haar te overreden ? Hij mocht haar smeeken , hij mochtbeweren:

der minnen crachteAensiet niet hooch gheboren noch rife van goede,Maer si soect ghelijcheit van moede,Die heide sijn van enen wesen;

het is al vergeefsch, zijne moeder was voor geene over-tuiging vatbaar: „ haar trouwen, neen dat nooit!" — zij waszijns gelijke niet, dat zou haar trots nooit gedoogen. Zijhad er iets anders, iets beters, op gevonden, zoo als zijzeide:

Wildi doen den wille mijn,Ic salse u doen hebben tuwen willeAl desen nacht heimelijo al stilleOp u earner, heer ridder weert,Ende doeter dan mede dat ghi begheert,Maer één line moet ghi mi docu!

Page 114: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

104

Dit plannetje had eene moeder voor haren zoon uitge-dacht! En Laatsloot , deinsde hij terug, huiverde hij , gruwdehij van dat aanbod ? Zal hij zwijgend, maar juist door zijnzwijgen welsprekend, aan zijne moeder het neem antwoorden?

Vrou moeder, bi sinte Simeoen !Wat ghi begheert wil ie u loven,Opdat ie met der maecht mach hovenOp mijn tamer , ie ende Si.

En waartoe zou hij zich dan door de voorwaarde, die zijhem gesteld had, verbinden?

Als ghi met Sandriju die jonefrouweIIebt ghedaen al u ghevoech,So suldi segghen; ie heb u genoech,Sandrijn, ie ben owes sat,Ende van herten also matAls haddie seven baken gheten.

Ende dan so suldi rechte voortU omme keren alle den nacht.Ende slapen soet ende sacht ,Op u earner ende swighen al stille.

Dat scheen hem onmenschelijk! doch het was het laat-ste woord zijner moeder:

Lautsloot, dit es mijn begheren

Een oogenblik nog scheen het, dat zijn goede genius zouzegevieren:

Si es so edel ende so goet t

maar ook slechts een oogenblik, want hij had reeds eenbesluit genomen:

Page 115: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

105

Moeder, nu willic benen gacnEnde verbeiden op die tamer mijn!

De ontaarde moeder had haar doel bereikt. Zij maakteSandrijn wijs, dat Lansloot ziek was, zeer ziek zelfs, envroeg haar of zij eens naar hem wilde gaan zien.Zij ging — de boosheid had gezegepraald.

Wie sonde dit bat ghedaen hebben dan ie!

was de triomfkreet der moeder.Treffend is hetgeen aan den kant staat opgeteekend: „ Nu

heeftsi gheweest met hem in die camere." Het gruwelstuk wasgepleegd, Sandrijn was het slachtoffer geworden van hard-vochtigen trots op afkomst en rijkdom en van de ver-blinding der zinnelijkheid.

Verontwaardigd was zij over de moeder, maar over debejegening, die zij van den zoon ondervonden had, diepgegriefd:

Nochtan so deert mi boven alDie woorden die sprat die ridder vriEnde keerde sijs aenschijn doe van mi,Als haddic gheweest een stinkende hoot:Dat heb ie so vast in minen groutEnde doet mijnre herten also seer.

Daarom wilde zij niet langer toeven op den gevloektengrond, maar liever

al laten, ende gaen rechte voortDolen in vreemden landen.

Zij bad Vader, Zoon, Heiligen Geest en Moedermaagdomhulpe , en ging haren weg.

Page 116: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

106

Hier vangt kennelijk een ander bedrijf aan. Wij wor-den verplaatst in een bosch. Sandrijn, uitgeput vanvermoeidheid, honger en dorst, heeft zich nedergevlijdbij eene fontein. Een ridder, die „ reet jaghen", houdt Bene al-leenspraak over het ongelukkige van in vier volle dagenzelfs niet een konijn te vangen. Hij „steect den horen"en — zijn oog ontwaart .... niet een konijn, maar „scoonrewilt dan nie man op enen dach met oghen en sach." Nogeens „ steect hi den horen" om te zien „ hoe si haer stel

-len sal", en treedt naar haar toe:

0 scone maghet, nu staet al stille:Ghi moet mijn ghevanghen sijn.Ie heb u liever dan een everswijn,Al waert van fnen goude ghewracht.Ie danke gode der scoonre jacht,1)at ie heden so vroech opstoet!

roept hij juichend uit. Sandrijn smeekt hem, haar „ gheendorperheit" te doen, maar haar met vrede te laten. Deridder, een ridderlijk man, spreekt haar vriendelijk toeen vraagt of zij soms een minnaar wachtte. Zij antwoordt,dat zij verdoold is en niet weet waarheen te gaan.

De ridder had niets kwaads in den zin, integendeel,betooverd door Sandrijn's schoonheid riep hij uit :

0 scone wijf, in der minnen vierSo leit mijn hert temael ende blaect.Ghi Bijt hoofse ende welgheraect,Ghi sult, bi mijn ridderscap, sijn mijn wijf.

Hij vroeg haar naam en vernam dien, was opgetogen,toen hij hoorde, dat zij „ van wapene was gheboren", enbestemde haar tot zijne echtgenoote.

Page 117: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

107

Sandrijn gaf hare toestemming. Zij gingen te zamennaar 's ridders kasteel. Maar zij had nog iets op liethart. Hoe hem, die „ sijn trouwe te pande hadde gheset",dat bekend? Rustig niet hem in het bosch gezeten vooreen schoonera boom in vollen bloei, het sieraad van dengaard, richtte zij de naïeve vraag tot den ridder:

Quame nu een valke van hogher aertGhevloghen op desen boom ende daelde,Ende hi een bloem daer af haelde,Ende daer na nemmermeer gheen ,Noch nie en haelde meer dan één ,Sout ghi den boom daer om hatenOf te copen daer om laten?

De ridder met de hem eigene hoofschheid antwoordde ont-kennend. Hij begreep haar en zeide:

Nu ewelije hier af een ghestille,Ende court met mi, wel scone wijf!

Ander bedrijf. Lantsloot treurde over het verlieszijner geliefde en berouwvol gedacht hij het oogenblikzijner verblinding. Hoe zoude hij haar in hare eer herstel-len, zijne eigene schande uitwisschen? Zijn „alreliefstecamerlinc", zijn vertrouwde Reinout, moest Sandrijn gaanzoeken: „ door kerstenrike", „ west ende noort, suut endeoost." Ondanks al zijne magen zou hij haar tot zijnebruid maken.

Reinout ging op reis. Het duurde niet lang, of hij ontmoetteden „ boswaerder" of „warandehoedere" des ridders, met zijn„ colve groot ende swaer." Hij kende hem niet, maar hieldhem voor een moordenaar, zoo barsch zag hij er uit.

Page 118: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

108

Ilebdi Her in Zanghen tideuEne jonefrou sien liden,Die scone was ende welghcdaen?

Zoo sprak hij hem aan. De ander vertelde hein lietavontuur, dat zijn lieer een jaar geleden had ondervon-

den, kort en goed; maar Reinout wilde er meer van weten.Hij hoorde alles, begreep alles, en wilde ook zelf Sandrijnspreken. De boschwachter had daar niets tegen:

Est sake dat gbi mi gheeftEnen driucpenninc an mijn hant,Ie salse u doen spreken, toen wigant,

zeide hij. Twee „ penninghen guldijn" werden hem gege-

ven, en hij ging den bode uit Denemarken bij Sandrijnaandienen.

Reinout, toegelaten bij de edele vrouw, bracht haar de

boodschap van Lantsloot over, en de verzekering dat hij

haar zeker tot zijne bruid zoude maken — maar vergeefs.

Op hare stoute taal moesten al de betuigingen van Rei

-nout, zelfs die, dat zijn heer het besterven zoude, afstui-

ten! Sandrijn had haren gemaal trouw gezworen; zij minde

hen? „ boven allen eertschen creaturen" om zijne deugden.

.Al ware Lantsloot een Hector of Alexander:

So en wier hi mi niet goet ghenocch;

dus, besloot zij:

Reinout, nu vaert niet haeslen seer,

Ende segghet Kantsloot uwen lieer,

Dat hi nemmermeer en peinse om mi.

Reinout verlangde een „ litteiken" , een teeken ten be-

wijze, dat hij haar inderdaad gezien en gesproken had.

Page 119: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

109

Welnu, was haar antwoord, vertel hem van een valk, dieééne bloem uit den gaard nam en al de andere staan liet;toen zijne vlerken uitspreidde en henenvloog. Dat teekenzou voor Lantsloot maar al te duidelijk wezen, beter her-kenningsteeken had zij niet kunnen geven.

Reinout nam de terugreis aan , maar wat zoude hijzijnen heer kond doen ? Hem zeggen, dat zij leefde, datnooit! dan zoude hij haar willen terug hebben , al zou hetook zijn met gevaar van zijn eigen leven en dat zijnermagen. Dus

Ic sal mijn sprake gaan verkerenEnde seggien dat si es doot.

Zoo deed hij; romantisch kleedde hij zijn verhaal in.Te Rawast in Afrika had hij haar gevonden, zoo als hijzeide, en

Doen si van u hoorde spreken,Haer edel herte dat moeste haer breken.

Lantsloot vraagt een teeken. Reinout verhaalt van den valk

Dit litteiken, coene wigant,Gaf mi die vrouwe vri.Ende doe keerde si haer aenscbijn van mi,Ende en sprat daer na niet meer.

Luide jammert de ongelukkige:

0 Sandrijn, ghi waert die gaerde,Die scoon met haren bloemen stoet.,Ende ic die valke, des beu ie v roet,Die een bloem daer af nam.

Slechts ééne hoop blijft hein over:

Page 120: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

110

Ie hoop iese in hemelrijs sal bescouwenDaer om wil ie sterven ootmoedelijeAy! ootmoedich god van hemelrijs!Nu wilt haer siel ende mijn ontfaen,Want dat leven es met mi ghedaen.

„ Lanz!slool blij/E hier dooi", zegt de Buhnenweisung.Volgt de epiloog, en de zedelijke toepassing: hoedt u

voor „ qualic spreken ende valschen rade."

Daer omme radio boven alle dine:Iloveschelike le spreken eiken man,

Waer hi mach ende waer hi can ,Ende sonderlinghe van allen vrouiaenSprecl hoveschelike ende mint met trouwenSo mooehdi troost van vrouwen vercrighen.

Die Buskenbdaser (SolUernie.)

Een man, oud van jaren en grijs van haar, die zoowat van alles kan en „ noch vele dines mere", wil zichaan „ enich vrouwe of here" verhuren als knecht. Hijslaapt wel graag wat lang en is „ harde traech te sinenwerke", maar dat zijn kleinigheden! Zijn kameraad houdthem wat voor den gek. „ Ende ie", zegt hij,

Ende ie can binden steinen crukenEnde melcteilen van erden ghedrait.

De eerste wordt boos en wenscht hem naar den duivel;maar het was geen gekheid : de ander had immers ookgraag zijn brood voor „ wijf ende kinder thuus"! Datsteinen cruken bineten ende melcleilen kan de eerste maarniet vatten: Kondt gij ze nog „te gader heilen", zegthij, dan was het nog wat! En nu snijdt zijn kameraadop: hij kan nog wel wat nicer! Als ik wilde, zegt hij,

Page 121: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

111

le sonde van u maken een peert,tiet sonde schinen tien pont weert,Swart van hare ende daer toe ru.

Jongen, roept de ander uit:

Ie bore wel, ghi sijt een constenare.South mi connen verdreven mijn grauwe hare,Ende tien jaer jongleer maken van daghen,1)at ie minen wive mocht wel behaghen,Ie sonde u gheven goeden loon.

0! zegt de kunstenaar, dat is niets waard; gij blaasteven in dit basleen , ik wed, dat uw eigen vrouw u nietmeer kent. De ander geeft hem eene „ goede horse" metgeld — hij had juist eene koe verkocht —, want het was hemveel waard. Behalve schoonheid zou hij immers eene goedestein krijgen en kunnen zingen; dat geld was zoo doendeheel spoedig weer teruggewonnen.

Hij blaast in het busken. — „Klaar", roept de kunstenaar,

Ie swere u bi sente Jan,1)at hi niet en leeft op desen dach,1)ie u met oghen ooit en sach ,Dat hi u niet kennen en sal.

De ander juicht:

Des es leden vier daghe ende vive,Dat si mijn lelicheit verweet.Nu willie thuusweert gaen ghereetEnde laten haer sien , hoe ie haer behaghe.Si heeft ghedaen so grote claghe,Dat ie lelie was ende outDies en hebbie nu nemmermeer scout,Want mijn anschijn heeft nu een ander hunt.

Page 122: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

112

„ Of gij gelijk hebt", antwoordt do bedrieger, en lietgeld is binnen!

Zijn slachtoffer springt en zingt, en is eene heele schoon-heid. Maar o wee! daar komt hij t'huis. Zijn wijf snaauwt

hein toe:

Wat duvel! wie heeft u so begaet?

Hij vertelt het geval: het geld van de koe is er aanbesteed, zoo is hij geworden „ aldus scone".

Keren , hoort! dat u god lone!Een wijf vare wel met desen manEntrouwen! die duvel brachter mi an,Ghi Bijt recht swart. als een moriaen,

schreeuwt zij. Hij begrijpt er niets van. Zij gaat voort:

Ie en sack noit leliker creature!

en roept haar buurvrouw Gheert. Nu begint het lieveleven. Ook Gheert zegt:

U auschijn es al met swarten bestoven.

Hij vraagt een spiegel, maar naauwelijks slaat hij er eenoog in, of hij jammert:

Hulpe, hulpe, goede liede !Des wonders ghelije en sach ie nie,En was nie man aldus bedroahen.

„Ghi wanet", zegt zijne wederhelft,

Ghi wanet dat ie hadde gheloghen ,vuul ondier sot! .

gode ! ie en gaver niet omme ene miteAl bleefdi ewelije also ghedaen !

Page 123: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

113

Zij is woedend om het verlies van haar kostelijke geld:

Ie wonde ie tghelt hadde van miere coe,Dat ghi dus wel hebt bestaet !

Hij ziet zijne onnoozele lichtgeloovigheid in; het is nueenmaal niet anders, hij had het toch ook gedeeltelijkter wille van zijne vrouw gedaan.

Ende dat ie u al te wel sonde ghenoeghen.

Gheert, de buurvrouw, ziet dat ook in, maar zijn wijfis onverbiddelijk.

Hi ware weert, dat icken smete onder sun taken ,

Ende hi nemmermeer in mijn huus en quame.

Volgt een twist tusschen de echtelingen , die nog al hoogloopt. Het eene verwijt lokt het andere uit. De man,al zouden ook al de buren het weten, hij zou het nietverzwijgen, — het moest er uit: hij zelf mocht in zijne on-noozelheid het geld van deze koe verspild hebben, zij haddat van eene andere er nog veel erger doorgebracht:

Doen ghi Ighelt van onser goeder blaren toeVercierdet ane broeder lollaert,Ende tuinen goeden grauwen tahhaertLieti voor sijn ghelach te parade!

Of Gheert hem al gebiedt te zwijgen, het helpt niets;hij heeft haar op heeter daad betrapt en deelt de geheelegeschiedenis in al hare kleuren mede. Of zij beweert dathet maar spel was: hij voert bewijzen aan , die steekhouder,

8

Page 124: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

114

Wattan! het en ghenocehde mi cie wel

Spel, dat ghi daer bedreeft,

zegt hij, maar zij wil er niets van hooren. De twist ein-

digt natuurlijk niet eene kloppartij : kier vecltlea si." Eu

hiermede,

(hi goede liede, dit, spel es ghe laeuGhi rnoocht wel alle thuuswert gaenEnde lopen alle den graet neder.Ghenoeghet u, temt alle weder.

Den inhoud dezer stukken heb ik wat breedvoeriger me-degedeeld om , zoo als ik zeide, tevens een grondslag teleggen voor mijne kritiek. De Lantsloot en de Busken-blaser zijn niet de beste noch de minste der abele spelenen sotternien. Juist daarom heb ik die beide gekozen; isons oordeel over die beide juist, dan zal onze kritiek voorhet geheele repertorium, behoudens enkele uitzonderingen,tot maatstaf kunnen dienen.

En hoedanig zal nu ons oordeel moeten wezen? Zoowat inhoud als vorm der stukken betreft, behoort het bil

-lijk en rechtvaardig te zijn.Wat men bij kritieken van SHAKSPEARE'S drama's zoo

vaak hoort aanvoeren, als men b. v. in Julius Caesarleest „ clock strikes", en bij dergelijke anachronismen meer,bij voor ons minder kiesche uitdrukkingen, bij geestver-

schijningen enz.: ,; it is to be altributed to the age", is nietalleen voor si-AKsPE Atr waar , maar voor alle tooneel-dichters.

Wij moeten bij elk literarisch voortbrengsel wel in aan-merking nemen, voor welk publiek het bestemd was, maar

Page 125: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

115

bovenal bij iooneelspelen. VILLEMAIN sprak ware woorden,toen hij zeide 1 ) : „ s'il est une portion de la littérature ,qni soit intimement lie avec toute l'existence d'un peuple ,qui serve a la fois a former .ces moeurs et i les constater :c'est le theátre." Het publiek was in de middeleeuwengeheel verschillend van hetgeen het thans is. Andere tij-den — andere zeden en gewoonten; andere behoeften —andere eischen. Bij toeneming van ontwikkeling en be-schaving wordt de smaak gewijzigd, liet gevoel verfijnd,het kunstgenot veredeld. WARTON beweert 2 ), en ieder,die slechts eenige mysteriën uit de middeleeuwen leest,zal het zelf bespeuren, dat de grootste onwaarschijn-lijkheden en grofste ongerijmdheden uit de apocryfe Evan-geliën, die ons ergeren, toen ter tijde geen den min-sten aanstoot gaven aan het publiek, — en is nog inonze dagen niet een analoog verschijnsel waar te nemen?Kan men b. v. tegenwoordig voor beschaafde kringenen voor den gemeenen man, zoo als men zegt, eenzelfde boek zó6 schrijven dat het algemeen bijval vindt?Is het mogelijk een tooneelspel op te voeren, waardoorzoowel de fijnbeschaafde kunstkenner als de onontwikkeldeman uit ,,liet volk" beiden waarachtig genot smaken zullen?Maar wij willen daarom het volk niet veroordeelen, vanhet kind niet hetzelfde vorderen als van den man.Daarom behooren wij de middeleeuwsche drama's ook als

zoodanig te beoordeelen, onzen smaak, ons gevoel, onze

beschaving buiten rekening te laten, in één woord, ons op

het middeleeuwsche standpunt te stellen bij onze kritiek.

t. a. pl. II. hl. 210.') t, a, pl. I11. bi. 44.

Page 126: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

116

Ik wil een paar staaltjes van middeleeuwschen smaak bij-brengen.

In een mysterie zegt God tot ADAM: „ beau frère" ;

MARIA, de Heilige Maagd, dreigt ergens Satan metdeze woorden: „ ei je te ,foulerai la panse" ; een engelspreekt de ziel van JEZUS aan met „.Madame". Wij zou-den zulke profaniteiten ergerlijk vinden, het toenmaligepubliek vond er niets kwetsends in. Evenmin is op ons too-neel een ALEXANDER DE GROOTE denkbaar vêlu d'un sur-cot met een Connélable, Baronnen en Pairs in zijn gevolg,of eene MARIA MAGDALENA, die zit schaak te spelen metJoodsche jonkers. Wij zouden schateren van lachen, alswij de uitvaart van JULIUS CAESAR zagen voorstellen metkruis, wijwater en priesters; daarentegen zou het tegen allehedendaagsche wetten van fatsoenlijkheid strijden, als, ge-lijk in de middeleeuwen in kloosters wel gebeurde, deactrice, die de Maagd MARIA voorstelde, dansgit auxchansons, en — relevait sa toile.

Wat zoude ons publiek denken, als men ADAM en EVA

in paradijskostuum over het tooneel zagen wandelen, enna den val ADAM hoorde zeggen.

Se us naked be for and be hynde!Woman, ley this leff on thi pryvyte,And with this leff I shall hyde me,

en dat dan ook ten uitvoer werd gebracht!Wat, als aan het einde van een stuk een der acteurs

naar waarheid kon getuigen:

Vous avez vu vierges dépucellerEt femmes mariées violer,Qui leur était grand tribulation

zouden wij van zulke tooneelen niet gruwen ?

Page 127: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

117

Daarom, en wij komen er straks op terug, in zakenvan smaak, van welvoegelijkheid, van gepastheid endergelijke conventioneele eigenschappen, die in elke eeuw,even als de mode, verschillend zijn, moeten wij steeds be-denken , wat daarvan is to be attributed to the age.

Ik sprak :alleen van den inhoud: van den vorm geldtvolkomen hetzelfde. Al is het niet geheel juist, wat LE-

GRAND D'AUSSY ergens getuigt, als hij van de middel-eeuwen spreekt. „ on ignorait même qu'il y eut un artet des règles" 1); het is niettemin zeker, dat over hetalgemeen de vormen toen nog niet zoo schoon, zoo afge-rond waren als tegenwoordig. Prof. BRILL verklaart 2 ) ,

dat „ de vorm der gedichten in de middeleeuwen vóór detijden van verbastering zóó willekeurig en zóó onbedui-dend niet was, als menigeen wellicht denken zou", en ikheb slechts aan de middeleeuwsche geestelijke liederen ende volksliedjes te herinneren, aan den Reinaert , die ookin kunstvorm een meesterstuk mag heeten, aan de stro

-phische gedichten meer bijzonder, om de juistheid dierwoorden te doen inzien. Toch had men, althans in dexivde eeuw hier te lande, van 's dichters kunst geenehooge denkbeelden. Getuige BOENDALE's hoofdstuk geti-teld: Hoe richteren dichten sullen ende wat si laantierensullen, waarin wij lezen:

Drie poiuten horen toeEiken dichtre, ende segghe u hoe:

Hi moet sijn een gramarijn,

') t. a. pl. 1I. bI. 192.') Over de aeslhelisehe waarde der klassieke en der moderne dieN.

vormen, bi. 85, verg. 128.

Page 128: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

118

Warachtich moet hi ooc sijn,Eerslem van levene mede:So mach hi houden dichters stede.

IIij moet, wel is waar,

voeghen die HoordeElk na linen scoonsteu accoerde,

maar op den vorm, zoo in het algemeen als van dramatischepoezij in het bijzonder, werd hier in de xivde eeuw stel

-lig minder gelet, dan in Frankrijk en Duitschland. Dewoorden uit de Eerste bliscap van Maria:

Ons meyu') es reyn, slecht') es ons conste,

zijn op dien tijd ongetwijfeld toepasselijk. De kunst waseenvoudig, vaak al te eenvoudig, soms, zoo als in eenmysterie gezegd wordt, ook voor dien tijd een eympyll

cunning, eene rude eloquene.

Wat ontwerp en zamenstelling betreft, wij kunnen a

priori bepalen hoe zij moeten geweest zijn. Ik vergeleekboven liet volk, dat liever zien dan kooren wil, met liet

kind. Is mijne vergelijking juist, dan moet ook de geheeleopvatting en bewerking der tooneelspelen iets, als ik zoozeggen mag, kinderlijlce, iets naïefs, hebben gehad. Indien

wij bedenken, hoe men een kind het best iets aanschou-welijk voorstellen kan, wordt het duidelijk, wat ik bedoel.

Als men voor liet oog van liet kind de voorwerpen stick

voor stuk, de beelden een voor een, langzaam en geleide-

.leenio.) Eenvoudig,

Page 129: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

119

lijk laat voorbijgaan, zoo als het b. v. plaats heeft bij detooverlantaarn, dan krijgt het kind eene heldere voorstel

-ling van hetgeen wordt vertoond, een levendigen indrukvan het geheel. Laat men daarentegen eene schilderij zienaan het kind — het zal getroffen worden door één enkelbeeld misschien, door de hoofdfiguur, maar het geheel zalgeen of althans slechts een geringen indruk te weeg bren-gen in de ziel. Eveneens is het met de smalle gemeentegesteld. Het volk is, wat men noemt, realistisch. Hetwil zien, wat in werkelijkheid bestaat en aanwezig is. Vooreene realiteit door de kunst geschapen , d. i. voor liet ty-

pische, het ideale — heeft liet geen oog en geen hart.

Het volk is ook individualistisch. Het individueele geqroe-

peerd , harmonisch verbonden , verscheidenheid maar tocheenheid, eenheid maar toch verscheidenheid, — zal hetvolk koud laten. De verscheidene beelden en voorwerpenafzonderlijk voorgesteld, zoodat zij kunnen onderscheidenworden, elk op zich zelf: dit is het, waarin de onontwik-kelde het meeste behagen schept. Dit kunstgevoel zullen

wij ook in de middeleeuwen wedervinden bij het grootepubliek: wij zullen inderdaad bespeuren, dat de abelespelen en sollernien dat kinderlijke, dat naïve bezitten.

Want welken indruk maken deze stukken uit de Ytvcle

eeuw op ons? De indruk, dien zij mij gaven, was overhet algemeen gunstig. Bijzonder trof mij hunne eenvou-digheid, hunne ongekunsteldheid, hunne naïveteit, in éénwoord, hunne naiunrlijkheid. Geen opsmuk, geen woor-denpraal, geene de minste vertooning: — de menschen

naar het leven geteekend, de werkelijkheid naauwkeurig

teruggegeven, de natuur getrouwelijk nagebootst. De dich-ter kent zijn tijd en zijne omgeving; hij heeft ze waar

-genomen en begrepen; wat hij heeft gezien, deelt hij

Page 130: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

120

mede, bondig en boeijend, levendig en plastisch; zijnepersonen zijn sprekende beelden van de kinderen dier eeuw,hunne aandoeningen en hartstochten echt middeleeuwsch,hunne liefde, hun trots, hun haat, hunne wraak, hunneblijdschap, even als hunne taal, alles draagt den stempeldes tijds, het merkteeken der natuurlijkheid. De abelespelen of ernstige stukken zijn schetsjes uit het leven dergrooten en aanzienlijken, de sotternien of kluchten tafe-reeltjes uit het leven des volks, der smalle gemeente. Dedichter heeft in beide goede grepen gedaan , iets, datschijnbaar geene, inderdaad groote verdienste is; want,wel is waar

Eiu jeder lebt's: — nicht vielen ist's bekanutUnd wo lhr's packt, da ist's interessant!

Zoo mogen wij hem gerust grooten lof toezwaaijen, vooralals wij in aanmerking nemen den tijd , waarin hij leefde;maar — en al maken wij liet hem niet tot een verwijt,wij behoeven liet evenmin te verzwijgen — voor ons zijnzijne stukken, het zijn woorden van ULRICI 1), „ Copieënder individuellsten Wirklichkeit, mit Ausschlusz des All-gemeinen , der Idee. Sie rind Zeiclmungen each der Na

-tur, mit Ausschlusz aller ldealit,t ; treue Abbildungeneinzelner Zuge der wirklichen Physiognomie des Zeitaltersohne alle Verschënerung." Met andere woorden: de per-sonen zijn te reali]tisch, niet typisch; het is het leven derx.ivde eeuw, de werkelijkheid der xivde eeuw, de na-tuur der xivde eeuw. De dichter weet zich niet te ont-

1) t. a. pl. bI. 4S.

Page 131: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

121

worstelen aan de werkelijkheid, aan liet bestaande; zichniet op te heffen op de vleugelen zijner fantazie, en nietdoor de kracht eener gezonde verbeelding uit liet werke-lijke het ideale te scheppen, en toch natuurlijk te blijven.Wat hij heeft waargenomen in de individu's, weet hij niette typiseren, de losse trekken van verschillende karaktersniet op één persoon, die daardoor type wordt, te vereeni-gen en zamen te voegen. De werkelijkheid heeft hij inzich opgenomen, maar niet, als ik zoo zeggen mag, ver-werkt, niet door de kunst veredeld, niet geidealiseerd; hijcopieërt de natuur naauwkeurig, wel is waar, maar nietminder slaafs; door zijne nuchterheid blijft hij aan haarvastgekluisterd; tot het algemeen menschelijke klimt hijniet op; natuur bij hem geene kunst, kunst geene natuur,en toch, zegt LESSING ergens, „ Natur and Kztnst sindauj der Bühne Eines nur" !

Ik herhaal het, den dichter der xlvde eeuw kan dat niettot verwijt strekken; ULRICI zegt tejecht 1): „ es ist dasFormgebende, den Gedanken verkörpernde Princip derIndividualikit and Nalurwakrlieii , das zuerst mit ausge-sprochener Entschiedenheit auftritt, and durch den alleKunst erst hindurch musz, ehe sic zum idealen Gedankendie ideale Form zu finden vermag." En bovendien: is onzeschilderschool niet realistisch , en bewonderen wij hare mees

-terstukken niet? Zijn wij er niet trotsch op? Vallen dieportretten , die tafereeltjes uit de natuur of het leven desvolks, die kleine, haarfijn uitgewerkte schilderijtjes, eenlezende grijsaard beschenen door het licht van een lampjeenz. enz., niet over het algemeen in den smaak van het

') t. a. pl.

Page 132: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

122

volk? Reden te meer, waarom ik over liet realisme vanonzen dichter den staf niet breken wil : ik miskende wel-licht een grondtrek van het karakter des Nederlandschen

volks !Bij die natuurlijkl1eid trof mij ook de dé ailschilderinq.

Sommige gedeelten der stukken zijn keurig uitgewerkt en

afgewerkt. Er zijn enkele tafereeltjes in, zóó liefelijk, zóó

aantrekkelijk , zóó bekoorlijk, door frischheid van koloriet

en aanschouwelijkheid van voorstelling , dat ik niet aarzel

ze het beste dramatisch gedicht waardig te noemen. En-kele tegenstellingen zijn inderdaad verrassend en tref

-fend ; hier en daar de dialoog, vooral in de eotóernien,

levendig en geanimeerd. De dichter weet zijne personensoms in toestanden te brengen , die waarlijk dramatisch

mogen heeten ; enkele karakters zijn — ik zeg niet diep-

zinnig, maar — goed opgevat en vrij wel volgehouden.

Iet boek der menschenkennis is voor den dichter geengesloten boek geweest , enkele fijne trekken zijn daarvan

het beste bewijs ; vele sporen bovendien treffen wij aan ,

in de solternien vooral , van vertrouwdheid met menschen

van allen rang en stand , met hunne zeden en gewoonten,

hunne denk- en spreekwijze ; lessen van levenswijsheid ,

die, zoo zij al niet uitwerken , dat wij „edler and gehobe-

ner von dem Gedichte weggehen ", — volgens GERVINUS ' )

„ die gröszte Wirkung and die ächteste, die je ein Kunst-

werk machen kann," — toch voor handel en wandel

menig nuttigen wenk bevatten. Zeker groote verdiensten

in een dramatisch gedicht , al de eigenschappen die ik

noemde. Maar deze goede hoedanigheden hebben voor ons

even als 's (lichters realisme hare schaduwzijde.

,) t. a. pl. 1. bl. 160.

Page 133: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

123

JYij missen in die verscheidenlceirt de ee^ilaeid. Ik bedoelniet de eenheid van tijd, of die van plaats, of die vanhandeling — zij hebben hare betrekkelijke waarde — neen, ikbedoel die eenheid, welke, of men bij de drie eenhedenzweert of niet, de eenheid van elk drama wezen moet,„ ce premier secret de fart dramatique", zoo als GUIZOTzegt 1), de unité d'impression. En deze missen wij teneenenmale. Dien indruk, welke wordt teweeggebracht dooreen harmonisch verband van geheel en deden, van een

-heid en verscheidenheid; de deelen niet vernietigd door hetgeheel, het geheel wederom niet opgeofferd aan de deden:dien indruk geven ons de stukken niet. Wel is waar ishet eene in dat opzicht beter dan het andere, de sotter-nien komen er dichter bij, omdat zij kleiner zijn, en inden Gloriant is ééne leidende gedachte, die het geheelestuk beheerscht; -- doch over het algemeen hebben wijrecht de aanmerking te maken , dat de meeste abele spelenen eotternien de unité d'zmpression volstrekt missen.De tooneelstukken zijn, gelijk ik reeds heb opgemerkt,eigenlijk aaneengeregen dialogen, door een draad verbon-den. Gegroepeerd zijn de beelden niet; tooneel voor too-neel wordt ons voorgesteld, niet het eene beheerscht doorhet andere en alle te zamen bezield als het ware door Beneidee, die in elk tooneel wordt uitgesponnen: — de meestetooneelen en bedrijven staan op zich zelve, of als vervol-gen en niet zoo zeer als gevolgen van de voorgaande. Elkbeeld laat een indruk achter, een indruk van de geheelegroep bekomen wij niet.

Wat taal en stijl van onze tooneelstukken betreft , of-

') Shalcspeare et on temps b]. 152.

Page 134: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

124

schoon zij in dit opzicht niet met de epische gedichtenkunnen wedijveren , en zelfs door de voortbrengselen vande koojddicltters der didactische school, een MAERLANT enBOENDALE , worden overtroffen, zoo mogen zij toch in hetalgemeen niet onverdienstelijk heeten. Het spreekt van zelf,dat ook hier tusschen de abele spelen en de sotlernien eengroot verschil valt op te merken. De eerste , waarin per-sonen uit de hoogere standen worden voorgesteld, zijnmeer afgemeten, gekuischt en sierlijk van taal; die derkluchtspelen is meer ongedwongen en natuurlijk. Zoo ookwat den stijl betreft. In de kluchten is die los en levendig;in de ernstige spelen meer deftig en kunstmatig. De dich-ter heeft daardoor getoond, dat hij met de eischen van dendramatischen dichtvorm vertrouwd was , en de eigenaar

-digheden daarvan goed begreep. Hij heeft echter ook zijnegebreken. Hier en daar veroorlooft hij zich onnaauwkeu-rige en slordige rijmen, waarvan HOFFMANN er eenige aan

-wijst 1); hij is verder niet zeer spaarzaam in liet gebruikvan stopwoorden, en soms wel wat langwijlig en gerekt.

Overigens moeten wij billijk wezen en ons wachten, datalles op zijne rekening te stellen. De xivde eeuw, verge-ten wij dit niet, was de eeuw der didactiek. MAERLAcT,hij moge „ de Vader der Dietsche dichtren algader" wor-den genoemd, MAERtAI T was meer bepaald stichter derschool, die liet leerdicht beoefende en de dichtkunst dienst-baar maakte aan kennis en wetenschap; haar — en ditwas de schaduwzijde — alleen en uitsluitend als voertuigdaarvan aanmerkte en erkende.

Dat op den vorm over liet algemeen in (lie eeuw min-

j) t. a, pl. bl. XXXVII.

Page 135: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

125

der gelet werd, terwijl het hoofdzakelijk om den inhoudte doen was , is uit den aard der zaak duidelijk : het leer-dicht was vaak niet veel meer dan berijmd proza. Datderhalve onze tooneelstukken in meerdere of mindere mateden invloed dier richting hebben ondervonden, en zoo hetmerkteeken dragen der xivde eeuw, is niet zoo zeer dendichter te wijten, als wel de vrucht van den geest des tijds,waarin zij gedicht zijn, een tijd, waarvan het teeken prac-tische positiviteit en nuchtere kritiek was.

Ik heb een oordeel, zoo onpartijdig en rechtvaardigmogelijk, over de tien spelen trachten uit te spreken. Om-dat mijne beschouwing van algemeenen aard was en nietuitsluitend den Lanssloot en Buskenblaser, , maar alle stuk

-ken gold, moeten mijne opmerkingen natuurlijk, bij detoepassing op de afzonderlijke spelen, eenigzins wordengewijzigd, in aanmerking genomen, dat niet alle stukkenop dezelfde leest geschoeid, niet alle van hetzelfde allooi zijn.

Wat b. v. den Laatsloot betreft, ik zie er geene deminste eenheid van indruk in, evenmin als in den Esmoreït.Hoeveel beter is in dat opzicht de Gloriant! Wie is inLanssloot hoofdpersoon, Lantsloot zelf of Sandrijn of deRidder, die haar getrouwd heeft? Welke is de leidendegedachte, die het geheele drama beheerscht? De dichterheeft in zijn epiloog wel gezegd, dat deze was „ hovesch tezijn jegens de vrouwen en zich niet kwalijk te laten ra-den'; maar de trotschheid dan, die zelfs de ondeugd tebaat neemt om te zegevieren, het edelmoedig gedrag vanden ridder, die „ reet jaghen", de rechtvaardige straf derzonde — ik weet inderdaad niet, wat ik op de vraag moetantwoorden: welken indruk de lezing van dat spel achter-laat? Bij den Gloriant behoeven wij daaromtrent niet tetwijfelen.

Page 136: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

126

Daarentegen heeft de Lantslooi boven den Gloriant ditvoor, dat er, even als over den E$moreit, iets tragisch, ietspathetisch over verspreid ligt,' en dat de détailschilderingkeurig is. Hinderen ons in den Glorianí de vervelendemoralisatiën, in den Lamsloot zijn de karakters zóó weinigdiep opgevat, dat dit stuk met den Esmoreit wederom ,wat deze betreft, de vergelijking niet kan doorstaan. Hetrealisme van den dichter is in den Lamsloot tot plat-heid overgeslagen, in den Esmoreit is iets idealistisch, ietstypisch, niet te miskennen. Zoo heeft elk spel zijne eigen

-aardigheden : de E8moreit heeft een paar sterk sprekende,verrassende tegenstellingen, die zeer goed gelukt zijn 1) ;

in den Gloriant is eene ironie, bijtend en geestig, die

eene zeer goede uitwerking moet gemaakt hebben 2 ); inLamsloot is de scherpe hekeling van de wijze, waarop

de adel met de burgerij dorst omspringen — wij hebben

het gezien — even duidelijk als treffend.In verdere bijzonderheden treed ik niet. Ik voeg hier al-

leen bij, dat, alles te zamen genomen, de Esmoreit mij verre-weg het beste spel voorkomt, terwijl ik aan den Gloriant,

ondanks de onmiskenbare eenheid, waardoor zich dit stukaanbeveelt, toch den laagsten rang zou toekennen, en deLant$loot (men is het er vrij wel over eens) in het mid-den van beide moet gesteld worden. Ik weet zeer goed,dat het laatste het lievelingstuk van den dichter zelvenwas: hij getuigt:

1) Verg. vs. 218 vlgg. en vs. 303 vlgg.; vs. 314 vlgg. en vs. 387vlgg.; vs. 646 vlgg. en vs. 702 vlgg. enz.

) Verg. vs. 96 vlgg, vs. 118 vlgg., vs. 142 en 143, vooral vs.172 vlgg., met vs. 285 vlgg.; vs. 315 vlgg., vs. 396 vlgg. metvs. 424 vlgg., vs. 450, enz.

Page 137: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

127

Ic wane, dat ghi nuit glieen spel van minnenEu hebt ghehoort dies ghclike.

Doch ik neem de vrijheid hierin met hem van gevoelente verschillen.

Eene veel grootere eenheid van indruk treft ons in Win-er ende sorrier, doch overigens is dit stuk meer eene

allegorische voorstelling van den strijd tusschen winter enzomer over den voorrang, dan wel een eigenlijk abelespel. Het behoort meer tot de spelen van zinne, zoo alslater door de Rederijkers werden gegeven, dan tot het eigen-lijk gezegde wereldlijk tooneel uit de xivde eeuw. Of-schoon het over het geheel min belangrijk is en de stofzeker niet nieuw was, zijn er niettemin enkele gedeeltenin, die door naïveteit van voorstelling en levendigheid vandialoog uitmunten.

Wat de sotternien aangaat: de Buskenblaser, die bene-den Rubben en Lippijn, maar boven de Hexe, Drie

dag he here en de Truwanten te stellen is, deed, ons reedszien, dat deze stukjes — zij werden voor nastulejes ge-bruikt ') — niet meer dan vrolijke tafereeltjes zijn, vol-strekt geene comédies de caractere et d'intrigue, rechtgeschikt om den ernst der abele spelen te doen plaatsmaken voor joligheid en uitbundig schatergelach.

Ik behoef naauwelijks op te merken, dat in die kluch-ten volkomen dezelfde geest doorstraalt als in de tienboerden door Dr. VERWIJS uitgegeven. De dichter —het bleek uit den inhoud van den Buskenblaser — schil-

_) Verg. d titels der abele spelen bij HOFFMANN bl. 3, 49 , 125.158; Esmoreit vs. 1011vlgg., Gloriant, vs. 1141 vlg., Lanlsloot vs. 925.

Page 138: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

128

dert het leventje der schamele gemeente , zoodat men lietziet als het ware en zich midden onder het volk verplaat-sen kan. Als in een spiegel aanschouwen wij het. Deonnoozele Bobben, de lichtgeloovige Lippiju , de wellus

-tige truwani, — wij hebben hen voor ons, wij zijner bij,

als de dichter in margine aanteekent: „ hier vechten si" of alsde oude Ilexe bont en blaauw geslagen wordt, of de man,die den baas eens wilde spelen, zoo bedrogen uitkomt.Het is al leven en beweging! De dichter hekelt de ge-breken van den derden stand geestig en toch scherpvrolijk en toch ernstig.

De onderwerpen zijn als men wil niet pikant, maarProf. JONCKBLOET merkt zeer juist op, dat daarin deverdienste der kluchten ook niet steekt. Deze bepaalt zichgeheel en al tot de levendigheid van voorstelling, defrischheid van koloriet, waarmede die uit het leven ge-

grepen toestanden worden geschilderd.Ik merk nog op, dat zij zoo realistisch mogelijk zijn,

en in dit. opzicht beneden de abele spelen staan, maar

wat de eenheid van indruk betreft verre boven deze te

stellen zijn.Beide, zoowel abele spelen als sollernnien, zijn ontleend

aan het leven der xivde eeuw. Daarom zullen wij, bij

de lezing der sottern ieza vooral, vaak geërgerd worden

door voor ons hoogst onkiesche uitdrukkingen, w ij mis

-schien walgen van „ de teekening der zeden van het minst

beschaafde gedeelte der burgerij, in hare volle naaktheid

voorgesteld", van hunne „tooneelen van liederlijkheid en

ontucht onbewimpeld niet de levendigste kleuren geschil

-derd" I). Toch, ik wees er reeds op, is behoedzaamheid aan

') Di viuss, Inleiding op den Warenar, bi. XVI.

Page 139: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

129

te bevelen. Laten wij niet voorbarig oordeelen en den stafbreken over de zeden van die eeuw. BLRANGRR vraagtergens zeer gepast: ,,on ne rit guères aujourd'hui. est-onmoins frivole ?"

De zoogenaamde fatsoenlijkheid van onze dagen, „ diezich met jufferachtige viesheid tegen een onverdeeld genotvan de krachtige ruwheid, de naakte luim der vaderenwil kanten" — wij moeten erkennen, dat zij iets blootconventioneels, iets geheel relatiefs is. Prof. orzooMER

schreef in zijne Inleiding op den Ot4elto ') ware woorden,toen hij zeide: „ Er zijn geschriften, die, in den toononzer voornaamste cirkels gesteld, geen enkel onrein woordtot het oor brengen, maar die er een gif in doen nederdrup-pelen , gevaarlijker voor het leven der ziel, dan hetgeenHamlet's moeder en oom den slapenden koning toedien -don voor liet leven des lichaams was." „Zullen wij onszelf zoo veel beter wanen, omdat de taal, die wij verkie-zen, eene andere is?" Zullen wij een afkeurend oordeeluitspreken, omdat onze voorouders in ronde taal zeiden,wat wij in bedekte termen of wel in de taal, die deFranschen „ la plus civilisée du monde" noemen, plegenuit te drukken ? „ Wij zouden er dan alleen recht toehebben, wanneer wij ons mochten beroemen, dat hetgeenver is van ons oor en onze lippen , even ver is van onshart en ons leven."

Voor dat ik mijne beschouwing van ons middeleeuwschtooneel besluit, zal ik kortelijk de bronnen aanwijzen,waaruit de onderwerpen der tooneelspelen waarschijnlijkgeput zijn, en de vraag beantwoorden, of de Fransche stuk-

1) W. XV. Verg. ook de uitstekende Inleiding Vail Dr. vEit`rijs

cp zijne uitgave der X goede boerden.

9

Page 140: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

130

ken uit de xIIIde eeuw, van ADAM DE LA LIALLE, JEANBODEL D'ARRAS en RUTEBEUF , de vergelijking met deonze kunnen doorstaan.

Naar de bronnen, of liever de bron, der sotternien

behoeven wij niet lang te zoeken. Het is mogelijk, dat

zij op bepaalde, ons onbekende, omstandigheden en voor-vallen doelen: over het algemeen kan men met zekerheid

stellen, dat de eenige bron het frissche volksleven is ge-weest, dat zij in den vollen zin des woords uit het leven

zijn gegrepen. Prof. VAN VLOTEN schrijft ' ): „het zijn

voortreffelijke zedeschetsen uit het meest werkelijke leven

genomen en waarin de natuur geheel op de daad betrapt

is, zedeschetsen, die van waarheid tintelen en die vonke-len van krachtig leven."

Iets anders geldt van de abele spelen. Schilderen deze

ons de zeden der hoogere standen, van „hoghe baroenen" ,fiere ridders, edele jonkvrouwen: welke bronnen heeft dedichter beter kunnen raadplegen, dan de Ridderromans ,meer bijzonder die van den Britschen sagen-cyclus,

waarin het leven des adels is afgespiegeld? Bovendien(gezwegen nog van den naam van Lamsloot) de Esmoreit, deGloriant , de Lan tsloot , wij hebben ze slechts te lezen ,telkens roepen zij ons tafereelen voor den geest, die hunoorsprong kennelijk verraden en ons naar de romanlite-ratuur verwijzen. Wel is waar bloeide deze in de xivaeeeuw niet meer, doch juist daarom kon zij, door haremindere bekendheid , eene goudmijn wezen voor de dichters

om onderwerpen voor drama's en volksverhalen uit op tedelven.

') t. a pl. W. S. Verg ETTMiu.cr.a, t. e. pl. § 53.

Page 141: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

131

Ili noem een enkel voorbeeld. De Gloriant doet onsonophoudelijk denken aan den roman van Ferquul. Alsde Hertog uitroept:

Ay (lui! hoe sere mi die minne leert

11ovescheit, dat vindie nu wel ! 1)

dan schijnt het, als of „de dichter op zijne wijs het denk

-beeld heeft willen uitdrukken, dat wij als den grondslag

van den Ferquut hebben leeren kennen" 2 ).

Evenzeer aan den roman van Walewein. De wijze, waarop

Walewein en Ysabele in liefde voor elkander ontstoken

worden — beiden hadden een droom gehad waarin zij elk-

ander hadden gezien —, heeft zoo veel overeenkomst met

die, waarop Gloriant en Florentine op elkutiar verheven,

nam, door elkáar's portretje te zien, dat men niet behoeft

te twijfelen , of ook deze roman heeft den dichter op zijn

onderwerp gebracht. Prof. JONCKBLOET haalt trouwens nog

meer bijzonderheden aan, waardoor die verwantschap on-

miskenbaar zeker wordt 3 ).HOFFMANN wijst op een verhaaltje uit: li Romans des

sept sages, door KELLER in zijne Inleiding daarop ver

-meld, van volkomen gelijken inhoud als le Clcevalier à

la trappe bij LEGRAND 4 ). De loop van het verhaal ver-

schilt wel is waar met dat van den Glorianl , maar enkele

trekken verraden kennelijk den oorsprong. Ik voeg er hij,

) Zie vs. 568 vlg;.

2) JONCKBLOET , t. a. Pl. bl. C47.) t. a. pl. W. 5t6. Verg. II. hi. 98 en LEGRAND D'AUSSY 111.

bl. 156: Le chevalier l le trappe, waarin iets dergelijks voorkomt.

`) 13oFFfIANN, t. a. pl. bi. 220; EELLEa, t a. pl. bl. 228.

Page 142: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

132

dat men liet verhaaltje Malamztd ook zeer geschikt niet onsabelspel kan vergelijken 1)

De dichter behoeft daarom nog niet recl tslreeks uit dezenroman geput te hebben, zóó heeft men zich de zaak nietvoor te stellen. Men bedenke dat een roman als die der

Zeven Wijzen, waaruit, gelijk KELLER schrijft, „ ganzeGenerationen and viele Nationen getrunken haben" 2 ), ge-

meengoed, als ik zoo zeggen mag, was gedurende het

tijdvak na de kruistochten. Die roman was eene Fundgrube

voor middeleeuwsche volksverhalen — hoe vele Fabliaux

bij LEGRAND vinden wij daarin terug! — eene onuitputte-

lijke bron van avonturen en sagen, waaraan de ridder

-poëzij menige episode verschuldigd is. Geen wonder der-

halve, dat wij overal in onze abele spelen de sporen aan

-treffen van romantische en ridderpoëzij , zoodat wij veilig

mogen stellen, dat, al dramatiseerde de dichter niet ééne

bepaalde sage, hij de stof van zijne ernstige spelenaan de ridderromantiek ontleend heeft.

Hetzelfde zal ons de vergelijking van Eemoreil met een

paar andere verhaaltjes uit li Romans Iles sept sages lee-

ren: namelijk der Findling 3) en die erfi+alte Weissaqung 4).

1) KELLER, t. a. pl. bl. 147. Ik deel den inhoud van dit verhaaltje als

voorbeeld mede: n Ein Juwelier Mahmud sieht, das Bild einer SSnoerin

des Grossveziers in Indien , verlicht sick in dasselbe and eilt nach Sanhagurn sic zo gewinucu. Pr weiss sic in den Verdacht der Zauberei zu

seizen , worauf sic in tine Grube gebracht wird, aus der er sie

ent fiihrt."t. a. pl. bi. 1.

) Door norrninxx medegedeeld t. a. pl. hl. 21G; KELLER, t. D.

p!. bi. 158.4) KELLER, t. a. pl. bi. 229. [let verhaaltje luidt aldus: Een vader

vaart met zijn zoon op ccc, llun geschiedt een toeken • dat voor-

Page 143: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

133

Mr. C. A. SERRURE getuigt bovendien, dat in den Fran-schen roman van Bauduin de Sebourc , de namen van L's-meres, Gloriant, Rougelion op ettelijke bladzijden wordenvermeld 1). De Lantsloot herinnert ons aan de Burelt-gravinne van hergi en aan een lied van Hendrik iir.

Deze gedichten, ik herhaal het, zijn niet als de bronnenvan Esmoreit en Lantsloot te beschouwen, maar waren dooronzen dichter gelezen en hebben hem onwillekeurig bouw

-stoffen voor zijne abele spelen geleverd. Hij was in deroman- literatuur van zijnen tijd belezen, zijne stukkendragen daarvan overal de bewijzen.

Wat Winter ende Somer betreft: de aanschouwelijkevoorstelling van den strijd dezer jaargetijden is overoud,bij de voorjaarsfeesten waren dergelijke vertooningen al inde vile eeuw gebruikelijk 2 ). Ik zou daarom a priorivermoeden , dat ook hier de dichter niet een bepaald ori-gineel — hetzij dan den Conflictos Veris et Hiemis , doorHOFFMANN ter vergelijking afgeschreven 3 ), hetzij, gelijkSERRURE beweert 4 ) , een Fransch stuk — voor zich heeftgehad; zulk eene onderstelling is onnoodig ter verkla-ring van den oorsprong. Ik stem toe, dat de dichter lietoude denkbeeld van de zegepraal des Zomers en de neder-

spelt, dat de zoon rijk en machtig zal worden en zijn vader enmoeder hem zullen dienen. De vader werpt hem over boord, Eenvisscher redt hem. Na vele avonturen wordt de zoon koning, en —het orakel is vervuld.

) t. a. pl. bi. 268.') TzEYTA&, de inidiis, enz, bl. 30; éD L DU M KIL, t, a. pl.

bl. 27 , noot 1.t. a. pl. bI. 236 vlgg. Verg. voor liet vervolg bl. 235, 238, enz.Bij SNELLAERT, Verh. bl, 101.

Page 144: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

134

laag des Winters „ durch eine modernere , aus der Naturnotli-wendigkeit abgeleitete, ganz verdringt" heeft, en daaren-tegen bij hein het denkbeeld, „ dat winter en zomer er nueenmaal moelen wezen en de lieve God het zoo beschikt

heeft, op • den voorgrond staat". HOFFMANN heeft gelijk,als hij verder beweert: „ auch hat der Dichter emn Ele-nient hineingebracht, welches dein deutschen Kampfe derJahrszeiten ganz fremd ist, er ktsst beide Kampfer beson-

ders wegen der Liebe streiten" ...... „ zuletzt tritt nun

noch die Liebe selbst als Frau Venus auf, and diere Wen-dung berechtigt uns zu der Annahme, dass der Dichter

nicht aus dem Leben , sondern aus einer anderen Queue

scliopfte." Doch welke bron het geweest zij, is moeilijk te

zeggen: dat het de Conf klus geweest is, wil ik niet onbe-

paald ontkennen. Ik merk alleen op, dat van de nieuwe

elementen, die volgens 1OFF1\IANN in den kampstrijd ge-

bracht zijn, geen enkel spoor in dat gedicht te vinden is.Ik meen daarom veilig te kunnen stellen, dat onze

dichter, zij liet ook, dat hij de stof voor zijne abele ?pe-

len aan epische- of riddergedichten ontleend heeft, geenbepaald origineel voor zich heeft gehad, maar bij de be-handeling daarvan oorspronkelijk en zel fsfandig is tewerk gegaan.

Tot dusverre beschouwden wij ons repertorium geheel

op zich zelf. Onze ingenomenheid daarmede zal noggrooter worden , als wij letten op hetgeen in Engeland,

J)nilsc/iland en Frankrijk van wereldlijke stukken be-kend is.

Wat allereerst Engeland betreft, daar is niet één we-reldlijk tooneelspel uit de xivde eeuw bekend geworden.De oudste stukken, die niet tot de mysteriën en morali-teiten behooren te worden gerekend, maar zich geéman-

Page 145: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

135

cipeerd hebben van mirakel en allegorie, zijn JOHN HEY-

WOOD'S interludes, anderhalve eeuw ongeveer na onzeabele spelen en sollernien gedicht ' ). Deze spelen , voorzoover ik er over oordeelen kan naar de inhoudsopgavebij uLRiCi van Ike mery Play between Johan the husbande,Tyb his wife, and Syr Jkan the preesl en andere, hebbenveel overeenkomst met onze solternien. Met Ligpin b. v.,of liever nog met onze klucht van Playerwaler 2 ), is hetgenoemde zeer goed te vergelijken; zij hebben dezelfdegoede en ook dezelfde minder goede hoedanigheden.

En tegenover onze abele spelen hebben de Engelschendan nog niets aan te wijzen. Men behoeft overigens deoordeelvellingen over de eerste comedic Ralph RoysterDoyster (1530-1540) en de eerste tragedie Gordobne(1562), van mannen als WARTON 3 ), ULRICI 4 ), D'ISRAELI 5 )

en anderen, slechts te lezen , om zich te overtuigen , datonze stukken zelfs daarmede de vergelijking gerust kunnendoorstaan.

Hetzelfde mag aangenomen worden van de Fastnacht-spiele, de oudste wereldlijke tooneelspelen, die in Duitsch-land werden opgevoerd. Ik zal alleen het getuigenis vanGERVINUS 0 ) aanvoeren, te belangrijker , omdat hij ze metons repertorium vergelijkt. Hij zegt het volgende: „dieStücke des Rosenplut zeigen unsere Bühne allerdingsnoch im 15. Jahrhundert in rolgieren Anfitngen als dieSotheiten and Borden die niederlt ndische im 14."

') ULRICI, t. a. pl. bl. 43 vlg;.

') Uil-. door MErTENS, 1838.

3) t. a. pl 1V. bl. ISO vlg;.

4) t. a. pf. bl. 62 vlgg.

5 ) Arnenities, euz. 11. bi. 111.°) t. a ijl. II. bl. 380.

Page 146: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

136

Van meer belang zijn de Fransclle drama's, die onsuit de XIIIde eeuw zijn bewaard gebleven. Zij zijn driein getal: le Jeu de la .Reuillie, de Robin et Marion endu Pélerin. Ik weet, dat sommigen, b. v. LEGRAND

D'AUSSY 1 ) , JUBINAL 2 ) , MORICE 3 ) , MICHEL 4 ) en ande-ren daarbij nog willen gevoegd hebben: Dispute du Croisé

ei du Descroisé; Dispute du Barbier et de Chariot; Dis-pate de Benard et de Peau d'Oie ; Diet de l'Herberie; Pierre

de la Broche; Aucassin et Nicolette ; le miracle de Théo-phile; le jeu de St -Nicolas; maar deze kunnen hier niet

in aanmerking komen. De vier eerste behooren ongetwij-feld tot de Jeux part in der Troubadours en zijn eerder metonze twee- en driespraken te vergelijken dan met onze spe-len. Reeds de naam dispute (ook Pierre de la Broche quidispute à Fortune par devant Raison is iets dergelijks)wijst dat genoegzaam aan. Aucassin et Nicolette is niets

dan eene petite idylle dialoguée, enlremêlée de chants 5 ),en wordt daarom door LEGRAND op goeden grond onderde, fabliaux gerangschikt s). Het stuk getiteld le miracle

de Théophile durft JUBINAL naauwelijks tot de profane

drama's brengen: m. i. behoort het er niet toe, evenmin

als le jeu de St.-Nicolas. Er is, ik geef het toe, weleen en ander in, vooral in het laatste, waardoor de te-

') t. a. pl. II. bi. 202 vlgg.') t. a. pl. 1. xvi. vigg.') t. a. pl. bI. 8.") Y'hérióre fi•anrais au mo/en cage, par MONMERQUÉ et MICHEL,

bi. 208 vlgg.5) LENIENT, t. a. pl. bl. 326; MONMERQTJÉ bij JUBINAL, t. a. pl.

I. bi. xvt , noot 1.") t. a. pl. III. bl. 341.

Page 147: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

137

gengestelde meering zou kunnen worden gerechtvaardigd.MOIMERQUE getuigt 1 ) „ il y avait environ cent ans qu'onjouait ces miracles dans quelques églises, quand JEANBODEL concut 1'idée de transporter Ia représentation d'unede ces scènes dans les villes et dans les manoirs à ton-relies des seigneurs chátelains". Dit neemt echter niet weg,dat beide mirakelspelen , in gewijden bodem ontkiemd,hunnen oorsprong maar al te duidelijk verraden, en hoog

-stens als geseculariseerde geestelijke stukken kunnen wor-den beschouwd.

Wat nu de drie bovengenoemde wereldlijke Franschedrama's aangaat, le P6lerin (ik wil liefst de woorden vaneen Fransch schrijver aanhalen) „ is in zekeren zin eenesoort van lijkrede op ADAM DE LA HALLE, en moetworden aangemerkt als eene inleiding op le Jeu de Robinei 11larion" 2 ). Dit laatste, zegt dezelfde, is de dramati-sche uitbreiding eener allerliefste pastourelle; overigenskomt het mij vrij alledaagsch voor. Men zou het wellichtde oudste Fransche opéra-comique kunnen noemen, wantop zang en dans zal de vertooning hoofdzakelijk nederge-komen zijn. Dit wordt nog waarschijnlijker, als wij we-ten, dat het stukje vervaardigd werd pour le rdivertisee-ment de la cour, van het hof te Napels namelijk, waarDE LA HALLE zich destijds (1282) ophield 3 ). In le jeud'ddam of de la Feuillie is veel schoons en geestigs niette miskennen, sommige détails verraden den meester, doch

') Théaóre franrais enz. bi. 159.) t. a, p1. bi. 26.

3 ) Verg. MONMERQU& t. a. pl. bi. 25 en 26; LENIENT, t. a. pl.,bi, 333 ; Mr. C. A. SERRURE t. a, pl. bi. 275 vlgg. ; LE GRAND D'AUSSY,

t. a. ph 11. b1. 192.

Page 148: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

138

het geheel is te recht door LENIENT gekenschetst als„ eene eerste proeve van populair blijspel, natuurlijk ennaïef wel is waar, maar toch niet meer dan eene ruwe ,zeer onvolledige schets" l).

Aan het tot hiertoe gezegde heb ik niets toe te voegen.Als wij alzoo bedenken, dat ongeveer twee eeuwen naden tijd, waaruit onze stukken afkomstig zijn, in Enge

-land nog naauwelijks wereldlijke tooneelspelen bekendwaren; dat in Duitschland eene halve eeuw later Fast-nachtspiele werden opgevoerd, waarvan GERVINUS zelfgetuigt, dat zij nog ver beneden de onze te stellen zijn; datin Frankrijk niets van dien aard kan worden aangewezen,dat boven het middelmatige gaat: dan voorzeker zal menhet niet aan nationale ijdelheid mogen toeschrijven, als ikbeweer, dat wij ons met het volste recht op ons middel

-eeuwsch wereldlijk tooneel mogen verheffen, dat ook ditgedeelte onzer voorvaderlijke letterkunde van het zoovroeg en zoo krachtig ontwikkelde volksleven in de Ne-derlanden roemrijk getuigt.

2) t. a. pl. bi. 330.

Page 149: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

HOOFDSTUK IV.

Overgang tot de Rederijkers.

Er kan wel geen twijfel bestaan, dat behalve de abelespelen en solternien , die voor ons bewaard zijn gebleven,in de xivde eeuw nog veel meer tooneelstukken zijn ge-dicht. De gezelschappen „ van den spele" mogen in het be-gin dier eeuw, en zelfs nog later, niet in elke stad enelk dorp, zoo als in de xvde , hebben bestaan, — maardat zich reeds toen verscheidene broederschappen gevormdhadden, is, dunkt mij, blijkbaar uit de posten der reke-ningen, die ik boven heb medegedeeld Ik voeg er bij,dat in de statuten der Rederijkerskamer de Fonleine teGent, van het jaar 1448, uitdrukkelijk vermeld wordt,dat „in de meesie meniede van den notabelen steden inVlaenderen, ende insgelijcx daer breien, broederlis endeeerbaer ghezelschip was van ghenouchten" d. i. van dens pele , zoo als uit het vervolg blijkt; en bovendien, dat deRederijkers later nog wel gkescllen van den spele worden

Page 150: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

140

genoemd I ). Wel verre dus van te onderstellen, dat deposten in de rekeningen, waarin van tooneelgezelschappensprake is , op één bepaalden troep doelen, moeten wijveeleer aannemen, dat reeds in het begin der xIvde eeuwvele zulke broederschappen bestonden. En dan, DE CLERCQmerkt het zeer juist aan 2 ) , ,,is het niet te verwonderen ,dat toen eens de oprichting van dergelijke kamers gebrui-kelijk werd, deze zich spoedig uitbreidde ", en later geenestad of plaats bij de andere wilde achterstaan.

De troepen van tooneelisten zullen ook wel rondgereisdhebben van stad tot stad, even als in vroegeren tijd demenestreelen en sprekers, en zoo doende, op soortgelijkewijze als onze kermiskomedianten, met het geven van drama-tische voorstellingen hun brood hebben trachten te verdienen.Zij werden waarschijnlijk naar de stad hunner herkomstgenoemd. Al kan ik dit niet rechtstreeks bewijzen, hetligt voor de hand., en men zal het mij te gereeder toe-geven, als ik herinner, wat Dr. VAN DER 'MEERSCI ver-

zekert 3 ) , namelijk, dat in later tijd de gezellen „ van

den esbatemente" , d. i. gezellen „ van den spele" , even-zeer door de bijvoeging van Gent, van fludenaerde enz,van elkander werden onderscheiden.

Uit de analogie van hetgeen in Frankrijk en Engelandheeft plaats gehad, mag men verder afleiden, dat in deYivde eeuw ook hier te lande de gezellen „van den spele"

in vereeniging met de geestelijkheid aan kerkelijke vertoo-

') Verg. BLOEM rr^T, Beknopte geschied der Kamers van Rheloriea

te Gent, bi. 33 vlgg. Verg. Belg. Museum IV. bi, 419 vlgg.

2) 6'erhaedeliny over den invloed der Ital. , Spaanse 1w en Duitsahe

Letterk. op de onze enz. bi. 77.

') Belg. ]luseum VI. bi. 38G, $SS.

Page 151: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

141

ningen nu en dan zullen hebben deelgenomen. De mys-tcriën toch, zoo als ik reeds vroeger zeide, stelden oor

-spronkelijk uitsluitend personen en gebeurtenissen uit deHeilige Schrift, later ook Heiligen-legenden en mirakelenaanschouwelijk voor. In de Yivde eeuw zijn zij, voorna-

melijk door de medewerking en den invloed der komines

valti veranderd van karakter, aan kerk-ritueel en liturgie

als het ware onttrokken en meer wereldlijk geworden.Zoo ontstonden naast de mysteriën de moraliteiten of spe-len van tinne, aldus genoemd, zoo als VAN vetart zegt 1 ),

„ naar de zinnebeeldige Personagien van deugden, on-deugden, gem oeds-beweegingen , konsten en allerleie hoe-danigheden die hier meest altijd ten toneele gevoerd wer-den": spelen

niet moralisatien ,Dooghdverweckinghe end contemplacien °),

die destijds bijzonder in den smaak schenen te vallen.Omdat nu in de xyde eeuw deze voorstellingen uit

-sluitend in handen der Rederijkers waren, is het hoogstwaarschijnlijk , dat reeds in de xivde de overgang heeftplaats gehad, en in dien tijd de geestelijkheid meer enmeer haren invloed op het kerkelijk tooneel verloor. Zoomaakten zich in Frankrijk de Confréries de la Passion ende la Basocke van het tooneel meester en wisten het al-lengs te seculariseren; zoo is in Engeland, volgens ur.-nici, het ontstaan der moralieeiten of moral-plays in het

') t. a. pl. I. bi. 357 , noot c._) Verg. Dr. G. D. J. SCHOTEL, Geschied. der Rederijkers in Neder-

land, hl. 133.

Page 152: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

142

midden der xvde eeuw als de tweede periode van het En-gelsche drama aan te merken; zoo moeten het ook inonze gewesten de gezelschappen „ van den speld" zijn ge-weest, die de mysteriën allengs tot moraliteiten hebben doenovergaan, en zoo doende het gansche nationale tooneel vandie dagen, zoowel kerkelijk als wereldlijk, in handen heb

-ben gekregen 1) .

Verdere bijzonderheden aangaande liet middeleeuwschwereldrijk tooneel zijn ons niet bekend. Het eerste stuk datwij bezitten na den tijd, waaruit de abele spelen ensoiternien afkomstig zijn, is de Cluyte van Playerwaler,een tafelspel, „afkomstig van de St. Lucas-gilde en opge-steld na de vereeniging dezer gilde met de Rederijkersvan de Violieren." Deze had plaats in 1480, het klucht

-spel schijnt tusschen 1480 en 1500 te vallen. Baron VAN

ERTBORN in zijne Gesc4iedkundiye flenleekeningen aen-gaende de SI. Lucas- Gilde enz. verzekert dit op grond zoo-wel van den stijl als van liet papier en het schrift, vergelekenmet de andere papieren, berustende in de Archieven derAcademie van Antwerpen, waarin hij de Clzcyle vac Payer-waler vond 2 ). Wat liet laatste punt betreft, liet is uiterstmoeilijk daaromtrent te beslissen, als men niet in de gele

-genheid is liet origineel met die andere papieren te ver-gelijken; doch liet getuigenis van een bevoegd deskundige

) Verg. oa's, Schels eeaer geschied der liederijkers, Werken van

de Maalsch. der Ned. Letterk. te Leiden , II. b]. 229 ; De CLeiCQ,

t. a. pi. bl. 83; SCHOTEL, t. a, pl bi. 30 vlg„.; Belg. llnsezem, VI.

bl, 378 viga.') t. a. pl. bi. 9 cu 10, Vera. F. it. racaTess, Era clayle va;a

Playerzcater, bi V vlg.

Page 153: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

143

heeft buiten twijfel zijne waarde, om den jongeren oor-sprong dezer Cl.ty1e reeds terstond waarschijnlijk te maken.

Wat den stijl van het stuk aangaat, ook hierin geloof ik,dat de Baron VAN ERTBORN juist geoordeeld heeft. Delangere verzen van de Playerroater, de slordiger taal, dieslechts gedeeltelijk op rekening van het gebrekkige hand-schrift mag gesteld worden, de vele nieuwerwetsche woor-den en grammaticale vormen, die er in voorkomen, ditalles wijst blijkbaar op een lateren tijd dan dien, waaruitde abele spelen en soltemnien afkomstig zijn, die, hoezeerook reeds afwijkende van de oorspronkelijke Mnl. zuiver-heid in taal, stijl en versbouw , toch in dit opzicht veelzuiverder zijn dan de Cluyte van Playerwaler 1). Daarkomt bij, dat het stuk den naam draagt van Cluyle, terwijlde nastukjes , die op de abele spelen volgen, rotte boerden

of goede sollernien heeten : de naam clule, cluyte, sederttot klucht, klucktspel geworden, is eerst later in dien zinin zwang gekomen. Ook is te recht door Mr. SERRURE 2)

opgemerkt, dat het zoogenaamde réplique-rijm (eene wijzevan rijmen ten gerieve der acteurs aangenomen , volgenswelke de sprekende persoon altijd zijne rede eindigt methet eerste vers van liet rijmpaar, waarvan de volgende ,die invalt, het tweede uitspreekt) in de Playerwater nietzoo geregeld gebruikt is als in het repertorium, door HOFF-

MANN uitgegeven , hetgeen mede doet vermoeden, dat deCluyte van jonger dagteekening is. Alles te zamen geno-men, mag men derhalve veilig besluiten, dat dit stuk

1) Ik durf dit te geruster beweren , omdat Prof. na valas, wienik over dit punt bijzonder geraadpleegd heb, liet snij als zijne vaste

overtuiging beeft opgegeven.1 ) t. a pl. bi. 271 vlag. 'Lia 1IOFL'MANN t. a. pl. Einleilun,, bi. XLVIII

Page 154: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

141

inderdaad niet vroeger dan op het laatst (ter av le eeuwmag gesteld worden.

Uit denzelfden tijd zijn ook ongetwijfeld de drie tafel-spelen afkomstig, door wir inas in het Belgisch Museumramedegedeeld 1). Het eerste, „ een tafelspeelken van twee

personagien om up eter Dry Coning/sen avond te spelen",draagt geheel het karakter der allegorische voorstellingenof spelen van zinne van dien tijd; de beide andere, de„glzenonehelicke claste van NU Noen", en liet „Ta/elspeel-ken van twee personagien., een en man ende een wijf, gee/eelup zijn boersclae" , zijn in denzelfden geest als de Pla/er-water, en (ofschoon in een ander dialekt geschreven, daarliet laatstgenoemde stuk te Antwerpen , en dit drietal inVlaanderen te huis behoort) in taal en stijl zoozeer metdit kluchtspel overeenkomende, dat men alle recht heeftze als daarmede gelijktijdig te beschouwen.

Zoo er nog iets mocht ontbreken om aan deze bewijs-voering klein bij te zetten, dan vergelijke men ten over-

vloede het Esbaternent van den lisscher van CORNELIS

EVELAEirr van Brugge, mede door WILLEMS in het Bel-giscis Museum bekend gemaakt 2 ). De tooneelstukken vanwart AEk r , wij weten het uit zijne eigene aanteekeningen,zijn alle tusschen de jaren 1509 en 1533 gedicht 3). Hetjuiste jaar, waarin hij het Esbatement van den Visscherschreef, is niet bekend, doch het moet binnen de genoemdejaren vallen. Vergelijkt men nu de Cluyle van Player-water en de drie andere tafelspelen, aan de eene zijdeniet de oude abele spelen en sot/ernien , aan den anderen

) D. 1I hi. 102

') D. VI. W. 52 —GG.Zie Belg. Mus. I. a. pl. bl. 44— 51.

Page 155: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

145

kant met het Esbalement van EVERAERT, dan zal menterstond moeten erkennen, dat zij in taal, stijl, versbouwenz. eene veel grootere overeenkomst vertoonen met ditlaatste dan met de eerste ; dat zij derhalve veel jongermoeten zijn dan het oude repertorium, maar daarentegenvan het drama van den Brugschen dichter niet veel in leef

-tijd kunnen verschillen. Wederom wordt ons dus lietlaatste gedeelte der xvde eeuw aangewezen als de tijd,waarin zoowel de Cluyte van Playerwaier als de drie an-dere tafelspelen zijn vervaardigd.

Van de abele spelen en sotternien verplaatsen ons dezekluchtspelen dan in den tijd, toen de Rederijkerskamers,die alom waren opgericht, zoo hier als in Vlaanderenbegonnen te bloeijen.

Ik zou hier een einde aan mijn Proefschrift kunnenmaken, omdat ik het middeleeuwsch terrein moet gaanverlaten, en den lezer kunnen verwijzen naar de Geschie-denis der Rederijkers in Nederland door Dr. SCHOTEL, waarinmen — ik behoef het naauwelijks te zeggen— menige belang

-rijke bijzonderheid betreffende het tooneel in de xvde envolgende eeuwen zal vinden. Ik acht mij evenwel verplichtnog met een enkel woord te spreken over den oorsprong,Ier Rederijkerskamers, en dit om twee redenen.

Ten eerste, omdat in de meeste werken over de Rede-rijkers het vraagstuk of voor onoplosbaar verklaard, of ver

-keerd opgelost, of eenvoudig onaangeroerd gelaten wordt ' ).Door den een worden de kamers van Rhetorica met Schut-

1) Ko's , t. a. pl. bi. 215, 2.2 vlgg. ; SERRURE , t. a. pl. b]. 299304 vlag; SNELLAERT, ,Schels enz. bi. 62; BLOMMAERT, t. a. pl. l3 -lage I. bI. 33 ; SCHOTEL, t. a. pl. bi. 52 vlgg. ; CORNELISSEN , del'Origine etc. des C/ambres de Rhótorique étalilics en Flandre, hi. 10.

10

Page 156: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

14G

tersgilLlen en Claambres de Rlétorique, door den ander

niet (le kruistochten , ja zelfs met de Grieksche Rhetoren

in verband gebracht; een derde beschouwt ze als geheel

op zich zelf staande, als waren zij uit de lucht komen

vallen; een vierde houdt zich verzekerd, dat haar oor-sprong, even als de bronnen van den Nijl, in een nacht

van onbekendheid gehuld is.

De andere reden is, dat bij mij de overtuiging vast

staat, dat de zaak — ik wil het ronduit zeggen — inderdaad

niet zoo duister, maar integendeel gemakkelijk te verkla-

ren is. Het zij mij vergund mijne meening kortelijk mede

te deelen. Mocht ik dwalen, niets zal mij welgevalliger

zijn, dan van mijne dwaling te worden te recht gewezen.

Ik geloof, dat men bij de verklaring van het ont-

staan der Rederijkerskamers in de steden te weinig acht

gegeven heeft op de volgende bijzonderheden.

Behalve de reizende troepen van den spele of van dereenste, de eigenlijk gezegde acteurs van beroep, beston-

(len er, voornameliji in de steden, vaste gezelschappen van

liefhebbers of gilden van der conate. Deze naam gilden

van der conste is zeer gewoon in authentieke stukken,

oetrooijen, statuten enz. van Rederijkerskamers. En even

als de gilden, de stadsgilden , vaak broederschappen , de

leden broeders werden genoemd, zoo komt het gild of ge-

zelschap van der conste menigmaal voor onder den naam

van broederschap, de „ ghesellen" zelven onder dien van

gralclebroeders. Bovendien heette een schrijven van den

Landsheer of liet Stadsbestuur aan een stadsgild gewoon-lijk q ldebrief: denzelfden naam dragen de institutie- en

confirmatiebrieven der Rederijkerskamers 1 ).

1) Verg. Kors • t. a. pl. bl. 331 en 339 , waar wij gildebrievenvn 1530 eu 1608 afgeschreven vinden ; Belg. Museum VI. bl. 377.

Page 157: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

147

Die gilden nu, alleen in doel van de overige stadsgil-(]en, die der ambachtslieden, verschillende, waren overi -gens in alles daaraan gelijk.

Zoo stonden zij eveneens onder het patronaat van een ofanderen Heilige; bezaten zij in de kerk eene afzonder

-lijke kapel en een altaar; hadden zij hun geregeld bestuuren vaste inrichting, verder eene eigene banier, een eigenblazoen enz.: alles gelijk de stadsgilden 1).

Leden daarvan nu waren niet alleen ^/ ylae8ellen vander cone" of rondreizende tooneelisten; integendeel, nietzoo zeer deze — Dr. SCHOTEL merkt het op 2 ) -- , „ alswel de burgers der steden, zoo wereldlijken als geestelijken."

Maar evenmin zullen alleen de letterkundigen van diedagen uitsluitend leden zijn geweest. Gelijk wij wetendat de edelen in de steden zich in het gildeboek lieteninschrijven, niet alleen, „ omdat zij eerelijk achtten degemeenzaemheid der borgerije" 3 ) , maar meer bijzonderomdat de gildebroeders allerlei voorrechten en voordeelengenoten: zoo zullen ongetwijfeld velen tot een gild „ vander consle" zijn toegetreden, die eenvoudig liefhebbers,dilettanten, hommnes de lettres, beaux-esprits waren, inéén woord , tot het letterlievend publiek behoorden.

Ik kan mij ook niet voorstellen, dat de broeders zichalleen met tooneelvertooningen bezig gehouden hebben ,evenmin als de Rederijkers dat later deden. Al bezit menalleen berichten omtrent tooneelgezelschappen, dit neemtniet weg, dat men veilig mag aannemen, dat de broe-

1) Dr. SCHOTEL t. a, pl. 74 vlgr.

2) t. a. pl. bI. 55.

) Woorden van v. mETEr,Ey, aangehaald door COFNELtssE.N t. a.p1. lI. 4t, noot X.

Page 158: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

14,s

fiers „zaan den spele'' en „ van der conste" allengs aan liet

hoofd der gansche literarische beweging gekomen zijn. Destomme vertooningen (di•ames-muets) bij plechtige intreden

van vorsten in de steden, de wagenspelen, alles wat niet„de literatuur" van dien tijd ook maar in het allerminsteverband stond, werd door de gildebroeders bezorgd: de

literatuur was reeds in de xivde, voornamelijk evenwel inde xvde eeuw, in handen der Gilden 1).

Maar (en zoo zullen wij als van zelf de Rederijkerska-

mers zien geboren worden) de gildebroeders „ van der

conste", even als de leden van alle andere gilden, moes-

ten er naar streven, hun gild niet alleen feitelijk maarook reehlens erkend te zien door Hertog of Graaf, ofdoor Schout en Schepenen, en niet alleen „ gepriviligieerd"maar ook „ geoctroijeerd en geauthoriseerd" te worden.

Den juisten tijd aan te geven, waarop dat streven naar poli-tieke erkenning is begonnen , is door gebrek 'aan beschei-den uiterst bezwaarlijk. Met zekerheid evenwel mag menstellen, want de bewijzen zijn menigvuldig voorhanden,dat onder de regering van liet Bourgondische Huis, in dexvde eeuw dus, de meeste gildebrieven, d. i. octrooijenen patenten, zijn gegeven En dit is ook zeer verklaarbaar.

Die politieke erkenning der gilden in het algemeen,meer bijzonder der literarische gilden, strookte volkomen

met de staatkunde der Bourgondische vorsten, eene staat

-kunde, die men die der concentratie en centralisatie mag

noemen. Het overwicht, dat de gilden in de xivde eeuwhadden bekomen, de dreigende houding, die zij tegenover

') De carat, t,. a. p1. bl. 7G. Zie ook MOTLLY , The the of the

Vutah republic, lijst. Introd., hoofdstuk XIV.

Page 159: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

14 1)

den Graaf vaak hadden aangenomen, de onafhankelijkheiden vrijheid, die zij zich hadden aangematigd : dat alleswas voor den vorst reden genoeg om iedere gelegenheidaan te grijpen, waarbij hij ze meer en meer van zich af-hankelijk konde maken. Zoo bracht het eigenbelang desGraven mede (vooral van het Bourgondische Huis) , vanzijnen kant de gilden te consenteren , te oorlonen enrechtens te erkennen. Immers eerst dan zou hij op zijnebeurt recht van eischen hebben, eerst dan den gildebroe-ders wetten en statuten kunnen stellen, hunne gilden re-gelen en „willekeuren" 1)

Zoo gaf de Graaf zijne gildebrieven, waarbij de gildengeinstitueerd of geconfirmeerd werden — maar tevens minof meer onder zijn toezicht gebracht.

Het is zeer waarschijnlijk, gelijk Mr. SERnun,E beweert,dat ook „de geestelijkheid er prijs aan hechtte, genootschap-pen van geletterde en vrijdenkende personen te bewa-ken, vooral nadat de scheuring, die de kerk had ver-deeld, geëindigd zijnde, zij haar grootendeels verloren ge

-gane gezag trachtte te herwinnen. Men verwondere zichdus niet, dat priesters en monniken dikwijls zelven de stich-ters waren der kamers van Rhetorica, of ten minstedaaraan de hand leenden" 2 ).

Zoo kregen die gilden „van der conste" hunne statutenen privilegien, waardoor zij officieel erkend, in. a. w.waardoor zij rechtspersonen werden.

Als zij bij die statuten een octrooi kregen van het oudsic

3) Verg. sEiiauRE , t. a. pl. hl. 299 vlgg. ; Belg. Museum, I V.

W. 44; SCHOTEL, t. a. pl. bi. 55; S ELLAERT, Verhandeling enz.

bl. 148.z) t, a. pl.

Page 160: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

150

d. i. opperste gild, dan werden zij in de algemeene broe-derschap opgenomen en vrije vereenigingen genoemd.

Dat die vereenigingen een Franschen naam dragen, be-vreemdt ons niet. Met de Fransche zeden en gewoonten,die onder het Bourgondische Huis hier in zwang zijn ge-komen, is ook een aantal bastaardwoorden binnengeslopen,die, helaas, al te gemakkelijk het burgerrecht verkregen.Zoo is het te verklaren, dat in de grafelijke en stedelijkerekeningen vroeger van glaesellen, ghesellekijns, glaesellenvan den spele , van der conste , van den esbatlemenzte ge

-sproken wordt, maar sedert de x vde eeuw retrosijns,rethorijkers, die van reihorica en dergelijke fraaije bena-mingen vermeld worden 1).

En niet alleen de oorsprong der Rederijkerskamers is,

mijns inziens, op deze wijze te verklaren: hare inrichting,haar bestuur, haar geheele bestaan is niet anders te recht

-vaardigen. Tot staving van mijne meening wil ik uit eengildebrief van het jaar 1514 een en ander aanvoeren. Iktwijfel niet, of, als eenmaal de octrooijen van alle kamersaan een naauwkeurig onderzoek zullen zijn onderworpen,hetzelfde resultaat, voor de meeste dier instellingen, daar-van de vrucht zal wezen. De gilde- of institutiebrief,dien ` ik bedoel , is die der Kamer van het Heilig Kruiste Kortrijk. Zij was reeds in 1451 als broederschap inwezen, volgens SHELL REST ') , doch werd eerst in Mei1514 officieel erkend. Het stuk, zoo als men zien zal, be-vestigt voor deze kamer volkomen, wat ik gemeend hebte mogen stellen dat voor allen gold.

1) Zie SCUOTEL, t. a. pl.; srit1taae, t. a. 11. bi. 301 en 308.z) Over de Kamers vs Rkeloriea le Kortr{j, in Belg. h[irseum III,

bl. 10 vlgg.

Page 161: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

151

Wij vinden daarin o. a. het volgende:

Wy Bailluy , Proost ende Schepenen" (liet Stadsbestuur derhalve ,niet de Landsheer in dit geval) #van der stede van Curtrijcke in desentijdt doen te wetene ......... dat ter ootmoedigher begeerte en suppli-catie van den Deken, Bereckers ende 't gemeene geselschip van denheydighen Cruyce ons Heeren , de weleke ons vertooght ende te kennengegeven hebben, hoe dat sy by den consente van onsen voorders Bail-luy, Proosten ende Schepenen, over menigh jaer geweest hebben eenminsaem broederschap ende gheselschip .........; item dat oock devoornomde guldebroeders jaerlijcks by onsen consente spelwijs vertooghenden meesten deel van der passien, op den Sacraments dagh, de welckealle guldebroeders beloven moeten te spelene ofte doen spelene , alszy daertoe versoght sijn , idoone daertoe wezende ; ......... Danofd'welcke de voorseyde Dekene, Bereckers ende gemeene gesel

-schip begeert ende versocht hebben t' hebbene onse behoorliAcke lette-ren van authorisatie ende octroye , omme by virtuyte van diere te mo.

ghen bekent wezen in allen steden ende plaetsen, al Vlaeuderen deure,eene geoctroyeerde ende geaulhoriseerde guldecamere, in plaetsen daer syontboden zullen sijn om prijs te winnen met spelene, te wetene,spelen van Rethorjcke, abatementen, processien te tooghene als ander

-sints, voorts uyt crachte van diere, scholen van Rethorijcke te mo-ghen houdene,....... ende voort alle andere zaeken te doene , datandere gulden van Rethorijcke vermoghen te doeue: — Soo ist dat wy. ...merekende ende regard nemende op het eerbaer ende paisivele ggesel-schip van voornomde supplianten , ende dat sy niet en begeeren dante augmenteren ende vermeerderen den dienst Godls, oock dat zy be.minders zijn van der edel Rethorijcke, geconsenteert ende geaccordeerthebben , ende by dezen onsen letteren consenteren ende octroyeren devoorseyde supplianten te wesene een bekende guide van Retho.rijcke ...... enz."

Ik eindig deze beschouwing met den wensch, dat ikiets moge hebben bijgedragen, om de geschiedenis van onsmiddeleeuwsch wereldlijk tooneel op te helderen en eenejuiste voorstelling te geven van den oorsprong der Rede

-rijkerskamers; zoodat men zich, wat bepaaldelijk de laatste

Page 162: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

152

betreft, niet meer zal behoeven te vergenoegen met heoude gewone liedje:

ff Die van Rhetorica zijn van al de tijden af bekent geweestZoo als men in oude boecken en 's lants historyen leest') ,"

maar veeleer haar ontstaan als historisch en logisch ge-rechtvaardigd zal mogen erkennen.

„ De grootste zaken", het is te recht door SNELLAERT

gezegd 2), „hebben doorgaans een gering begin. Wie zougezegd hebben dat twee sprekers, die hunne eigene of eensanders stukken opsneden of opzongen, den grondsteenlegden van genootschappen, die eens zich over geheel hetland zouden verspreiden, en de grootste hinderpalen voor —eenen ALVA zouden wezen!"

') SCHOTEL , t. a. pl. bl. 52 , deelt dit versje mede.2) Verhandeling enz. bi. 147.

Page 163: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

STELLINGEN.

Cic., de Rep., IV. 11. „ sed Periclem violari versibuset cos agi in scena"; delendum eos.

1I.

Cic. Tu8c. Quae8G. II. § 27. „Recte igitur a Platoneeducuntur ex ea civitate"; legendum excluduntur.

III.

Cic. de Nat. Deor. I. § 91. „ Ut mihi quidem admirariluberet in homine esse Romano tantam scientiam" ; emen-dandum subirel.

Page 164: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

154

1 V.

Liv. V. 6. „Quoniam ea demum Romae libertas est,non senatum , non magistratus, non leges, non mores maio-rum — revereri"; emendandum moren,.

V.

TAC. Ann. I. 7. „ Lacrymas , yaudiun2 , quaestus adula-tione miscebant"; corrigendum gaudio.

IT

LYSiAS VI. § 34. ©tá rpaornra vat daxo),izv zry

uwETépav ov uq.Civ d lxnY" ; legendum a',xo) zv.

VI1,

Ib. XII. § 34. „ Oav th u c Tt civ acre r. o t ri a a t sQvvEt7tcifl1"; legendum énoír^aa;.

VIII.

Falluntur qui contendunt verba IIEROD. II. Ö3: ,, urot

Eiat of 7rothagcvtE OEoyovíry ° E)rQt" significare : hi Buntqui fecerunt, i. e. auctores fuerunt, eet. II o t E i v est h. 1.

idem quod: carmine epico celebrare.

1 X.

In PLATONrs ilpoloyia Socraiis Cap. XVI. & d^^ no>,?ovy

rai cca?ov ai áyaSovS i pa„ rpnxnv, legenda. m A?o

xaAov; xzya&ca .

Page 165: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

155

91

Ibid. cap. XXII. vocabnla ëQr& yáp o expun-

genda sunt.

XI.

PLATONIS libri de Republica minime eo consilio striptisunt, ut nova reip. forma proponeretur, sed ut investi-garetur „ quid esset iustum."

XII.

P1.AroNis philosophandi methodus etiam nostrae aetatisphilosophis admodum est commendanda.

XIII.

Zonder grond beweert THORPE, dat in het Angels.gedicht Beowulf vs. 409 „many lines seem to bewanting."

XIV.

Aldaar vs. 603 moet voor gód fremmendra : gelezenworden gIVIs-/remmendra.

Page 166: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

136

X V.

MACAULAY's beschouwing van drama en ode (CriticalEssays, Tauc4nitz Edit., I bl. 13 vlgg.) is onjuist.

XVI.

TocQuEVILLE, l'a2zcien regime et la rëvolution, bl. 51vlg., karacteriseert den invloed der Fransche Revolutiezeer juist, als hij zegt: „ quand on la spare de tous lesaccidents qui ont momentanément changé sa physionomie àdifférentes époques et dans divers pays, pour ne la ^on-sidérer qu'en elle-même, on voit clairement que vette rd-volution n'a eu pour effet que d'abolir ces institutions po-litiques qui, pendant plusieurs siècles, avaient régné sanspartage chez la piupart des peuples europeens , et que l'ondésigne d'ordinaire sous le nom d'institutions féodales, poury substituer un ordre social et politique plus uniforme etplus simple, qui avait 1'égalite des conditions pour base."

XVII.

Het bekende verhaal omtrent den dood van AuNOLD

BELLING steunt op geen genoegzamen historischen grond.

XVIII.

„ Te vragen aan de geschiedenis: zijn wonderen mo-

gelijk? is de daad van een krankzinnige. Men kan

aan de geschiedenis vragen: zijn er feiten gebeurd, die

Page 167: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

157

ten tijde toen ze plaats grepen of daarna voor won-deren zijn gehouden? Geen vraag zoo wettig en zoo juistgesteld. Maar verder kan men niet gaan. Want te vra-gen, zijn wonderen mogelijk? dat is te vragen of zij, diezekere feiten voor wonderen hebben gehouden, zich be-drogen hebben of niet, goed hebben geoordeeld of niet.De bepaling nu van de juistheid van een oordeel, hetzijdat oordeel, door ons of door het voorgeslacht wordt uit-gesproken, behoort niet aan de geschiedenis maar aan defilosofie."

Deze bewering van Dr. PIERSON (De oorsprong der mo-derne rigting, bl. 42 vlg.) is onjuist: zij vernedert dehistoriographic tot eene dorre kronijkschrijverij, en dewijsbegeerte tot ijdele speculatie.

XI X.

GERVINUS in zijne Ge8c4e. der poet. Nat. Lit. der flel.-sclaen , I. bl. 54, zegt met recht: „ Objectiv auf einep Kernoder auf eine Urgestalt einer Sage zu kommen, ist darumunmoglich, weil sic Sage ist.

X X.

Twijfelen is de oorsprong van alle grondige wetenschap.

XXI.

Het gevoel is geene kenbron der waarheid.

Page 168: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln
Page 169: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln
Page 170: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln
Page 171: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln
Page 172: HDN - Digital Library for Dutch Literature, Hlrd Hrn, Prfrn dr Ltrrh F ltt, vr ht pbl n prvt ndrj, dt ge-drnd vl jrn vn hb ntn, hr pnlj jn dn t btn, ht vrbd. l tnd hb drn lvnd bln

Recommended