+ All Categories
Home > Documents > Scriptie MJ Smit

Scriptie MJ Smit

Date post: 14-Aug-2015
Category:
Upload: martijnsmit
View: 69 times
Download: 0 times
Share this document with a friend
Description:
Masterscriptie Latijn. Over een meerdelige encyclopedie van de Italiaanse regio's, uitgegeven begin 18e eeuw. De hoofdstukken van die encyclopedie zijn meest Italiaanse werken die door Nederlandse geleerden naar het Latijn vertaald zijn. De scriptie behandelt ontstaan en achtergronden.
Popular Tags:
68
qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwerty uiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasd fghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzx cvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxc vbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxc vbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg hjklzxcvbnmrtyuiopasdfghjklzxcvbn mqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwert Thesaurus een inkijk in de wereld van redigeren en uitgeven in de vroege achttiende eeuw augustus 2007 M.J. Smit, M.Sc.
Transcript
Page 1: Scriptie MJ Smit

P a g e | 1

qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwerty

uiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasd

fghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzx

cvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq

wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui

opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg

hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxc

vbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq

wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui

opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg

hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxc

vbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq

wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui

opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg

hjklzxcvbnmrtyuiopasdfghjklzxcvbn

mqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwert

Thesaurus een inkijk in de wereld van redigeren en uitgeven in de vroege achttiende eeuw

augustus 2007

M.J. Smit, M.Sc.

Page 2: Scriptie MJ Smit

Ik zal my heden niet schamen te bekennen, dat ik die man voorheen

geweest ben, die met een welbedachte en uitgekipte redevoering de

lof der talen, der welsprekentheid en der historien heb zoeken breed

uit te meten, en met alle kracht te betogen, dat het iets groots en

roemwaardig was Grieks en Latyn wel te verstaan.

Petrus Burman, Redenvoering tegen de beschavende geleerdheid, vertaald door Dirk Smout, Leiden 1720

Page 3: Scriptie MJ Smit

Inhoudsopgave

Dankwoord ............................................................................................................................................. 4

I. Inleiding ...................................................................................................................................... 5

1. De Thesaurus Italiae ............................................................................................................... 5

2. Indeling van de Thesaurus .................................................................................................. 7

3. Vraagstelling ............................................................................................................................. 9

II. Hoofdrolspelers .....................................................................................................................10

1. Pieter vander Aa ....................................................................................................................10

2. Johann Graevius ....................................................................................................................12

3. Pieter Burman ........................................................................................................................14

III. Doel en ontstaan ....................................................................................................................19

1. Thesauri ....................................................................................................................................19

2. Wie zat achter de Thesaurus? ..........................................................................................22

3. Ontstaan ...................................................................................................................................30

4. Doel ............................................................................................................................................40

IV. Inhoud .......................................................................................................................................43

1. Verona .......................................................................................................................................43

2. Platen .........................................................................................................................................47

V. Conclusies ................................................................................................................................51

VI. Appendices ..............................................................................................................................53

1. Index ..........................................................................................................................................53

2. Inleiding bij Thes. IV ............................................................................................................62

Short English Summary ...................................................................................................................64

VII. Literatuur .................................................................................................................................65

Afbeeldingen

Afbeelding I.1: titelblad van de Thesaurus, boek IV ............................................................... 6

Afbeelding II.1: Johann Graevius ..................................................................................................13

Afbeelding III.1: Denis Diderot .....................................................................................................21

Afbeelding IV.1: het Romeinse theater van Verona ..............................................................45

Afbeelding IV.2: Toscane .................................................................................................................49

Afbeelding IV.3: Florence ................................................................................................................50

Page 4: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 4

Dankwoord

Deze scriptie kwam in de loop van enkele jaren tot stand. Het oorspronkelijke idee

kwam van mijn begeleider, dr. Zweder von Martels, die in een artikel uit 2005 ook

al het een en ander aan opmerkingen over de Thesaurus gepubliceerd heeft. Een

aantal observaties uit dat artikel komt ook in deze scriptie terug, hetzij omdat ze

voor de hand lagen, hetzij omdat we bij onze productieve besprekingen ideeën

uitgewisseld hebben, waar ik, als de latere schrijver, veel van heb kunnen

profiteren. Ik dank dr. Von Martels bovendien voor zijn eindeloze bereidheid mij

met zachte hand in de richting van nuttige bronnen te duwen. Vanzelfsprekend

treft hem geen blaam voor het feit dat deze scriptie nog lang geen recht doet aan de

vele aspecten van de Thesaurus, noch voor de andere onvolkomendheden van dit

werk.

Mijn bijzondere dank gaat voorts uit naar de zaal Kostbare Werken van de

Groningse Universiteitsbibliotheek. De staf ter plaatse heeft voor mij bereidwillig

loodzware boeken aangesleept, in de wachtkast geplaatst, en vervangen, en boven-

dien mijn vragen over de Thesaurus en de oudere universiteitscatalogi beant-

woord. Ook de universiteitsbibliotheek in Leiden was mij op aangename wijze ter-

wille, onder andere met originele brieven van Burman en Magliabecchi.

Zoals gebruikelijk op deze plaats én omdat ik oprecht dankbaar ben dank ik ook

mijn directe omgeving, en in het bijzonder mijn vriendin Femke, voor haar onder-

steuning bij het afleggen van de laatste loodjes voor deze scriptie. Tot mijn geluk

stelden hervormingen in het universitair systeem een einddatum voor dit werk

vast. Het is voorzeker geen straf geweest om het af te ronden!

Martijn Smit

Juni 2007

Page 5: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 5

I. Inleiding

1. De Thesaurus Italiae

In 1710 verschenen in Leiden de eerste drie delen van een

Thesaurus Antiquitatum et Historiarum Italiæ, Neapolis, Siciliæ ...

atque adjacentium terrarum insularumque ... digeri atque edi olim

coeptus cura et studio J. G. Graevii .... continuatus et ad finem

perductus cum præfationibus P. Burmanni, etc.

Het enorme boekwerk bevat honderden artikelen, van allerlei auteurs, meest

Italianen. Ieder deel bespreekt één regio1; iedere regio wordt vertegenwoordigd

door één of meer (voormalige) stadstaten. Rome ontbreekt, want die stad was al

het onderwerp geweest van een eerdere Thesaurus antiquitatum Romanarum. Elk

opgenomen artikel wordt voorafgegaan door enkele inleidingen, die de samen-

stellers schreven.

Het geheel, dat vijfenveertig banden besloeg, zou een kapitaal gaan kosten; meer

dan 400 guldens moesten ervoor worden neergeteld. Deze Thesaurus werd

uitgegeven door de Leidse boekdrukker Pieter vander Aa, die jaren later de

officiële universiteitsdrukker van zijn stad werd.

Johann Graevius (of Grevius) was hoogleraar in Utrecht. Hij had de teksten in de

Thesaurus bijeengebracht, en enkele inleidingen bij afzonderlijke werken

geschreven. Hij had al eens eerder zo’n project onder handen gehad, de

bovengenoemde Thesaurus antiquitatum Romanarum, die ook bij Pieter vander Aa

in Leiden uitgegeven was2. Ditmaal bracht hij het werk niet tot een einde. Hij

overleed kort na het uitkomen van de eerste delen.

Pieter Burman (Petrus Burmannus) nam zijn werk over. Hij was een leerling van

Graevius en diens gedoodverfde opvolger. Zijn naam staat onder die van Graevius

in alle delen die na Graevius’ dood nog uit zouden komen. Het belangrijkste werk

dat hij na de Thesaurus publiceerde was de Sylloges Epistolarum van 1727, een

collectie van opdrachten en brieven van wetenschappers aan andere weten-

schappers en politici. Maar dat is weer een heel ander verhaal.

1 Precieze grenzen van Italië bestonden natuurlijk nog niet vóór 1861, toen Italië verenigd werd.

Globaal gezien omvat de Thesaurus Italiae alle Italiaanstalige gebieden, plus Malta.

2 Van deze Thesaurus ant. Rom. is een uitgebreide index beschikbaar op de website van de Rare

Book Collection van de University of Florida (www.uflib.ufl.edu/spec/rarebook/graevius/-

graeviushome.htm).

Page 6: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 6

Afbeelding I.1: titelblad van de Thesaurus, boek IV.

De zittende figuur is de stad Rome, met een kroon van gebouwen op haar hoofd. Op de voorgrond houden de beide putti een kaart van Italië vast; rechts staan twee Romeinse soldaten met een

Romeinse adelaar. Links staan waarschijnlijk twee engelen.

Page 7: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 7

2. Indeling van de Thesaurus

De vijfenveertig banden van de Thesaurus bestaan elk uit een verzameling

artikelen, die de ‘auteurs’ van de Thesaurus bijeenbrachten en in de meeste

gevallen ook vertaalden naar het Latijn – de meeste opgenomen artikelen zijn van

de hand van Italianen, en veel ervan waren oorspronkelijk in het Italiaans. Naast

het verzamelen en vertalen was een van de grootste taken van de ‘auteurs’ van de

Thesaurus (en dan vooral Graevius en Burman) het schrijven van inleidingen bij

verschillende delen. Waar ik op een latere plaats terug zal komen op het

verzamelen, vertalen en becommentariëren van de opgenomen artikelen (namelijk

in III.3), licht ik hier vast wat relevante informatie uit de ‘grote’ boekinleidingen.

a. Inleidingen

Er zijn in totaal negen inleidingen in de tien delen van de Thesaurus, nogal

onregelmatig verdeeld: bij de boeken IV3, VI, VII, VIII en IX van het oorspronkelijke

werk; bij deel 6 van boek IX als inleiding op de supplementen (zie hieronder); en in

band X, die ook wel de Thesaurus Siciliae genoemd wordt, bij de delen X.1, X.6 en

X.11. Burman schreef tenslotte ook een voorwoord bij de index die hij in het

vijfenveertigste en allerlaatste deel opnam. Deze ‘grote inleidingen’ zijn een

wezenlijk deel van het werk. Ze gaan in op de ontstaansgeschiedenis van het werk;

ze vormen een dialoog met de lezer (door correcties en aanvullingen op eerdere

delen te geven); en, heel belangrijk, ze geven een overzicht van de werken die in

het betreffende deel opgenomen zijn. Natuurlijk gaat dat vooral gepaard met veel

lofprijzingen, maar er is ook vaak nuttige informatie in opgenomen, bijvoorbeeld

over de bruikbaarheid van een werk. Soms komt de kritiek wat mechanisch over;

kerkgeschiedenis wordt meestal afgekeurd of saai genoemd, hetzij omdat die door

protestanten niet zo interessant gevonden werd, hetzij omdat protestanten zich

verplicht voelden om haar oninteressant te vinden.

We kunnen ons overigens afvragen of een antipaapse houding van invloed was op

de selectie van werken, die toch over het katholieke Italië gingen4. Mijns inziens

was dat niet het geval. De Thesaurus behandelt inderdaad duidelijk een katholiek

land; voor de weinige protestanten in Italië, zoals de Waldenzers in de valleien van

Piemonte, is geen plaats ingeruimd (Piemonte komt ook alleen in de Appendix

voor; zie hieronder). Het katholicisme in de Thesaurus komt echter alleen voor in

betrekking tot de maatschappij en de politiek, dus in zijn externe verschijning.

3 Van de inleiding in boek IV is een gedeelte opgenomen als appendix VI.2.

4 Zie Allocati (1962), pag. 4-5 over specifiek protestantse geschiedschrijving.

Page 8: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 8

Daarbij komt de gevoeliger interne geschiedenis van dogma’s en geloof niet aan de

orde. Derhalve meldt bijvoorbeeld het titelblad van deel VII.2 ook zonder schroom

of voorbehoud:

Thesaurus Antiquitatum et Historiarum Italiae, Bononiae, urbium status ecclesiastici, et aliarum ad mare Adriaticum. Tomi septimi pars secunda.

Terug naar de inleidingen. Burmans stijl in die inleidingen is vrij onpersoonlijk in

vergelijking met de persoonlijke, wervende toon van de uitgever Vander Aa, die

korte introducties schreef bij bijna alle artikelen (zie III.3.c). Deel VII.1 bevat

bijvoorbeeld een lange inleiding (praefatio), waarin Burman uiteenzet welke

werken deel VII gaat bevatten – maar hij vangt heel afstandelijk aan in medias res:

Hujus tomi primum locum occupat Bartholomaei Dulcini, Canonici Bononiensis, liber de vario statu Bononiae…

Burmans voorwoord is echter ook niet zomaar een kletspraatje; hij bedrijft

wetenschap. Er volgt namelijk een uitgebreide verhandeling over verschillende

claims uit dat werk, die hij weerlegt of ondersteunt, vooral met veel citaten uit

antieke en minder antieke werken.

b. Appendix

Doordat de Thesaurus er zo lang over deed om te verschijnen, was er alle tijd om af

te wijken van de oorspronkelijk opgegeven inhoudsopgave (die te vinden is in

appendix VI.1). Bij boek IX.5 was al het beloofde materiaal geplaatst. Toch was het

werk daarmee nog niet gedaan. Burman legt in zijn inleiding bij IX.6 uit dat men

zich eigenlijk op het werk aan de Thesaurus Siciliae wilde storten (die bij nader

inzien toch een apart werk ging worden, en in veel bibliotheken tegenwoordig ook

zo gecatalogiseerd is), maar dat er nog zoveel mensen enthousiast materiaal

instuurden, dat er toch een appendix kwam. Het gaat onder andere om enkele

werken die volgens de index nunc primum ex MS edita (Naldi Naldii, Vita Jannoctii

Manetti), en enkele die Nunc primum e MS Italico Latine versi & publicati zijn

(Martini Manfredi, Monumentorum Historicorum Urbis Lucae libri V). Misschien

ontdekten de bewerkers en vertalers in de Thesaurus een mooie gelegenheid om

hun werk te publiceren; misschien ook waren ze geïnspireerd door de Thesaurus

om lacunes op te vullen en kenden ze nog een interessant handschrift.

Burman houdt in die inleiding eerst een lang verhaal over Turijn, dat als eerste

omissie rectificatie verdiende – de stad was helemaal weggelaten uit de oorspron-

kelijke opzet. Verderop, in kolom 13, komt dan ook Verona in beeld, met de

volgende woorden:

Page 9: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 9

Merebatur etiam urbs nobilissima, & proventu magnorum virorum superba, Verona, ut ex multis, qui ejus fata & historias conscripsere, aliquis, qui rarior & minus obvius haberetur, hujus Thesauri commendatiorem faceret usum.

Een van de werken over Verona uit deze appendix wordt besproken in hoofdstuk

IV.1.

Aan het eind van de inleiding bij IX.6, nadat Burman een geschiedenis van de stad

Hydruntina (Otranto), een bisschoppenbeschrijving, en een martelarenverhaal

aangestipt heeft, sluit hij zijn inleiding af met de volgende woorden, ondertekend

‘Leiden 1729’:

Quae cum maxime ad venerationem tam Sanctorum

manium Italos excitare soleant, nos longa horum

opusculorum, licet maxima eorum pars magnam nobis

voluptatem attulerint, lectione fessi, hic summam

recensendo huic Italiae Thesauro manum imponimus, &

omnes rogatos summo opere volumus, ut incredibilem

editoris industriam, & studium ornandi literas non

laudare modo, sed etiam adjuvare velint. certi enim

esse possunt, tot non tantum raritate, sed & ingenio &

eruditione insignes Scriptores a nullo ante hunc, in

unum conjectos fuisse corpus, & tam exigua, si ad

eorum pretium, quo singuli vendi solent, exigatur,

pecunia posse parari [...].

“Hoewel deze gebeurtenissen Italianen sterk aanzetten

tot verering van zoveel Heilige zielen, leggen wíj

daarentegen, vermoeid geraakt door de lappen tekst

van deze werkjes (ook al brengen de meeste ons grote

vreugde), de laatste hand aan deze Thesaurus Italiae,

en wij willen er bij eenieder bijzonder op aandringen

om de ongelooflijke arbeid van de uitgever, en de ijver

in het verfraaien der letteren niet alleen te willen

prijzen, maar ook te willen helpen. Want zij kunnen er

zeker van zijn, dat er voorheen nog nooit zoveel

schrijvers (van belang niet alleen vanwege hun

zeldzaamheid, maar ook door hun karakter en hun

kennis) door iemand in één werk bijeengebracht zijn,

noch voor zo weinig geld te koop geweest zijn *...+.”

3. Vraagstelling

De Thesaurus Italiae was een heidens karwei. Over zijn totstandkoming en inhoud

is nog weinig bekend of althans gepubliceerd. Hoe past zo’n Thesaurus in de

encyclopedische traditie? En hoe kwam de Thesaurus Italiae tot stand? Dat be-

spreek ik in het derde hoofdstuk. Daaraan voorafgaand geef ik in het tweede

hoofdstuk een korte bespreking van de drie belangrijkste spelers in de totstand-

koming van het project. Wie waren zij precies? En wat was hun motivatie om mee

te werken aan dit project? Het vierde hoofdstuk concentreert zich op twee onder-

werpen in de Thesaurus: de beschrijvingen van Verona, en de platen. Wat

bespreken de teksten over Verona zoal? Weten we iets van de bronnen voor dit

deel? En wat is de kwaliteit van het ondersteunende plaat- en kaartwerk? Het

vijfde hoofdstuk tenslotte bespreekt wat de Thesaurus nu eigenlijk voor ons

interessant maakt, en wat interessant vervolgonderzoek zou kunnen zijn.

Page 10: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 10

II. Hoofdrolspelers

1. Pieter vander Aa

Pieter vander Aa (1677-1730)5 was een van de laatste grote universiteitsdrukkers

in Leiden, uit de traditie van grotere namen als Plantijn en Elzevier. Hij was zelf

niet afkomstig uit een drukkersfamilie, maar leerde het vak op jonge leeftijd6, toen

hij onder andere werken uitgaf samen met zijn broer Boudewijn onder de naam

Gebroeders Janssoon van der Aa7. In zijn tijd was drukken zeker niet een op zichzelf

staande bezigheid. Wie boeken drukte, was ook de uitgever, en bracht de boeken

ook zelf aan de man. Op titelbladen duidt Vander Aa zichzelf dan ook steevast als

boekverkoper, bibliopola () aan.

De kwaliteit van Vander Aa’s druksels is niet altijd even hoog (zie verderop), maar

het staat buiten kijf dat hij een belangrijke innovatie inbracht in het drukwezen.

Als één van de eersten stond hij er namelijk op om privileges, vergelijkbaar met

onze copyrights, voor zijn werken te verkrijgen (zie pagina 26). Vander Aa was ook

carrièregericht en ambitieus. Zo weten we dat hij in 1705 de universiteit aanbood

dat hij de catalogus van de universiteitsbibliotheek om niet wilde drukken8.

Bovendien maakte hij ongebruikelijk veel reclame, en bezocht hij ieder half jaar de

Frankfurter Buchmesse (Hoftijzer 1993, pag. 55).

Vander Aa zette verschillende grootse projecten op touw. Dat was in zijn tijd niet

ongebruikelijk voor een drukker: we zien het bijvoorbeeld ook bij het Duitse

Universal Lexicon dat tussen 1731 en 1754 verscheen naar een idee van de

Leipzigse boekhandelaar Johann Heinrich Zedler (1706-1770) (zie Blom 2004, pp.

xxiii-xxiv), en min of meer bij de Encyclopédie van Diderot c.s. (ibidem, pp. 35-37 en

5 De biografieën in dit hoofdstuk zijn samengesteld uit materiaal afkomstig uit het biografisch

woordenboek van Van der Aa (1852) en de Encyclopedia Brittannica (191111), waarvan de tekst is

opgenomen in http://en.wikipedia.org. Waar het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek

(NNBW) is geraadpleegd, is dat vermeld.

6 Zie www.begeman.nl/php/search.php3?CatTitle=Groningen&Subjects=Groningen%20

(prov.)%7C.

7 http://drukkers.library.uu.nl; de gebroeders drukten ook in later jaren nog samen, zoals een

Bybel der Nature van Jan Swammerdam in 1737-1738 (Ruestow 1984).

8 Molhuysen (1920), pag. 220.

Page 11: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 11

III.1 hieronder), waar de boekverkoper André-François Le Breton (1708-1779) het

project op poten zette – al deed hij dat eigenlijk uit misrekening9.

Toch staat Vander Aa niet alom bekend als een groot drukker. In Ledeboer (1872)

wordt hij nog eervol aangeduid als De Heer Pieter vander Aa10, en vol lof geschaard

in een rijtje met Plantyn Rapheling en Elsevier. Maar Van Eeghen (1978, pag. 191)

schrijft bijvoorbeeld:

Slechts voor zover die privileges betreft, ben ik hier enigszins volledig geweest. De merkwaardige boekhandel die Pieter van der Aa [dreef] met aan de ene kant de zeer wetenschappelijke series, aan de andere kant de in feite minderwaardige plaatwerken [...] is zeker de moeite waard om nader onderzocht te worden.

Van Eeghen merkt de series aan als zeer wetenschappelijk, en ik denk dat de

Thesaurus valt onder die series. De andere categorie die zij noemt, ‘plaatwerken’,

slaat dan op (herdrukken van) prentenboeken met kaarten of (semi-)

wetenschappelijk platenmateriaal. In het geval van de Thesaurus komen de

afbeeldingen niet slecht uit (zie §IV.2), en dus neem ik aan dat Van Eeghen niet

zozeer betoogt dat het de platen van Van der Aa zijn die van minderwaardige

kwaliteit zijn, als wel dat het met name de plaatwerken waren waar minder zorg

aan besteed was – we kunen met name denken aan gemakkelijke herdrukken,

eventueel zelfs met de originele clichés, al is het moeilijk voor te stellen dat een

(buitenlandse) uitgever aan een gewiekste concurrent als Van der Aa zijn clichés af

zou staan, tenzij hij ze overkocht (zie pag. 48).11

De negatieve waardering van de drukkunst van Van der Aa komt niet uit de lucht

vallen. Een lage waardering voor dergelijk materiaal past in de algemene

accentverschuiving tussen de Renaissance en de 19e eeuw: waar Piccolomini nog

kennisoverdracht verhief boven stijl, is in de 19e eeuw stijl zo belangrijk dat de

inhoud daarmee terzijde geschoven wordt.12 Ulrich von Wilamowitz-Moellen-

9 Le Breton gaf het publiek de mogelijkheid tot inschrijven, maar daarna bleken de beide auteurs

die het werk zouden doen onbetrouwbaar. Een van die twee, Gottfried Sell (ca. 1704-1767) had

overigens in Leiden gestudeerd – misschien kende hij Burman, en wist hij van de encyclopedische

projecten in Leiden.

10 Een voetnoot in Ledeboer (1872) legt uit dat de bijvoeging van Messieurs en de Heer een titel is,

die aan de Gildeboeken ontleend is. Deze duidt aldaar een zeker soort van fatsoen of aanzien aan.

11 Roofdrukken waren schering en inslag in de zestiende en zeventiende eeuw. Dr. Von Martels

wees mij bijvoorbeeld op Erasmus’ noeste arbeid om zelf zijn eigen werken uit te geven in nette,

correcte edities, om zo piratenedities de wind uit de zeilen te nemen en zelf de opbrengsten van zijn

werk te genieten.

12 Zie Von Martels (2003), die naar aanleiding van een citaat van Eduard Norden (1898) over

Plinius concludeert:

(vervolg op volgende pagina)

Page 12: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 12

dorff (1848-1931) noemde bijvoorbeeld de (eerste) edities van de Leidse

hoogleraar Grieks Johannes Meursius (1579-1639) ‘wertlozer Thesaurusphilolo-

gie’ – vele van zijn edities werden gebruikt voor Jacobus Gronovius13’ Thesaurus

graecarum antiquitatum, die ook bij Vander Aa gedrukt was (1697-1702; zie ook

Heesakkers 1996). Evenzo was ook Jacques-Charles Brunet (1842) niet lovend

over de Thesaurus Italiae. Hij schrijft in aansluiting op een passage over de

Thesaurus graecarum antiquitatum:

ces deux recueils (de Thes. Italiae en de Thes. Siciliae, MJS) peu recherchés se joignent ordinairement à la collection précédente (de Thes. Graec., MJS), dont ils sont la partie moins intéressante.

Brunet toont meer waardering voor Gronovius dan voor de auteur van de

Thesaurus Italiae. Toch was de auteur van de Thesaurus ook niet de minste, en

bovendien een van de meest gewaardeerde leerlingen van Johann Friedrich

Gronovius: Johann Graevius.

2. Johann Graevius

Johann Georgius Graevius (*29-1-1632 te Naumburg in Saksen, †10-1-1703),

studeerde filologie in Leipzig, hoewel zijn vader én de hoogleraar Geschiedenis en

Latijn Strauchius14 liever zagen dat hij Rechten ging studeren. Toen zijn vader hem

naar Oost-Friesland stuurde voor een zakelijke opdracht, reisde hij na het volbren-

gen van zijn taak door naar Deventer15, en legde contact met Gronovius. Bij hem

bleef hij om Letteren te studeren, inmiddels met goedvinden van zijn vader.

Graevius verbleef daarna ook enige tijd in Leiden en Amsterdam, en wilde graag

naar Frankrijk en Italië – wat hem niet lukte. Hij werd hoogleraar in Duisburg.

Dat was hij nog geen twee jaar, toen hij door Johann Friedrich Gronovius gevraagd

werd als diens opvolger in Deventer; Gronovius was zelf gevraagd om in Leiden de

This quotation […] shows that style had become an end in itself, almost detached from its contents and historical contact. (pag. 395)

13 Jacobus Gronovius (1645-1716) was hoogleraar Grieks in Leiden. Zijn vader, Johann Friedrich

Gronovius (1611-1671), was eveneens hoogleraar Grieks in Leiden, en tot 1658 in Deventer. Hij

was oorspronkelijk afkomstig uit Hamburg.

14 Johannes Strauchius (*1612, †1679 of 1680), niet te verwarren met Giles of Gyles Strauchius, de

auteur van het zeventiende-eeuwse Breviarum Chronologium.

15 In Deventer bevond zich tot 1878 een Athenaeum Illustre, dat althans volgens het in 2007

opgerichte University College in die stad Erasmus onder zijn beroemdste leerlingen had mogen

tellen (www.academiavitae.nl).

Page 13: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 13

plaats van de overleden Daniël Heinsius16 in te nemen. Graevius accepteerde, maar

ook in Deventer bleef hij niet lang. Al na drie jaar, in 1661, trok hij naar Utrecht.

Voor zijn dertigste bekleedde hij daar dus al zijn derde hoogleraarstoel.

Afbeelding II.1: Johann Graevius, afbeelding uit de Thesaurus, boek IV

16 Daniël Heinsius (1580-1655), een groot classicus en dichter, die onder andere bibliothecaris van

de Leidse universiteit was, en een grote hoeveelheid tekstedities van klassieke auteurs publiceerde

van lovenswaardige kwaliteit (Heesakkers 1996, pag. 997, verwijzend naar R. Pfeiffer, History of

Classical Scholarship from 1300 to 1850, Oxford 1976, pag. 129). Zijn zoon Nicolaes Heinsius de

Oudere (1620-1681), eveneens classicus en dichter, was onder andere gezant van Christina van

Zweden in Italië (F.F. Blok, Nicolaas Heinsius in dienst van Christina van Zweden, Delft 1949). Op

diens vele reizen kreeg Niclaes onwaarschijnlijk grote aantallen manuscripten onder ogen, wat zijn

tekstedities opmerkelijk goed maakte (Heesakkers 1996, pag. 999).

Page 14: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 14

Hij bleef de rest van zijn leven in Utrecht, waar zijn roem tot grote hoogte steeg, en

studenten van heinde en verre op zijn colleges afkwamen. Zijn tekstuitgaven en

commentaren stonden in hoog aanzien17. Een beroerte trof hem in 1703, toen hij

zeventig jaar oud was.

Graevius nam een centrale plaats in in de Republique des Lettres (zie verderop). We

weten van hem bijvoorbeeld dat hij goed bevriend was met Ménage in Frankrijk,

van wie hij regelmatig presentexemplaren ontving van boeken. Ook distribueerde

hij zijn eigen boeken via Ménage (Maber 2005, pp. 20-21).

3. Pieter Burman

Pieter Burman (*6-7-1668, †31-3-1741), geboren en opgegroeid in Utrecht,

studeerde eerst Letteren aan de Hoogeschool in die stad bij Johann Graevius, en

daarna Rechtsgeleerdheid. Hij verhuisde tijdens zijn studietijd voor een jaar naar

Leiden, waar hij zich naast Rechten ook op de Oudheid richtte, onder andere bij

Jacobus Gronovius. Hij keerde terug naar Utrecht en studeerde af op zijn twintig-

ste. Na een reis door Duitsland en Zwitserland werd hij praktizerend jurist; en in

1696 buitengewoon hoogleraar in de Welsprekendheid en Dichtkunst in Utrecht.

In 1703 kwam daar het hoogleraarschap Staatkunde bij, en in dat jaar was hij ook

Rector Magnificus, evenals in 1711.

In 1714 sloot Burman, tijdens een verblijf in Parijs, vriendschap met Bernard de

Montfaucon. In Parijs hield hij zich vooral bezig met de studie van manuscripten en

boeken in de bibliotheken van de stad. Na zijn terugkeer werd hij in Leiden

benoemd tot hoogleraar in de Geschiedenissen, Welsprekendheid en in het Grieks;

later onderwees hij ook nog Vaderlandse Geschiedenis en Dichtkunst. Tenslotte gaf

hij veel werken uit, waaronder edities van Aesopus, Horatius en Petronius18; hij

17 Johann Møller (Mollerus Flensburgensis) bijvoorbeeld prijst Graevius met name wanneer hij

klaagt over de stortvloed aan slechte edities die verschenen vanaf halverwege de zeventiende

eeuw, en hij citeert Morhovius, die zegt

Non contemnendi tamen Comentarii Variorum, qui, curantibus Gronovio, Graevio & Heinsio, prodierunt. Ii enim suas Notas adjecerunt integras & et aliis optima adjecerunt. (1744, deel III, pag. 266)

Heesakkers (1996, pag. 1005) verwijst onder andere naar E.J. Kenney, The Classical Text: Aspects of

Editing in the Age of the Printed Book, Londen 1974, waar vermeld wordt dat Graevius’

Callimachuseditie

set a standard not to be surpassed until modern times. (pag. 115)

18 Onder die werken waren onder andere vele Editiones cum notis variorum, waarmee hij een

traditie die Graevius begonnen was, voortzette. Zulke edities bevatten een synthese van opmer-

(vervolg op volgende pagina)

Page 15: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 15

schreef gedichten (in 4 boeken uitgegeven door zijn zoon Pieter Burman jr. in

1745)19. Zijn tekstedities stonden in de negentiende eeuw niet erg hoog aange-

schreven. Bij Lucian Müller (1869) komt Burman er beroerd af in vergelijking met

Nicolaes Heinsius:

Bei Heinsius [ten opzichte van Burman] sorgfältiger und brauchbarer handschriftlicher Apparate, eine unendliche Belesenheit in den lateinischen Autoren [...] und was wichtiger ist eine, wenigstens für die Dichter, fast beispiellose Gabe mit Hülfe eines glücklichen und so zu sagen wohl geschulten Gedächtnisses seine Kenntnisse gebührend zu verwerthen, eine unbegrenzte Leichtigkeit ferner im Divinieren. (pp. 54-55)

Nadat Burman zo de vergelijking met Heinsius roemloos verloren heeft, en hij en

passant beticht is van gebrekkige kennis van het Grieks (waarin hij nochtans

hoogleraar was), richt Müller zijn overige pijlen op Burmans annotatietechniek.

Zijn kritische apparaten werden niet erg bruikbaar gevonden:

Was übrigens die Commentare Burmans angeht, so sind seine Mittheilungen aus Hss. nicht bloss ärmlich und desultorisch, sondern was schlimmer erscheint ganz urtheilslos, in Wahrheit eine rudis indigestaque moles. [...] Zwischen dem Wust absurder Verzeichnisse alltäglicher Schreibfehler sucht man meist vergebens nach dem kritischen Ariadnefaden, der durch dieses Labyrinth hindurchführen könnte. (pag. 55)

Hij vraagt zich daarna af waarom Burman dan toch door de generaties filologen

direct na hem als een groot voorbeeld gezien werd en waarom zij allen Burman als

Herrn und Meister verehrten, sein Lob in alle Welt ausposaunten (pag. 56). Müllers

conclusie is dat de meeste filologen dat alleen doen omdat ze zelf Sammelausgaben

samenstellen in Burmans voetsporen. Ik neem aan dat Müller met deze

Sammelausgaben en compilaties eerder korte, eenbandige bloemlezingen van het

werk van een auteur of van verschillende auteurs rond een onderwerp of uit een

periode bedoelt, dan thesauri. In deze Thesaurus, en ook in andere, is immers

zelden sprake van een kritisch apparaat, hoewel in de inleidingen soms wel korte

commentaarachtige analyses opgenomen zijn. Müller is echter nog niet klaar. Ook

Burmans inleidingen zijn het lezen niet waard, volgens hem:

Entsprechend die Einförmigkeit der Noten ist übrigens die Monotonie der Praefationen, die nirgend ein klares Bild vom früheren Zustande der bezüglichen Texte geben, vielmehr handschriftliche und bibliographische Fragen mehr verwirren als stichten, eben so wenig verständige oder wenigstens bestimmt formulirte kritische Grundsätze predigen, aber dafür stets von Invectiven gegen die Buchhändler und seine litterarischen Feinde oder, was er für identisch hielt, die Verächter der lateinischen Studien strotzen. (pag. 57)

kingen uit verschillende oudere commentaren – een manier van uitgeven die niet altijd de

vooruitgang in de tekstkritiek diende, althans volgens J.H. Waszink, “Classical Philology”, in Th.H.

Lunsingh Scheurleer & G.H.M. Posthumus Meyes (edd.), Leiden University in the Seventeenth

Century: an Exchange of Learning, Leiden 1975, pp. 161-175.

19 Van der Aa (1852), s.v. Burman (Pieter).

Page 16: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 16

Een verwijt van Müller dat we niet alleen op Burmans bloemlezingen maar ook op

de Thesaurus zouden kunnen betrekken is het geringe onderscheid tussen

kwaliteit en rommel. Burman zou zich volgens Müller weinig moeite getroost

hebben om de teksten die hem voorhanden waren te filteren. Dat verwijt slaat

expliciet ook op Burmans beroemdste werk, de briefverzameling Sylloges

Epistolarum (1727). Gelukkig sluit Müller zijn verhandeling over het overtrokken

belang van en de overdreven waardering voor Burman schoorvoetend af met

waardering voor diens nijvere arbeid aan zo’n belangrijke verzameling: Immerhin

muss es auch in der Wissenschaft Lastthiere geben und als solches hat sich Burman

um die gelehrte Welt wohl verdient gemacht (pag. 58).

Müllers kritiek is niet per definitie terecht. De gedachte dat studie in de breedte

ook leidt tot inzicht was nu eenmaal uit de mode in de negentiende eeuw; maar in

Graevius’ tijd werd de breedte gezien als een waardevol uitgangspunt. Met die

instelling heeft variatie ook waarde, en is verscheidenheid regelmatig te

prefereren boven het steeds dieper ingraven in één thema. Er is in die zin een

parallel met Plinius de Oudere, die in de negentiende eeuw ook niet in hoog

aanzien stond, maar als wetenschapper en staatsman in de Renaissance een goede

uomo universale was geweest (Von Martels 2003).

Burman was niet altijd een makkelijke man, als we de bronnen mogen geloven. Hij

schreef bijvoorbeeld onder het pseudoniem Stephanus Spinaeus in 1706 een

schotschrift tegen een andere wetenschapper, Henricus Pontanus, die hij ervan

beticht de populariteit van zijn eigen colleges te overdrijven en bovendien

onwaarheden te verkondigen20.

Zwaarder van stof dan dat schotschrift is echter zijn Redenvoering tegen de

beschavende geleerdheid (1720, in Nederlandse vertaling door Dirk Smout).

Burman zegt dat hij weet dat de Letteren een opstapje zijn naar de studies die er

echt toe doen, te weten Godgeleerdheid, Regtsgeleerdheid, Geneeskonst en

Wysgeerte (inleiding pag. 2); maar hij hoort ook de klachten dat de kennis van taal

en geschiedenis achteruit gaat. Dat heeft zijn weerslag op de kennis van het Latijn,

en op de algemene ontwikkeling. Ik neem een uitgebreid citaat op, waarin Burman

rapporteert hoe theologen steeds minder Latijn lezen en steeds meer werken in de

volkstaal gebruikt en gedrukt worden:

20 De eerste steek die Burman uitdeelt is dat zijn schotschrift op het titelblad vermeld gedrukt te

zijn 'Coppenhagae' – Burman verwijt zijn opponent dat deze meende dat Coppenhaga en de officiële

Latijnse naam Hafnia twee verschillende steden aanduidden.

Page 17: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 17

[ik hoor een Godgeleerde klagen] dat de trant van studeren in zyn eyge volk zodanig was verlopen, dat de jeugt, tot den dienst gewyd, weynig of geen werk van taal en historiekennis makende, men dikwils in het aannemen der Proponenten, by ondervragingen, en onderzoekingen niet meer geleerdheid zag en hoorde, als welke yder litmaat, of ten minsten een ziekentrooster, die noyt letteren had gesmaakt, zoude behoren te tonen; en dat, dagelyks een vervaarlyke menigte van Duytse boeken uytkomende, over alle deelen van de Godgeleertheyd, naauwlyx studenten of jonge leeraars meer gevonden wierden, die Latynse lezen, als alleen die volstrekt nootzakelyk waren tot het houden van collegien en andere oeffeningen. Ja dat zelfs Academische leeraren, om te behagen aan Zeloten en vrouwtjes, de Latynze taal verachtende, haar pen al mede in de moedertaal oeffenende, maakten dat de boekverkopers zelve ongraag wierden om Latynse boeken te drukken. (pag. 3 van de inleiding)

Burman schetst een situatie die we nu zeer wel herkennen – klaagt niet Harm

Pinkster (20032, pag. v) over hetzelfde gebrek aan kennis van het Latijn onder niet-

Latinisten, dat hem noopt tot het opnemen van meer morfologische instructies en

meer verwijzingen tussen verschillende lemmata van dezelfde stam? En ook

Graevius was niet optimistisch over de belangstelling van de jeugd voor het Latijn:

Hac videmus teneri pueros, qui plerique omnes à literis abhorrent, & propter radices illarum amaras, & ignorantia dulcedinis fructuum, quos ferunt. (brief aan Henrik Piccard, no. XIX in Graevius (1713))21

Burmans rede is doordrenkt van ironie. Hij roept de jeugd op om toch vooral te

vergeten wat ze aan nutteloos Latijn geleerd heeft, en adviseert

dat gy wel en ordentelyk doet, als gy uit de handen en van onder de plak der schoolmeesteren ontslagen, naar gebaarde mannen luisterende, deze gemene banken overstapt, en met enen sprong in ’t hoge gestoelte geraakt zynde, die studien, welke ten onrechte den naam van beschaavende voeren, en die zo schadelyk voor de godvrucht, goede naam, geleertheid en de geldkist zyn, varen laat. (pag. 6)

De graad van doctor is er om met gezwinde spoed en zonder lastige obstakels

behaald te worden:

[Studenten,] slaat uwe ogen, bidde ik um op de beloningen en erepryzen, die de ongeletterden, en verachters der beschaavende wetenschappen gestelt en uitgereikt worden. Op dat gy deze moogt verwerven, strekke ik u ten raadsman en aanstuwer, om dezen uwen, ik zeg niet loop, maar vogelvlugt, meer en meer te verhaasten; op dat gy, de klippen en lagen dezer Sirenen voorby geraakt zynde, voor de zoetvleyende gezangen der letterbazen en poëten uwe oren stopt; en de ondieptens en zanden, die de zeer wyde zee der historien en oudheden bedekt houd, voorby gezeild zynde, tot den eernaam van Dokter, de haven, de eind- en rustplaats van allen uwen arbeid en naarstigheid, met alle zeilen by, henen spoeit. Dan kond gy niet alleen alle de oeffeningen in aloude tale achter de bank smyten, en alle de overblyfsels van velerhande wetenschappen, zo ‘er in u noch enige mogten overgebleven zyn, uit de geheugenisse uitwisschen; maar dan zult gy zelf tyd hebben om die wetenschap, met welker uithangborden gy opgepronkt zyt, te vergeten. (pp. 55-56)

Hoe moet Burman bij het uitspreken van deze rede regelmatig droef geglimlacht

hebben, terwijl af en toe hem het huilen nader stond dan het lachen. Gelukkig reikt

21 In dezelfde brief spreekt Graevius ook over de exemplarische functie van de geschiedenis, die

natuurlijk verwant is aan de functie van de Thesaurus als achtergronddocument (zie verderop).

Page 18: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 18

Burman de lezer, die het moet stellen zonder visuele aanwijzingen, al in het begin

van de rede de hand bij het interpreteren door het een satire te noemen:

Dat ik dit nu op een schamperen of satyrischen trant hebbe behandelt, zal niemant onder de geleerden qualyk nemen, die weten, hoe zeer die schryfwyze is altyd goedgekeurt, als van meerder vrugt en kragt zynde, dan dat meesterachtige kyven en schelden. (pag. 6)

Een satire heeft vaak iets komisch, en is niet uitsluitend droef, al kan de

vergankelijkheid van kennis of zeden natuurlijk een prima satirisch onderwerp

zijn. Daarom vermoed ik op basis van het slot van de rede dat Burman niet het

gevoel had dat het water de geleerdheid aan de lippen stond. Hij had mijns inziens

vooral een humoristische rede op het oog22. Hoogtepunt daarin is Burmans

afsluiting van de rede, waarin hij zich richt tot de ouders van studenten: zo die van

hun kinderen willen weten of hun duurbetaalde studie nog ergens goed voor

geweest is, dan kan iedere student mooi een demonstratie geven van zijn

vaardigheid in het dobbelen, drinken en dansen!

22 Von Martels (2005, pag. 193) legt uit dat met het vervliegen van het ideaal van de brede opleiding

in de humaniora en de afnemende interesse in praktische welsprekendheid ook aan de Letteren-

faculteiten de studentenaantallen dramatisch terugliepen. Zie voor die ontwikkeling onder andere

Heesakkers 1996, pag. 1001 ff.

Page 19: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 19

III. Doel en ontstaan

1. Thesauri

Al in de oudheid was het verzamelen van zoveel mogelijk kennis in één werk een

ideaal bij sommige auteurs. Hoewel het onmogelijk is om het begrip encyclopedie

te definiëren, kunnen we wel de encyclopedische traditie volgen (Ribémont 1997).

We zouden dan bijvoorbeeld kunnen aanvangen bij een van de bekendste

voorbeelden uit de oudheid, Plinius’ Naturalis Historia. In zijn

ligt de focus officieel op de natuur, dat is: de wereld om ons heen – maar meestal is

er min of meer lukraak kennis over van alles en nog wat in opgenomen23.

Maar buiten Plinius werk werden er in de oudheid meer pogingen gedaan om alle

beschikbare kennis op een gebied samen te brengen. Hoewel in de

geschiedschrijving het continuum van de tijd een andersoortig houvast biedt, past

Livius’ Ab urbe condita in zekere zin ook in de encyclopedische traditie. En vanuit

het perspectief van de Thesaurus Italiae is er ook zeker eer verschuldigd aan de

pater historiae Herodotus, waarmee we weer ruim vijf eeuwen vóór Plinius zitten;

in Herodotus’ werk vinden we immers de oercombinatie van gebieds- en gebeurte-

nisbeschrijvingen, van geografie en geschiedkunde. En dan is er in de encyclope-

dische traditie halverwege de oudheid en de tijd van onze Thesaurus natuurlijk de

verzameling middeleeuwse compendia, waarin voorop Isidorus van Sevilla (zie

ook hiervoor Blom 2004, pag. xviii, en Lewis 1964, pag. 90).

Technisch gezien lijken encyclopedieën en thesauri zoveel op elkaar, dat we ze hier

gezamenlijk beschouwen. Thesauri zijn vaak thematisch geordend; veel encyclope-

dieën zijn wel thematisch gefocust, maar alfabetisch geordend, net als lexica. Een

belangrijk verschil is wel dat de meeste encyclopedieën volledig geschreven zijn

door één auteur of een groep auteurs (Blom 2004, pag. 393), waar alle thesauri die

ik onder ogen heb gehad compendia waren. Het ideaalbeeld van encyclopediën is

dat ze ook een zekere samenhang vertonen en niet bloße Aneinanderreihungen zijn

– woorden die Dierse (1977, pag. 21) Johannes Comenius (1592-1670) in de mond

legt.

23 Zie voor Plinius met name P. Howe, “In defense of the encyclopedic method. On Pliny’s preface to

the Natural History”, in Latomus 44 (1985), pp. 561-576 en R. French & F. Greenaway (edd.),

Science in the Early Roman Empire: Pliny the Elder, his Sources and Influence, Londen 1986.

Page 20: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 20

a. Muratori

Het gaat bij encyclopedieën dus meer om een archetype dan om een praktische

definitie. Zo wordt ook de Rerum Italicarum Scriptores van Muratori als

encyclopedie aangeduid, terwijl het evengoed een compendium is. Dat werk is dé

grote navolger van Burmans Thesaurus als verzamelwerk over Italië. Luigi Antonio

Muratori uit Modena (1672-1750) wilde in zijn Rerum Italicarum Scriptores (1723-

1751) een geschiedenis van Italië als geheel verzamelen, die daarmee verder ging

dan een verzameling van afzonderlijke geschiedenissen van steden, families, ker-

ken en kloosters (Allocati 1962, pag. 13). Muratori begon dan ook niet bij Adam, de

Etrusken, de Grieken of de Romeinen, maar richtte zich voor het begrijpen van het

huidige Italië op de middeleeuwse wortels ervan.

Zijn werk onderscheidt zich in al die aspecten duidelijk van de Thesaurus. Een

bijzondere aandacht voor de middeleeuwen zien we in onze Thesaurus alleen in

intentie terug (zie III.4); de meeste opgenomen auteurs blijken toch maar al te

graag te beginnen bij mythische stichtingen van steden. En ook de aanpak van

Italië als geheel is in de Thesaurus fragmentarisch, met losstaande delen zonder

interne verwijzingen. Zelfs de voorwoorden leggen geen dwarsverbanden tussen

verschillende boeken, hooguit tussen verschillende werkjes binnen één boek (zie

III.3.c).

b. Encyclopédie

Onze Thesaurus verschijnt namelijk in een periode van overgang. Juist in de

achttiende eeuw gaat de nadruk op het bijeenbrengen en organiseren van

informatie over in het ordenen en filteren van informatie. Dat zien we aan die

Rerum Italicarum Scriptores van Muratori; dat zien we vooral ook aan de beroemde

Encyclopédie van Diderot en d’Alembert. De humanistische neiging tot verzamelen

culmineert en vindt zijn omslagpunt, zouden we kunnen stellen, in deze

Encyclopédie van Diderot uit de jaren 1751-1765. In dat belangrijke werk, dat met

beide benen in de Verlichting24 staat, zijn weliswaar de meeste artikelen in naam

nieuw geschreven, maar feitelijk gebaseerd op allerlei ouder geraadpleegd (en

soms geplagieerd) materiaal.25

24 Voor andere encyclopedieën van de Verlichting (o.a. Bayle) zie J. Jäger, “Enzyklopedie”,

“C: Aufklärung”, in DNP 13.

25 Er is een bescheiden, indirect verband tussen de Thesaurus en de Encyclopédie. In 1728 arri-

veerde een jonge Louis de Jaucourt (1704-1779), die in de laatste tien delen van de Encyclopédie

(vervolg op volgende pagina)

Page 21: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 21

Philipp Blom schrijft in zijn toegankelijke werk over deze Encyclopédie de

groeiende verzameldrift in de zeventiende en achttiende eeuw toe aan een combi-

natie van twee factoren (2004, pp. xvi-xxii). Allereerst is er de humanistische drang

ongeveer de helft van alle artikelen zou schrijven (Blom 2004, pag. 101), in Leiden vanuit

Cambridge. Hij bracht een aanbevelingsbrief mee van een hoogleraar uit Cambridge voor Burman:

Professor Burmann, a famous but affable man, who read the letter, turned a furious shade of red, and proceeded to chase the young men out of his room with a large stick. Louis and Théodore assumed that he had gone mad, but it later transpired that the letter they had been given had been an orgy of invective and insults against Burmann, a little exercise in British humour. (idem, pag. 105)

De Jaucourt kwam naar Leiden om er medicijnen te studeren, niet in de laatste plaats bij Herman

Boerhaave (1668-1738). Hij werkte er onder andere mee aan een grote catalogus van het

wetenschappelijk kabinet van ene Albert Seba (1665-1736), een project […] similar to the later work

on the Encyclopédie (idem, pag. 106). Bracht hij Leidse ideeën over het schrijven van thesauri en

encyclopedieën mee naar Parijs?

Het verhaal van De Jaucourt heeft overigens nog een nare draai te gaan voordat hij bij de ploeg

Encyclopedisten in Parijs belandt: hij werkt twintig jaar aan een grote medische encyclopedie,

waarvan het enige manuscript vergaat met het schip waarin het onderweg is naar zijn drukker in

Amsterdam...

Afbeelding III.1: Denis Diderot

Page 22: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 22

tot het verzamelen en catalogiseren van de nieuw verworven kennis; landen,

dieren, planten, wetenschappelijke ontdekkingen. In die beweging hoort ook de

grote liefde voor lijsten en overzichten van van alles en nog wat – Blom noemt zelf-

moorden, vadermoorden, maar ook handleidingen voor het kiezen en lezen van

antieke literatuur (pag. xx). Aan de andere kant is er volgens Blom ook een sociale

reden voor de hausse. De groei van de bourgeoisie, van de middenklasse die steeds

beter ontwikkeld is, en tijd heeft om te lezen, maakt dat de vraag naar lees-

materiaal, naar kennis, groeit. De middenklasse wil ontwikkeld worden, wil op de

hoogte blijven van de stand van kennis in de wetenschap; en wanneer de

wetenschap steeds sneller voortgang boekt, zijn uittreksels, overzichten en

compendia de oplossing (pag. xxii). Frank Kafker schrijft over Diderots

Encyclopédie dat die

appeared at a time when a flood of information caused Europeans to desire general encyclopedias as a means to understand their world. (Kafker 1994, pag. 389)

2. Wie zat achter de Thesaurus?

Wie kwam er eigenlijk op het idee van de Thesaurus? Wie coördineerde het project

– wie was de drijvende kracht erachter? Wie had zoveel in zijn mars dat hij

artikelen uit heel Europa bijeen kon sprokkelen (zie III.3.a) en kon zorgen voor een

ruime equipe om die artikelen te vertalen en bewerken (zie III.3.b en III.3.d)? Was

dat Vander Aa, die al eerder dergelijke projecten bij de kladden had gehad, onder

andere Gronovius’ Thesaurus antiquitatum Graecarum? Of was het Graevius, die

misschien het produceren van Thesauri een belangrijk wetenschappelijk doel

vond? Of misschien Burman, die tijdens de totstandkoming van de Thesaurus uit

de schaduw van Graevius stapte en zich een eigen plaats verwierf in de

wetenschappelijke wereld?

a. Was het Burman?

Ik acht het onwaarschijnlijk dat Burman de drijvende kracht achter de Thesaurus

was. In de inleiding die Vander Aa bij deel IV schreef, stelt de uitgever dat hij het

werk niet had kunnen afronden als hij niet geholpen was benigna manu atque

generoso animo virorum et dignitate et literis principum. Hij noemt daar weliswaar

vóór alle anderen Burman en legt uit hoe Burman op zijn verzoek (ad meas preces)

het werk overnam toen Graevius overleed. Maar dat Graevius het meeste werk al

gedaan had blijkt uit de formulering die Vander Aa daarna gebruikt: Burman

overzag

Page 23: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 23

totamque illam et immensam accessionem (XXXIX inplentem volumina) hujus operis, quod XLV absolvitur voluminibus,

en aanvaardde het werk. Op slechts zes delen na was al het werk dus afgerond26.

Dat betekent natuurlijk niet dat Burman, die immers een toegewijd leerling van

Graevius was, niet al geholpen kan hebben in een eerder stadium. Dat is zelfs zeer

waarschijnlijk. Niet alleen was Burman een van Graevius’ toegewijdste leerlingen,

het zou bovendien verklaren waarom Vander Aa juist Burman meteen benaderde

toen Graevius overleed, en waarom Burman meteen akkoord ging.

Het uitgeven van een Thesaurus verleende behoorlijke status. Graevius beleefde

zijn ‘finest hour’ met het uitgeven van de Thesaurus Antiquitatum Romanarum (zie

pp. 5 en 53)27. Richard Maber schrijft in zijn prachtige boek over de briefwisseling

die Graevius voerde met enkele andere geleerden (2005, pag. 12):

By the later 1690s Graevius had achieved a position of European pre-eminence, particularly among Latin scholars. This position was definitively established by his massive compilation of Latin inscriptions, the Thesaurus Antiquitatum Romanarum, which came out in twelve folio volumes at Leiden from 1694 to 169928. At the time of his death he was engaged on the even more remarkable compilation of the Thesaurus Antiquitatum et Historiarum Italiae […].29

Tegen Burman spreekt ook dat van hem niet bekend is dat hij over uitgebreide

internationale contacten beschikte – in tegenstelling tot Graevius (zie verderop). In

Burmans verzamelde gedichten (1746) komen bijvoorbeeld hooguit enkele

gedichten voor die zijn opgedragen aan niet-Nederlanders en verder niets; niet in

de funebria, niet in de miscellanea die opdrachtgedichten en epigrammen op

personen bevatten. Wel is er in Leiden een briefwisseling tussen Burman en de

26 Heesakkers (1996, pag. 1002) geeft in Der Neue Pauly een wat andere verdeling van de boeken

over Graevius’ en Burmans hoofdredacteurschap: hij verbindt Graevius’ naam aan tien boeken, en

Burman aan de andere 6 plus de catalogus. Dat aantal van zes onbtrekende boeken komen we in

deze inleiding van Vander Aa ook tegen, maar misschien is dat puur toeval. Een verschil tussen

beide rekenmethoden is in ieder geval dat Vander Aa het heeft over banden, terwijl Heesakkers op

delen (tomi) doelt.

27 Deze thesaurus werd ook bij Pieter vander Aa gedrukt, maar dan in samenwerking met François

Halma, die academiedrukker was in Utrecht, en later in Franeker. Halma was in sommige opzichten

de tegenpool van Vander Aa; hij was minder zakenman en meer geleerde. Zie Forrer (2005) voor

meer details over Halma.

28 Volgens het titelblad van het eerste deel samen met zijn broer Boudewijn (Baldwinus); in de

volgende delen staat echter Pieter Vander Aa alleen vermeld.

29 Hoewel Maber de Thesaurus Italiae even more remarkable noemt, gebiedt de eerlijkheid te

vermelden dat de Thesaurus Italiae dan weer niet genoemd wordt in het lofdicht dat Burman

schreef na Graevius’ dood (1746, III.9). Of was dat bescheidenheid van zijn kant?

Page 24: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 24

beroemde boekverzamelaar Antonio Magliabecchi bewaard, maar dat gaat van de

kant van Burman om enkele korte briefjes, waaruit geen diepgaande vriendschap

of zelfs maar een hartelijke verstandhouding blijkt. Op de precieze rol van

Magliabecchi komen we verderop terug (§III.3.a).

De eerste brief die in Leiden bewaard is, is gedateerd november 170030. Het is

duidelijk de eerste brief die Burman aan Magliabecchi schrijft, want hij opent met

een nederige aanhef, schrijvend aan de grote Magliabecchi, en verontschuldigt zich

vervolgens omstandig dat hij hem nu pas een brief schrijft, terwijl die al het een en

ander voor hem gedaan heeft, met name via Nicolaes Heinsius (die immers de

gezant van Christina van Zweden in Italië was – zie voetnoot 16).

De tweede brief, uit 1703, opent met de verontschuldiging dat hij wel vaker een

briefje aan Magliabecchi mee had kunnen sturen via zijn grote patroon Graevius, of

via een of andere bibliothecaris. Burman heeft in die brief een treurig bericht:

Graevius is overleden. Hij vertelt hoe Graevius, in het bijzijn van enkele vrienden

(waaronder Burman en Pontanus) ineenzakte, en vervolgt, na gepaste woorden

over het verlies, met het uitspreken van de hoop dat hij nog enig gebruik zal

kunnen maken van Graevius’ uitgebreide netwerk – netjes ingepakt: Non

contemnendam haereditatem me adiisse profitebor, si amicos et patronos, quos

Graevius habuit optimos, mihi conciliare liceat.

Ik concludeer dat Burman voor de dood van Graevius geen hechte band had met

Magliabecchi. In beide brieven heeft hij het over Heinsius’ Horatius- en

Ovidiusedities; blijkbaar had hij verder niet zoveel nering met de Florentijn.

Graevius is hun gemeenschappelijke vriend; Burman is hier nog jong (althans, 32

jaar oud). Hij had zelf nog weinig gepresteerd, en het is dus geen wonder dat zijn

contacten over de wielen van Graevius lopen. Helaas zijn er van na Graevius’ dood

geen brieven meer van de hand van Burman overgeleverd – althans, er zijn geen

afschriften in Nederland bewaard. Mogelijk zijn de originele, verstuurde brieven in

Italië nog te vinden. Van Magliabecchi aan Burman zijn echter wel tien brieven te

vinden, allemaal in het Italiaans31.

30 De brieven zijn te vinden in de UB van Leiden op de zaal Kostbare Werken onder BUR Q 20, map

‘Burman III’, folia 67-68 en 69-70.

31 Het gaat om brieven van juni 1705 (3 pp.), april 1700 (1 pag.), februari 1702 (2 pp. + 2 pp. die zo

te zien bijgeschreven zijn toen de brief nog niet verzonden was, en er nog iets toe te voegen viel;

aangezien de brief verzonden is toen Graevius al overleden was, is 1702 mogelijk een verschrijving

voor 1703), 2 september 1710 (1,5 pp. + 1 pag. toegevoegd), februari 1706 (1 pag., in belabberde

staat), 12 februari 1706 (1 pag., in matige staat), 10 november 1707 (1 pag.), maart 1706 (2 smalle

pp.), 16 oktober 1706 (3 pp.) en 2 september 1711 (1 pag.). Brief vier bevat een ontroerende

(vervolg op volgende pagina)

Page 25: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 25

b. Was het Vander Aa?

Een aantal argumenten spreekt daarentegen voor Vander Aa. Laten we die eens bij

langs gaan.

Vander Aa had ervaring met dergelijke projecten. Nog terwijl de drukkerij van

Vander Aa met de Romeinse Thesaurus bezig was, begon hij aan het drukken van

de eveneens twaalfdelige Thesaurus Graecarum Antiquitatum van Gronovius; dat

werk verscheen in de jaren 1697-1702. In de jaren 1703-1706 verscheen bij hem

een uitgave van de volledige werken van Erasmus. Zijn drukkerij had duidelijk een

grote capaciteit, en er werd in hoog tempo gewerkt aan het gereedmaken van de te

drukken teksten.

We kunnen aannemen dat het hem geen windeieren gelegd heeft; anders had hij

niet na de Thesaurus Antiquitatum Romanarum en de Thesaurus Graecarum

Antiquitatum nóg een Thesaurus uitgegeven. De Thesaurus Italiae overtrof de

andere twee in omvang – zelfs als we de delen over Sicilië niet meetellen is hij met

24 delen al net zo groot als de eerdere twee bij elkaar.

Voor het geheel werd dan ook een stevige prijs gevraagd; zo’n fl. 400,- tot fl. 440,-

(Van Eeghen 1978, pag. 191). “Het omrekenen van de oude geldeenheden naar

moderne prijzen is een vrij zinloze exercitie”, meldt een webpagina van de

Utrechtse Universiteit32. Ik zal dan ook geen poging doen, anders dan Hoftijzer

(1999) te citeren, die bovenstaande bedragen geeft, en daaraan toevoegt dat dit

“aanzienlijk meer dan het jaarinkomen van een Leidse wever” was (pag. 53). De

prijzen die tegenwoordig bij antiquariaten voor afzonderlijke delen van de

Thesaurus worden neergeteld zijn natuurlijk al helemaal onvergelijkbaar, maar als

passage, waarin Magliabecchi vertelt hoe een oogziekte hem kwelt – nota bene een oogziekte, het

ergste wat Magliabecchi kon overkomen, aangezien boeken zijn levenswerk waren:

È qualche tempo, che di Roma, dal Sig. Abase Fontanini, ebbi li insigne edizzione di Petronio, di V.Ill.mo, che è la medesima, con eccesso di bontà, e di cortesia, mi hà mandato a donare. Non le ne scrissi subito, che aspettavo che mi cessasse una acerba flussione negli occhi, che è molto tempo, che atrocemente mi tormenta, e che non mi lascio, ne leggere, ne scrivere, se non con dolere, e malissimo. Vedendo ho seguito ad affligermi, non hò voluto tardare, di così al meglio che posso, con quattro versi, avvisarne a V.Illmo la vice[…], e venderlene , col cuore, e con la penna, quelle maggiori grazzie, che sò, e che posso. Le giuro, che non hò poi parole, a ringrazziarla degnamente, dell’onore immortale, che V.Illmo. si è degnato di farmi, ed in due luoghi, della sua eruditissima ed elegantissima Prefazzione, assicurandola, che stimo la detta Prefazzione, e adesso mi cado facendo leggere, le sue eruditissime, e giudizziosissime Annotazzioni. Non potrei esprimere a V.Illmo. di quanto contento, e quanto grata, mi sia stata questa insigne […], e a se stesso, e a essere prezzioso dono, del suo dittissimo, e riveritissimo dà me Autore.

32 Christiaan Huygens Web, op www.phys.uu.nl/~huygens/conversion_nl.htm.

Page 26: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 26

we de €1800 die ergens gevraagd werd voor één deel33 vermenigvuldigen met 24

delen, komen we op €43.200 – misschien een mooi jaarinkomen voor een

beginnende textielarbeider.

Vander Aa lijkt een man te zijn die financieel gewin niet onbelangrijk achtte.. Dat

blijkt wel uit de bijzondere rol die copyrights oftewel privileges speelden in zijn

activiteiten. De Thesaurus als zijn melkkoe?

c. Privileges

Vander Aa was één van de eersten die copyrights nastreefde voor de werken die hij

uitgaf34. Al rond 1697 spande hij zich buitengewoon in voor het verkrijgen van een

privilege voor wat hij toen nog aanduidde als een Thesaurus antiquitatum &

numismatum Orientalium, Judaicarum, Graecarum, Italicarum, Sicularum,

Sardinicarum & Corsicarum. Zijn eerste aanvraag mislukte, door hevige protesten

van boekverkopers uit met name Amsterdam35. De Thesaurus ant. Graecarum,

waarvoor de eerste aanvraag (onder andere) bedoeld schijnt te zijn geweest,

verscheen vervolgens zonder privilege vanaf 1697. Maar in 1699 (een editie van

Erasmus) en in 1702 (het Grand Theatre Historique van Gueudeville) lukte het

Vander Aa wél een privilege te verkrijgen, schijnbaar zonder verzet, en dus

probeerde hij het nogmaals voor een Thesaurus eind 1703. Ditmaal lukte ook dat

alsnog; en vandaar dat de Thesaurus antiquitatum et historiarum Italiae van

Graevius met privilege gedrukt is; in december 1703 werd het verleend, en meteen

in 1704 verscheen het eerste deel.36

De strijd die Van der Aa voerde voor privileges op andere van zijn werken was

moeizaam – hij verloor ze vaak min of meer, en moest zich dan uiteindelijk met

minder tevreden stellen dan hij oorspronkelijke geëist had. Desalniettemin werd

door zijn toedoen de boete opgehoogd van 300 naar 3000 guldens37. Maar de

33 Deel 8-1, over Florence, dat op internet te koop aangeboden werd door IDEA Rare Maps (-

www.ideararemaps.com/ASP/Ruggy/ElencoAutore.asp?Lin=&A=Graevius%20G.). Prijzen van

€3500 komen echter ook voor.

34 Privileges werden wel al lang verstrekt voor bijvoorbeeld kaarten: zie bijvoorbeeld een tweetal

kaarten van Abraham Ortelius uit 1570 (cum privilegio) en 1589 (cum privilegiis Imp.&Reg.

Maiestatum nec non Cancellariae Brabantiae, ad decennium), te vinden in K. Nebenzahl, Mapping the

Silk Road and Beyond, Londen 2004, nos. 2.8 en 2.10.

35 Hoftijzer (1993), pag. 182.

36 ibidem, pag. 186.

37 Ten opzichte van de verkoopprijs van boven de fl. 400,- lijkt fl. 300,- nogal weinig. Bij de boete op

herdruk gaat het echter om afzonderlijke werken; en een overtreding van het privilege door het

(vervolg op volgende pagina)

Page 27: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 27

protesten namen langzamerhand af, en in later jaren kreeg hij zijn privileges

meestal zonder moeite. Er zijn ruim 20 privileges van hem bekend, meer dan van

enige andere boekverkoper.

In juni 1721 verkreeg hij zo privilege voor ‘verdere delen van de Thesaurus

antiquitatum et historiarum Italiae’; en het vierde deel, dat in 1722 verscheen,

heeft dan ook voorin een uitgebreid privilege afgedrukt, in het Nederlands, tussen

het sobere titelblad en het titelblad in gravurevorm. Het privilege is namens de

Staten van Holland ondertekend door W. van Wassenaer en Simon van Beaumont,

en het bevat bijna een hele kolom copyrightbepaling. Daarin wordt gesteld dat nu

(i.e. in 1721), bij het verschijnen van het vierde deel, alle te publiceren teksten

voorliggen, met uitzondering van enkele die uit het buitenland beloofd zijn, maar

nog niet aangekomen zijn; vervolgens

dat de Staten van Holland ende West-Friesland aangezien niemand Copyrecht hier te lande heeft voor een van de delen, Pieter vander Aa, Stads en Universiteyts Drucker tot Leyden octroyeeren voor vijftien jaar en een boete opleggen van drieduizend guldens (een derde voor den Officier, die den Calange doen sal, een derde voor de armen ter plaatse, en een derde voor Vander Aa). (Thes.: IV.1)

Er waren slechts met één werk problemen, en die resulteerden in een uitzonde-

ringspositie voor Sicilia numismatica van Philippus Paruta, een werk in het Itali-

aans, met platen, gedrukt te Lyon. Dat werk mocht, in het Italiaans, met alleen de

oorspronkelijke platen, herdrukt worden door eenieder.38 Het privilege gold voor

vijftien jaar; een betrekkelijk korte periode, maar zijn weduwe wist het later te

verlengen.

Als Vander Aa zakelijke motieven had voor de Thesaurus, dan diende het werk dus

een economisch doel. Dan heeft hij zich misrekend: zijn weduwe klaagt in 1736 dat

ze nog zoveel onverkochte exemplaren heeft liggen, en verkrijgt daarop verlenging

van het oorspronkelijk vijftienjarige privilege met nog eens vijftien jaar (zie de

privilegetekst voorin deel IV.1). De enige voorwaarde is dat ze binnen zes weken

een exemplaar van de Thesaurus naar de Universiteitsbibliotheek van Leiden

stuurt. Of had ook zijn weduwe alleen een zielig verhaal opgehangen, om het

privilege maar verlengd te krijgen?

d. Was het Graevius?

Vander Aa en andere uitgevers mogen dan belangrijke figuren geweest zijn in de

uiteindelijke totstandkoming van thesauri en andere verzamelwerk, het opsporen

hele werk te herdrukken komt daarmee op tienduizenden guldens, een bedrag dat in die tijd

waarschijnlijk zelden buiten de staatshuishouding voorkwam.

38 ibidem, pag. 190.

Page 28: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 28

en bijeenbrengen van de op te nemen werken is geen werk voor een boekdrukker.

In het geval van de Thesaurus Italiae was Graevius daarvoor de

hoofdverantwoordelijke. Hij wendde zijn kennis en zijn kennissen aan om

relevante werken te selecteren, op te sporen en naar hem toe te zenden. Zoals

Maber (2005) zo volledig beschrijft, nam Graevius uitgebreid deel aan de

République des Lettres, de internationale gemeenschap van per brief corresponde-

rende wetenschappers.

Graevius correspondeerde onder andere met Magliabecchi in Florence, een van de

grootste boekverzamelaars ooit, die we verderop nog enkele malen tegen zullen

komen. De Amsterdamse uitgever Pieter Blaeu had hen met elkaar in contact

gebracht.39 Graevius op zijn beurt bracht weer andere Nederlandse collega’s met

hem in contact40, en Magliabecchi op zijn beurt gebruikte Graevius om via hem te

communiceren met Nicolaes Heinsius41. Een van Graevius’ belangrijkste brief-

wisselingen was echter die met Gilles Ménage en Johann-Heinrich Wetstein42, waar

Richard Maber zich op concentreert. We zien in hun correspondentie de

gebruikelijke gunsten: Ménage stuurde aan Graevius presentexemplaren van

39 ‘Pieter Blaeu [...] divenne anche il canale attraverso il quale il Magliabechi potè instaurare rapporti

con gli intellettuali olandesi come, fra gli altri, Graevius, Gronovius, Francius e Tollius, con ciascuno

dei quali iniziò una fitta corrispondenza’, schrijven Mirto & Van Veen (1993, pag. 21), daarbij

refererend aan J. Targionio (ed.), Clarorum Belgarum ad Antonium Magliabechium nonnullosque

alios Epistolae, ex autographis e Bibliothica Magliabechiana, quae nunc publica Florentinorum est,

adservatis descriptae, Florence 1745.

40 Zoals bijvoorbeeld prof. Heyman uit Leiden, die zeer vergenoegd was met zijn aanbevelingsbrief

(Axon 1903, pag. 67).

41 Sylloges Epistolarum p. IV 686, brief 644, gedateerd 31-12-1680; Magliabecchi geeft een correctie

op Heinsius’ Vergiliuseditie door. Heinsius bezocht Italië regelmatig; Graevius vraagt hem

bijvoorbeeld om nieuws uit Italië voor hem mee te nemen (IV 695, brief 653, 3-12-1680): vale, vir

magne, me ama, & nova, quae ex Italia accepisti, mecum communica.

Nicolaes Heinsius is niet te verwarren met Daniël Heinsius, de raadspensionaris van Holland, die

ook contacten onderhield met Vander Aa. In 1709 schrijft deze Heinsius bijvoorbeeld op diens

verzoek een begeleidende brief aan Van Riebeeck bij het presentexemplaar van de aan de VOC-

ondernemer gewijde Voyage der Portugesen na Oost-Indië (Veenendaal (1976-2001), brief IX.1029

van 7-12-1709). Uit zijn brieven weten we bovendien ook dat hij een exemplaar kocht van de

Thesaurus van Griekse antiquiteiten voor f 179,13 – de eigenhandige kopie schrijft ‘ik vinde niet

onder de Thesaurus Graecaes (sic!) Antiquitatis het 6e en 8e tomus’ (Veenendaal brief IV.1158 van

11-11-1705 aan Van der Aa).

42 Wetstein of Wettstein (1649-1726) was uitgever en drukker in Amsterdam. Gilles Ménage (1613-

1692) een wetenschapper en literator in Parijs, berucht om zijn sarcasme, dat onder andere leidde

tot zijn verwijdering uit de Académie Française (bron: Encyclopedia Brittannica (191111)).

Page 29: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 29

boeken, Graevius verspreidde nieuwe boeken via Ménage, en onderling maakten ze

veelvuldig gebruik van aanbevelingsbrieven (ibidem, pp. 20-21).

Zulke contacten waren buitengewoon waardevol in het bijeenbrengen van

artikelen voor de Thesaurus. Bovendien was Graevius een gevestigd weten-

schapper. Zijn deelname aan het project maakte het gemakkelijk om medewerking

van buitenlandse wetenschappers te verkrijgen – er leverden bijvoorbeeld

verschillende Duitsers een bijdrage aan het vertalen en becommentariëren (zie

voetnoot 44).

e. Antwoord?

De beste sleutel tot de oplossing is als zo vaak in het werk zelf te vinden. Burman

schrijft in de inleiding tot tomus IV het volgende, wederom over het moment

waarop hij benaderd werd om het werk over te nemen van de overleden Graevius

(met mijn onderstreping):

Auctores, qui in hanc priorem partem conjecti sunt, erudita praefatione commendavit Celeberrimus Perizonius, quo etiam defuncto ad me itum fuit, ut de reliquis hujus operis voluminibus cum Lectoribus agere vellem. Diu certe dubitavi, an has partes mihi imponi paterer, cujus nullae fuere in congerendo vel disponendo Thesauro, qui maximam partem jam a Cl. Graevio descriptus, & insigni industria, & diligentia a Petro van der Aa, capto per totam Europam cum Viris, dignitatibus & eruditione illustribus, concilio, auctus erat. Sed ne deessem publicae utilitati, & sine exemplo ad conquirendos ex omnibus bibliothecarum angulis libros & libellos sollerti Bibliopolae, hanc subterfugere nolui molestiam, nec, qui duorum in literarum cultu & studiis Virorum principum, Graevii & Perizonii, vices in Academiis nostris exceperam, potui hanc ab illis relictam provinciam detrectare.

Mijns inziens kunnen we vier dingen afleiden uit deze passage.

1. In de eerste plaats erkent Burman eerlijk dat in eerste instantie Perizonius

Graevius’ opvolger was geworden43. Perizonius overleed in 1715. Burman laat

in het midden door wie hij zelf vervolgens gevraagd werd (‘itum fuit ad me’).

Zou dat door Vander Aa geweest zijn? Of door Perizonius, al voor zijn

overlijden?

2. In de tweede plaats lijkt deze tekst te zeggen dat Graevius omschrijvingen

leverde – ‘[Thesaurus] descriptus erat’. Moeten we daaronder de voorwoorden

verstaan? Of bedoelt Burman dat Graevius al een opzet voor het hele werk had

gemaakt en al had geselecteerd welke werken in de Thesaurus opgenomen

zouden gaan worden?

43 Jacob Perizonius had zich in 1703 nog kritisch uitgelaten over Burman, toen deze Graevius

opvolgde in Utrecht; maar uiteindelijk wordt Burman ‘toch door Perizonius het meest geschikt

bevonden [...] zijn opvolger in Leiden te worden’ (Meijer 1971, pag. 195).

Page 30: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 30

3. Ten derde zien we, dat Burman de Thesaurus een zaak van publiek nut achtte

(‘publicae utilitati’); dat kunnen we goed lezen in samenhang met zijn

beschouwingen in de inleiding van boek IV over het doel van het werk,

waarover hierna meer.

4. Tenslotte staat er eerst dat Vander Aa het zoekwerk deed (‘a Petro van der Aa

capto per totam Europam’), maar meteen daarna dat Vander Aa dat niet alleen

deed: Burman zet zich evenzeer in ‘ad conquirendos...libros...sollerti

Bibliopolae’, oftewel om ‘voor de schrandere boekverkoper boeken bijeen te

zoeken’. Sterker nog, ik denk dat ook Vander Aa en Burman de klus niet alleen

klaarden. De meewerkende wetenschappers maakten ook allemaal deel uit van

de République des Lettres, en ze zullen allemaal hun kanalen aangesproken

hebben.

Wat concluderen we nu uit deze kluwen van relaties? Vander Aa had duidelijk een

coördinerende functie; Graevius had duidelijk de reputatie, de grote naam; Burman

deed misschien uiteindelijk het meeste werk. Laten we het erop houden dat de

productie van de Thesaurus niet tot standgekomen was als ze er niet alle drie

waren geweest.

3. Ontstaan

Voor het samenstellen van de Thesaurus was een ongelooflijke hoeveelheid

materiaal nodig. Dat is de voornaamste aanwijzing voor Graevius’ spilpositie in het

ontstaan van het werk, zoals we hierboven zagen. Hoe kwam Graevius dan aan zijn

materiaal? Helaas staat daarover weinig in de handvol grote inleidingen in de

Thesaurus. De korte inleidingen van Vander Aa bij individuele werken (zie III.3.c)

bevatten wel regelmatig korte opmerkingen. Zo is bijvoorbeeld in deel VII.1 bij

Hippolyti Angelerii, de Antiquitate Urbis Atestinae liber, cum animadversionibus & emendationibus F. Alexandri Burgos, Messanensis, in Academia Patavina Philosophiae & Historiae Eccelsiasticae Professoris. Nunc primum ex MSS editus. (Burgos, qui Antiquitatis hujus nobis benignissime transmisit Apographum)

een briefje te vinden aan Vander Aa. Burgos opent zijn briefje met:

Fidem meam libero, vir honestissime: Ecce tibi apographum Hippolyti Angelerii de Antiquitate Urbis Atestinae. Illud quanta potui diligentia, & sane labore improbo descriptum est ex duobus Manuscripties Codicibus, quorum unum reperi in Bibliotheca mea, alterum ab amico accepi ex domo Loniga.

Hierop volgt een opsomming van de verschillen tussen de versies en de

verbeteringen die Burgos aan heeft gebracht. Hij gaat verder:

Page 31: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 31

Haec sunt, quae in Angelerio notanda putavi: de quo satis… Susceptum a te consilium edendi Corpus Scriptorum de Rebus Italicis, Dominus Ascanius Varesius, Abbas Canonicus Lateranensis, Vir Doctissimus & Amicissimus, vehementer probat; probantque omnes, qui Italici Nominis Gloriam amant, praesertim quod nonnullorum ex his Historicis penuria laboramus, & rara admodum sunt, & non nisi in insignioribus Bibliothecis visenda quorumdam exemplaria… Haec de Opere, quod meditaris, opportune tibi dicenda putavi, quae aequi, bonique consulas… Vale. Patavio pridie Kal. Martias M. DCC. XXI.

Vrij geparafraseerd: het gerucht zingt rond dat Burman werkt aan een mooie

collectie, en zoals Burgos het beschrijft zien we hoe in Padua allerlei

wetenschappers hun bureaulades doorzoeken op zeldzame maar interessante

werken, om er een afschrift van naar Leiden te sturen!

In de grote inleidingen die we in sommige boeken aantreffen (zie I.2.a) wordt wel

een groot aantal wetenschappers bedankt. In het eerste deel dat Burman uitgaf,

deel IV, dankt hij in de inleiding als aanvulling op eerdere dankwoorden van

Graevius bijvoorbeeld Siwart Haverkamp, Alexander Duker, Johan Laurens van

Mosheim en een zekere Abraham Preiger44, die hadden geholpen bij het

verzamelen, vertalen en becommentariëren – suppeditare, vertere et illustrare notis

suis eruditissimis. Dat zijn drie essentiële stappen, die we hier stuk voor stuk bij

langs zullen gaan.

a. Verzamelen

De gebruikelijke aanduiding voor de wereld van de geleerden in de 18e eeuw is de

beroemde Republique des Lettres. Ondanks de moeizame verbindingen over land

en over zee, ondanks godsdiensttwisten en politieke oorlogen, bloeide de

44 Sigebertus Havercampus komen we verderop nog tegen. Hij werd geboren in Leeuwarden in

1684, en overleed in Leiden in 1742. In zijn jongere jaren was hij predikant in Stad aan ’t

Haringvliet op Overflakkee; in 1720 werd hij lector Grieks in Leiden, en het jaar erna al hoogleraar

Grieks. Vanaf 1724 was hij daarnaast hoogleraar welsprekendheid en geschiedenis. Het NNBW

noemt zowaar expliciet dat hij vertalingen uit het Italiaans leverde ‘voor den Thesaurus Rerum

Italicarum’. Haverkamp was een protégé van Burman, die achter de benoeming tot hoogleraar in

1721 zat – daarmee voorkwam Burman dat Tiberius Hemsterhuis die plek kreeg (Van der Aa 1852-

1878 s.v. Haverkamp).

Van Alexander Dukerus, Jo. Laurentius Moshemius en Abraham Preigerus, die alle drie optraden als

bezorgers van verschillende tekstedities, is minder bekend. Mosheim was net als Graevius een

Duitser; hij was Luthers theoloog en historicus, geboren Lübeck 1693, overleden Göttingen 1725. Ik

heb geen bewijs aangetroffen dat hij in Nederland gewerkt heeft; de kans is groot dat men met hem

en misschien vele anderen vooral via brieven contact onderhield. Ook Morettus komt niet voor in

de Nederlandse biografische woordenboeken (zie Berend Wispelwey (ed.), Biografische Index van

de Benelux, 2e druk München 2003), waaruit ik concludeer dat ook hij geen Nederlander is.

Page 32: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 32

correspondentie tussen men of learning verspreid over het hele continent.

Preciezer gesteld: briefwisselingen bloeiden eigenlijk zelfs vanwége de soms

moeizame omstandigheden. Aan de ene kant waren er de risico’s van het zelf

reizen; aan de andere kant de drang naar meer kennis, de voorraad gedrukte

boeken die smeekte verspreid te worden in allerlei landen, en veel geleerden

werkten over de grens maar wilden de banden met hun moederland niet

verbreken. Fabrizio Lomonaco schrijft treffend (1990, pag. 42):

La lettera, espressione tangibile di collaborazione scientifica, diventa, infatti, uno strumento efficace per la diffusione di notizie letterarie, scientifiche ed erudite, per lo scambio di utili favori, quali la collazione di manoscritti o la consultazione e la copia di codici originali [...].

Graevius is een goed en redelijk gedocumenteerd voorbeeld van zo’n ‘bewoner van

de republiek der letteren’45. Als Duitser had hij enige tijd aan Duitse instituten

gewerkt, toen hij naar Nederland kwam – eerst naar Deventer, later naar Utrecht.

Hij correspondeerde met Wetstein, die hij kende uit die tijd, en met Pierre Huet

(1630-1721), die hij hielp met het drukken van boeken46.

De andere beroemde spil in de 18e-eeuwse geleerde wereld, naast het fenomeen

van de brief, is één persoon: Antonio Magliabecchi (1633-1714). Dicono che sia un

libraio fra gli eruditi, ma ognuno fa il pane con sua farina – hij was dan weliswaar

slechts een bibliothecaris, zegt men, maar iedereen bakt met zijn meel (Axon

1903). Hij vervulde een dubbelfunctie: hij bezat aan de ene kant heel veel boeken,

waar hij zijn huis volledig mee vol had gestouwd47, en aan de andere kant had hij

45 De documentatie ten aanzien van bijvoorbeeld de activiteiten van Johannes Fredericus Gronovius

(1611-1671, niet te verwarren met zijn zoon Jacob Gronovius (1645-1716), auteur van de

Thesaurus Graecarum) is nog beter, en hij lijkt een van de meest productieve briefschrijvers te zijn

geweest. Lomonaco (1990, pag. 43) geeft de volgende indrukwekkende getallen:

Er zijn 5153 brieven bekend van Gronovius, waarvan 1836 van hem afkomstig zijn en de andere

3317 aan hem gericht. Het gaat totaal om 566 correspondenten, waarvan de drie meest in het oog

springende Heinsius (539 stuks), Saumaise (217) en Graevius (179) zijn. 195 Brieven zijn in het

Duits, 179 Frans, 75 Nederlands, 20 Italiaans, 4 Grieks, 1 Engels; de rest (±4679) is in het Latijn.

Van de brieven van Gronovius aan Heinsius en aan Saumaise is een groot deel te vinden in Burmans

Sylloges epistolarum. (Lomonaco heeft als bronnen met name Møller 1744, pp 219-220, en P. Dibon,

H. Bots & E. Bots-Estourgie, Inventaire de la correspondance de Johannes Fredericus Gronovius,

(1631-1671), Den Haag 1974)

46 Zie Van Veen & McCormick (1984), pp. 93-95, 105, 107-110 en 112-113.

47 Graevius vermeldt bijvoorbeeld dankbaar in een voorwoord van een van zijn tekstedities (te

vinden in Graevius 1713, no. XII) dat hij een boek van Antonius Majoragins, quas frustra quaesieram

in celeberrimus bibliothecis, tenslotte van Magliabecchi ten geschenke had gekregen.

(vervolg op volgende pagina)

Page 33: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 33

een netwerk waardoor hij aan alle moeilijk vindbare boeken kon komen die een

geleerde maar wenste. Zo kon hij zelfs mensen van advies dienen die nog niet

wisten welk boek ze zochten. In veel brieven geeft hij dan ook subtiele tips welke

alternatieve edities en bronnen een schrijver nog ontgaan zijn48. Beide functies,

kunnen we stellen, zijn van groot belang bij het samenstellen van een

veelomvattende Thesaurus.

Helaas valt er wel iets af te dingen op dit mooie verhaal van zeldzame

manuscripten en eerste edities. Gebruikten Graevius en Vander Aa namelijk wel

zeldzame, onuitgegeven werken? Een voorbeeld.

In boek IX.6 is een beroemde dialoog van Benedetto Accolti opgenomen: de

Dialogus de praestantia virorum sui aevi. Sui aevi was in de tijd dat de Thesaurus

uitkwam alweer enige tijd geleden; Accolti leefde van 1415 tot 1466. (Realiseren

we ons dat er dus een vergelijkbare tijdspanne ligt tussen het schrijven van

Accolti’s Dialoog en het verschijnen van de Thesaurus als tussen het verschijnen

van de Thesaurus en heden). Het werk is in feite een voorloper van de latere

Querelle des anciens et des modernes49, en neemt de antieke tegenstelling tussen

imitatio en aemulatio weer op.

Wat kan nu de reden geweest zijn om dit werk toch op te nemen, ondanks zijn

hoge leeftijd? Het gaat niet direct over Italië, al waren veel van de excellente

mannen die Accolti voor ogen had wel Italianen. Accolti’s Dialogus was ook

verkrijgbaar in de bibliotheek van Leiden50, dus daar lijkt geen reden te zijn om het

werk te herdrukken. Maar zie: welke editie is het dan die te verkrijgen is in de

Nederlandse bibliotheken? Een nieuwe teksteditie, zojuist verschenen te Parma in

1691, verzorgd door niemand minder dan Antonio Magliabecchi. Zou het nu niet zo

De voorraad boeken die Magliabecchi bezat, werd na zijn dood conform zijn testament een

openbare bibliotheek – de voorloper van de Nationale Bibliotheek van Italië (M.M. Goggioli, La

Biblioteca Maglabechiana: Libri, uomini, idee per la prima biblioteca pubblica a Firenze, s.l. 2000).

48 Bijvoorbeeld in brief no. 4 aan Burman, gedateerd 2 september 1710 (waaruit ik ook citeerde in

voetnoot 31 hierboven): Nel farmi leggere la sua bellissima Prefazzione, hò osservato, che Vs. Illmo

non hà veduto, il Petronio del Bourdelozzio. Se io l’avesti saputo, le avrei mandato il mio esemplare,

avendolo nella mia povera libreriuola (sic!). Il seguente è il titolo del Libro, che manderò a Vs. Illmo.

ad ogni suo cenno […].

49 Black (1985) geeft in het laatste hoofdstuk een uitgebreide beschrijving van de Dialogus; zijn

interpretatie van Accolti is echter niet boven alle twijfel verheven (zie bijvoorbeeld de recensie van

Riccardo Fubini in The Journal of Modern History, 1988 (60) no. 2, pp. 395-397).

50 Tegenwoordig is er ook een exemplaar in de bibliotheek van Maastricht, die destijds nog niet als

universiteitsbibliotheek bestond.

Page 34: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 34

kunnen zijn dat juist de beschikbaarheid van zo’n nieuwe editie de gelegenheid

bood om een werk op te nemen? Die Italiaanstalige editie was in Nederland

natuurlijk niet zo toegankelijk als een Latijnse versie zou zijn (zie hieronder); en

Magliabecchi had vast geen bezwaar tegen een ruimere verspreiding van zijn

editie, ook al kreeg Vander Aa de copyrights op de Latijnse versie in de Thesaurus.

Het zou onkies zijn om de samenstellers van de Thesaurus te betichten van

gemakzuchtig haastwerk – iets waar Plinius regelmatig van beticht wordt: de

Oxford Classical Dictionary51 schrijft van

the fact that when he can be checked against the original (as with Theophrastus, for instance), he not infrequently garbles his information through haste or insufficient thought

maar een zeker pragmatisme kan de samenstellers mijns inziens wel toegeschre-

ven worden. Ongetwijfeld was dat onontbeerlijk om zo’n groot project überhaupt

tot stand te brengen.

Onuitgegeven werken publiceren was dus niet het hoofddoel van de Thesaurus.

Het werk had meer een functie om een breder basisrepertoire aan bestaande wer-

ken te ontsluiten. Burman stelt daarover in de inleiding tot deel IV dat de meeste

bibliotheken slechts een klein deel bezaten van de in de Thesaurus verzamelde

werken. Dat gold zowel voor de universitaire als voor private bibliotheken. Die

toestand zag je terug in de literatuurverwijzingen in boeken: er werd volgens

Burman vaak verwezen naar een handvol telkens dezelfde bronnen – waarvan er

dan ook nog eens te weinig gedrukt waren, of die te lang geleden verschenen en nu

al met een laag stof bedekt waren (Thes.: IV.1). Die kwestie brengt ons bij de

volgende activiteit die Burman noemt: vertere.

b. Vertalen

Een van de reden dat er vaak uit dezelfde werken geciteerd werd, zoals Burman

klaagde, is dat er in zijn tijd nu eenmaal minder geschreven werd dan we in de

21e eeuw gewend zijn. Een andere reden is dat er minder boeken onder

handbereik waren, doordat de oplages klein waren en de meeste bibliotheken niet

de middelen hadden om aan alle mogelijke boeken te komen – de reden dat de

persoon en bibliotheek van Magliabecchi zo uitzonderlijk waren. Maar een derde

reden is dat veel werk niet geschreven werd in de lingua franca Latijn, zoals ook

51 "Pliny (1) the Elder", in S. Hornblower & A. Spawforth (edd.), The Oxford Classical Dictionary,

Oxford 2003; toegang via Oxford Reference Online (http://www.oxfordreference.com/views/-

ENTRY.html?subview=Main&entry=t111.e5133).

Page 35: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 35

hedentendage niet-Engelstalige werken in sommige wetenschapsgebieden aan

dovemansoren gericht zijn. Het vertalen van werk uit de volkstaal naar het Latijn

was gebruikelijk in heel Europa (Grant 1954). Peter Burke noemt bijvoorbeeld

Galileo en Newton, die beide hun latere werken in hun eigen taal schreven – zij

konden erop vertrouwen dat er snel genoeg iemand zou opstaan om hun werk

naar het Latijn te vertalen (2005, pag. 7). Minder grote auteurs konden daar

natuurlijk niet voetstoots vanuit gaan. De Thesaurus had dus een extra functie, in

de zin dat hij Latijnse vertalingen bevatte van een groot aantal werken, die zo

toegankelijk gemaakt werden voor een breder publiek.

Kennis van het Latijn was alomtegenwoordig in Nederland onder degenen die

enige opleiding hadden genoten52. Hoe het stond met de kennis van andere talen is

moeilijk te zeggen. Magliabecchi schreef bijvoorbeeld zijn brieven in het Italiaans,

zonder zich daarover te verontschuldigen; van Anthonie van Leeuwenhoek (1632-

1723) is bekend dat hij, de zoon van een ambachtsman, alleen Nederlands las, en

het Engels nauwelijks beheerste (Ruestow 1984)53. Maar het Latijn was wel op zijn

retour. In de loop van de achttiende eeuw verloor het zijn positie aan de

universiteit (Waquet 2001, pag. 26 et passim). In de wereld van het gedrukte

woord liet de zeventiende eeuw daar al de voortekenen van zien. Françoise

Waquet analyseert

Analysis of the data in the Catalogue of Seventeenth-Century Italian Books in the British Library shows that the vernacular then became heavily predominant, with the percentage of Latin titles dropping below 30 per cent for the whole century. (2001, pag. 82)

In een tijd dat het Latijn voor iedereen nog een vanzelfsprekendheid was, bereikte

een Thesaurus met naar het Latijn vertaalde werken derhalve een groot publiek. In

de 18e en 19e eeuw zou dat veranderen – talen als Frans, Duits en Engels namen

die rol van het Latijn over.

52 De leerlingen van middelbare scholen hielden bijvoorbeeld in Amsterdam en in Groningen rede-

voeringen in het Latijn (zie Waquet 2001, pag. 22, die verwijst naar M. Spies, “Amsterdam School-

Orations from the Second Half of the 17th Century”, in Lias, 1995 (22), pp. 99-118, en voor

Groningen onder andere Z.R.W.M. von Martels, “De Groningse Latijnse school aan de beginperiode

van de universiteit”, in A.H. Huussen (ed.), Onderwijs en onderzoek: studie en wetenschap aan de

academie van Groningen in de 17e en 18e eeuw, Hilversum 2003, pp. 9-30).

53 In latere jaren stond hij echter uitgebreid schriftelijk in contact met de Engelse Royal Society, en

werd hij daarvan zelfs fellow (1680), dus we kunnen aannemen dat hij tegen die tijd zijn

talenkennis verbreed had.

Page 36: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 36

c. Becommentariëren: de voorwoorden van Vander Aa

Het schrijven van een voorwoord behoorde ook tot de vaste taken van de bezorger

van een opgenomen werk, en het is in die voorwoorden dat we het meeste te

weten komen over hun werk. Sommige van de boeken hebben een uitgebreid

voorwoord, waarover ik in I.2.a sprak. Maar ook ieder afzonderlijk werk wordt

voorafgegaan door meerdere inleidende teksten. De standaardvolgorde is:

een voorwoord c.q. aanbeveling van Vander Aa

een voorwoord van de bezorger

lofdichten op de auteur, of soms specifiek op het werk

het voorwoord c.q. de opdracht van de auteur.

Vander Aa schrijft vaak een standaardtekstje. Kijken we bijvoorbeeld in deel VII.2

naar het eerste werk, over Faenza (niet ver van Rimini). Op het voorblad staat de

volledige titel-met-reclame:

Petrus Maria Kavina, Faventia Rediviva seu Descriptio Historico-Geographica regionis ac civitatis Faventiae antiquissimae. (Editio novissima, priori nitidior ac emendatior.)

De zakenman Vander Aa laat natuurlijk niet de gelegenheid voorbijgaan alvast op

het titelblad te vermelden dat deze editie (de ‘recentste’, allicht) mooier en

foutlozer dan de vorige is. In zijn eigen voorwoord, dat zo model kan staan voor

het merendeel van zijn aanbevelingen, herhaalt hij die claim. De vaste inhoud van

zijn voorwoorden is borstklopperij van Vander Aa dat hij:

fouten uit de eerdere editie(s) gehaald heeft;

een index toegevoegd heeft;

het werk in mooie letters gedrukt heeft;

vaak ook de eigennamen nog gemarkeerd heeft;

en de bladzijdenummering van zijn bron in de marges vermeldt.

In het voorwoord bij de tekst van Kavina volgt na de gebruikelijke groet aan de

lezer en een korte aanbeveling de volgende tekst:

cum vero perrarus esset iste libellus, consultum

duximus iterum praelo illum subjicere, in tui necnon

omnium Virorum doctorum commodum; ut autem haec

nostra Editio nitidior ac emendatior priore prodiret, usi

sumus charta puriori typisque elegantioribus; nomina

propria Auctorum, regionum, urbium, fluviorum,

montium, &c. quo melius faciliusque ab aliis distingue-

rentur, imprimi curavimus characteribus vel litteris

Curvicis seu Italicis, ut vocant in Officinis Typographicis;

plurima vitia, quae in priori Editione irrepserant,

sustulimus in hacce nostra; & tandem singulas paginas

Aangezien dit boekje echter zeer zeldzaam was, hebben

we besloten het opnieuw te drukken tot gemak van u

en alle geleerden; maar opdat onze editie mooier en

foutlozer dan de vorige zou zijn, hebben we gebruik

gemaakt van beter papier en mooiere letters;

eigennamen van auteurs, gebieden, steden, rivieren,

bergen etc. hebben we cursief gezet (of Italiaans, zoals

dat in drukkerijen heet) opdat ze beter en makkelijker

van andere woorden onderscheiden kunnen worden.

Zeer vele onnauwkeurigheden die in de eerdere editie

geslopen waren hebben we in de onze rechtgezet; en

Page 37: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 37

prioris Impressionis ad marginem hujusce apposuimus,

ut unusquisquie possit illas inter se conferre, quando

citantur ab Auctoribus. Vale, & fave

tenslotte hebben we de paginanummers van de vorige

druk in de marge van deze gemarkeerd, zodat eenieder

de edities onderling kan vergelijken, wanneer er door

andere auteurs naar verwezen wordt. Gegroet!

In hetzelfde deel benadrukt Vander Aa min of meer dezelfde punten in zijn

inleiding bij fragmenten uit De Rebus in Civitate Firmana Gestis van Franciscus

Adamus, (uitgegeven in Rome 1591 bij Ascanius en Hieronymus Donangeli). Hij

weet het daar in een nog mooiere vorm te gieten:

Ratio autem, quare haec Fragmenta typis de novo

dederimus, fuit, quod de his rebus pauci admodum

scriptores extent, quae causa etiam fuit, ut, licet nulli

labori ac sumptibus parceremus, vix ac ne vix quidem

ea obtinere potuerimus. Quid autem in excudendo a

nobis sit praestitum, brevibus exponemus. Primum

Immunitates, & Privilegia ab Imperatoribus *…+

Characteribus a contextu diversis imprimi curavimus;

Idem observavimus in nominibus propriis & notatu

dignis. Deinde *…+ mendaque quantum licuit,

sustulimus, nonnullasque variantes lectiones in allegatis

locis ad marginem adjecimus. Porro etiam paginas

supra memoratae Editionis in Extremitatibus Nostrae

addidimus. Denique uberrimum rerum notabilium

Indicem confecimus, & adnexuimus. Hoc exegit

nostrum, tuum erit, haec Fragmenta gaudenti

libentique animo pervolutare, ac humaniter praeterea

perspicere meum rei literariae juvandae incredibile

desiderium, cum omnes mei labores & opera solum

reipublicae literariae commoda perpetuo spectent.

Vale.

De reden dat we deze fragmenten opnieuw uitgegeven

hebben, is dat er over dit onderwerp nogal weinig

beschikbaar is – zo zeer, dat wij er zelfs nauwelijks en

(soms) zelfs niet nauwelijks aan konden komen, hoewel

we kosten noch moeite gespaard hebben. Maar ik zal

kort uiteenzetten wat ik het allerbelangrijkst vind bij

het drukken. In de eerste plaats heb ik de vrijstellingen

en privileges die we verkregen hebben [...] in een

afwijkend lettertype laten zetten; datzelfde heb ik

gedaan met eigennamen en andere opvallende zaken.

Vervolgens hebben we [...] ook zoveel mogelijk fouten

verwijderd, en enkele alternatieve lezingen ter plaatse

in de marge toegevoegd. Voorts hebben we de

bladzijdenummers van de hierboven genoemde editie

opgenomen in de de marges van de onze. En tenslotte

hebben we een uitvoerig zaakregister opgesteld en

bijgevoegd. Dat was ons deel; het uwe zal zijn om deze

fragmenten vreugdevol en gewillig ter hand te nemen

en bovendien op menselijke wijze mijn enorme

verlangen om de letteren te helpen te doorzien; want al

mijn inspanningen en werken hebben slechts

voortdurend het ondersteunen van de Republiek der

Letteren op het oog.

Maar terug naar het werk van Petrus Maria Kavina. Na het voorwoord van Vander

Aa komt de epistola dedicatoria van Kavina aan marchioni Rodulpho Spadae,

gevolgd door een korte inhoudsopgave ‘Ad Lectores’, een achtregelig epigram van

ene Carolus Andrea Sinibaldus ad Kavinam de editione sui libri de Faventia

Rediviva54, en tenslotte een uitvouwkaart van meer dan twee foliën breed, waarop

54 Het epigram is niet heel interessant:

Quid poscat pietas, patriae quae debita calles

Magnanimoque tuus foenore solvit amor.

Ex uteri tenebris ad coelum te eruit illa,

(vervolg op volgende pagina)

Page 38: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 38

niet zozeer Faenza zelf staat afgebeeld, als wel het hele gebied van de Apennijnen

tot Ravenna. Het werk eindigt met een index, waarover Vander Aa niet schreef –

mogelijk maakte de index al deel uit van de eerdere druk55.

De rest van deel VII.2 wordt gedomineerd door polemische teksten over de

Rubicon. We vinden hier dan ook (verder vrij zeldzame) verwijzingen naar andere

teksten uit dezelfde band in de voorwoorden van Vander Aa. Hij schrijft

bijvoorbeeld in een praefatiuncula bij een werk van Gabriel Naudé:

Posteaquam Dissertationes Jacobi Villanii & Vincentii de Rubicone Antiquo publici juris de novo feceram, ubi Rubiconem fluvium Ariminum dicit esse suum, Caesena suum vindicat: a quodam valde Docto Exercitatio Gabrielis Naudaei […] mihi offerebatur … Propterea orbi literato me non male consulturum duxi, si Exercitationem hanc quoque imprimendo repeterem, praesertim cum valde rara, & in paucorum manibus teratur.

d. Becommentariëren: voorwoorden van bezorgers

Als we kijken naar de inleidingen van de bezorgers, dan vinden we daar

vanzelfsprekend meer inhoudelijk commentaar. Laten we eens een vrij willekeurig

voorwoord bekijken, wederom uit deel VII.2. Ditmaal gaat het om een tekst van

Philippus Antoninus over de stad Sassina in Umbrië, tegenwoordig het dorpje

Sarsina in Emilia-Romagna – de geboorteplaats van Plautus, cujus cum Vetustas &

Fata, tum Marmora Antiqua, atque alia Monumenta, Publica & Privata, eruuntur.

Latinitate donavit Sigebertus Havercampus, Qui & Praefationem, & Indices, Notasque

adjecit.

Haverkamps inleiding kunnen we als volgt analyseren:

Saffinam, cum alia multa, tum natus ibidem Plautus, ille

facetus Togatae Gentis alter Aristophanes, egregie

nobilitavit. Ex quo, sicut famam satis nobilem nactus

est, ita experta tamen est talem, qui jocis suis plebem

potius Romanam oblectaret, quam de Patria sua quid

memorabile posteritati proderet. Nam sane, sicut ista

Saffina in historische context.

Illam tu e tenebris eruis arte pari.

Quod dedit illa tibi, rapient volventibus annis

Tempora, & immiti Parca severa colo.

Quod das, Petre, illi, Lachesin & tempora vincet;

Inque tuo vivus munere semper eris.

55 De index is vrij beknopt. Hij is opgezet op een in de Renaissance wel vaker gebruikte manier, die

we tegenwoordig niet meer zo kennen: niet alleen eigennamen en steekwoorden zijn opgenomen,

maar de index bestaat grotendeels uit vraagzinnetjes en beweringen. Een korte greep:

Taurobolium quid? / Thesali Ravennam non condiderunt / Triangulus camporum Italiae /

Triangulus ejus limites externi / Triangulus ejus basis, & latera / Tribui qui adscripti?

Page 39: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 39

quidem aetate recenti adhuc Umbrorum virtute,

Pisonisque clara audacia, qui Annibalem ultro petere

ausus fuit, in ore omnium satis nobile erat Municipium

ita tractu temporis, quo omnia in tenebras projiciuntur,

suis ipsa incolis, exiguo numero, si ad veterem respicias

felicitatem, satis ignorata fuit.

Nobili itaque ausu, a Patria sua sibi Nomine indito,

Philippus Antoninus, Patrae etiam suae gloriosum

extollere Nomen voluit. In hoc an illum vel vires vel

fortuna defuerint, vix inspecto opere facile Aequus

Lector judicaturus est. Me certe plurimum delectavit

variae & remotae Antiquitatis hic vestigia cognoscere,

rudera scrutari, Monumenta & Inscriptiones, magnam

partem, ipsi Grutero incognitas, venari, omnium

denique rerum permutationem, in hac etiam Universi

particula observare.

Scito autem diligenter nos operam nostram posuisse, ut

expeditus Tibi ad Monumenta haec esset aditus, &

curate subnotasse, quibus Inscriptionibus, ex Auctore

nostro Gruterianus Thesaurus augeri posset. En

quoque, dum haec scripturio, Veterem Inscriptionem,

nec Grutero, nec ipsi Antonino nostro (vel ante ejus

tempora ablata forsan, vel post inventa) observatam,

eamque nec ignobilem, nec illepidam. Obtulit autem

mihi sese commodum in Epistolis Thomae Reinesii ad

Casp. Hofmannum, & Christ. Adam. Rupertum pag. 331.

& hoc modo ex Schedis Piccarti depingitur:

[...er volgt een inschriptie gevonden apud Sarsinam...]

Ad Auctorum adhuc nostrum quod attinet, de

compluribus Familiis, Appea, Caesia, Tettia, Baebia &c.

ut & ipso Plauto, singulares promittit Dissertationes, ut

videre est pag. Edit.Vet. 41 [waar Antoninus namelijk

schreef: Aequum itaque judicavi, ad singulas illas

Inscriptiones, & nomina magnorum istorum hominum,

brevem dare explicationem, ita tamen, ut insigniores ex

iisdem reservem reponendos in loco honoratiore,

suisque Dissertationibus, quae erunt de Poëta Plauto,

de Familia Appea (etc.).] atque ad illas saepenumero

nos ablegat; verum an ediderit, ego quidem nescio,

certe nondum ad manus meas pervenerunt.

Dissertationes autem huic opusculo Italo etiam

Idiomate elaboratas, de Triumpho Romanorum &

Over de auteur, die afkomstig is uit

Sassina (zoals veel auteurs over hun

moederland schrijven). Haverkamp

benadrukt dat hij het een leuk werk

vond om te lezen, onder andere

vanwege hem onbekende inscripties56.

De inscripties interesseren Haverkamp

het meest, en hij neemt aan dat dat ook

voor de lezer geldt. Hij neemt daarom

de gelegenheid te baat om zelf nog een

andere inscriptie te citeren.

Haverkamp heeft scherp opgemerkt dat

de auteur beloofde ook nog met

monografieën te komen over afzonder-

lijke families. Hij wil de lezer bij

voorbaat de teleurstelling besparen en

meldt vast dat híj ze in ieder geval niet

gevonden heeft. Wel waren er nog twee

losse werkjes, die hij niet meegenomen

heeft omdat ze niet archaeologisch van

aard waren – Haverkamp verantwoordt

zijn eigen keuze.

56 De verwijzing naar Gruterus slaat op Janus Gruterus, Incriptiones antiquae totius orbis Romani,

oorspronkelijk uitgegeven in 1560-1627, maar heruitgegeven door Graevius bij François Halma in

1707.

Page 40: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 40

Triclinio, extra oleam visum fuit, si adjicere voluissem,

utpote ad Italiae proprie Antiquitates non pertinentes.

4. Doel

De hamvraag is natuurlijk: wat wilde men nu precies bereiken met het uitgeven

van zo’n enorm werk? Hierboven hebben we bij het bespreken van de hoofd-

personen al iets gezien aan mogelijke motieven voor de Thesaurus. Maar als

gewoonlijk is het werk zelf de meest uitvoerige bron, in de inleiding die Burman

schreef bij boek IV. Uit die inleiding is een excerpt opgenomen als appendix (VI.2).

Burman vertelt daar in lovende bewoordingen hoe Graevius zich tot dan toe vooral

met de oudheid beziggehouden had, maar die boodschap niet altijd kwijtraakte –

ook toen al werd er getwijfeld aan het praktisch nut van sommige vormen van

wetenschap57. En nu richt Graevius zich op het bedienen van de grote schare aan

politici en ambtenaren die niets hebben aan kennis van het al lang vergane Rome,

maar die des te meer baat hebben bij informatie over de huidige toestand van

Italië, en hoe die tot stand gekomen is. De veelheid aan Italiaanse staten en staatjes

biedt daarbij ook modellen voor praktische staatsinrichting58. Graevius schrijft

over de Thesaurus dat je

nusquam invenies [...] documenta [...] plura, & magis salutaria, cum ad rem publicam prudenter administrandam tum ad vitae & morum probitatem excolendam (Graevius (1713), no. XLV)

De Thesaurus heeft dus volgens Graevius een praktisch-didactisch doel, en staat in

die zin theoretisch apart van andere wetenschappelijke, min of meer archeologisch

ingestelde Thesauri van Griekse en Romeinse oudheden.

Toch ontkomt ook deze Thesaurus er niet aan om iets verder weggelegen

geschiedenis en oudheden op te nemen. Oudheden horen nu eenmaal thuis in een

Thesaurus antiquitatum, en ook in werken over recentere geschiedenis kunnen

57 Sterker nog, Stolte schrijft over de vroege achttiende eeuw: The Arts Faculty was looked down

upon and had more or less a propaedeutic function (1981).

58 Vergelijk bijvoorbeeld in deel I.2 de volgende passage uit Petrus Bizarus’ Perbrevis dissertatio de

universo Reipublicae Genuensis statu et administratione:

Verumenimvero, quia sic naturali quodam nexu comparatum esse videmus, ut omnium rerum nascentium primordia sint per se exigua & infirma; & nisi sensim, ac quasi per gradus dilatentur, donec ad integram & absolutam quandam perfectionem deducantur, non mirum, si in constituendo hoc Magistratu, successu etiam temporis, multae adinventae fuerint rationes, quae ad hunc perpetuandum & adornandum non parum facerent, sic sane, ut hac tempestate minori negotio, sed longe majori cum utilitate, quam antea, ineatur & regatur.

Page 41: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 41

auteurs het niet nalaten de resten en vondsten in wat meestal hun eigen stad is te

beschrijven. Laten we eens kijken naar een overzicht van de periodes die de

verschillende werken uit één boek beslaan: deel VII.1, over de Emilia-Romagna:

Bartholomaei Dulcini, De Vario Statu Bononiae

Dulcini begint Bononiam Urbem a prinicipio Reges habuere, ante Trojae excidium centum, &

quinquaginta en vertelt door tot Alfonso d’Este in Ferrara zit en Sixtus V paus is (begin resp. eind 16e

eeuw).

Jo. Baptistae Agocchi, Fundatio et Dominium antiquum urbis Bononiae seu Epistola Responsoria

ad Barholomaeum a Dulciniis (…), vertaald door Bernardinus Morettus

Agocchi bespreekt het ontstaan der stad, met veel Etruskische geschiedenis, en komt niet verder

dan de Romeinse oudheid.

Georgius Quapnerus, Descriptio Inclytae & Felicissimae Civitatis Bononiae antiquae et hodiernae

Ook Quapnerus vertelt vanaf de stichting der stad. Hij schrijft door tot zijn eigen tijd (‘hodierna’),

met lijsten van families en bisschoppen, en eindigt met inscripties.

Cynthius Joannes Baptista Gyraldus, De Ferraria et Atestinis Principibus Commentariolum met

daarbij Laurentii Schraderi Urbis Ferrariae descriptio, & monumenta

Het werk van Gyraldus gaat in rap tempo door de oudste tijd heen, per koning, via de late oudheid

en de vroege middeleeuwen tot Erculo II, de vierde hertog van Ferrara (†1559), gevolgd door een

poëtisch overzicht van dezelfde personen, door dezelfde Gyraldus. Laurentius Schraderus uit

Halberstadt levert een droge lijst met antieke inscripties.

Alphonsus Cagnacinus, Fragmentum historicum Antiquitatis nobilissimae urbis Ferrariae, eveneens

vertaald door Bernardinus Morettus

Cagnacinus’ werk is echt een fragment. Het opent wel met de tijd van de Hunnen en de Scythen,

maar geeft vervolgens met name Romeinse inscripties (die de redactie waardevol genoeg achtte om

het incomplete werk toch af te drukken, meldt de inleiding).

Hippolyti Angelerii, de Antiquitate Urbis Atestinae liber, cum animadversionibus &

emendationibus F. Alexandri Burgos

Angelerius vangt aan bij Troje – een zoon van Priamus stichtte de stad Este. Het werk mondt uit in

een lange lijst van belangwekkende personen, eindigend met Obicius de Zesde, die in februari 1293

overleed. Er komen in de lijst ook personen voor die overleden in bijvoorbeeld 1446 en 1515.

Toegevoegd aan Angelerius’ werk is een lijst met recentere fameuze personen, waarin overlijdens-

data tot 1663 te vinden zijn.

Bijna alle werken vangen aan ab urbe condita, vanaf de stichting van de betreffende

stad. Meerdere boeken bevatten zelfs verhandelingen die de titel Antiquitates

dragen, en die zich louter op oudheden concentreren (in boek IX bijvoorbeeld over

Campania Felix, Napels en Nola; zie daarvoor Von Martels (2005)).

Page 42: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 42

In de praktijk geldt voor veel werken in de Thesaurus dat ze recent geschreven zijn.

Dat zegt echter nog niets over de periode die ze behandelen. Bovendien is er, zoals

de titel (Thesaurus antiquitatum) al aangeeft, ook aandacht voor recentere

archeologie. De wetenschappelijke achtergrond en interesse van de auteurs speelt

telkens weer op: hoe verklaren we anders het opnemen van obscure en weinig

recente werken als Petrus Azarius’ Chronicon Gestorum in Lombardia in IX.6, dat

wel mooi de eerste gedrukte editie is vanuit het handschrift? De vele verwijzingen

naar de zeldzaamheid van individuele werken ondermijnen het idee van een

coherent en zorgvuldig gepland corpus, waarin alle steden naar rato van hun

belang aan bod komen met boeken (‘artikelen’) over de Romeinse en

middeleeuwse, kerkelijke en politieke geschiedenis. Alleen al uit het feit dat

sommige steden volledig ontbreken in de hoofdtekst van de Thesaurus, en pas in

de appendices aan bod komen (zie pag. 8), spreekt niet voor een systematische

opzet – en dus voor de hypothese dat Vander Aa’s winstoogmerk misschien toch de

overhand had over nobele motieven van didactische informatievoorziening en

wetenschappelijk bronnenmateriaal. In de conclusies kom ik hierop terug.

Page 43: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 43

IV. Inhoud

Over de grotere voorwoorden (I.2.a), de voorwoorden van Vander Aa (III.3.c) en de

voorwoorden van individuele bezorgers (III.3.d) heb ik hierboven al gesproken.

Derhalve rest ons nog de eigenlijke inhoud van het werk. Bij wijze van voorbeeld

bespreek ik een van de teksten over Verona. Daarbij gaat het zowel om de opbouw

van het werk en de vorm als om de bronnen.

1. Verona

Deel IX.6 van de Thesaurus bevat een beschrijving van Verona van de hand van

Torello Sarayna. Dit werk is nagekomen; in deel V en VI was de Veneto al

besproken, maar zonder dat Verona daarbij aan bod was geweest. Dat wordt

goedgemaakt in deel IX.5, waar een serie werken is opgenomen waarvan pas later

is besloten dat ze ook een plaats in de publicatie verdienden.

Torello’s werk over Verona is een zesdelige geschiedenis van de stad in al haar

aspecten. In de titel heet het

Torelli Saraynae, Veronensis Legum Doctoris, de Civitatis Veronae Origine, amplitudine, viris illustribus, dominio, monumentis antiquis urbis, et agri veronensis, et interpretatione litterarum antiquarum, libri VI. Editio Novissima, sedulo recognita, & additionibus Josephi Scaligeri in oris adaucta.

oftewel, een bespreking van

de oorsprong – de vroegste geschiedenis

omvang – topografie van de stad

beroemde mannen – een prosopografie

heerschappij – de politieke geschiedenis

oudheidkundige monumenten

en het buitengebied

en tenslotte, nogmaals voorafgegaan door et (alsof het laatste element in de

opsomming een toevoeging is, die de schrijver nog te binnen schiet)

en de interpretatie van letters (= inscripties) uit de oudheid.

In de opdracht die daarop volgt wordt de inhoud wat beknopter aangeduid, maar

de tekst vertelt ons daarvoor in de plaats veel meer:

Page 44: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 44

Nobilissimo Spectatissimo ac Amplissimo viro D. Everhardo Rouse […] sex hosce libros Torelli Saraynae de civitatis Veronae monumentis antiquis de novo typis descriptos ut et eiusdem auctoris libros tres de Veronensium et Scaligerorum gestis ex italicis nunc primum versos ut veteris amicitiae symbolum ac debitae reverentiae pignus dicat et consecrat Petrus vander Aa.

In deze dedicatio behandelen de boeken van Sarayna plotseling alleen nog maar

monumentis antiquis, die inderdaad de hoofdmoot uitmaken, en vormen ze een

geheel met drie boeken van Sarayna over de geschiedenis (gestis) van Verona en

de heersende Scaligeri. Deze laatste werken zijn nu voor het eerst uit het Italiaans

vertaald.

Het hoofdwerk bevat aantekeningen59 van Scaliger60. Het is niet vreemd dat we

hem hier aantreffen. Weliswaar was Scaliger zelf een katholieke Fransman, die zich

later tot het protestantisme bekeerd had en zijn vaderland ontvlucht was, maar hij

geloofde er heilig in af te stammen van de middeleeuwse vorsten van Verona, de

heren Della Scala (it.) oftewel Scaliger (lat.).

Scaligers aantekeningen waren bij het drukken van de Thesaurus al op leeftijd:

Scaliger leefde van 1540 tot 1609, en dus waren zijn krabbels in de marge

honderd jaar oud bij het verschijnen van de Thesaurus. Nog altijd is de editie van

Torello, door Putelletus (Verona 1540), met deze aantekeningen van Scaliger

aanwezig in de universiteitsbibliotheek van Leiden. Dat is ook waar Burman c.s.

het werk gevonden heeft, en hij refereert daaraan in zijn inleiding bij het werk:

Cura autem ac studium, quae in his edendis praestitimus, te ut non laterent, admonere, B.L. hic debuimus, quod nempe paginas Editionis Veronensis, ut supra dictum, huic nostrae adjecerimus, eamque in margine additionibus manuscriptis, a J. Scaligero exemplari in Bibliotheca Lugduno-Batava additis, exornaverimus. Figuras quoque, prioribus nitidiores, suis locis, quod in editione supra memorata erat neglectum, inseruimus.

59 Zie ook de Index Alphabeticus Virorum Doctorum quorum notas mss. necnon collationes libris typis

impressis adscriptas servat Bibliotheca Universitatis Regiae Lugd. Bat., een ongedateerd schrift op de

zaal Kostbare Werken van de Leidse Universiteit, pagina 67. Veel geleerden hadden klaarblijkelijk

de gewoonte om bibliotheekboeken van commentaar te voorzien; van Burman omvat de lijst drie

pagina’s, van Gronovius nog veel meer. Graevius, die nooit een betrekking in Leiden had, staat ook

met twee werken vermeld. Misschien had hij die werken ingezien in Leiden, of geleend; misschien

zijn de boeken ook vanuit Deventer of Utrecht met zijn aantekeningen erin naar Leiden

overgebracht.

60 Josephus Justus Scaliger was een van de grotere geleerden van de zestiende eeuw. Zijn faam

berust onder andere op een chronologisch overzicht van de oudheid dat hij samenstelde uit alle

hem beschikbare bronnen, waaronder Romeinse, Griekse, Egyptische en Babylonische. Uiteindelijk

publiceerde hij zijn werk als Thesaurus temporum (1606). Zie ook Heesakkers (1996), pag. 996 en

A. Grafton, Joseph Scaliger: a study in the history of classical scholarship, Oxford 1983.

Page 45: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 45

Torello’s werk is, net als dat van Accoltus (zie pagina 31 e.v.), gegoten in de vorm

van een dialoog. Dat maakt het verhaal luchtig. Het geeft tegelijk ruimte voor een

ontspannen introductie, en de mogelijkheid om de elementen van de vertelling

losjes aan elkaar te koppelen. Een groep vrienden wandelt door de stad, en rust

her en der uit voor een goed gesprek.

Dat levert een bonte opeenvolging van encyclopedische artikeltjes op, gegoten in

de vorm van korte toespraken. De eerste onderwerpen die besproken worden zijn

bijvoorbeeld

de stichters

de correcte naam van de rivier (de Adige of Etsch)

of de rivier door of langs de stad stroomt (oplossing: de oude loop van de

rivier was westelijk van de stad)

waar de fossielen in de Toricelle vandaan komen

de bijnaam Jeruzalem voor Verona

de opgravingen van het Teatro Romano onder Castel S. Pietro

Het is niet helemaal duidelijk uit welke vrienden de groep precies bestaat; in het

begin wordt een Jacobus Villafranca geïdentificeerd; daarna is het telkens Joannes

Nicola die spreekt. Torello zelf is van de partij, maar hij spreekt ook soms tot de

Afbeelding IV.1: het Romeinse theater van Verona

Page 46: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 46

lezer (e.g. in kolom 7, onder letter B: cum convenissemus, placuit omnibus

sedendum61). En een grote bijrol wordt ingenomen door ene Carottus, een

architect. Hij loopt niet mee in de groep, lijkt het, maar men komt hem telkens bij

het rondwandelen tegen, waarop hij dan een heel verhaal afsteekt.62

Deze Carottus houdt een merkwaardige rede vanaf einde kolom 20 en dan heel 21

en 22. Hij geeft daarin ‘zoals te zien op de platen’ een uitgebreide beschrijving van

de maten van het opgegraven theater van Verona – en dan met name van de zuilen

en gewelven, maar ook van bijvoorbeeld de deuren. Het is een saaie verhandeling,

die opent met ‘ik had jullie beloofd toen we het er de afgelopen dagen over hadden,

de maten te geven…’ en eindigt met ‘zo, nu weten jullie precies hoe groot het is’.

Zijn rede komt een beetje uit het niets, en op een ongelegen moment. De groep

stond eigenlijk op het punt naar huis te gaan; ‘Joa’ had net daarvoor tegen ‘Tor’

gezegd: “Kijk, we zijn al bij je huis, Torellus, dus tabee, en tot ziens”, waarop

Torellus had geantwoord: “Het ga jullie ook goed”. Een dialoog is een prachtige

vorm om een beschrijving in te gieten, maar het werkt blijkbaar niet altijd; droge

beschrijvingen zijn moeilijk in te passen.63

Scaligers aantekeningen in de marge zijn interessant om te zien. Het lijken meer

toevallige gedachten dan annotaties zoals in een commentaar. Bij 9C noteert hij

bijvoorbeeld een tussenkopje (philosophorum opiniones de Echinis lapideis,

quomodo in montes fuerint jactati), en de arena van Verona halverwege 16

relateert hij aan zijn eigen kennis van andere amfitheaters (Amphitheatrum Vero-

nense figura est ovali, cum reliqua omnia, quae quidem supersunt in Italia sint circuli

figura; ut Puteolanum, Minturnense, Acrica(e)danum, & Romana duo, Titiense &

Statilii Turris, quae omnia sigillatim lustravimus). Ook maakt hij aantekeningen

voor nader onderzoek: bij de Arena staat bijvoorbeeld ook in de marge

61 sedere had misschien in klassiek Latijn meer voor de hand gelegen.

62 Met de menselijke mogelijkheden hoeft het verhaal weinig rekening te houden, dus Carottus

vliegt buiten beeld van hot naar her om telkens vóór de groep ergens anders te arriveren.

63 Ik heb ook de stellige indruk dat er delen van de oorspronkelijke tekst zijn weggelaten. De

nummering van de folia, in de marge, loopt namelijk niet helemaal door. Zo staat op pag. 19 bij 19B

30v, bij 19F 33, en dan bij 20D 34v. 34v is een stuk korter dan bijvoorbeeld 30v (het scheelt ruim

de helft), en wordt spoedig gevolgd door 37 – precies waar Carottus begint te spreken. (De 37 staat

halverwege de eerste en de tweede regel van zijn betoog, dus helemaal exact is deze bepaling

misschien niet.) De rest van zijn tekst past precies op 37 en 37v; het volgende hoofdstuk begint op

38.

Page 47: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 47

Quot hominum capax Amphitheatrum Veronense. Sex. Ruffus (sic) refert Amphi-

theatrum Titi Caes. Romae64 cepisse septem & octoginta millia.

2. Platen

a. Afbeeldingen

Geheel in de traditie van de platenboeken van Vander Aa bevat ook de Thesaurus

een mooie serie afbeeldingen – alleen al 378 in de 15 banden over Sicilië65. Die

platenboeken van Vander Aa staan niet zo hoog aangeschreven; P.F.J. Obbema e.a.

schrijven bijvoorbeeld (1979, pag. 60):

In Leiden herleeft de oude glorie tijdelijk in het bedrijf van Pieter van der Aa, die het aandurft de verzamelde werken van Erasmus in elf delen en de Thesaurus van Burman in vijfenveertig delen uit te geven. Zijn grootste onderneming, de Galérie agréable du monde, beslaat niet minder dan zesenzestig delen. Helaas, deze enorme verzameling bestaat louter uit oude, van her en der bijeengebrachte platen en kaarten. De dagen van de Blaeu’s zijn voorgoed voorbij!

Torello’s tekst over Verona, waarop we ons nogmaals zullen richten, is rijk

geïllustreerd. De bron voor die illustraties is niet moeilijk te vinden: ze zijn van de

hand van de architect Giovanni Caroto, een goede vriend van Torello Sarayna. Hij is

ook de Carottus die in de lopende tekst wordt opgevoerd als gids of als toevallige

spreker.

Voor de eerste editie van De origine et amplitudine ciuitatis Veronae (1540) maakte

Caroto de afbeeldingen, die na Torello’s overlijden nogmaals, maar nu als een

platenboek uitkwamen, onder de titel Le antichità di Verona (gedrukt in Verona in

1560 en herdrukt in Bologna bij Arnaldo Forni in 1976)66. Dat platenboek opent

met een inleiding van twee pagina’s, waarvan de tweede alinea in Latijnse

vertaling de merkwaardige rede van Carottus vormt!

Maar liefst negenentwintig afbeeldingen zijn opgenomen in Torello’s beschrijving

van Verona; achtentwintig van die afbeeldingen vinden we ook in Caroto’

platenboek. De laatste afbeelding, een Urbis Veronae Prospectus, toont onderaan in

64 Dat wil zeggen: het Colosseum. Tegenwoordig schat men de capaciteit op zo’n 50 000 man (L.

Crema, L’architettura romana, Turijn 1959, pag. 296, geciteerd in James E. Packer, “Housing and

population in imperial Ostia and Rome” in Journal of Roman Studies, 1967 (57) no. 1/2, pp. 80-95.

65 Volgens opgave van antiquariaat Brinkman, dat de hele Thesaurus Siciliae te koop aanbiedt voor

€13.500 (www.ilab.org/db/search.php?Author=graevius&Title=thesaurus).

66 De Londense boekhandelaar Paul Breman heeft een exemplaar van die druk van 1540 te koop, en

geeft op zijn website uitleg over de achtergronden van de samenwerking tussen Sarayna en Caroto

(www.paulbreman.com/175%20-%2008.htm).

Page 48: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 48

kleine letters ‘Se vend a Leide chez Pierre vander Aa avec privilege’ – een gewiekst

zakenman!

De platen zijn voor de Thesaurus wel opnieuw gegraveerd. Over het algemeen is de

kwaliteit er daarbij op vooruitgegaan – ik onderschrijf op basis van de Thesaurus

Obbema’s conclusie dan ook niet. Dat geldt met name voor platen als de TEATRI

PIANTA, waar de dikke lijnen van Carotto’s boek vervangen zijn door een fijne,

dubbele lijn in de Thesaurus, en de plaat getiteld APUD BASILICAM DIVI SYRI THEATRUM

VERONAE, waar de roeier linksonder en de kariatiden linksboven duidelijk van

lagere kwaliteit zijn in het origineel67. De afbeeldingen uit de Thesaurus zijn

tegenwoordig bij antiquariaten zo mogelijk nog waardevoller dan de teksten zelf68.

b. Kaarten

De kaarten van Vander Aa worden vanuit een wetenschappelijk perspectief ook al

niet te zeer gewaardeerd. Paul Hoftijzer (1993) citeert instemmend Cornelis

Koeman, die in zijn overzichtswerk van Nederlandse kartografen concludeerde dat

These cartograhpic oddities and the unattractive engraving of his maps make Van der Aa’s products of little interest. (pag. 53)

Hoftijzer merkt vervolgens echter op dat het kartografisch materiaal van Vander

Aa uit boekhistorisch oogpunt natuurlijk wél interessant is, en zet vervolgens

uiteen hoe Vander Aa geïnteresseerd raakte in het uitgeven en vooral verkopen

van kaarten. Daarbij blijkt van doorslaggevend belang te zijn geweest dat hij grote

hoeveelheden kaartmateriaal uit de boedel van collega-drukkers overnam tegen

het eind van het eerste decennium van de achttiende eeuw, waarna hij ook zelf

meer en meer kaarten ging drukken. Hoftijzer benadrukt (ibidem, pag. 57) dat het

Vander Aa ook niet primair te doen was om kaarten te drukken van hoge kwaliteit;

hij wilde veeleer met goedkope serieproductie en heruitgaven de gevestigde

kaartendrukkers in Amsterdam een economische slag toebrengen.

Als dat zijn strategie was, zo veel mogelijk kaarten opkopen en goedkoop

herdrukken, dan moet het voor de Thesaurus niet moeilijk zijn geweest om oudere

gedrukte kaarten te vinden, of zelfs bruikbare koperplaten, om daarmee

67 De verschillen zijn hier dermate groot dat ik ze wijt aan Carottus’ origineel, en niet aan het feit

dat het hier een moderne heruitgave betreft.

68 Libreria Perini in Verona biedt bijvoorbeeld een afbeelding van een pleintje aan, afkomstig uit de

Thesaurus voor de schappelijke prijs van €500 (www.ilab.org/db/detail.php?booknr=

338585605&source=vialibri&lang=en). Als er vier afbeeldingen of kaarten in een band zitten,

overstijgt hun waarde daarmee de prijs van de band als geheel.

Page 49: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 49

overzichten van de verschillende regio’s van Italië op te kunnen nemen. Het is

helaas niet eenvoudig na te gaan of de kaarten in de Thesaurus origineel zijn of

niet.

Afbeelding IV.2: Toscane

Een andere belangrijke graadmeter van de kwaliteit van Vander Aa’s drukwerk

hebben we wél: de kaarten zijn op dit moment erg geliefd bij verzamelaars. In de

tekst die een bij een antiquariaat te koop aangeboden band (zie noot 33)

begeleidde werd bijvoorbeeld vooral veel aandacht besteed aan de twee kaarten

die in dit deel opgenomen waren, één van heel Toscane (Afbeelding IV.2) en één

van Florence (Afbeelding IV.3), en niet aan de teksten in de band zelf. Kaarten kun

je immers aan de muur hangen, en dus verlenen ze meer status dan een boek in de

kast waarvan meestal alleen de rug zichtbaar is. En de bijschriften van een

wandkaart zijn een stuk makkelijker te volgen voor een leek dan een heel boek vol

Latijnse tractaten...

Page 50: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 50

Afbeelding IV.3: Florence

Page 51: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 51

V. Conclusies

De Thesaurus antiquitatum et historiarum Italiae is een imposant werk om te zien.

Tientallen kloeke delen, mooi zetwerk, prachtige platen. En wie de begeleidende

teksten van de drukker en de bezorgers leest kan zich ook niet aan de indruk

onttrekken dat het gaat om een belangrijk werk, waar weel moeite in is gestoken.

Maar is de Thesaurus echt een belangrijk werk? Is het niet slechts een

paradepaardje van de drukker, van Graevius, van Burman? De drukker, de ambiti-

euze Pieter vander Aa, vroeg een pittige prijs voor het werk, en hij zorgde ervoor

dat hij ook meteen copyrights over bijna alle artikelen van de Thesaurus kreeg.

Graevius was een van de laatste eminente hoogleraren in de humanistische

traditie: de Thesaurus was een prachtmonument om zijn naam aan te verbinden.

Voor Burman geldt dat zo mogelijk nog sterker: hij had een kortere staat van

dienst dan Graevius, en had waarschijnlijk geen internationaal netwerk van het

kaliber van dat van Graevius.

Ik denk niet dat we de Thesaurus moeten zien als een paradepaardje, een werk van

ijdeltuiten en carrièrejagers. De collectie bood destijds ook daadwerkelijk een

nuttig naslagwerk, met een schat aan overigens moeilijk te verkrijgen werken. De

banden beslaan bijna heel Italië, en bespreken van de meeste steden bijna de

gehele bekende geschiedenis. Zowel voor wetenschappers als voor de burgerij

moet het een mooi én handig werk geweest zijn om in de kast te hebben staan, niet

in de laatste plaats vanwege de hoge status van Italië, dat immers niet alleen in de

oudheid, maar ook in de Renaissance voorop had gelopen. Daarmee staat het werk

zelf aan het eindpunt van diezelfde Renaissance: het verzamelen, het samenvatten

raakt uit de mode, en in de Verlichting is de rol van dergelijke compendia dan ook

uiterst bescheiden. Individualistische, filosofische werken als de Encyclopédie van

Diderot en D’Alembert belichamen de nieuwe, post-humanistische achttiende

eeuw. Aandacht voor de praktische letteren van Graevius en Burman is er dan

nauwelijks meer, en waardering al helemaal niet.

De Thesaurus heeft dus wel degelijk waarde gehad, in zijn tijd, en op veel

verschillende manieren, conform de verschillende doelstellingen die de drukker en

medewerkers waarschijnlijk hadden. Anderzijds wil ik de kwaliteiten van de

Thesaurus nu ook weer niet ophemelen. De samenstellers hadden vooraf geen

Page 52: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 52

compleet plan – ze hadden appendices nodig om enkele duidelijke omissies recht

te zetten. En weliswaar is er veel werk verzet bij het verzamelen van soms moeilijk

te verkrijgen geschriften, uit de voorwoorden blijkt dat die zoektochten werken

van wisselende kwaliteit hebben opgeleverd. Bovendien is voor een van de belang-

rijkste doelen die expliciet genoemd worden in de inleidingen – een praktisch nut

in de handel of de politiek – een groot deel van de informatie te gedateerd of teveel

gericht op antiquiteiten.

Toch verdient de Thesaurus onze aandacht. Er zijn op een zeer toegangkelijke

manier allerlei interessante werken in verzameld. De inleidingen daarbij vertellen

ons daarnaast iets over de manier waarop in de overgang tussen Renaissance en

Verlichting kritisch naar andere wetenschappers gekeken werd. De houding

tegenover kennis – verzamelen, uitdiepen, ter discussie stellen – is daarbij een van

de meest fundamentele elementen. Voorts hoop ik dat er in de toekomst nog meer

ruimte zal zijn voor onderzoek naar de inhoud van de uitgebreide briefwisselingen

tussen wetenschappers, boekverzamelaars en boekverkopers in de latere

zeventiende en vroege achttiende eeuw. Daarvan zijn steeds meer catalogi en

inleidende werken te vinden, maar er is nog te weinig overkoepelende analyse.

Daarin valt nog veel op wetenschapssociologisch gebied te ontdekken!

Page 53: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 53

VI. Appendices

1. Index

Er zijn verschillende indexen van de Thesaurus in omloop. Niet alle indexen geven

dezelfde informatie; soms is de verstrekte informatie zelfs onjuist. De Offerhaus-

catalogus (1758) van de bibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen geeft

bijvoorbeeld het aantal werken per deel van de Thesaurus69, en de daar gegeven

totalen zijn slecht te rijmen met het werkelijke aantal werken, of we de werken die

op hun beurt uit meerdere delen (libri) bestaan nu telkens als één tellen of als het

aantal opgenomen delen. Die catalogus vermeldt namelijk van de

THESAURUS Antiquitatum & Historiarum Italiae, Siciliae, Neapolis, Sardiniae, Corsicae, Melitae & adjacentium terrarum Graevii & Burmanni Vol. XLV Lugduni Batavorum anno 1725 & seqq. Tomis XXIV.

dat er totaal per deel de volgende aantallen werken opgenomen zijn:

I.1 22 III.2 7 V.3 9 VI.4 28 IX.1 7

I.2 6 IV.1 8 V.4 18 VII.1 10 IX.2 9

II.1 14 IV.2 20 VI.1 7 VII.2 5 IX.3 10

II.2 9 V.1 10 VI.2 15 VIII.1 14 IX.4 6

III.1 8 V.2 13 VI.3 14 VIII.2 2

Derhalve kan het de moeite waard zijn een correcte index te zoeken danwel er zelf

een samen te stellen.

Enkele bronnen verwijzen voor een index naar de London Library Catalogue van

1913-1914, waarvan het personeel van de London Library zo vriendelijk was mij

een set kopieën op te sturen. Hun catalogus geeft s.v. Graevius een alfabetisch

overzicht van alle opgenomen werken. Dat is een praktische benadering voor wie

69 Vanaf de catalogus van 1833 is elke vorm van index helemaal verdwenen. Door Huisman (1990,

pag. 78) wordt deze catalogus van bibliothecaris Jan Rudolf van Eerde hierom juist verguisd, dat er

geen titels van werken die in verzamelingen opgenomen waren meer opgenomen waren. Boven-

dien wijst ze op grove onnauwkeurigheid in de weergave van het boekbestand, zowel in de vorm

van vermeldingen in de catalogus die niet in de bibliotheek blijken te staan als in de vorm van aan-

wezige boeken die ontbreken in de catalogus. Feitelijk begon dit verschijnsel echter eerder; want

waar de Griekse en Romeinse thesauri in de 1722 nog wel een inhoudsopgave hadden, had ook

Offerhaus in 1756 al ervoor gekozen om slechts het aantal opgenomen werken per band op te

geven.

Page 54: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 54

een bepaald werk zoekt, maar niet voor wie wil weten welke werken er per regio

in opgenomen zijn.

Een tweede index vond ik vermeld in Graesse (1859), s.v. Graevius (dl. 3, pag. 128),

namelijk Buderus & Meusel (1789), dat vanaf pag. 81 een ultrakort overzicht bevat

van werken uit de Thesaurus. Ze vermelden daarbij dat deze werken alibi

recensendum zijn, maar blijkens de index in het 11e en laatste deel van dit werk

bedoelen ze daarmee in een ander boek. Zij geven een index van alle werken uit

vier grote Thesauri (Gronovius, Graevius, Polenus (1737) en Sallengre (1716-

1719)), en de aanvullingen daarop. Helaas bevat hun index alleen werken die

opgenomen konden worden in een collectio scriptorum rerum Romanarum, en

onder die vlag vielen veel van de stukken uit de Thesaurus niet.

Ten derde is er een uitgebreide index van deze Thesaurus en nog enkele werken

opgenomen in een in Bonn uitgegeven werkje getiteld Catalogi quatuor quorum

duo ad Gronovii, Graevii, Sallengre, Poleni, et Burmanni thesauros antiquitatum

graecarum, romanarum, et italicarum: duo ad collectionem scriptorum rerum

italicarum Muratorii, Tartinii, et Mittarelli. De Universiteitsbibliotheek van

Maastricht bezat hiervan in theorie een exemplaar, doch dat is zoekgeraakt toen ik

het aanvroeg70.

Omdat er schijnbaar geen volledige index beschikbaar is op de volgorde zoals de

werken voorkomen in de Thesaurus, geef ik die hier op de volgende pagina’s,

gebaseerd op de indexen in de Thesaurus zelf. Ik geef de titels dan ook weer zoals

ze voorkomen in die indexen, opgesplitst per Tomus maar daarbinnen niet per

volumen. Tussenkopjes op een (blauw)grijze achtergrond zijn commentaar

mijnerzijds. Dank gaat hierbij ook uit naar dr. Z.R.W.M. von Martels, die al eerder

een vergelijkbare poging had gedaan, en van wiens lijst ik ter controle

gebruikgemaakt heb.

70 In 2005.

Page 55: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 55

TOMUS PRIMUS (2 voll. = I.1 en I.2 of ook A en B)

Dit deel opent met een aantal algemene werken, om vervolgens de Thesaurus in het noordwesten

te beginnen, met Ligurië (Genua en omstreken). Die globale beweging van noord naar zuid blijven

de delen tot het einde toe volgen, en voor Italië is dat gezien de vorm van het land een heel

natuurlijke indeling. Voor Corsica, dat pas in 1768 aan Frankrijk verkocht werd en tot die tijd deel

uitmaakte van het Genuese imperium, is geen aparte plaats ingeruimd. De andere eilanden, Sicilië,

Sardinië en Malta, vormen het onderwerp van tomus X.

Gabriël Barrius ___________________________ de Laudibus Italiae

Petri Leonis Casellae _____________________ de Primis Italiae Colonis Liber

Jacobi Bracellii ____________________________ Orae Ligusticae Descriptio & de Claris Genuensibus Libellus

Gaudentii Merulae _______________________ de Gallorum Cisalpinorum Antiquitate ac Origine Libri III

Bonaventurae Castillionei _______________ de Gallorum Insubrum Antiquis sedibus Liber

Uberti Folierae (sic) ______________________ Historiae Genuensium Libri XII

--- __________________________________________ Clarorum Ligurum Elogia

--- __________________________________________ Conjuratio Joannis Ludovici Flisci

_____________________________________________ Tumultus Neapolitani

_____________________________________________ Caedes Petri Ludovici Farnesii, Placentiae Ducis

--- __________________________________________ de Sacro Foedere in Selimum, Libri IV

Ejusdem __________________________________ Variae Expeditiones in Africam, cum Obsidione Melitae

--- __________________________________________ Opuscula Nonnulla Varii Argumenti

Jacobi Bracelli ____________________________ de Bello, quod inter Hispanos & Genuenses Seculo suo

gestum, Libri V. Additum est Diploma mirae Antiquitatis

Tabellae in agro Genuensi repertae.

Jacobi Bonsadii ___________________________ Annalium Genuensium ab Anno MDXXVIII (in quo desinit

Ubertus Folieta) Recuperatae Libertatis usque ad

Annum MDL, Libri V

Hieronymi ________________________________ de Marinis Genua, sive Dominii, Gubernationis, Potentiae,

Dignitatis Serenissimae Reipublicae Genuensis

compendiaria descriptio

Petri Blizari _______________________________ perbrevis Dissertatio de Universo Reipublicae Genuensis

statu & administratione

a Petro Bizaro ____________________________ Reipublicae Genuensis Leges Novae

TOMUS SECUNDUS (2 voll. = II.1 en II.2 of ook C en D)

Deel twee behandelt Lombardije, met haar hoofdstad Milaan.

Andreae Alciati ___________________________ Rerum Patriae, seu Historiae Mediolanensis, Libri IV

Tristani Calchi ____________________________ Historiae Patriae, Libri XX, cum notis Joannis Guilielmi

Calaveroni

--- __________________________________________ Residua, hoc est Historiae Patriae Liber XXI & XXII aliaque

Josephi Ripamontii _______________________ Historiae Patriae Libri XXIII ab anno salutis MCCCXII, qui

Tristano Calcho Patriae Historiae finis ; desumitur novi

Operis initium & tempora insecura memorantur, in III

Partes distincta

Page 56: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 56

--- __________________________________________ Historiae Patriae Continuatio, comprehenda octo Libris

Galeatii Capellae __________________________ de Bello Mediolanensi, seu de rebus in Italia gestis pro

restitutione Francisci Sfortiae II Mediolanensium Ducis,

ab anno MDXXI usque ad MDXXX, libri VIII

Caroli a Basilica Petri ____________________ de Metropoli Mediolanensi Libellus

TOMUS TERTIUS (2 voll. = III.1 en III.2 of ook E en F)

In deel drie een mengelmoesje: de laatste werken over Milaan, en dan een serie werken over

noordelijker gelegen steden in het grondgebied van Milaan, waaronder Ticino (dat tegenwoordig

Zwitsers is, maar Italiaanstalig), Como en Cremona.

Georgii Merulae __________________________ Antiquitatus Vicecomitum Libri XX

Pauli Jovii _________________________________ Vitae Duodecim Vicecomitum, Mediolani Principum,

singulorum veris Imaginibus illustratae

Jo.Ant. Castellionaei ______________________ Mediolanenses Antiquitates

Bernardi Sacci ____________________________ Historiae Ticinensis Libri X

Jo. Chrysostomi Zanchi __________________ de Orobiorum, sive Cenomanorum Origine, libri tres

Joannis Baptistae Villanovae ____________ Laudis Pompejae, sive Laudae (nunc Lodi) Urbis Historia

Othonis Morenae & Acerbae Othonis F. Rerum Laudensium, tempore Federici Aenobarbi Caesaris,

Historia Cum notis & emendationibus Felicis Osii

Eryci Puteani _____________________________ Historiae Cisalpinae Libri duo

Alexandri Dukeri _________________________ Comi Urbis brevis Historia & Descriptio

Camilli Ghilini ____________________________ Telinae Vallis ac Larii Lacus particularis Descriptio

Pauli Jovii _________________________________ Larii Lacus (hodie Comensis) Descriptio

Galeatii Capellae __________________________ de Bello Mussiano, Liber adoptivus

Ludovici Cavirelli _________________________ Cremonenses Annales

Umberti Locati ___________________________ de Placentinae Urbis Origine, successu, & laudibus, setiosa

narratio

TOMUS QUARTUS (2 voll.)

In dit deel, dat enige tijd na de eerste drie verscheen, meer werken over Milaan en omgeving, en ter

afsluiting een werk over de meest oostelijke stad in Lombardisch gebied: Mantua.

Joannis de Cermenate ____________________ Historia de Situ, Origine, & cultoribus Ambrosianae Urbis,

ac Mediolanensium gestis sub Imperio Henrici VII

Arnulphi __________________________________ Historia Mediolanensis

Joannis Petri Puricelli ____________________ Ambrosianae Mediolani Basilicae ac Monasterii, hodie

Cistertiensis, Monumentorum singularis descriptio

Benedicti Jovii ____________________________ Historia Novocomensis

Octavii Rubei _____________________________ Monumenta Brixiana

Antonii Gatti ______________________________ Historia Gymnasii Ticinensis

Baptistae Platinae ________________________ Historia Urbis Mantuae & Familiae Gonzagae

TOMUS QUINTUS (4 voll.)

De Veneto staat centraal in het vijfde deel van de Thesaurus, en dan met name de stad Venetië zelf.

Bernardi Iustiniani _______________________ de Origine Urbis Venetorum Historia

Donati Iannotii ___________________________ Dialogus de Republica Venetorum

Page 57: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 57

Casparis Contareni _______________________ de Magistratibus & Republica Venetorum Libri V

Nicolae Crassi_____________________________ de Forma Reipublicae Venetae Liber singularis

Petri Bembi _______________________________ Historiae Venetae

Marci Antonii Coccii Sabellici ___________ de Situ Urbis Venetae

Antonii Stellae ____________________________ Elegiorum Venetorum Navali pugna Illustrium

Niclai Crassi_______________________________ Elogia Patritiorum Venetorum

Bartholomaei Facii _______________________ de Bello Veneto Clodiano Liber. Splendor Invictissimae

atque Florentissimae Urbis Venetiarum clarissimus, e

figuris elegantissimis, earumque accurata enarratione &

dilucida emicans : in duas Partes distributus

Antonii ____________________________________ de Ville Pyctomachïa Veneta

Iosephi Laurentii _________________________ Dissertatio de Origine ac Solemnitate desponsationis maris

Adriatici

Ionnis Valactii ____________________________ Spectacula Veneta

Andreae Mocenici ________________________ Bellum Cameracense contra Venetos

TOMUS SEXTUS (4 voll.)

In deel zes een allegaartje aan overgebleven steden in Noord-Italië. Van veel orde lijkt geen sprake

te zijn; hoewel verschillende werken over één stad wel bijeen staan, zijn de steden niet op nabijheid

gesorteerd. Treviso, Carrara, Pavia en tenslotte zelfs Pola (in Istrië, tegenwoordig deel van Kroatië)

komen langs.

Rolandini__________________________________ Libri Chronicorum. Monachi Paduani Chronicorum Libri

tres

Gerardi Maurisii Dominorum ___________ de Romano & Marchiae Tarvisinae Historia

Antonii Godi ______________________________ Chronica, quae extant

Albertini Mussati _________________________ Historiae Augusta Henrici VII Caesaris

--- __________________________________________ Tragoediae duae, Eccerenis & Acchilleis, cum notis Nicolai

Villani &c &c

Gulielmi & Albrigeti Cortusiorum _______ Historia de Novitatibus Paduae & Lombardiae

Petri Pauli Vergerii _______________________ de Carrariensium Familia, & de Illustrium ejus Principum

rebus magnifice gestis Historia.

I. Noalis ___________________________________ de constructione Patavii

Bernardini Scardeonii ___________________ Antiquitates Urbis Patavii

H. Angelerius _____________________________ de Rebus Atestinis

Laurentii Pignorii ________________________ Antiquitates Patavinae, & Antenor

Antonius Riccobonus ____________________ de Gymnasio Patavino

Henrici Palladii ___________________________ Rerum Foro-Iuliensium Libri XI & de Oppugnatione

Gradiscana Libri V

Ioannis Pierii _____________________________ de Antiquitatibus Bellunensibus Sermones quatuor

Ioannis Candidi ___________________________ Commentariorum Aquilejensium Libri octo

Marci Antonii Sabellici ___________________ de vetustate Aquilejae & Fori Iulii Libri sex

Antonii de Ville __________________________ Descriptio Portus & Urbis Polae.

Page 58: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 58

TOMUS SEPTIMUS (2 voll.)

Het zevende deel omvat het deel van Italië direct onder de Povlakte. We zien onder andere Bologna,

Ferrara en Ravenna, alsmede enkele werken over de Rubicon.

_____________________________________________ Descriptio Civitatis Bononiae antiquae & hodiernae

_____________________________________________ Antiquitates Urbis Recineti

_____________________________________________ Descriptio Urbis Reatae

Gyraldus __________________________________ de Ferraria

Hieronymi Rubei _________________________ Historia Ravennatum

Desiderius Spretus _______________________ de Amplitudine, Vastatione & instauratione Urbis Ravennae

Petri Mariae Kavinae _____________________ Faventia Rediviva

Scipionis Claramontii ____________________ Historia Caesenae

Iacobi Villani Ariminensis _______________ Rubicon in Caesenam Scipionis Claramontii

Vincentii __________________________________ de Rubicone antiquo adversus Ariminens. script. dissertatio

Iacobi Villani ______________________________ de Rubicone antiquo Ariminensi in Pisciatellum Caesenae

Responsa

Gabrielis Naudaej ________________________ Exercitatio, quod nomen Senae non Caesenae, sed

Senogalliae conveniat

TOMUS OCTAVUS (2 voll.)

Het achtste deel vervolgt met werken over Toscane, inclusief de hoofdstad Florence.

Guiljelmi Postelli _________________________ de Etruriae Regionis Originibus, Institutis, Religione ac

moribus commentatio

Bartholomaei Scalae _____________________ Historiae Florentinorum Libri V

Francisci Contareni ______________________ Historia Hetruriae

Poggii Bracciolini _________________________ Historiae Florentinae libri octo

Ioannis Michaëlis Bruti __________________ Historiae Florentinae Libri octo

Benedetto Varchi _________________________ Istoria Fiorentina

Andreae Mugnotii ________________________ Eremi Camaldulensis descriptio

Caesar Orlandius _________________________ de Urbis Senae, ejusque Episcopatus Antiquitate

Antonii Massae ___________________________ de Origine & rebus Faliscorum Liber

Petri Cursii ________________________________ Civitatem Castellanam Faliscorum non Vejentium oppidum

esse, Poëma, cum Iulii Roscii Additamentis

Dominici Mazzochi _______________________ Veji antiqui

Famiani Nardini __________________________ Veji antiqui

[Peruzzi71] ________________________________ Epistola apologetica de Vejis antiquis

TOMUS NONUS (5 voll.)

Aangezien Rome niet in de Thesaurus opgenomen is, slaan we die stad over in de reis van noord

naar zuid, en behandelt deel negen het gebied ten zuiden van Rome: van Monte Cassino tot

Calabrië, met veel aandacht voor Napels.

Camilli Peregrini _________________________ Historia Principum Longobardorum

71 Peruzzi staat in de Privilege-aanvraag niet genoemd als auteur, maar is wel opgenomen in de

Catalogus.

Page 59: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 59

--- __________________________________________ Dissertationes de Veteri Significatu vocis Portae & de

Origine antiquae Familiae di Columenta. Chronologi IV :

Herempertus, Anonymus. Falco & Luc. Protospat. cum

notis Caraccioli.

_____________________________________________ Descriptio Montis Cassini

P. Diaconus _______________________________ de Vitis Illustribus Cassinensibus

Fl. Ugonius ________________________________ de dignitate Reipubl. Cassinensis

Camilli Peregrinii _________________________ Dissertationes de Campania Felice

Antonius Sanfelicius _____________________ de Situ ac Origine Campaniae

Iulii Caesaris Capacii _____________________ Antiquitates & Historiae Campaniae Felicis

M. Anth. Surgentis ________________________ Neapolis Illustrata

Iulii Caesaris Capacii _____________________ Antiquitates & Historiae Neapolitanae

Bartholomaei Facii _______________________ de rebus gestis ab Alphonso I Neapolitanorum Regi, Libri X

Henrici Brencmanni ______________________ Dissertationes de Republica Amalphitana, &c

Mazza _____________________________________ de Rebus Salernitanis

Scipio Mazzella ___________________________ de Puteolis & Cumis

Ioan. Francisci Lombardi ________________ Balneae Puteolis &c.

Capacii ____________________________________ Virtutes Baln. Neap. &c

Ambrosii Leonis __________________________ Antiquitatum nec non Historiam Urbis ac Agri Nolae, ut &

de Montibus Vesuvio & Abella Libri III

Mutii Phoebonii __________________________ Historiae Marsorum Libri III

Lucii Camarrae ___________________________ de Teate antiquo Libri III

D. Pauli Antonii ___________________________ de Tarsia Historiarum Cupersanensium Libri III

Antonii Galatei ____________________________ de Situ Japygiae Liber

Ioannis Iuvenis ___________________________ de Antiquitate & Varia Fortuna Tarentinorum Libri VIII

_____________________________________________ Antiquitates Civitatis Canusii

Gabrielis Barrii ___________________________ de Calabriae Antiquitate & Situ Libri V

TOMUS NONUS – APPENDICES (2 voll.)

Philibertus Pingonius ____________________ Augustae Taurinorum Chronica & Antiquitatum

Inscriptiones

R.D. Petrus Jofredus ______________________ Nicaea Civitas Sacris Monumentis illustrata

Benedictus Accoltus ______________________ de Praestantia Virorum Sui Aevi Dialogus

Petrus Azarius ____________________________ Chronicon Gestorum in Lombardia

Fr. Andrea Bilius _________________________ Historiae Patriae Libri Novem

Georgius Florus __________________________ de Bello Italico & Rebus Gallorum praeclare Gestis Libri Sex

Petrus Paulus Boscha ____________________ de Origine & Statu Bibliothecae Ambrosianae Libri Quinque

P.D. Christoforus Giarda _________________ Liberalium Disciplinarum Icones Symbolicae Bibliothecae

Alexandrinae

Dominicus Macaneus ____________________ Verbani Lacus Locorumque adjacentium Chronographica

Descriptio

Franciscus Bellasini ______________________ de Origine & Temporibus Urbis Bergomi Liber

Marcus Antonius Michael ________________ Agri & Urbis Bergomatis Descriptio

Page 60: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 60

SICILIA, SARDINIA, CORSICA, &c (13 voll.)

Het laatste deel van de Thesaurus wordt meestal als een los werk geïnterpreteerd. Het is bijzonder

omvangrijk, met maar liefst dertien delen, en bevat werken over Sicilië. Ter afsluiting zijn ook twee

korte werkjes opgenomen over Sardinië en één over Malta; vóór die drie is er een beschrijving

opgenomen van een van de Isole Tremiti, die in de Adriatische zee liggen, niet ver van het

schiereiland van Gargano. Dat dat niet bepaald bij Sicilië of Sardinië in de buurt is, realiseerden de

samenstellers zich misschien niet; of misschien bevatte dit deel alle eilanden, onafhankelijk van hun

ligging.

Cl. Marii Aretii ____________________________ Siciliae Chorographia

Dominici Marii ____________________________ Nigri Siciliae Descriptio

Antonini Mongitoris______________________ Regni Siciliae delineatio

Placidi Carrasae __________________________ Sicaniae descriptio & delineatio

Michaëlis Ritii ____________________________ de Regibus Siciliae Libri IV

Felini Sandei ______________________________ de Regibus Siciliae & Apuliae Liber

Rocchi Pirii _______________________________ Chronologia Regum Siciliae

Philippi Parutae __________________________ Sicilia Numismatica

Georgii Ioannis Gualtheri ________________ Inscriptiones Siciliae &c

_____________________________________________ Chronicon Siciliae incerti authoris

Sabas (vel Sallas) Malaspinae ___________ Rerum Sicularum Libri VI

Nicolai Specialis __________________________ Rerum Sicularum Lib. VIII

Gaufredi Malaterrae______________________ res gestae Roberti Viscardi & Rogerii Calabr. & Sicil. Duc.

Alexandri Abbatis ________________________ res gestae Rogerii Siciliae Regis

_____________________________________________ Brevis Historia Liberationis Messanae a Sarracenorum

dominatu &c

_____________________________________________ Genealogia Roberti Viscardi, ex Ptolem Luc. Chronicis

decerpta

_____________________________________________ Descriptio Victoriae Caroli Siciliae Regis, Ann. MCCLXVI

Ptolomaei de Luca ________________________ Genealogia Caroli Siciliae Regis

_____________________________________________ Epistolae Pontificum ad Principes & Reges Francorum &

super negotia regni Siciliae

Francisci Maurolyci ______________________ Sicanicarum Rerum Compendium, Libri VI

Thomae Fazelli ___________________________ de rebus Siculis Decades duae

Hugonis Falcandi _________________________ de rebus gestis in Siciliae Regno Histor.

Caesaris Baronii __________________________ tractatus de Monarchiae Siciliae

Conradii Vecerii __________________________ Historia de duabus Seditionibus Siciliae sub Imperatio

Caroli V.

Rocchi Pirri _______________________________ Sicilia Sacra

Alberti Piccoli _____________________________ de antiquo Iure Ecclesiae Siculae Dissertatio

Antonii Philothei _________________________ de Homodeis Aetnae Topographia, atque ejus Incendiorum

Historia

Petri Carrerae ____________________________ descriptio Aetnae

Alex. Burgos ______________________________ descriptio Aetnae

Petri Carrerae ____________________________ Cataneae antiquae descriptio

Guarnerii __________________________________ Catanea

Page 61: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 61

D. Ioannis Baptistae ______________________ de Grossis Catanense Decachordum, sive Novissima Sacrae

Ecclesiae Catanensis Notitia, Augustini Inveges

Carthaginensis Descriptio

Iosephi Buonfiglii ________________________ Descriptio Urbis Messanensis

Plac. Reinae _______________________________ Antiquitates Messanenses

P. Mario Pace _____________________________ Antiquitates Caltageronis

Placidi Carrasae __________________________ Motucae Descriptio

M. Valguarnerae __________________________ Antiquitates Panormitanae

Aug. Inveges ______________________________ Antiquitates Panormitanae

D. Francisci Baronii ac Manfredis _______ de Panormitana Majestate Libri IV

D. Vincentii Mirabellae ___________________ Explicatio Ichnographiae Antiquarum Syracusarum, ut &

Selectorum Numismarum, II Tomis

Iacobi Bonanni ___________________________ antiqua Syracusa illustrata

Antonini de Amico _______________________ de Urbis Syracusarum antiquo Archiepiscopatu Dissertatio

_____________________________________________ Antiquitates Scicli (sic)

Ioannis Pauli ______________________________ Chiaranda Platia antiqua

Iosephi Vincentii _________________________ Auriae Notitia Historica

_____________________________________________ Originis ac Antiquitatis Cephaledis

Hieronymi Ragusae ______________________ Elogia Siculorum

Benedicti Cochorellae ___________________ Tremitanae, olim Diomedeae Insulae Descriptio

Salvatoris Vitalis _________________________ Annales Sardiniae

Ioannis Francisci Farae __________________ de rebus Sardois Historia

Francisum Abelam _______________________ Melita Illustrata

Page 62: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 62

2. Inleiding bij boek IV van de Thesaurus

Als Appendix bij III.4 volgt hier een uittreksel met vertaling van de inleiding bij

boek IV van de Thesaurus, het eerste boek dat Burman redigeerde. Deze inleiding

bespreekt onder andere het ontstaan van het werk, en bevat lofprijzingen op

Graevius. De tekst zegt soms expliciet, soms tussen de regels iets over de doelen

die de samenstellers voor ogen hadden.

[...] Sed cum hoc insigni opere illorum magis, qui in

solius Romae, olim orbi imperantis, splendore mentem

et oculos defixos tenent, sitim exstinxisset, quam

ingentis inter eruditos multitudinis, qui studia & curas

suas ad tempora nostris propiora demittere solent,

desiderio satisfecisset: simulque Viros in rebus publicis

regnorum & civitatium versantes, quorum magna pars

haec a memoria hominum remotiora vel fastidire, vel

leviter attingere solet, querentes saepe audivisset,

semper florentis & dominantis Romae, & Imperii

maximi miracula seculo nostro magna cum ambitione

ostentari, paucos vero senescentis & intermortui

Imperii reliquiis colligendis se adcingere, ad arduum

magis & compositionis difficilioris corpus adgressus fuit:

quo totius Italiae, ab eo tempore, quo Imperatorum in

Occidente majestas, vel inertia regentum deformata,

vel incursu & inundatione Barbararum, ut Itali vocare

solebant, gentium plane fuit obruto & exstincta,

antiquitates & fata (pag.3) comprehenderet.

Lacerati ergo in infinita membra & partes Imperii

reliquias, & novam non Italiae modo, sed universae

Europae faciem informare animo instituerat, & medio,

ut adpellari solet, aevo res gestas, regnorum,

principatuum, & rerumpublicarum, quae ex ruinis

immensi imperii surrexerunt, origines producere

cogitaverat, unde viris civilibus, & rebus maximis

praepositis, facili opera & studio, etiam fontes

aperirentur, ex quibus per varias temporum & rerum

conversiones ad hodiernam Europae formam

intelligendam descenderent.

Hinc THESAURUM, qui totius ITALIAE, maximi olim

imperii sedis, & unde reliqorum per Europam

populorum fata & vicissitudines defluxerunt, statum &

[...] Maar hoewel hij (Graevius) met dit belangrijke werk

(nl. de Thes. Antiq. Romanarum, MJS) de dorst leste van

degenen die hun geest en ogen alleen richten op de

glorie van Rome, dat ooit de wereld regeerde, eerder

dan dat hij het verlangen stilde van de grote menigte

geleerden die hun aandacht en interesse richten op het

nabijere verleden: en hoewel hij dikwijls geluisterd had

naar de klachten van de mannen uit de wereld van het

openbaar bestuur, waarvan de meesten deze dingen

die al te ver weg liggen in het menselijk geheugen

verafschuwen, of slechts lichtjes aantippen, en (de

mensheid in) onze eeuw gewezen had op de wonderen

van het bloeiende en regerende Rome en zijn Rijk, en

daarbij enige woorden wijdde aan het late Rijk en zijn

comateuze tussenperiode; hoewel deze dingen zo zijn,

stortte hij zich nú op een nog moeilijker samen te

stellen corpus, dat de oudheden en geschiedenissen

van heel Italië zou omvatten, vanaf het moment dat de

majesteit van de Keizers in het westen uitgedoofd was,

hetzij misvormd door onbekwaamheid van haar

bestuurders, hetzij overspoeld door een tsunami van

barbaarse volkeren, zoals de Italiërs ze noemden.

Nu de overgebleven ledematen van het Rijk er zo

verminkt bijlagen, gaf hij [Graevius, MJS] een nieuw

gezicht, niet alleen aan Italië, maar aan heel Europa. Hij

bedacht dat hij met de Middeleeuwen (zoals ze

genoemd worden) de oorsprong en geschiedenis wilde

tonen van de koninkrijken, hertogdommen en

republieken die uit de ruïnes van het immense rijk

opstonden. En het bronnenmateriaal daarvan, dat

burgers en invloedrijken eenvoudig en zonder moeite

openen, toont hoe het hedendaagse Europa is ontstaan

in verschillende tijden van verandering.

Hij besloot deze Thesaurus samen te stellen, die van

heel Italië (ooit de zetel van een enorm rijk, waaruit ook

het wisselvallig lot van alle andere volkeren van Europa

Page 63: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 63

fortunam contineret, exstruere meditatus, lineamenta

totius operis duxerat, ex quibus non modo urbium

pleramque origines & antiquitates, sed res & bella,

quibus Italia per longum annorum decursum concussa

fuit, cognosci possent. Tales autem conquisiverat in

primis scriptores, qui Italiae, quae primum a Graecis,

deinde a Gothis, Hunnis, Langobardis, Francis &

Germanis, infestata & inundata fere fuit, varios casus

exponerent, & deinde per imperii reliquias & vestigia ad

eam, in qua nunc substitit, conditionem deducerent.

is voortgekomen) de huidige staat en de lotgevallen zou

moeten bevatten. Daarop heeft hij de begrenzing van

heel het werk vastgesteld, op grond waarvan men niet

alleen van de meeste steden de oorsprong en de

oudste geschiedenis, maar ook de oorlogen en

verwikkelingen waarin Italië lange tijd verwikkeld is

geweest zou kunnen vernemen. Derhalve zocht hij

allereerst schrijvers die van Italië (dat eerst door de

Grieken, daarna door de Goten, Hunnen, Longobarden,

Franken en Germanen bijkans overspoeld werd) de

verschillende lotgevallen zouden kunnen uiteenzetten,

en die vervolgens zouden kunnen vertellen via de

sporen van het rijk tot de staat waarin ze zich nu

bevindt.

Page 64: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 64

Short English summary

This thesis analyzes the creation and contents of the Thesaurus antiquitatum et

historiarum Italiae, a collection of articles on all regions of Italy (except Rome), in

Latin, printed at the offices of Pieter vander Aa in Leyden between 1704 and 1723.

Its chief editors according to the title pages were Johann Graevius, professor at the

University and Utrecht, and Petrus Burmannus, who took over his chair and his

editorship after his death.

The Thesaurus took many years to complete. Those years were spent in collecting

and translating the articles, and on adding introductions to each article. To collect

the material for the Thesaurus, extensive use was made of the informal

international network of scholars that existed in the seventeenth and eighteenth

centuries, and which is often referred to as the Republic of Letters. Many articles

were in Italian, so they had to be translated to Latin – Latin was still the lingua

franca, not only for scientists, but in the Netherlands also for the bourgeoisie.

The works the Thesaurus contains were not all recent works. Although a sizeable

amount of works is listed as being a first edition from the manuscript, most of

these works were still well over a hundred years old. Many of the works included

had recently seen a reprint, which presumably was the edition used as the source

for their inclusion here. Plates were freshly engraved, and apparently to their

benefit, for the impression the plates and general typesetting of the Thesaurus

make is rather favourable.

One of the aims of the Thesaurus was to serve for that bourgeoise as a reference

collection on the current state of affairs and the recent political history of Italy.

Another aim, probably not less important, was to provide scholars with access to

an enormous collection of historical and archaeological material on Italy. Thirdly,

we cannot rule out the deeper motive of profit for the ambitious bookprinter

Vander Aa – although apparently the project was not very succesful for him,

considering complaints of his widow about the large stocks of Thesauri he had left

her with!

Page 65: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 65

VII. Literatuur

‘Thes.: VII.2’ etc. verwijzen naar J.G. Graevius & P. Burman (edd.), Thesaurus

Antiquitatum et Historiarum Italiæ, Leiden 1704-1723, met aanduiding van

deel en boek. De Thesaurus kent helaas geen doorlopende pagina- of kolom-

nummering.

DNP verwijst naar Der Neue Pauly oftewel Cancik & Schneider (1996)

A.J. van der Aa, Biografisch Woordenboek der Nederlanden, Haarlem 1852-1878

A. Allocati, L’erudizione e la diplomatica nella storiografia avanti il Muratori e

l’opera di L.A. Muratori, Napels 1962

W.E.A. Axon, “An Italian Librarian of the Seventeenth and Eighteenth Centuries:

Antonio Magliabechi”, in The Library Association Record, 1903 (5) no. 2, pp.

59-76

P. Binkley (ed.), Pre-modern encyclopaedic texts: proceedings of the Second Comers

Congress, Groningen, 1-4 July 1996, Leiden 1997

R. Black, Benedetto Accolti and the Florentine Renaissance, Cambridge 1985

P. Blom, Encyclopédie: The Triumph of Reason in an Unreasonable Age, Londen 2004

H. Bots and F. Waquet (edd.), Commercium Litterarium: forms of communication in

the Republic of Letters 1600-1750, Amsterdam/Maarssen 1994

J.-C. Brunet, Manuel du libraire et de l’amateur des livres, Parijs 1842-18444

C.G. Buderus & J.G. Meusel, Bibliotheca Historica, Leipzig 1789

P. Burke, Lost (and Found) in Translation : A Cultural History of Translators and

Translating in Early Modern Europe, Wassenaar 2005

P. Burman, Redenvoering tegen de beschavende geleerdheid, vertaald door Dirk

Smout, Leiden 1720

P. Burman (ed.), Sylloges Epistolarum a viris illustribus scriptarum, Leiden 1727

P. Burman, Poematum libri IV, bezorgd door P. Burman jr., Amsterdam 1746

H. Cancik & H. Schneider (edd.), Der Neue Pauly: Encyclopädie der Antike, Stuttgart

1996-

G. Caroto, Le antichità di Verona, Verona 1560 (herdruk Bologna 1976)

R. Collison, Encyclopaedias: Their History Throughout the Ages, Londen 1964

U. Dierse, Enzyklopädie: zur Geschichte eines philosophischen und wissenschafts-

theoretischen Begriffs, Bonn 1977

Page 66: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 66

I.H. van Eeghen, Pieter van der Aa, boekverkoper Leiden (1677-1730) en de strijd om

de privileges, in Id., De Amsterdamse boekhandel 1680-1725 (deel V-1 van De

boekhandel van de Republiek 1572-1795), Amsterdam 1978, pp. 179-191

J.G.T. Graesse, Trésor de Livres Rares et Précieux ou Nouvelle Dictionnaire

Bibliographique, 7 delen, Dresden 1859–1869 (herdruk Cambridge, Mass.

[1993])

J.G. Graevius, Praefationes et Epistolae CXX, bezorgd door J.A. Fabricius,

Hamburg/Leipzig 1713

W.L. Grant, “European Vernacular Works in Latin Translation” in Studies in the

Renaissance, 1954 (1), pp. 120-156

K. Forrer, François Halma (1653-1722). Een bio-bibliografisch onderzoek naar een

boekverkoper tijdens de overgang van de zeventiende naar de achttiende eeuw,

Amsterdam 2005, samenvatting op http://cf.hum.uva.nl/bookmaster/

samenvatting_forrer.htm

C.L. Heesakkers, “Niederlande und Belgien”, in DNP 15/1

P.G. Hoftijzer, “De Leidse boekverkoper Pieter van der Aa (1659-1733) en zijn

kartografische uitgaven” in Caert-Thresoor, 1993 (12), pp. 53-58

P.G. Hoftijzer, “Between Mercury and Minerva: Dutch printing offices and

bookshops as intermediaries in seventeenth-century scholarly

communication”, in Bots & Waquet 1994, p. 119-129

P.G. Hoftijzer, Pieter van der Aa (1659-1733), Leids drukker en boekverkoper,

Hilversum 1999

G.C. Huisman, “Catalogi van de Universiteitsbibliotheek in boekvorm”, in Willem

Koops, Jelle Kingma & Gerda Huisman (edd.), Universiteitsbibliotheek

Groningen 1615-1990, Groningen 1990

F.A. Kafker (ed.), Notable Encyclopedias of the Seventeenth and Eighteenth

Centuries, Oxford 1981

C. Koeman, Koeman’s Atlantes Neerlandici, vol. 1, ‘t-Goy-Houten 19972

A.M. Ledeboer, Alfabetische Lijst der Boekdrukkers, Boekverkoopers en Uitgevers in

Noord-Nederland sedert de uitvinding van de boekdrukkunst tot den aanvang

der negentiende eeuw, Utrecht 1876

A.M. Ledeboer, De Boekdrukkers, Boekverkoopers en Uitgevers in Noord-Nederland

sedert de uitvinding van de boekdrukkunst tot den aanvang der negentiende

eeuw: Eene proeve, Deventer 1872

C.S. Lewis, The Discarded Image: An Introduction to Medieval and Renaissance

Literature, Cambridge 1964

Page 67: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 67

F. Lomonaco, Lex Regia: diritto, filologia e fides historica nella cultura politico-

filosofica dell’Olanda di fine seicento, Napels 1990

R.G. Maber, Publishing in the Republic of Letters: the Ménage-Graevius-Wetstein

correspondence 1679-1692, Amsterdam 2005

Z.R.W.M. von Martels, “Between Pliny the Elder and ‘Altertumswissenschaft’: The

Style, Contents and Meaning of Solinus”, in Nine Miedema & Rudolf Suntrup

(edd.), Literatur – Geschichte – Literaturgeschichte (Festschrift für Volker

Honemann zum 60. Geburtstag), Frankfurt am Main 2003, pp. 389-401

Z.R.W.M. von Martels, “‘Meer dan boekenwijsheid alleen’. Napels en Campanië in de

Thesaurus antiquitatum et historiarum Italiae [...]”, in Hans Bakker, Een Tuil

Orchideeën: Anthologie uit de Tuin der Geesteswetenschap te Groningen,

Groningen 2005

Th.J. Meijer, Kritiek als herwaardering: het levenswerk van Jacob Perizonius (1651-

1715), Leiden 1971

A. Mirto & H.Th. van Veen, Pieter Blaeu, Lettere ai Fiorentini: Antonio Magliabechi,

Leopoldo e Cosimo III de’ Medici, e altri, 1660-1705, Florence/Amsterdam/

Maarssen 1993

P.C. Molhuysen & P.J. Blok (edd.), Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek,

Leiden 1911-1937

P.C. Molhuysen (ed.), Bronnen tot de Geschiedenis der Leidsche Universiteit, deel IV:

1682-1725, Rijks Geschiedkundige Publicatiën nr. 45, Den Haag 1920

L. Müller, Geschichte der Klassischen Philologie in den Niederlanden, Leipzig 1869

J. Møller, Cimbria literata, Kopenhagen 1744

P.F.J. Obbema e.a., Boeken in Nederland: Vijfhonderd jaar schrijven, drukken, en

uitgeven, s.l. 1979

H. Pinkster, Woordenboek Latijn/Nederlands, Amsterdam 20032

G. Poleni, Utriusque Thesauri antiquitatum Romanarum Graecarumque nova

Supplementa, Venetië 1737

C. Rademaker ss.cc., “Wetenschappelijke handboeken die groot nieuws waren”, in

Guillaume van Gemert e.a. (edd.), Orbis doctus, 1500-1850: Perspectieven op

de geleerde wereld van Europa (opstellen aangeboden aan prof. dr. J.A.H. Bos),

Amsterdam 2005, pp. 237-254

B. Ribémont, “On the definition of an encylopaedic genre in the middle ages”, in

Binkley 1997, pp. 47-61

E.G. Ruestow, “Leeuwenhoek and the Campaign against Spontaneous Generation”,

in Journal of the History of Biology, 1984 (17) no. 2, pag. 227

Page 68: Scriptie MJ Smit

P a g i n a | 68

A.H. de Sallengre, Novus Thesaurus Antiquitatum Romanarum, Den Haag 1716-

1719

T. Sarayna, De origine et amplitudine civitatis Veronae, etc., Verona 1540

B.H. Stolte jr., Henrik Brenkman (1681-1736), jurist and classicist: a chapter from the

history of Roman law as part of the classical tradition, Groningen 1981

H.Th. van Veen & A.P. McCormick, Tuscany and the Low Countries: An Introduction

to the sources and an inventory of four florentine libraries, Florence 1984

A.J. Veenendaal jr. (ed.), De Briefwisseling van Anthonie Heinsius, 1702-1720, Den

Haag 1976-2001

F. Waquet, Latin, or, The empire of a sign : from the sixteenth to the twentieth

centuries, vertaald door John Howe, Londen 2001


Recommended