Relativum h.12startblok p. 187E. Mos-Burgers
Caesar, cuius imperium nonnullis non placuit, cui Brutus et Cassius necem paraverunt, Gaium Octavium adoptavit.
Caesar, wiens heerschappij sommigen niet beviel, en voor wie Brutus en Cassius een aanslag pleegden,heeft Gaius Octavius geadopteerd.
Octavius divitiis Caesaris magnas comparavit copias, quibus populum Romanum periculo, quod imminebat, liberavit.
Octavius bracht met Caesars rijkdom grote troepen op de been, waarmee hij het Romeinse volk bevrijdde van het gevaar, dat dreigde.
Octavianus, quem senatores Augustum nominaverunt, populo dedit pacem, quae multos annos mansit.
Octavianus, die de senatoren Augustus noemden,gaf het volk de vrede, die vele jaren duurde.
1.
Ibi imperator est, qui populo pacem dedit.Qui - mnl. – ev ----nom ---onderwerpDaar is de keizer die het volk vrede gaf.
2.
Templa amo, quae pulchra et alta sunt. quae – onz ---mv ---nom -- onderwerp Ik houd van de tempels, die mooi en hoog
zijn.
3.
Gladiatores laudamus, qui viceruntQui --- mnl ---mv ---nom. ---onderwerpWij prijzen de gladiatoren, die hebben
gewonnen.
4.
Ibi hominues sunt, quibus pax valde pacet.Quibus – mnl –mv---dat ---lijdend voorwerpDaar zijn de mannen, die de vrede zeer
bevalt.
5.
Mulierem video, cuius filia me amat.Cuius – vrl ---ev --- gen ---bijv. Bep. Ik zie de vrouw, van wie de dochter van mij
houdt.
6.
Deum orat, cui sacrificium vovit.Cui – mnl – ev – dat. –meew. Vw.Hij bidt tot de god, aan wie hij een offer heeft
beloofd.
7.
Domini, quorum servi laborant, laeti sunt.Quorum –mnl – mv –gen – bijv. Bep.De meesters, van wie de slaven hard werken,
zijn blij.
8.
Alexander rex est, quem admonere debes.Quem --- mnl ---ev ---acc ---lijdend voorwerpAlexander is de koning, die jij moet
waarschuwen.
9.
Viri amicos salutant, quos queaesiverunt.Quos – mnl –mv –acc – lijdend voorwerpDe mannen begroeten hun vrienden, die ze
hebben gezocht.
10.
Patria periculum timet, quod ei imminet.Quod – onz –ev – nom – onderwerpHet vaderland vreest het evaar, dat het
bedreigt.
11.
De victoria narrat, qua gaudet.Qua – vrl --- ev – abl –bijw. Bep.Hij vertelt over de overwinning, waarover hij
zich verheugt.
12.
Curas scio, quibus te liberavit.Quibus – vrl – mev –abl. ---bijw. Bep. Ik ken de zorgen, waarvan hij jou heeft
bevrijd.
13.
Templum laudat, quod in foro videt.Quod – onz –ev –acc---lijdend voorwerpHij prijst de tempel, die hij op het forum ziet.
14.
Puellas amamus, quibuscum ambulavimus.Quibus (cum) – vrl – mv—abl –bijw. Bep.Wij houden van de meisjes, met wie we
hebben gewandeld.
15.
Venus dea est, quae me adiuvare potest.Quae ---vrl ---ev ---nom ---onderwerpVenus is de godin, die mij kan helpen.
16.
Cum militibus venio, de quibus narravi. (de) quibus ---mnl –mv ---abl ---bijw. Bep. Ik kom met de soldaten, over wie ik heb
verteld.
17.
Ibi homo est, cuius filiam amoCuius – mnl ---ev ---gen –bijv. Bep.Daar is de man, wiens dochter ik bemin.
18.
Litteras habeo, quas amica mihi scripsit.Quas – vrl ---mv ---acc ---lijdend voorwerp Ik heb brieven, die mijn vriendin mij heeft
geschreven.
19.
Gladiosne vidisti, quibus gladiatores pugnantQuibus – mnl –mv –abl –bijw. Bep.Heb je de zwaarden gezien, waarmee de
gladiatoren stijden?
20.
Insulam petimus, in qua pater noster vivit. (in) qua ---vrl –ev –abl –bijw. Bep.Wij gaan naar het eiland, waarop onze vader
leeft.
21.
Militem audio, cui periculum imminet.Cui –mnl –ev –dat. –lijdend voorwerp Ik hoor de soldaat, voor wie gevaar dreigt.
22.
Copiis contentus sum, quae pacem dant.Quae – vrl –mv – nom ---onderwerp Ik ben tevreden over de troepen, die vrede
schenken.
23.
Tragoediam legimus, quam scripsisti.Quam ---vrl – ev –acc – lijdend voorwerpWij lezen de tragedie, die jij hebt geschreven.
24.
Viis gaudemus, per quas vadimus. (per) quas -- vrl – mv --- acc ---bijw. Bep.Wij verheugen ons over de straten, waardoor
we wandelen.