JAARVERSLAG 2014
Stichting PensioenfondsSligro Food Group
Jaarverslag 2014Stichting Pensioenfonds
Sligro Food Group
3
INHOUD
VOORWOORD 5
ORGANISATIE 7Meerjarenoverzicht 9
BESTUURSVERSLAG 2014 11Algemene pensioenontwikkelingen in 2014 13
Fondsspecifieke ontwikkelingen in 2014 16
Nieuw Financieel Toetsingskader 21
De financiële positie van ons fonds 23
Verzekerdenbestand 27
Beleggingen 28
Risicoparagraaf 31
Vooruitblik op 2015 36
VISITATIECOMMISSIE 39
VERANTWOORDINGSORGAAN 43
JAARREKENING 47Balans per 31 december 48
Staat van baten en lasten 50
Kasstroomoverzicht 52
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 53
Waardering 53
Beleggingen 54
Toelichting 58
Toelichting op de staat van baten en lasten 63
Risicoparagraaf 69
OVERIGE GEGEVENS 79Resultaatbestemming 79
Gebeurtenissen na balansdatum 79
Actuariële verklaring 81
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 83
Beleggingsoverzicht 85
VOORWOORD
5
In allerlei opzichten was het een spectaculair jaar voor
ons pensioenfonds. De rente daalde zeer scherp en dat
heeft veel bijgedragen aan een hoog rendement op onze
bezittingen van ongeveer 30%. Toch was dat maar net
voldoende om de financiële positie van ons fonds niet te
laten verslechteren. De dalende rente leidt immers ook
tot een sterke toename van de pensioenverplichtingen.
Het herstelplan is begin oktober 2014 beëindigd en het
was ook mogelijk om de pensioenen (weer) met 1% te
verhogen voor de actieve deelnemers. De inactieve deel-
nemers hebben deze indexatie niet gekregen. Voor hen
staat er nog 4% ‘op de lat’ als bijdrage in de extra herstel-
maatregelen.
In 2014 hebben we ook de besluitvorming afgerond voor
de nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2015. Daar-
voor is begin dit jaar een extra Pensioen-sliM verschenen.
Daarmee hebben we met alle partijen de beste oplossing
gevonden binnen de kaders van de wettelijke mogelijk-
heden en beperkingen. Vanaf 2015 hebben we nog maar
één pensioenregeling. Dit vereenvoudigt de communica-
tie en leidt tot kostenbesparingen.
Het bestuur en onze externe adviseurs hebben het afge-
lopen jaar veel tijd besteed om dit allemaal in goede ba-
nen te leiden. Het werk zal er in 2015 zeker niet minder
op worden. De invoering van de nieuwe regeling en het
voldoen aan de nieuwe regels van de toezichthouder
(nFTK) zal weer veel tijd vergen van alle betrokkenen.
Ik adviseer de deelnemers de extra Pensioen-sliM en de
UPO goed te lezen, want pensioen is toch vooral jullie
eigen verantwoordelijkheid!
Persoonlijk wil ik daar nog aan toevoegen dat ik blij ben
dat ik voorzitter mag blijven van ons pensioenfonds, nu
ik mijn functie als CFO van Sligro Food Group heb over-
gedragen aan Rob van der Sluijs. Doordat ik daarvoor nu
meer tijd ter beschikking heb, ben ik nog beter in staat
om samen met mijn collega-bestuurders de belangen
van iedereen die bij ons fonds betrokken is te behartigen.
Ik citeer daarbij het voorwoord van Koen Slippens uit het
jaarverslag 2014 van Sligro Food Group N.V.: “Wij vinden
het ook Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen dat
onze werknemers na een leven lang werken ook na hun
pensioen in hun eigen levensonderhoud kunnen voor-
zien en er geen groentetuintje bij moeten nemen, als ze
dat niet willen”.
Namens het bestuur,
Huub van Rozendaal, voorzitter
VOORWOORD
7
ORGANISATIEPER 1 JANUARI 2015
Bestuur H. van Rozendaal voorzitter,
namens werkgever
J. Cooijmans secretaris,
namens werknemers
R. van der Sluijs plaatsvervangend voorzitter,
namens werkgever
W. Jansen plaatsvervangend secretaris,
namens werknemers
A. Dijkstra namens pensioengerechtigden
Visitatiecommissie W. Beckers voorzitter
C. van Gils
A. Rademakers
Verantwoordingsorgaan G. van der Veeken namens werkgever (voorzitter)
D. van der Does namens werknemers
H. Klinge namens pensioengerechtigden
Organisatie Communicatiecommissie: J. Cooijmans, W. Jansen, Communicatie/DTP AZL N.V.
Commissie Risicomanagement
en Uitbesteding: R. van der Sluijs, A. Dijkstra
Beleggingscommissie: H. van Rozendaal, R. van der Sluijs, CVP Advies B.V.
Accountant: KPMG Accountants N.V., Utrecht
Adviserend actuaris: Aon Consulting Nederland cv, Eindhoven
Waarmerkend actuaris: Towers Watson Netherlands B.V., Purmerend
Administrateur: AZL N.V., Heerlen
Herverzekeraar: Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij. N.V., Rotterdam
Vermogensbeheerder: NN Investment Partners, Den Haag
9
Meerjarenoverzicht
bedragen x € 1.000 2014 2013 2012 2011 2010
Aantallen
Actieve deelnemers 4.114 3.945 3.870 3.837 3.709
Gewezen deelnemers 3.463 3.370 3.264 3.183 4.129
Pensioengerechtigden 644 571 512 458 393
Totaal 8.221 7.886 7.646 7.478 8.231
Financiële gegevens
(in duizenden euro)
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Belegd vermogen 274.682 199.834 177.049 143.253 120.002
Rendement op basis van total return 30,3% 5,1% 15,4% 8,4% 11,5%
Reserves
Vrije reserve 28.859 11.733 -6.600 -2.711 3.934
Reserve beleggingsrisico's 28.746 24.624 24.219 6.898 5.394
Toeslagenreserve 0 0 0 0 1.723
Totaal reserves 57.605 36.357 17.619 4.187 11.051
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds 215.505 161.762 157.674 137.392 107.375
Voorziening toekomstige arbeidsongeschikten 729 677 634 566 512
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 843 907 984 950 874
Totaal technische voorzieningen 217.077 163.346 159.292 138.908 108.761
Premiebijdragen van werkgevers
en werknemers (1) 16.115 16.419 15.631 14.579 19.265
Pensioenuitkeringen (2) 2.687 3.159 3.631 4.628 3.442
Dekkingsgraad
Aanwezig (3) 126,6% 122,4% 111,1% 103,0% 110,2%
Vereist 113,4% 115,2% 115,3% 115,8% 117,3%
1 De premiebijdrage 2010 is inclusief een eenmalige bijdrage van de werkgever in verband met een extra herstelmaatregel van € 6 miljoen.
In de periode 2011-2013 inclusief de extra 2%-punt herstelpremie van de werknemers.
2 De pensioenuitkeringen dalen door de afloop van het prepensioen.
3 De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Reserves + Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds) / Voorziening
pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds.
BESTUURSVERSLAG 2014
11
BESTUURSVERSLAG 2014
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group (hierna: ons
fonds) is opgericht per notariële akte op 19 juli 2001. Het
is een ondernemingspensioenfonds en voert de pen-
sioenregelingen uit van een deel van de bedrijven van
Sligro Food Group Nederland B.V. (hierna Sligro Food
Group).
DoelstellingOns fonds heeft als doel:
• het toekennen van pensioenaanspraken;
• het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen;
• het treffen van andere gewenste voorzieningen voor
de (ex-)werknemers en hun nabestaanden;
• het doen van uitkeringen met een ideële of sociale
strekking, in de gevallen en onder de voorwaarden
zoals nader geregeld in de statuten en de reglemen-
ten van ons fonds.
De onderneming en werknemers financieren de pen-
sioenvoorziening. De afspraken over de financiering en
de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in
een uitvoeringsovereenkomst tussen ons fonds en de
onderneming.
Ontwikkelingen binnen de organisatie van ons fondsHet Bestuur van ons fonds (hierna het Bestuur) is verant-
woordelijk voor de uitvoering van de pensioen regeling
die de onderneming toezegt (pensioenovereenkomst).
Het Bestuur bestaat uit twee bestuurders die worden
voorgedragen door Sligro Food Group, twee bestuurders
die voorgedragen worden door de Ondernemingsraad
namens de werknemers en uit één bestuurslid dat voor-
gedragen wordt door en uit de pensioengerechtigden.
De bestuursleden namens de werknemers en namens de
pensioengerechtigden vormen samen de werknemers-
bestuursleden. Om de paritaire samenstelling te handha-
ven, is het stem gewicht van de drie werknemersbe-
stuursleden gelijk aan het stem gewicht van de twee
werkgeversbestuursleden. De bestuursleden die in dienst
zijn van Sligro Food Group ontvangen voor hun werk-
zaamheden voor ons fonds geen vergoeding. De vergoe-
ding van de overige bestuursleden wordt besproken in
de toelichting op de staat van baten en lasten.
De voorzitter van de Visitatiecommissie, de heer Geerdink,
is na de visitatie over 2013 om gezondheidsredenen te-
ruggetreden. Het Bestuur heeft in de bestuursvergade-
ring van 6 oktober de heer Beckers benoemd tot voorzit-
ter van de Visitatiecommissie. De heer Beckers start met
zijn werkzaamheden bij de visitatie over 2014.
Het vermogensbeheer is één van de belangrijkste taken
van het Bestuur. Om hieraan meer en beter aandacht te
besteden heeft het Bestuur een Beleggingscommissie
ingesteld. Twee bestuursleden hebben zitting in deze
commissie. De Beleggingscommissie adviseert het
Bestuur over het te voeren beleggingsbeleid. Een onaf-
hankelijke, externe deskundige staat de commissie hierin
bij. De Beleggingscommissie zorgt ook voor de uitvoe-
ring van bestuursbesluiten. Bovendien zien de
commissie leden erop toe dat NN Investment Partners
(hierna NN IP) het vermogensbeheer goed uitvoert.
In 2013 is een Commissie Risicomanagement ingesteld.
Deze commissie is verantwoordelijk voor de opzet en
monitoring van het integrale risicomanagement en advi-
seert hierover aan het Bestuur. De commissie toetst in
2014 ook het uitbestedingsbeleid.
Ons fonds heeft vanaf 1 januari 2015 een nieuwe pen-
sioenregeling. Een tijdelijke commissie, Commissie Nieu-
we Pensioenregeling, wordt in het leven geroepen om de
voorbereidingen voor het Bestuur uit te voeren.
Het Bestuur kwam in het verslagjaar vijf maal bijeen (op
17 maart, 13 mei, 12 juni, 6 oktober en 4 december). De
vergadering op 13 mei is specifiek aan het thema Wijzi-
ging naar een nieuwe pensioenregeling gewijd. Hierbij
heeft het Bestuur uitgebreid stilgestaan bij de toekomst
12
en de aanpassing van de pensioenregeling van ons
fonds. Aanleidingen hiervoor:
1. het gewijzigde fiscale kader per 1 januari 2015;
2. de politieke besluitvorming over het nieuw Financieel
Toetsingskader (hierna FTK);
3. de afloop van het kapitaalcontract met Nationale-
Nederlanden per 1 januari 2016;
4. de boekhoudeisen voor pensioen bij de onderne-
ming.
Verder was er tijdens de bestuursvergadering in oktober
een themabespreking waarbij ook het Verantwoordings-
orgaan aanwezig was. De ontwikkelingen van het nieuw
FTK zijn hierin besproken. In het hoofdstuk Fondsspeci-
fieke ontwikkelingen in 2014 staat welke activiteiten het
Bestuur in het verslagjaar heeft uitgevoerd.
UitbestedingAls pensioenuitvoeringsorganisatie van ons fonds zorgt
AZL N.V. (hierna AZL) onder meer voor de volgende za-
ken:
• de pensioen- en deelnemersadministratie en
deelnemerscommunicatie;
• actuariële rapportage;
• rapportages richting toezichthouders;
• de financiële administratie; en
• de bestuursondersteuning en advisering.
NN IP beheert het vermogen van ons fonds. NN IP belegt
dit op basis van richtlijnen voor het vermogens beheer die
het Bestuur heeft vastgesteld. NN IP houdt ons fonds on-
der meer met periodieke rapportages op de hoogte van
de vermogensontwikkeling. AZL en NN IP beschikken
over een ISAE 3402 (type II) verklaring. Door deze verkla-
ring te overleggen tonen AZL en NN IP aan ons fonds en
aan de accountant van ons fonds aan, dat de uitvoering
van de pensioenregelingen respectievelijk het beheer van
vermogen van ons fonds in control is.
Voor actuariële en overige adviezen doet het Bestuur een
beroep op Aon Consulting Nederland cv en CVP Advies.
Towers Watson Netherlands B.V. voert de actuariële waar-
merking over het verslagjaar 2014 uit. KPMG Accountants
N.V. controleert de jaarrekening over het verslagjaar
2014.
De verzekeringstechnische risico’s die voortvloeien uit de
regelingen zijn voor het grootste deel herverzekerd bij
Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij. N.V. (hier-
na NN). Ons fonds loopt uit hoofde van de kapitaalover-
eenkomst met NN ook zelf risico.
BeleidIn lijn met artikel 3 lid 2 van de statuten werkt het Bestuur
van ons fonds volgens een actuariële en bedrijfstechni-
sche nota (hierna Abtn). Deze geeft integraal inzicht in
het functioneren van ons fonds en beschrijft het te voe-
ren beleid, inclusief de financiële opzet en de grond-
slagen waarop het rust.
De Abtn is vergelijkbaar met een bedrijfsplan. In de Abtn
wordt bijvoorbeeld ook ingegaan op de organisatiestruc-
tuur van ons fonds en op het interne beheersings-
systeem. Ook is er aandacht voor het beleggingsbeleid
van ons fonds en voor de financiële sturingsmiddelen
waarover ons fonds beschikt. De regelingen die ons
fonds voert zijn op hoofdlijnen beschreven in de Abtn.
PensioenregelingDe pensioenregelingen die ons fonds tot 2015 uitvoert,
zijn opgenomen in de volgende pensioenreglementen:
• Pensioenreglement voor werknemers geboren op
of na 1 januari 1950 en werknemers die na
31 december 2005 in dienst treden.
• Pensioenreglement voor werknemers geboren vóór
1 januari 1950.
• Prepensioenreglement voor werknemers geboren
vóór 1 januari 1950.
• Pensioenreglement excedentprepensioenregeling
voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950.
• Pensioenspaarreglement voor werknemers geboren
vóór 1 januari 1950.
• Pensioenreglement ANW-hiaat.
Met ingang van 1 januari 2015 voert ons fonds nog één
pensioenregeling uit. De pensioenen van bovenstaande
reglementen zijn omgezet naar de nieuwe pensioen-
regeling, behalve de pensioenen uit de pensioenspaar-
regeling en de ANW-hiaatregeling. De pensioenen van
deze regelingen worden buiten ons fonds voortgezet. In
het hoofdstuk Fondsspecifieke ontwikkelingen in 2014
leest u meer over de nieuwe pensioenregeling.
Het nieuwe pensioenreglement, maar ook de oude regle-
menten, statuten en veel andere informatie zijn opgeno-
men op de website van ons fonds:
www.pf-sligrofoodgroup.nl. U vindt daar ook dit jaarver-
slag en jaarverslagen over eerdere jaren. De ontwikkeling
van de dekkingsgraad wordt maandelijks op de website
gepubliceerd. Als u als deelnemer bij ons fonds betrok-
ken bent, kunt u online toegang krijgen tot uw persoon-
lijke gegevens. Wij nodigen u van harte uit kennis te ne-
men van alle online beschikbare informatie die u kan
helpen om uw pensioeninzicht te vergroten.
13
Algemene pensioenontwikkelingen in 2014
Nieuw Financieel Toetsings kader eindelijk gerealiseerdHet jaar 2014 stond in het teken van de invoering van een
nieuw FTK. Nadat het wetsvoorstel in december aan-
vaard werd, kwam definitief een einde aan een lange
discussie over de herziening van het pensioenstelsel.
Deze discussie heeft de afgelopen 4 jaar veel maatschap-
pelijke onrust teweeg gebracht. Toch bleef een genera-
tieconflict uit. De invoering van een ander type pen-
sioencontract, de zogeheten reële ambitieovereenkomst,
als alternatief voor en naast het nominale pensioencon-
tract, kreeg maatschappelijk en politiek onvoldoende
steun. Daardoor bleven de wettelijke voorstellen van
staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgele-
genheid dichter bij huis. Het kabinet typeerde de herzie-
ning van het FTK gaandeweg als noodzakelijk onder-
houd om de weerbaarheid van pensioenfondsen tegen
financiële schokken en de stijgende levensverwachting
te vergroten. Ons fonds heeft tot 1 juli 2015 de tijd om de
diverse fondsdocumenten aan te passen. In de eerste
plaats zullen de Abtn en de uitvoeringsovereenkomst
moeten worden herzien. Maar ook de pensioenregle-
menten behoeven aanpassing. Het nieuw FTK wordt na-
der besproken in een apart hoofdstuk.
In 2014 kondigde de staatssecretaris een veel fundamen-
telere discussie aan over de grondbeginselen en uit-
gangspunten van het pensioenstelsel: de Nationale Pen-
sioendialoog. Dit vanwege demografische, economische,
arbeidsmarkt gerelateerde en sociaal culturele ontwik-
kelingen. Aan de orde komen collectiviteit, solidariteit,
verplichtstelling en de doorsneepremie systematiek, als
ook ruimte voor maatwerk en mate van individuele
keuze vrijheden.
WitteveenkaderDe maximaal toegestane opbouwpercentages zijn per
1 januari 2014 verlaagd. Per 1 januari 2015 dalen ze ver-
der. Bij ons fonds is het opbouwpercentage 2,1 gebleven.
Ook het pensioengevend jaarsalaris wordt met ingang
van 1 januari 2015 aan een maximum gebonden. Is het
pensioengevend jaarsalaris hoger dan €100.000, dan is er
over het meerdere geen fiscaal gefaciliteerde pen-
sioenopbouw meer. Pensioenfondsen kunnen wel een
vrijwillige netto pensioen spaarfaciliteit aanbieden. Ons
fonds heeft een maximum pensioen gevend jaarsalaris
van €48.788. Deze ontwikkelingen waren niet van toe-
passing op ons fonds.
De Btw-vrijstelling voor koepelfondsen is afgeschaft,
omdat dit een concurrentievoordeel zou opleveren. Voor
ons fonds was de Btw-vrijstelling niet van toepassing.
De politiek verwacht dat de lagere pensioenopbouw
leidt tot lagere pensioenpremies en dus tot een hoger
besteedbaar inkomen, wat gunstig is voor de kwakke-
lende economie. Veel fondsbesturen willen de premie
echter gelijk houden om zo de financiële positie van hun
fonds te verbeteren. De Nederlandsche Bank (hierna
DNB) verlangt nu nadere, procedurele waarborgen. Alle
fondsbesturen zijn benaderd met een enquête over het
premiebesluit 2015. DNB benadrukt hiermee dat fonds-
besturen dit besluit moeten kunnen motiveren met toe-
passing van het beginsel van evenwichtige belangenaf-
weging. Eind 2014 heeft het Bestuur gevolg gegeven aan
deze enquête.
Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen Op 1 juli 2014 moesten alle pensioenfondsen de Wet
Versterking Bestuur Pensioenfondsen (hierna Wvbp) heb-
ben geïmplementeerd. De voorbereidingen werden
deels in 2013 getroffen. Feitelijk dienden de fondsbestu-
ren al aan het einde van het eerste kwartaal van 2014 de
fondsdocumenten gereed hebben. In het tweede kwar-
taal was ruimte voor een dialoog met DNB over deze
aanpassingen. De impact van de Wvbp was gering voor
ons fonds, omdat enkele onderdelen al werden toege-
past. Meer hierover leest u in het hoofdstuk Fondsspeci-
fieke ontwikkelingen in 2014.
Code Pensioenfondsen In september 2013 stelden de Pensioenfederatie en de
Stichting van de Arbeid (hierna STAR) gezamenlijk de
Code Pensioenfondsen vast. Doel was het functioneren
van de fondsbesturen van pensioenfondsen verder te
verbeteren en inzichtelijker te maken. De code heeft een
wettelijke grondslag gekregen bij de Wvbp.
De fondsbesturen leggen vanaf 2014 verantwoording af
over de naleving van de code. Een pensioenfonds past de
normen van de code toe of het fonds motiveert in het
jaarverslag waarom een norm niet (volledig) wordt toe-
gepast. Afwijken van de norm kan als daar een goede
reden voor is. In het hoofdstuk Fondsspecifieke ontwik-
kelingen in 2014 gaan we hier nader op in.
14
Handreiking geschikt pensioenfondsbestuurDe Pensioenfederatie publiceerde in 2014 een ‘Handrei-
king geschikt pensioenfondsbestuur’. Deze vervangt de
‘Aanbevelingen deskundig en competent bestuur’ uit
2011. De aanbevelingen waren in verband met de Wvbp
niet meer actueel. De handreiking ondersteunt de fonds-
besturen bij de toetsing van de bestuursleden, bij het
toewerken naar en bewaken van hun geschiktheid.
Ons fonds heeft op basis van de handreiking een ge-
schiktheidsplan opgesteld. Hierin staat aan welke eisen
bestuursleden en de leden van de andere organen van
ons fonds moeten voldoen om door DNB geschikt te
worden bevonden voor een functie bij ons fonds.
Ontwikkelingen in het toezichtDNB maakt zich zorgen over de houdbaarheid van het
bedrijfsmodel van pensioenfondsen. De fondsbesturen
hebben te maken met een ongunstige kostenstructuur,
beperkte premieruimte, ingrijpende ontwikkelingen in
de wet- en regelgeving, een dalend aantal actieve deel-
nemers door de vergrijzing en gepensioneerden die lan-
ger leven en dus langer uitkeringen ontvangen. De toe-
zichtthema’s van DNB lagen in 2014 in het verlengde
hiervan: toekomstbestendigheid, herstel van financiële
buffers en beter risicobeheer. Met diverse onderzoeken
beoogde DNB dat de fondsbesturen voldoende zicht
hielden op de risico’s van deze ontwikkelingen en op tijd
maatregelen zouden nemen om de financiële opzet te
versterken.
Zo kregen de pensioenfondsen een self assessment over
het risico van belangenverstrengeling en de beheersing
hiervan. Dit onderzoek werd mede ingegeven door de
personele wijzigingen in de verschillende fondsorganen
vanwege de Wvbp. Ook publiceerde DNB een richtlijn
over de beheersing van uitbestede bedrijfsprocessen. Bij
ongeveer dertig fondsen werd onderzocht of er voldoen-
de controle was op het betalingsproces en/of op de toe-
gang tot de betaalrekeningen. Tenslotte bracht DNB een
richtlijn uit voor die pensioenfondsen die in liquidatie zijn.
In 2014 is de Wet bekostiging financieel toezicht 2015
gewijzigd. De overheidsbijdrage voor het toezicht door
DNB en door de Autoriteit Financiële Markten (hierna
AFM) is afgeschaft. Dit volgde uit het regeerakkoord
Rutte II. Pensioenfondsen dragen deze kosten volledig
zelf, waardoor de kosten in 2015 oplopen. Een aangeno-
men amendement voorkomt een onbeperkte stijging
van de toezichtkosten. De huidige totale toezichtkosten
mogen in principe alleen met de inflatie correctie stijgen.
In bijzondere omstandigheden kan de regering hogere
kostenstijgingen goedkeuren. Dat moet wel aan de
Tweede Kamer worden voorgelegd.
Andere communicatie over aanvullend pensioen is wenselijkBegin 2014 publiceerde staatssecretaris Klijnsma een
consultatiedocument over verbeteringen van de pen-
sioencommunicatie. In de loop van 2014 bereikte het
wetsvoorstel de Tweede Kamer. De parlementaire behan-
deling is naar verwachting in de eerste helft van 2015
afgerond en zal leiden tot invoering van de wet Pen-
sioencommunicatie.
De bestaande wettelijke informatieverplichtingen vol-
doen niet meer. Ze leiden tot onvoldoende begrijpelijke
communicatie, moeilijke terminologie, lastig taalgebruik
en te veel informatie en weinig doelgericht. Bovendien
wordt een te rooskleurig beeld over de hoogte van het
pensioen gegeven en ontbreekt inzicht in de risico’s. Be-
tere communicatie moet het gedaalde vertrouwen onder
deelnemers en pensioengerechtigden herstellen. Het
kabinet baseert zijn voorstellen op diverse onderzoeken
op dit terrein, waaronder met name het rapport ‘Pen-
sioen in duidelijke taal’.
Algemeen pensioenfonds: alternatieve uitvoeringsvormEind 2014 heeft staatssecretaris Klijnsma een wetsvoor-
stel naar de Tweede Kamer gestuurd dat de oprichting
van een Algemeen Pensioenfonds (hierna APF) mogelijk
maakt. De Algemene Pensioeninstelling (hierna API) is
hiermee van de baan. Voordat het wetsvoorstel werd in-
gediend, is de pensioen- en verzekeringssector geconsul-
teerd.
15
Het wetsvoorstel speelt in op de behoefte van pensioen-
fondsen om effectiever en tegen lagere uitvoeringskos-
ten samen te werken, met behoud van eigen identiteit en
solidariteitskring. Het APF kent geen domeinafbakening,
zodat fondsen kunnen kiezen voor een gezamenlijke
uitvoering, zonder dat ze qua bedrijfsactiviteiten een
binding met elkaar hebben. Het APF staat niet open voor
verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen.
Evaluatie PPI In 2011 heeft het kabinet de Premiepensioeninstelling
(hierna PPI) geïntroduceerd. De PPI is een organisatie die
alleen beschikbare premieregelingen uitvoert. In 2014
evalueerde het kabinet de PPI. Conclusie is dat de PPI
heeft bijgedragen aan meer marktwerking tussen aan-
bieders van beschikbare premieregelingen. De prijsstel-
ling is verbeterd door de lagere uitvoeringskosten, terwijl
de dienstverlening niet versoberd is. Ook de beleggingen
en de communicatie naar de deelnemers zijn verbeterd
en er is meer transparantie.
De beëindiging van de kapitaalopbouw op de pensioen-
ingangsdatum en de overgang naar de uitkeringsfase
bleken knelpunten. Hierop heeft staatssecretaris Klijnsma
eind 2014 de Tweede Kamer een hoofdlijnennota ge-
stuurd, waarin ze voorstellen doet om de premieovereen-
komst te optimaliseren. In de uitkeringsfase moet het
mogelijk worden om een deel van het opgebouwde ka-
pitaal door te beleggen. Dit kan bijdragen aan het pen-
sioenresultaat. De optimalisering vervangt de ideeën
omtrent het reële pensioencontract, die bij de totstand-
koming van het nieuw FTK geen doorgang vonden.
Europese pensioenontwikkelingenDe Europese Commissie werkt al een tijd aan een herzie-
ning van de IORP- of Pensioenfondsenrichtlijn. Onder-
werpen zijn een goede governance, inclusief risicoma-
nagement, en een adequate informatievoorziening voor
deelnemers. Hierbij hoort het beleidsvoorstel om de sol-
vabiliteitseisen die voor verzekeraars (gaan) gelden, ook
op pensioenfondsen toe te passen. Vanwege het sterk
ontwikkelde, aanvullende pensioenstelsel in ons land,
wordt Nederland steeds in de rol gedrongen om dit alom
geprezen stelsel te behoeden voor niet-passende voor-
stellen vanuit Brussel.
Volgens het kabinet is de Europese Commissie in 2014
ruim tegemoet gekomen aan de Nederlandse bezwaren
tegen onder meer voorstellen voor het beloningsbeleid
en voor de evaluatie van risico’s. Verwacht wordt dat de
Europese Raad van Ministers in 2015 de wijziging van de
richtlijn vaststelt. De diverse overheden verwerken de
richtlijn vervolgens uiterlijk eind 2016 in de eigen pen-
sioenwetgeving.
16
Fondsspecifieke ontwikkelingen in 2014
De belangrijkste aandachtspunten in het verslagjaar 2014
Nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015
Een groot deel van 2014 heeft in het teken gestaan van
de voorbereidingen op een nieuwe pensioenregeling
voor ons fonds. Aanleidingen voor een nieuwe pensioen-
regeling zijn:
• het gewijzigde fiscale kader per 1 januari 2015;
• de (verwachte) politieke besluitvorming over het
nieuw FTK;
• de afloop van het kapitaalcontract met NN per
1 januari 2016, en
• de boekhoudeisen voor pensioen bij de onderne-
ming.
De onderneming heeft aangegeven door te willen gaan
met het ondernemingspensioenfonds en de deelnemers
hebben in 2013 in het deelnemerstevredenheidsonder-
zoek aangegeven tevreden te zijn over ons fonds. Daar-
naast is de eigen identiteit en de binding met het eigen
fonds belangrijk voor alle betrokkenen. In het proces
naar een nieuwe pensioenregeling waren dit de uit-
gangspunten:
• zelfstandigheid van ons fonds;
• een evenwichtige belangenafweging;
• een minder complexe administratieve uitvoering;
• eenvoudige communicatie;
• risico op extra administratieve verplichtingen voor de
onderneming verminderen;
• voldoen aan de laatste wet- en regelgeving.
Deze uitgangspunten hebben geleid tot een middel-
loonregeling met een vaste premie voor de komende vijf
jaar (ook wel: CDC-regeling, Collectieve Defined Contri-
bution). De jaarlijkse opbouw in de nieuwe regeling is
2,1% van de pensioengrondslag. Echter, als de vastge-
stelde premie niet voldoende is voor de financiering van
de pensioenopbouw, wordt het opbouwpercentage ver-
laagd. Een andere belangrijke wijziging is dat de pen-
sioenleeftijd verhoogd is naar 67 jaar waarbij de deel-
nemers eerder, maar ook later met pensioen kunnen
gaan. Verder is deeltijdpensioen geïntroduceerd: de
werknemer kan het werken geleidelijk afbouwen en het
pensioen stapsgewijs laten ingaan. Tot slot is besloten
om de aanspraken uit alle oude pensioenregelingen om
te zetten naar pensioen in de nieuwe pensioenregeling.
Met ingang van 1 januari 2015 voert ons fonds nog maar
één pensioenregeling uit. Hiermee worden uitvoering en
communicatie minder complex.
De besluitvorming over de nieuwe pensioenregeling is
zeer zorgvuldig verlopen. Zo zijn de Ondernemingsraad
en het Verantwoordingsorgaan erbij betrokken. Beide
organen hebben positief geadviseerd over de nieuwe
pensioenregeling. De actieve deelnemers hebben begin
2015 een brief ontvangen over de nieuwe pensioenrege-
ling en een speciaal uitgebrachte PensioenSliM waarin de
nieuwe regeling uitgebreid aan bod komt. De gewezen
deelnemers en pensioengerechtigden hebben een brief
ontvangen over de nieuwe regeling. Daarin is verwezen
naar de website waar uitgebreide informatie is opgeno-
men over de nieuwe pensioenregeling en de digitale
versie van de PensioenSliM.
ANW-hiaatregeling
De ANW-hiaatregeling die ondergebracht was bij NN, is
beëindigd en is geen onderdeel meer van ons fonds. De
regeling wordt voortgezet via de onderneming en is on-
dergebracht bij ASR. De deelnemers zijn hierover begin
2015 geïnformeerd.
Aanvullende pensioenspaarregeling
De aanvullende pensioenspaarregeling, die onderge-
bracht was bij Robeco, is beëindigd. Het Bestuur heeft dit
besloten, omdat het aantal deelnemers in de regeling
relatief laag is en omdat er geen premie meer werd inge-
legd. Het kapitaal uit de pensioenspaarregeling is onder
gebracht bij NN. Omdat na de overdracht van het kapi-
taal naar NN een lagere pensioenuitkering wordt verkre-
gen, is het kapitaal bij overdracht verhoogd met 30%. De
17
deelnemers aan de regeling zijn hierover geïnformeerd
in juli 2014; begin 2015 is de transitie afgerond.
Communicatie
Ons fonds hecht veel waarde aan goede communicatie
over pensioen. Door begrijpelijke pensioencommunica-
tie wil ons fonds de pensioenbewustwording stimuleren,
de verwachtingen van belanghebbenden managen en
ervoor zorgen dat ze de eigen verantwoordelijkheden
kennen en leren benutten. Daarnaast wil ons fonds dat
deelnemers tevreden zijn over de communicatie. Hier-
voor is in 2013 een deelnemerstevredenheidsonderzoek
(hierna DTO) gedaan. Ons fonds is in 2014 met de uit-
komsten aan de slag gegaan om de communicatie verder
te verbeteren.
In de eerste helft van 2014 zijn verschillende acties uitge-
zet op het gebied van communicatie. Zo verscheen in
april opnieuw de PensioenSliM, een speciale uitgave van
het bedrijfsblad SliM volledig gewijd aan pensioenen bij
ons fonds. Het magazine is toegevoegd aan de UPO’s
voor actieve deelnemers. Via de Seniorenclub zijn ook
enkele exemplaren verspreid onder pensioengerechtig-
den. De korte artikelen in het magazine vergemakkelij-
ken het lezen van het UPO. Interviews met collega’s ver-
hogen de attentiewaarde van het onderwerp pensioen.
Zo wordt het pensioenbewustzijn en de kennis over de
eigen pensioensituatie vergroot. Ook is het Bestuur ver-
der gegaan op de in 2013 ingeslagen weg om het be-
stuursverslag een uitstraling te geven die meer bij Sligro
Food Group past wat betreft tekst en beeld. Zo wil het
Bestuur het verslag toegankelijker en leesbaarder maken
voor alle belanghebbenden en ons fonds dichter bij de
onder neming brengen.
De tweede helft van 2014 heeft met name in het teken
gestaan van de communicatie over de transitie naar de
nieuwe pensioenregeling. In die periode is ook aandacht
geschonken aan een kennissessie voor P&O-medewer-
kers over de nieuwe pensioenregeling. Uit het DTO bleek
dat P&O-medewerkers van de onderneming veel vragen
krijgen over pensioen.
Tot slot heeft ons fonds het hele jaar actuele informatie
geplaatst op de website. Twee keer is er een digitale
nieuwsbrief verzonden en twee keer een e-mailing. We
streven ernaar zoveel mogelijk informatie (ook) toegan-
kelijk te maken via de website van ons fonds
www.pf-sligrofoodgroup.nl.
Wet versterking bestuur pensioenfondsen
In 2014 is de Wvbp geïmplementeerd. De gevolgen voor
de governancestructuur van ons fonds waren relatief
klein, omdat pensioengerechtigden al vertegenwoor-
digd zijn in het Bestuur en er al een jaarlijkse visitatie
plaatsvindt. Door de Wvbp zijn de taken van het Verant-
woordingsorgaan wel uitgebreid. In 2014 zijn de fonds-
documenten hierop aangepast. Het gaat dan om de sta-
tuten en de reglementen van de Visitatiecommissie en
het Verantwoordingsorgaan. De wijzigingen zijn tijdig
gemeld aan DNB en akkoord bevonden.
Code PensioenfondsenHet Bestuur onderschrijft de uitgangspunten van de
Code Pensioenfondsen. Het Bestuur heeft vastgesteld
dat grotendeels wordt voldaan aan de normen uit de
code. Voor de normen 3, 4, 14, 15 en 66 bleek nog actie
nodig en die acties zijn inmiddels in gang gezet. Van
norm 45 wijkt het Bestuur deels af: aan het Verantwoor-
dingsorgaan zijn niet-bindende adviesrechten toege-
kend bij benoeming of ontslag van leden van de Visitatie-
commissie. De adviesrechten in de Code Pensioenfondsen
gaan verder dan de wettelijke voorschriften. Het Bestuur
volgt de wettelijke voorschriften en heeft deze ook vast-
gelegd in de statuten, het reglement Verantwoordingsor-
gaan en het reglement Visitatiecommissie.
Zittingsduur en herbenoeming
In de code staat dat werkgevers- en werknemersleden
maximaal 4 jaar zitting nemen in het Bestuur. Het Bestuur
heeft besloten om deze zittingsduur aan te houden. De
wijziging wordt doorgevoerd in de statuten. Het maxi-
mum aantal herbenoemingen neemt het Bestuur niet
over uit de code, omdat het vanwege de vereiste kennis
en geschiktheid moeilijk is om geschikte kandidaten te
vinden. De continuïteit van ons fonds staat voorop.
Geschiktheid bestuur
Geschiktheidsplan
Met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen is de
aandacht toegenomen voor de eisen die gesteld worden
aan pensioenfondsbestuurders. Voorheen ging het met
name over de deskundigheid, nu wordt ook gekeken
naar vaardigheden en professioneel gedrag. Dit is in lijn
met de ‘Beleidsregel geschiktheid 2012’. Hierin staat aan
welke eisen kandidaten moeten voldoen om door DNB
geschikt bevonden te worden voor een bestuursfunctie.
De Pensioenfederatie heeft een ‘Handreiking geschikt
pensioenfondsbestuur’ uitgebracht. Deze handreiking
vervangt de ‘Aanbevelingen deskundig en competent
18
bestuur’ uit 2011, die door nieuwe regels niet meer actueel
zijn. De handreiking ondersteunt bestuurders van pen-
sioenfondsen bij zelftoetsing, toewerken naar en bewaken
van hun geschiktheid.
Het bestuur heeft op basis van de handreiking een ge-
schiktheidsplan opgesteld. Dit vervangt het deskundig-
heidsplan. Onderdelen van het geschiktheidsplan zijn on-
der andere een competentiematrix en een opleidingsplan.
Voor het laatste is eind 2014 een intake-gesprek gevoerd
met Stichting Pensioen Opleidingen (hierna SPO) waarin
het huidige geschiktheidsniveau en de opleidingsbehoefte
bepaald zijn. Het Verantwoordingsorgaan volgt begin 2015
een zelfde route. Voor het actueel houden van het kennis-
niveau wonen leden van het Bestuur en Verantwoordings-
orgaan lezingen en seminars bij van onder andere de Pen-
sioenfederatie, DNB en AFM.
Zelfevaluatie
Zoals de principes voor goed pensioenfondsbestuur aan-
geven, heeft het Bestuur een procedure opgesteld om het
functioneren van het Bestuur als geheel en ook van de
individuele bestuursleden, jaarlijks te evalueren. Op
13 mei 2014 heeft het Bestuur voor de derde maal een zelf-
evaluatie uitgevoerd onder begeleiding van een externe
deskundige. Om hierin meer diepgang en focus aan te
brengen gaat het Bestuur sinds 2013 uit van een 3-jaars-
cyclus: per jaar ligt de focus op één of meer thema’s van de
zelfevaluatie, zodat over een periode van drie jaar een inte-
grale zelfevaluatie plaatsvindt. Naast de jaarlijkse thema’s
wordt bij de zelfevaluatie stilgestaan bij de actualiteiten en
er wordt teruggekeken op het vorige jaar.
In de zelfevaluatie van 2014 is nadrukkelijk naar de toe-
komst gekeken. De onderneming heeft aangegeven door
te willen gaan met het fonds. De bestuursleden hebben
besproken wat dit bijvoorbeeld betekent voor (de samen-
stelling van) het Bestuur voor de komende jaren. Hoe vindt
ons fonds binnen de onderneming mensen die kunnen én
willen deelnemen in het Bestuur? Dat is een punt van zorg.
Het werken met commissies is goed bevallen en draagt bij
aan verdieping en versnelling. In 2014 is een Beleggings-
commissie toegevoegd. De bestuursleden kunnen zowel
binnen de onderneming (intern) als op bijeenkomsten van
bijvoorbeeld DNB, AFM en de Pensioenfederatie (extern)
hun zichtbaarheid vergroten. Het Bestuur heeft zijn leden al
‘een gezicht gegeven’ op de website van ons fonds. Alle
aanbevelingen en actiepunten uit de zelfevaluatie in het
verslagjaar zijn in 2014 opgevolgd. Het Bestuur heeft de
actiepunten uit de zelfevaluatie in 2014 opgenomen in de
actielijst van het Bestuur, zodat de voortgang en de afwik-
keling beter kan worden gemonitord.
Governance
Verantwoordingsorgaan
In lijn met de Wvbp heeft ons fonds sinds 2007 een Verant-
woordingsorgaan. Dit bestaat uit een vertegenwoordiger
van de werkgever, een vertegenwoordiger van de deel-
nemers en een vertegenwoordiger van de pensioengerech-
tigden (gekozen en benoemd uit de groep van pensioen-
gerechtigden). Met ingang van 1 juli 2014 zijn de leden van
het Verantwoordingsorgaan opnieuw benoemd vanwege
de implementatie van de Wvbp. Het Verantwoordingsor-
gaan is in het verslagjaar drie maal bijeen gekomen (op
29 januari, 16 april en 5 november).
Het Bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het Verant-
woordingsorgaan. Dit jaarverslag bevat ook een verslag
van de bevindingen van het Verantwoordingsorgaan over
het beleid dat in 2014 gevoerd is, en de reactie hierop van
het Bestuur.
Interne beheersing
Binnen ons fonds is de Commissie Risicomanagement ver-
antwoordelijk voor de opzet en monitoring van het inte-
grale risicomanagement. Sinds 2014 adviseert de commis-
sie het Bestuur ook over het uitbestedingsbeleid. Vanwege
de taakverruiming is de naam van de commissie gewijzigd
naar Commissie Risicomanagement en Uitbesteding. Tot
het uitbestedingsbeleid behoort de beheersing van risico’s
die samenhangen met uitbesteding van (delen van) de be-
drijfsprocessen. Dit is opgesteld met behulp van de ‘Gui-
dance: uitbesteding door pensioenfondsen’ van DNB.
Het Bestuur heeft besloten het komend verslagjaar een
nieuwe ALM-studie te laten uitvoeren vanwege de komst
van de nieuwe pensioenregeling en het nieuw FTK. Vervol-
gens wordt een nieuwe risicoanalyse uitgevoerd in 2016.
Het Bestuur hanteert bij de beleids- en controlecyclus een
Vergaderjaarplan en een Jaarplan, om de voortgang van de
bestuursactiviteiten goed te kunnen monitoren.
Intern toezicht
Het Bestuur besloot in 2007 het interne toezicht in te vullen
met een Visitatiecommissie die jaarlijks het functioneren
van ons fonds evalueert en toetst. De Wvbp biedt onder-
nemingspensioenfondsen de mogelijkheid om het intern
toezicht in te richten door middel van een Raad van Toe-
zicht of een Visitatiecommissie. Het Bestuur heeft gekozen
voor het handhaven van de Visitatiecommissie. Het vol-
gende wordt door de Visitatiecommissie beoordeeld:
• de procedures en processen en de controle-omgeving
van ons fonds;
19
• de manier waarop ons fonds wordt aangestuurd; en
• de manier waarop het Bestuur omgaat met de risico’s
op de langere termijn.
Bij de visitatie over 2014 lag de focus op:
• beoordeling proces overgang naar nieuwe pensioen-
regeling;
• uitbestedingsbeleid, processen in control;
• uitvoering van de regeling, processen in control;
• verschillen tussen voorgenomen beleid en de
realisatie;
• bevoegdheden, verantwoordelijkheden, afbakening
diverse organen;
• onafhankelijkheid en betrouwbaarheid;
• IT-risico’s;
• vermogensbeheer.
De Visitatiecommissie, die door het Bestuur is benoemd,
bestaat uit drie onafhankelijke, externe personen. Zij
krijgen een vergoeding voor hun werkzaamheden. Dit
jaarverslag bevat ook een verslag van de bevindingen en
aanbevelingen van de Visitatiecommissie over 2014. De
samenstelling van de Visitatiecommissie is gewijzigd na
het terugtreden van de heer Geerdink als lid van de Visi-
tatiecommissie. Het Bestuur heeft eind 2014 de heer
Beckers benoemd als opvolger van de heer Geerdink. Bij
de visitatie over 2014 heeft de Visitatiecommissie een
aantal aanbevelingen aan het Bestuur gedaan.
Compliance
Ons fonds hanteert een eigen gedragscode die is afge-
stemd op de modelgedragscode van Pensioenfederatie.
Begin 2015 wordt de gedragscode aangepast aan de
Code Pensioenfondsen. De compliance officer bewaakt
dat ons fonds voldoet aan de regels op het gebied van
integriteit. De compliance officer meldt in het verslagjaar
geen bijzonderheden. Mevrouw Reus wordt compliance
officer vanaf 2015.
Naleving wet- en regelgeving
In het afgelopen jaar heeft DNB geen aanwijzingen aan
ons fonds gegeven. Er is geen bewindvoerder aangesteld
en de bevoegdheidsuitoefening van organen van ons
fonds is niet gebonden aan toestemming van de toe-
zichthouder. Ook zijn er geen boetes en/of dwangsom-
men opgelegd.
Klachten en geschillen
Ons fonds heeft een klachten- en geschillenprocedure.
Het Bestuur heeft in 2014 een drietal klachten van deel-
nemers ontvangen. Deze klachten zijn besproken in het
Bestuur en daarna verder afgewikkeld. De betreffende
deelnemers zijn hierover allen schriftelijk geïnformeerd.
De klachten hebben niet geleid tot een verandering in
regelingen of processen.
20
Aanbevelingen uitvoeringskosten PensioenfederatieIn november 2011 presenteerde de Pensioenfederatie de
Aanbevelingen uitvoeringskosten. Hierin roept de Pen-
sioenfederatie de pensioenfondsen op om de kosten van
pensioenbeheer, vermogensbeheer en transacties te pu-
bliceren. Deze kosten moeten volgens de Pensioen-
federatie volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds
en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen
zijn:
• Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro’s
per deelnemer.
• Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in %
van het gemiddeld belegd vermogen.
• Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactie-
kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen.
Ons fonds deelt de mening van de Pensioenfederatie en
wil volledig transparant zijn over deze kosten. Dit gaat
niet uitsluitend over de kosten die direct in de jaarreke-
ning verantwoord worden. Het transparant maken van
alle kosten en deze mogelijk afzetten tegen een bench-
mark helpt ook om de kosten verder te beheersen.
Met het onderstaande kostenoverzicht volgt ons fonds
de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Om de kos-
ten per deelnemer te berekenen is conform de aanbeve-
ling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers ge-
definieerd als de som van het aantal actieve deelnemers
en pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen
dus niet mee.
Kostenoverzicht
(x € 1.000) 2014 2013
Pensioenbeheer
Kosten in € per deelnemer 263 (1) 258
Restitutie kosten in € per deelnemer (2007-2012) 0 -76
263 182
Vermogensbeheer
Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen (2) 0,26 0,29
Kosten in % binnen beleggingsfondsen (3) 0,07 0,07
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen (4) 0,14 0,11
1 De kosten zijn t.o.v. 2013 licht gestegen. In 2013 zijn echter restituties verrekend van kosten pensioenbeheer over de jaren 2007 tot en met 2012.
2 De vermogensbeheerkosten worden in rekening gebracht via NN o.b.v. ultimo jaarstanden. De kosten zijn hier weergegeven o.b.v. het gemiddelde
belegde vermogen in het betreffende jaar.
3 Dit zijn de kosten binnen de beleggingsfonsen (berekend over de deelneming van het fonds in het beleggingsfonds. Denk aan administratie kosten,
publicatiekosten, accountantskosten, bewaarloon, etc.
4 Ten aanzien van de hoogte van de transactiekosten:
– Transactiekosten zijn de kosten die gemaakt moeten worden om een (beleggings-)transactie tot stand te brengen en uit te voeren. Dit zijn geen
kosten die aan de vermogensbeheerder worden betaald, maar kosten die bijvoorbeeld aan de beurs of aan een broker moeten worden betaald.
– De transactiekosten van ons fonds betreffen kosten voor het beleggen van de premie, rebalancing van de portefeuille, duratieverlenging en kosten
voor actief beheer..
21
Nieuw Financieel Toetsingskader
Dit hoofdstuk licht de wijzigingen toe die vanaf 2015 van
kracht zijn voor pensioenfondsen in het kader van het
nieuw FTK.
Toekomstbestendig pensioenstelsel
Met de (fiscale) wijzigingen in de wet- en regelgeving is
per 1 januari 2015 de fiscaal gefaciliteerde opbouw ver-
der beperkt. De belangrijkste wijzigingen zijn de verla-
ging van de maximale opbouwpercentages voor pen-
sioen en de aftopping van het pensioengevend jaarsalaris
op €100.000. Boven de €100.000 is pensioenopbouw niet
meer fiscaal gefaciliteerd via de zogeheten omkeerrege-
ling.
Naast deze wijzigingen is het nieuw FTK per 1 januari 2015
van kracht geworden. Dit omvat de financiële eisen waar-
aan pensioenfondsen moeten voldoen. Belangrijkste
doel van de nieuwe regels is een robuust, toekomst-
bestendig pensioenstelsel waarin het pensioenvermo-
gen van de deelnemer stabiel wordt beheerd en lusten
en lasten evenwichtig verdeeld zijn tussen generaties.
Beleidsdekkingsgraad
Het nieuw FTK leidt tot een compleet contract waarin
fondsbeslissingen minder afhangen van dagkoersen. Het
eist van de werkgever en van ons fonds dat we vooraf
openlijk communiceren over de verdeling van financiële
risico’s tussen jongeren en ouderen. Zo dient het Bestuur
de dekkingsgraad te definiëren waarboven volledige in-
dexatie wordt verleend en ook welke maatregelen geno-
men worden bij een lage dekkingsgraad. Ons fonds ba-
seert zijn beslissingen op de 12-maands voortschrijdend
gemiddelde dekkingsgraad, de zgn. beleidsdekkings-
graad en is hierdoor minder gevoelig voor dagkoersen.
Mede aan de hand van de beleidsdekkingsgraad en
wordt bepaald of ons fonds een tekort heeft, of het verla-
gen van de pensioenen noodzakelijk is en of een toeslag
verleend kan worden. In onze communicatie blijven we
ook de actuele dekkingsgraad publiceren.
Toeslagverlening
Toeslagen mogen verleend worden vanaf een beleids-
dekkingsgraad van 110%. Daarnaast moet de gegeven
toeslag toekomstbestendig zijn. Dit betekent dat het ei-
gen vermogen boven de beleidsdekkingsgraad hoog
genoeg moet zijn om de toegezegde toeslagverlening
ook in de toekomst te kunnen financieren. Dit impliceert
dat voor ons fonds een toeslag van 1%-punt mogelijk is
bij een beleidsdekkingsgraad van 119% en een toeslag
van 2%-punt bij een beleidsdekkingsgraad van 128%.
Premie
Om fluctuaties in de premie te voorkomen kan de kos-
tendekkende premie nog steeds vastgesteld worden met
een methodiek van premiedemping. Deze demping kan
gebeuren op basis van een maximale 10-jaarsgemiddel-
de rente of op basis van een prudent verwacht rende-
ment. Het Bestuur kiest voor de tweede optie met een
gedempte kostendekkende premie gebaseerd op een
verwacht reëel fondsrendement van 2,4%. Tot slot vervalt
de DNB-beleidsregel dat de premie, bij een dekkingste-
kort, moet bijdragen aan herstel.
Nieuwe herstelplansystematiek
Ons fonds moet een herstelplan indienen wanneer de be-
leidsdekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad op
basis van het strategisch beleggingsbeleid ligt. Dit moet
binnen drie maanden na constatering hiervan. Ons fonds
controleert dit elk kwartaal. Alleen als het tekort per
1 januari 2015 is vastgesteld, is er meer tijd. Dan dient het
fonds het herstelplan voor 1 juli 2015 bij DNB in te dienen.
Door deze nieuwe systematiek voor herstelplannen wor-
den de gevolgen van dalingen in de beleidsdekkings-
graad direct vertaald in te nemen maatregelen, zoals het
verlagen van de pensioenopbouw of de toeslag of in het
uiterste geval een verlaging van de pensioenen. De
maatregelen mogen over maximaal tien jaar worden ge-
spreid, ze moeten generatie-evenwichtig zijn en ons
fonds moet binnen tien jaar weer voldoen aan de vereiste
dekkingsgraad. Elk jaar wordt de financiële situatie van
ons fonds bezien; is de beleidsdekkingsgraad na een jaar
lager dan de vereiste dekkingsgraad, dan dient ons fonds
een herstelplan in waaruit blijkt hoe ons fonds weer bin-
nen tien jaar herstelt naar de vereiste dekkingsgraad. Het
herstelplan vervalt zodra de beleidsdekkingsgraad gelijk
is aan de vereiste dekkingsgraad.
Tot slot wordt als belangrijke regel geïntroduceerd dat de
beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds niet lan-
ger dan vijf achtereenvolgende jaren onder de minimaal
vereiste dekkingsgraad mag liggen. Is dit wel het geval
en is de actuele dekkingsgraad lager dan de minimaal
vereiste dekkingsgraad, dan dient de actuele dekkings-
graad direct teruggebracht te worden naar de minimaal
vereiste dekkingsgraad. Dit kan door de pensioenen te
verlagen.
Pensioenverlaging
Om weer financieel solvabel te worden, blijft het verla-
gen van de pensioenen het laatste redmiddel. Zijn er
22
geen maatregelen meer voorhanden, is de beleidsdek-
kingsgraad vijf jaar na elkaar lager dan de minimaal ver-
eiste dekkingsgraad én is de actuele dekkingsgraad lager
dan de minimaal vereiste dekkingsgraad dan moet ons
fonds hiertoe overgaan. Ook als ons fonds in een herstel-
situatie niet binnen 10 jaar naar het vereist eigen vermo-
gen kan toegroeien moet ons fonds de pensioenen verla-
gen. De verlaging mag over maximaal 10 jaar worden
gespreid en moet ten minste tijdsevenredig plaatsvin-
den. Heeft een fonds een sterk vergrijsd deelnemersbe-
stand, is het voornemens te liquideren of is er een grote
waardeoverdracht aanstaande, dan kan DNB dat fonds
verplichten de hersteltermijn te verkorten.
Het inhalen van toeslagverlening en het herstel-
len van pensioenverlagingen
Om in het verleden gemiste toeslagverlening in te halen
en om pensioenverlagingen te herstellen, gelden soort-
gelijke voorwaarden. Ten eerste moet er voldoende ver-
mogen aanwezig zijn om in de toekomst de reguliere
toeslagambitie te kunnen geven. Daarnaast mag slechts
één vijfde deel van het overschot gebruikt worden voor
inhaalindexatie of voor herstel van een pensioenverla-
ging. Het overschot is daarbij gedefinieerd als het ver-
schil tussen de beleidsdekkingsgraad en de benodigde
dekkingsgraad om volledig te indexeren, of als het ver-
schil tussen de beleidsdekkingsgraad en de vereiste dek-
kingsgraad. Het kleinste verschil is bepalend voor het in-
halen van toeslagverlening of voor het herstellen van een
pensioenverlaging.
Haalbaarheidstoets
De haalbaarheidstoets toetst de financiële opzet van ons
fonds en toetst of het verwachte pensioenresultaat vol-
doet aan de normen die ons fonds zelf stelde onder
meerdere scenario’s. Ons fonds definieert zelf hoe ver het
pensioenresultaat mag wegzakken. Blijkt uit de haalbaar-
heidstoets dat het verwachte pensioenresultaat niet vol-
doet aan deze norm, dan moet dit gecommuniceerd
worden aan de deelnemers én aan sociale partners. Het
kan ertoe leiden dat het pensioencontract herzien wordt.
Vereist eigen vermogen onder het nieuw FTK
Het vereist eigen vermogen is hoger dan het vereist ei-
gen vermogen onder het vorig FTK. Dat komt door de
rekenregels waarmee onder het nieuw FTK het vereist
eigen vermogen vastgesteld wordt. Het vereist eigen
vermogen blijft een belangrijk criterium, omdat het on-
der andere een rol speelt bij de premiestelling, de beoor-
deling of ons fonds zich in een herstelsituatie bevindt, de
pensioenopbouw moet verlagen, de pensioenen moet
verlagen dan wel een toeslag mag verlenen.
23
De financiële positie van ons fonds
Rentetermijnstructuur en wijziging actuariële grondslagen
Rentetermijnstructuur
In lijn met de voorschriften van DNB hanteert ons fonds
begin 2014 een rentetermijnstructuur (hierna RTS) op
basis van de drie voorgaande maanden en de Ultimate
Forward Rate systematiek (hierna UFR) om de voorzie-
ning pensioenverplichtingen en de kostendekkende pre-
mie vast te stellen.
Beoordeling actuariële grondslagen
In het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen
(hierna Besluit FTK) staat dat een pensioenfonds pru-
dente verzekeringstechnische grondslagen moet hante-
ren, waaronder de voorzienbare trend in de levensver-
wachting. DNB vindt het gewenst dat de meest recente
prognosetafel gehanteerd wordt. Vanaf eind 2014 is de
nieuwe Prognosetafel AG2014 gehanteerd. Verder wor-
den per einde 2013 fondsspecifieke schaalfactoren ge-
hanteerd om de overlevingsgrondslagen van ons fonds
vast te stellen. Eind 2014 is de kostenopslag in de voor-
ziening pensioenverplichtingen onderzocht. Hieruit
blijkt dat deze verhoogd zal moeten worden met 0,5%-
punt.
De financiële positie van ons fonds is weergegeven in
deze tabel:
Ultimo 2014 Ultimo 2013
Grondslagen voorziening pensioenverplichtingen
Overlevingstafel AG-prognosetafel AG-prognosetafel
2014 2012-2062
Startjaar 2015 2014
Correctiefactor man/vrouw Leeftijdsafhankelijk Leeftijdsafhankelijk
Rente Rentetermijnstructuur Rentetermijnstructuur
31-12-2014 31-12-2013
Vermogen
Belegd vermogen (inclusief liquide middelen) € 276,1 miljoen € 200,3 miljoen
Gemiddelde rendement (o.b.v. Total return) 30,3% 5,1%
Dekkingsgraad
Voorziening Pensioenverplichtingen € 216,2 miljoen € 162,4 miljoen
Reserves € 57,6 miljoen € 36,4 miljoen
Vermogen € 273,8 miljoen € 198,8 miljoen
Aanwezige dekkingsgraad 126,6% 122,4%
Solvabiliteitseisen
Eigen vermogen € 57,6 miljoen € 36,4 miljoen
Minimaal vereist eigen vermogen € 9,8 miljoen € 7,4 miljoen
Vereist eigen vermogen € 28,7 miljoen € 24,6 miljoen
Vereiste Dekkingsgraad 113,4% 115,2%
24
SolvabiliteitseisenAan het einde van het tweede kwartaal van 2014 is de
dekkingsgraad van ons fonds drie opeenvolgende kwar-
taaleinden niet lager geweest dan de vereiste dekkings-
graad. Hiermee voldoet ons fonds aan de norm dat gedu-
rende drie kwartaaleinden geen reservetekort is
ge signaleerd. Er is geen reservetekort meer. Begin
oktober 2014 is het reservetekort en hiermee het lange-
termijnherstelplan, formeel beëindigd.
Continuïteitsanalyse
De pensioenwetgeving schrijft voor dat het Bestuur van
een pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een
continuïteitsanalyse laat maken. Met deze analyse beoor-
deelt ons fonds of de financiële risico’s voor een pensioen-
fonds aanvaardbaar zijn, bezien over een periode van ten
minste vijftien jaar. De laatste continuïteitsanalyse is uitge-
voerd in 2009. In 2013 en in 2014 heeft ons fonds geen
continuïteitsanalyse uitgevoerd vanwege het nieuw FTK
dat op stapel stond. Zo zijn onnodige kosten voorkomen.
DNB had al eerder laten weten niet toe te zien op de ver-
plichting om eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit
te laten voeren. In het nieuw FTK is opgenomen dat ons
fonds vanaf 2015 jaarlijks een haalbaarheidstoets moet
doen, in plaats van plaats van de continuïteitsanalyse. Ons
fonds zal in 2015 de haalbaarheidstoets uitvoeren.
ALM-studie
Op grond van het beleggingsbeleid doet ons fonds mini-
maal eens per vijf jaar een Asset Liability Management
studie (hierna ALM-studie).
Dit is een analyse van de structuur van de pensioenver-
plichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën.
Ook de ontwikkeling daarvan in diverse economische
scenario’s wordt geanalyseerd. Aon Consulting Nederland
cv voerde in mei 2011 een ALM-studie uit voor ons fonds.
Vanwege de nieuwe pensioenregeling en het nieuw FTK
is in het tweede kwartaal van 2015 een ALM-studie uitge-
voerd.
Herstelplan
Ons fonds heeft geen herstelplan meer. Begin oktober
2014 heeft DNB dit bevestigd.
ToeslagenbeleidOns fonds heeft de ambitie:
• om de opgebouwde pensioenaanspraken van de
actieve deelnemers jaarlijks te verhogen volgens de
loonsverhoging CAO GIL;
• om de pensioenrechten van de pensioengerechtig-
den en de premievrije aanspraken van de gewezen
deelnemers jaarlijks te verhogen met de stijging van
de consumentenprijsindex, zoals vastgesteld door het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Het Bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre een toeslag
wordt verleend. De toeslag voor gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden mag hierbij niet hoger zijn dan de
toeslag voor actieve deelnemers. De voorwaardelijke
toeslagverlening voor zowel de opgebouwde aan-
spraken als de pensioenrechten en de premievrije aan-
spraken die overeenkomt met de stijging van de consu-
mentenprijsindex, wordt gefinancierd uit de
over rendementen (indexatiecategorie D1). Er is een be-
stemmingsreserve voor de verdere verhoging van de
opgebouwde aanspraken tot het niveau van de CAO-
loonsverhoging GIL (indexatie categorie D4). De bestem-
mingsreserve was in 2014 leeg. In de nieuwe pensioen-
regeling wordt niet meer gewerkt met een
be stemmingsreserve. Aan verhoging in enig jaar kunnen
in de toekomst geen rechten worden ontleend.
Met het herstelplan is het toeslagenbeleid niet aange-
past. De toeslagverlening is voorwaardelijk gebleven. Bij
een dekkingstekort wordt geen toeslag verleend. Het
Bestuur heeft in de vergadering van 10 december 2013
besloten om per 1 januari 2014 een toeslag te verlenen
van 1%-punt aan deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden. De ontwikkeling van de dek-
kingsgraad en het feit dat het financieel herstel van ons
fonds voorloopt op het herstelplan (op het moment van
besluitvorming was er geen dekkingstekort meer) recht-
vaardigen het hervatten van de toeslagverlening. Het
Bestuur wil hierbij voorzichtig zijn en een bestendig en
stabiel beleid voeren. Het besluit daarom om aan de ac-
tieve deelnemers geen toeslag te verlenen gelijk aan de
loonsverhoging binnen het cao-onderhandelingsresul-
taat (+2%-punt), maar deze te beperken tot 1%-punt. De
toeslagreserve biedt geen ruimte voor additionele toe-
slagverlening aan de actieve deelnemers per
1 januari 2014.
Ultimo 2014 voldoet ons fonds aan de norm voor het
vereist eigen vermogen. Het Bestuur besluit om per 1 ja-
nuari 2015 zowel de deelnemers als de gewezen deelne-
mers en pensioengerechtigden 1%-punt toeslag te verle-
nen.
25
Bijdrage
pensioengerechtigden Restant vermindering
en gewezen deelnemers toekomstige indexatie door
Bestuursbesluit in het kader van de pensioengerechtigden en
Jaar pensioenverhoging extra herstelmaatregel gewezen deelnemers
2014 1% 1% 5% (6% - 1%)
2015 1% 1% 4% (5% - 1%)
PremiebeleidVolgens artikel 129 van de Pensioenwet (hierna PW) moet
de ontvangen premie ten minste gelijk zijn aan de (ge-
dempte) kostendekkende premie die conform de Abtn is
vastgesteld. De premie mag alleen lager zijn als aange-
toond kan worden dat er, naast de onvoorwaardelijke ver-
plichting en het vereist eigen vermogen, voldoende vermo-
gen is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen
nakomen.
De feitelijke premie over 2014 is € 16,0 miljoen, de kosten-
dekkende premie € 16,6 miljoen en de gedempte kosten-
dekkende premie over 2014 is € 13,5 miljoen. De PW ver-
plicht pensioenfondsen in beginsel de kostendekkende
premie in rekening te brengen bij de aangesloten onderne-
ming en de deelnemers. Ons fonds heeft echter vanaf
1 januari 2015 een middelloonregeling waarbij gedurende
vijf jaar een vast premiepercentage geldt (CDC-regeling).
De eis van kostendekking heeft zodoende geen betrekking
meer op de hoogte van de premie, maar op de mate waarin
de geambieerde pensioenopbouw (en risicodekking) toe-
gekend kan worden. Gezien het voorgaande is het Bestuur
van mening dat de totaal ontvangen premie toereikend is.
Het Bestuur besluit daarom in de vergadering van
4 december 2014 om de totale pensioenopbouw van 2,1%
voor 2015 toe te kennen.
2014 2013
Feitelijke premie € 16,0 miljoen € 16,4 miljoen
Kostendekkende premie € 16,6 miljoen € 16,4 miljoen
Gedempte premie € 13,5 miljoen € 12,4 miljoen
Premie met bijdrage aan herstel € 15,1 miljoen € 15,0 miljoen
26
BeleggingsbeleidHet beleggingsbeleid van ons fonds ligt vast in de Verkla-
ring inzake de beleggingsbeginselen. Deze is als bijlage
opgenomen in de Abtn en in het beleggingsplan van ons
fonds. Het vermogensbeheer van ons fonds is onderge-
bracht bij NN IP. Voor de inhoud van het beleggings-
beleid verwijzen wij u naar het hoofdstuk Beleggingen.
Informatie aan de deelnemers en pensioengerechtigdenDe deelnemers van ons fonds zijn via de website
www.pf-sligrofoodgroup.nl, via de digitale nieuwsbrief
en via het magazine PensioenSliM geïnformeerd over de
besluiten om per 1 januari 2014 en per 1 januari 2015
1%-punt toeslag te verlenen. Zoals eerder beschreven in
dit verslag, wordt deze 1%-punt toeslag aan pensioen-
gerechtigden en gewezen deelnemers niet uitgekeerd,
dit vanwege de extra herstelmaatregelen. Gepensioneer-
den ontvangen geen PensioenSliM. Zij zijn geïnformeerd
via de digitale nieuwsbrief en de website. In januari 2015
zijn ze ook geïnformeerd in de toelichting van de jaar-
opgave over het toeslagbesluit per 1 januari 2015.
In april 2014 is het UPO aan alle deelnemers verzonden.
Hierbij is het magazine PensioenSliM gevoegd, met inter-
views met deelnemers en bestuursleden over relevante
pensioenonderwerpen en informatie over de financiële
situatie van ons fonds. Verder is er extra informatie over
het UPO op de website geplaatst en is de verzending van
het UPO op het intranet van de onderneming gemeld.
In het kader van de nieuwe pensioenregeling is een plan
van aanpak opgesteld met daarin de communicatiemid-
delen en -momenten met de deelnemers. Daarnaast is
besloten om in 2015 een PensioenSliM uit te brengen die
in het teken staat van de nieuwe pensioenregeling.
27
Verzekerdenbestand
Actieve Gewezen Pensioen-
deelnemers deelnemers gerechtigden Totaal
Stand per 31 december 2013 3.945 3.370 571 7.886
Mutaties door:
Nieuwe toetredingen 582 582
Ontslag met premievrije aanspraak -350 350 0
Waardeoverdracht -28 -28
Ingang pensioen -43 -28 107 36
Overlijden -5 -7 -20 -32
Afkoop -166 -18 -184
Andere oorzaken -15 -28 4 -39
Mutaties per saldo 169 93 73 335
Stand per 31 december 2014 4.114 3.463 644 8.221
2014 2013
Specificatie pensioengerechtigden
Ouderdomspensioen 499 447
Partnerpensioen 124 107
Wezenpensioen 21 17
Totaal 644 571
28
Beleggingen
Kort samengevatDe dekkingsgraad is in 2014 verder gestegen van 122,4%
naar 126,6%. In 2013 werd na een aantal moeilijke jaren,
en een voldoende herstel van de dekkingsgraad, de
keuze gemaakt om terug te gaan naar de strategische
beleggingsmix van 65% vastrentende waarden en 35%
aan delen voor ons fonds met de mogelijkheid om hier
van af te wijken (binnen bandbreedtes) door vermogens-
beheerder NN IP. Dit beleid werd in 2014 gecontinueerd.
De renteontwikkeling en het beleid van ons fonds om
een relatief groot deel van de rentegevoeligheid van de
beleggingen af te stemmen op de rentegevoeligheid van
de verplichtingen waren in 2014 opnieuw belangrijk voor
het rendement van onze beleggingen alsook (de toege-
nomen waarde) van onze verplichtingen. De methodiek
voor de waardebepaling van de pensioenverplichtingen
is van invloed op de dekkingsgraad. De keuze van ons
fonds om in 2014 de rentegevoeligheid van de beleggin-
gen nog verder in lijn te brengen met de beoogde rente-
afdekking versus onze verplichtingen heeft opnieuw bij-
gedragen aan de verbetering van de dekkingsgraad.
MarktontwikkelingenSinds 2009 laten aandelen een goed rendement zien. In
2014 stegen de wereldwijde aandelen in ontwikkelde
markten zo’n 19,5% in lokale valuta. De rendementen
werden in 2014 wel sterk beïnvloed door valutaschom-
melingen. De Amerikaanse dollar steeg in 2014 naar het
hoogste niveau in negen jaar. Ons fonds dekt het valuta-
risico van de aandelenportefeuille af naar de euro, waar-
door na valuta-afdekking ons aandelen rendement 8,6%
bedraagt. In verband met de negatieve ontwikkeling van
de dekkingsgraad tijdens de financiële crisis, en de extra
buffervereiste voor valutarisico’s in onze vereiste dek-
kingsgraad, heeft ons fonds enige jaren geleden besloten
dit risico af te dekken. Valutabewegingen zijn moeilijk te
voorspellen en als fonds hebben we hier geen beleid op
ontwikkeld.
In de vastrentende sector behoorden Spaanse en Itali-
aanse obligaties opnieuw tot de best presterende obliga-
ties. Ons fonds heeft een breed gespreide obligatieporte-
feuille, waarbij naast de belegging in staatsobligaties met
een hoge kredietwaardigheid, zoals Nederlandse en
Duitse staatsobligaties, ook in onder andere Spaanse en
Italiaanse staatsobligaties wordt belegd. Dit heeft op-
nieuw sterk bijgedragen aan het resultaat op onze beleg-
gingen. Ook voor de komende periode is besloten om
vooralsnog in deze landen te blijven beleggen. Naast
staatsobligaties belegt ons fonds ook in bedrijfsobliga-
ties, gedekte obligaties en staatsgerelateerde obligaties.
Daarbij bestaat de mogelijkheid, wanneer NN IP het op-
portuun acht, om te beleggen in obligaties met een
mindere kredietwaardigheid (High Yield) en obligaties
van Opkomende Markten.
Ondanks aanhoudende zorgen om de mondiale groei en
geopolitieke spanningen was 2014 gunstig voor beleg-
gers. Een langzaam aantrekkende economische groei,
dalende inflatie en soepel monetair beleid zorgden in de
financiële markten voor een zoektocht naar rendement.
De liquiditeiten gingen naar (staats)obligaties, aandelen
en vastgoed. Aandelen kregen daarbij steun van sterke
winstcijfers, dividendgroei en een toenemend onderne-
29
mersvertrouwen. Vooral Amerikaanse aandelen presteer-
den goed wat ook goed was voor het rendement van ons
fonds. De aandelenmarkt in de Verenigde Staten is veruit
de grootste ter wereld en heeft daarom ook een groot
gewicht in onze portefeuille. Er is in onze portefeuille een
relatief kleine weging in opkomende markten. Doordat
we voor opkomende landen de valuta’s niet afdekken
was het resultaat in euro’s (12,8%) boven het resultaat
van onze aandelenportefeuille (8,6%).
Het zeer hoge rendement op de obligatieportefeuille
kwam voor een groot deel uit rentedalingen. Dit heeft
ook een keerzijde. De waardering van de toekomstige
pensioenuitkeringen neemt dan ook toe.
Centrale banken speelden ook in 2014 een hoofdrol. In
oktober stopte de Amerikaanse Centrale Bank (hierna
Fed) na meer dan vijf jaar met het opkopen van staats-
obligaties. Japan breidde haar opkoopprogramma juist
uit om de inflatie te stimuleren. De Europese Centrale
Bank (hierna ECB) verlaagde het belangrijkste rentetarief
tot 0,05% en gaf aan haar balanstotaal met 1 triljoen euro
uit te breiden om de groei en de inflatie te stimuleren.
De wereldeconomie leek in 2014 geleidelijk aan te trek-
ken. De groei kwam met name door de sterke activiteit in
de private sector in de Verenigde Staten en het Verenigd
Koninkrijk. Hier gaven de verbeterende arbeidsmarkt en
de welvaartseffecten van de aandelen- en vastgoed-
markten de private bestedingen een impuls. In Japan en
de eurozone stelde de groei juist teleur. De groei in opko-
mende economieën bleef ook gematigd. Door zorgen
over de vraag en het ruime aanbod ging de olieprijs sterk
omlaag, ondanks oplopende geopolitieke spanningen in
het Midden-Oosten en Oekraïne.
De wereldwijde inflatie bleef in 2014 onder controle
dankzij de lagere energieprijzen en de onbenutte capaci-
teit bij bedrijven. De wereldwijde inflatie daalde tot (naar
verwachting) 2,7% in 2014 (2,9% in 2013).
Verantwoord beleggenDe onderneming kiest voor maatschappelijk verant-
woord ondernemen (hierna MVO). Vanuit ons fonds is in
2013 gekeken hoe duurzaam onze fondsmiddelen wor-
den belegd. NN IP, de vermogensbeheerder van ons
fonds, hecht eveneens veel waarde aan het maatschap-
pelijk verantwoord en duurzaam beleggen van de mid-
delen. Alle beleggingsfondsen van NN IP kennen een
strategie voor duurzaam beleggen. Deze is gebaseerd op
de volgende (gedrags)richtlijnen:
• ING Groep Business Principles;
• NN IP Investment Principles;
• ondertekening van de United Nations Principles for
Responsible Investments (UNPRI);
• een ‘wapenbeleid’ dat van toepassing is op zowel
eigen gelden als gelden van derden dat stelling
inneemt tegen controversiële wapenhandel (zoals
antipersoonsmijnen, clusterbommen, munitie met
verarmd uranium en biologische en chemische
wapens);
• een actief stembeleid met aandacht voor milieupro-
blemen en maatschappelijke issues;
• voortdurende dialoog met bedrijven waarin wordt
geïnvesteerd.
Het duurzaamheidsbeleid dat NN IP uitvoert voor ons
fonds is getoetst aan de uitgangspunten die de onderne-
ming hanteert voor MVO. We kunnen concluderen dat
het beleggingsbeleid van ons fonds in zijn algemeenheid
goed aansluit op het ondernemingsbeleid ten aanzien
van MVO en duurzaamheid. Vanuit kostenoogpunt is
besloten om niet voor maatwerk op het gebied van duur-
zaamheid binnen de beleggingsportefeuille van ons
fonds te gaan. De impact van een verantwoord en duur-
zaam beleggingsbeleid op het rendement en risico is
voor ons fonds een belangrijk gegeven voor het vast te
stellen duurzaamheidsbeleid. Er zijn verschillende ma-
nieren om het duurzaamheidsbeleid te implementeren:
dit kan door een negatieve screening (uitsluiting) of een
positieve screening (best-in-class) op activiteiten en ge-
drag, een voortdurende dialoog met bedrijven, het uitoe-
fenen van stemrecht en een positieve selectie op thema’s.
Het beleid dat NN IP voor ons fonds uitvoert is een com-
binatie hiervan. MVO/duurzaamheid en bedrijfsecono-
misch rendement, plus mate van risico, gaan net als bij de
onderneming ook bij ons fonds hand in hand. Ook in
2014 heeft ons fonds gesproken over het duurzaam-
heidsbeleid wat het fonds wil voeren voor onze porte-
feuille. Ons fonds heeft het voornemen om een eerste
kleine allocatie naar een specifiek duurzaam fonds van
onze beheerder NN IP te doen. Het verschil met de an-
dere fondsen is dat er meer uitsluitingen en een best-in-
class beleid wordt gevoerd.
Renteontwikkeling en dekkingsgraadAls de rente verandert, veranderen hierdoor de waarden
van de beschikbare middelen van het pensioenfonds en
de (toekomstige) pensioenverplichtingen. Dit heeft ge-
volgen voor de dekkingsgraad. Om de dekkingsgraad
minder gevoelig te maken voor rentewijzigingen heeft
ons fonds de rentegevoeligheid van de vastrentende
30
portefeuille van het fonds de afgelopen jaren meer in lijn
gebracht met de rentegevoeligheid van de verplichtin-
gen. Dit is niet gedaan vanuit een rentevisie, maar vanuit
risicobeheer. Ons fonds streeft een "stabiel" pensioen na.
Dit houdt in dat ons fonds een verlaging van de pensioe-
nen wil voorkomen en, indien de financiële positie het
toelaat, de pensioenen wil verhogen. Ondanks de lage
renteniveaus bereikte de rente in 2014 opnieuw een
dieptepunt. De goede performance van onze aandelen-
en obligatieportefeuille, in combinatie met een relatief
hoge renteafdekking ten opzichte van onze verplichtin-
gen, heeft ervoor gezorgd dat ondanks de sterk dalende
rentes in 2014, waardoor de pensioenverplichtingen
sterk toenemen, de dekkingsgraad verder is hersteld van
122,4% eind 2013 naar 126,6% eind 2014.
PerformanceDe tabel toont de resultaten van de portefeuille van ons
fonds versus de benchmark.
Het resultaat op de vastrentende waarden was hoog
door de sterk dalende rente, de goede performance van
de onderliggende obligaties en het positieve selectie-
beleid van de beheerder NN IP. De performance in de
aandelenportefeuille werd negatief beïnvloed door onze
lange termijn valuta-afdekking naar de euro alsmede het
negatieve selectiebeleid van NN IP.
Beleggingscategorie Resultaat Benchmark
Vastrentende portefeuille 46,0% 43,3%
Aandelen portefeuille 8,6% 9,7%
Totale portefeuille 30,3% 30,8%
Vooruitzichten
Economie
De mondiale economie laat begin 2015 een positieve
trend zien, maar er is een groot verschil: ontwikkelde
economieën trekken aan, terwijl de opkomende econo-
mieën vertragen. In de ontwikkelde economieën neemt
de onzekerheid af en is het economische beleid gericht
op het stimuleren van de economische activiteit. Opko-
mende economieën hebben daarentegen last van forse
onevenwichtigheden en de lagere grondstoffenprijzen.
Per saldo zal de wereldeconomie in 2015 naar verwach-
ting een groei van 3% laten zien. Dit betekent een lichte
stijging ten opzichte van 2014 (2,9%).
Obligaties
Het ECB-beleid, waaronder de aangekondigde oncon-
ventionele maatregelen (het opkoopprogramma), de
blijvend lage inflatie, zwakke economische groei en geo-
politieke onzekerheid dragen bij aan aanhoudende neer-
waartse druk op Europese obligatierentes. Het is daarom
waarschijnlijk dat de Duitse 10-jaarsrente in de nabije
toekomst niet aanzienlijk zal stijgen. NN IP blijft wel uit-
gaan van (gematigd) hogere obligatierentes op de mid-
dellange tot langere termijn.
Gezien de zeer lage rente en, voor euro obligaties met
een hoge kredietwaardigheid, ook negatieve rendemen-
ten voor de kortere looptijden, blijven we voorlopig bij
een breed gespreide obligatieportefeuille met meer kre-
dietrisico en een hogere vergoeding. Gezien de verwach-
ting dat de rente niet sterk zal oplopen en nog altijd het
risico dat rentes verder kunnen dalen, houdt ons fonds
voorlopig een relatief hoge renteafdekking versus de
verplichtingen. De obligatieportefeuille van ons fonds is
op dit moment in onze visie goed gepositioneerd voor
bovenstaand scenario.
Aandelen
Een klimaat van gematigde economische groei, beter
dan verwachte bedrijfswinsten en een soepel monetair
beleid blijft gunstig voor aandelen. Bovendien blijven de
bedrijfsbalansen sterk en aandelen zijn niet duur in ver-
gelijking met andere beleggingscategorieën.
Voor 2015 voorspelt NN IP een sterkere winstgroei in Ja-
pan (+11%) en Europa (+9%) dan in de VS (+6%). Ameri-
kaanse bedrijven krijgen waarschijnlijk meer te maken
met de sterke Amerikaanse dollar, terwijl Japanse en Eu-
ropese bedrijven hiervan moeten kunnen profiteren.
Bovenstaand scenario zou betekenen dat in 2015 op-
nieuw een positieve bijdrage uit de aandelenportefeuille
zou mogen worden verwacht.
31
Risicoparagraaf
Het beheer van de pensioenverplichtingen en de finan-
ciering daarvan brengen risico’s met zich mee. Het be-
langrijkste doel van ons fonds is het nakomen van de
pensioenverplichtingen. Daarom streven we naar een
toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde
van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf gaan
we in op het beleid van ons fonds en op de risico’s die ons
fonds loopt bij de uitvoering van zijn taken. Voor de ma-
nier waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantifice-
ring van deze risico’s verwijzen we naar de ‘Risicopara-
graaf’ in de jaarrekening.
RisicomanagementOns fonds is verantwoordelijk voor de inrichting en de
goede werking van het interne risicobeheersings- en
controle systeem. Dit is het risicomanagement. Risicoma-
nagement is een continu proces waarbij de risico’s en de
organisatie van ons fonds integraal worden bekeken. Het
risicomanagement is belangrijk bij het bepalen van de
strategie van ons fonds. In 2013 heeft ons fonds het risi-
comanagement verder vorm gegeven door een
risicomanagements beleidsplan op te stellen en door een
Commissie Risicomanagement en Uitbesteding in te stel-
len. Deze commissie monitort het integrale risicoma-
nagement van ons fonds en adviseert hierover aan het
Bestuur.
Beleid en risicobeheerHet Bestuur verwoordt zijn algemene beleid in de Abtn,
waaronder het beleid voor risicobeheer. Algemene lei-
draad voor het uitvoeren van zijn beheerstaken is risico-
mijdend operationeel management. Het Bestuur heeft
een aantal beleidsinstrumenten om deze risico’s te be-
heersen:
• ALM-studie en duration matching;
• dekkingsgraad;
• beleggingsbeleid;
• premiebeleid;
• toeslagbeleid;
• herverzekeringsbeleid;
• beleid ten aanzien van uitbesteding.
Welk beleidsinstrument toegepast wordt, bepaalt het
Bestuur na uitvoerige analyse van de ontwikkelingen die
verwacht worden in de verplichtingen en de financiële
markten. Daarbij gebruiken we onder meer ALM-studies.
Dat zijn analyses van de structuur van de pensioenver-
plichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën
en de ontwikkeling daarvan in diverse economische sce-
nario’s. In 2011 is voor het laatst een ALM-studie uitge-
voerd. In 2015 zal weer een ALM-studie worden uitge-
voerd.
Jaarlijks evalueren we de invloed van deze beleidsinstru-
menten op de financiële positie van ons fonds. Hierbij
spelen zowel de huidige als de toekomstige financiële
positie van ons fonds een rol.
Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de ge-
wenste ontwikkeling leidt, doet ons fonds in principe
eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse. Het Bestuur
heeft, met het oog op de wijziging van het FTK, besloten
om in 2013 geen continuïteitsanalyse uit te voeren. Zo
zijn onnodige kosten voorkomen. In 2014 is ook geen
continuïteitsanalyse uitgevoerd vanwege de komst van
het nieuw FTK. In het nieuw FTK wordt de continuïteits-
analyse vervangen door een haalbaarheidstoets. Deze zal
in 2015 uitgevoerd worden.
In het risicomodel van DNB zijn voor een aantal risico-
categorieën scenario’s vastgesteld (‘schokken’). DNB
duidt ze aan met een S-code. Bij de berekening van het
vereist eigen vermogen (buffers) past ons fonds de stan-
daardmethode toe op basis van de zogenaamde wortel-
formule (S1 t/m S10). Kwantitatieve en kwalitatieve toe-
lichtingen van deze risico’s staan in de ‘Risicoparagraaf’ in
de jaarrekening.
Het vereist vermogen berekenen we op basis van zowel
de feitelijke als de strategische beleggingsmix. De hoog-
ste van beide hanteren we als het vereist eigen vermo-
gen.
32
Financiële risico’s
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste risico voor ons fonds is het solvabili-
teitsrisico. Dat is het risico dat ons fonds niet beschikt
over voldoende vermogen om de pensioenverplichtin-
gen te dekken.
De solvabiliteit meten we zowel op basis van algemeen
geldende normen als ook naar de specifieke normen van
de toezichthouder. Ontwikkelt de solvabiliteit van ons
fonds zich negatief, dan bestaat het risico dat er geen
ruimte beschikbaar is voor een eventuele verhoging van
de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In
het uiterste geval moet ons fonds de pensioenen verla-
gen.
Het solvabiliteitsrisico kent de volgende risicocategorie-
en:
• renterisico (S1);
• zakelijke waardenrisico (S2);
• valutarisico (S3);
• grondstoffenrisico (S4);
• kredietrisico (S5);
• verzekeringstechnisch risico (S6);
• leverage risico (S7);
• concentratierisico (S8);
• liquiditeitsrisico (S9);
• actief beheerrisico (S10).
RENTERISICO (S1)
Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere loop-
tijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen.
Door deze mismatch is er een renterisico. Bij een renteda-
ling nemen de verplichtingen immers sterker in waarde
toe dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB
bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving ac-
tuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefac-
toren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te
bepalen. Om de mismatch te beperken, dekt ons fonds
het renterisico strategisch voor 70% af. Gerelateerd aan
de hoogte van de pensioenverplichting is dit percentage
88,6%.
ZAKELIJKE WAARDENRISICO (S2)
De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onder-
hevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van
hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben
belegd, lopen hierdoor risico. Het percentage dat maxi-
maal belegd mag worden in zakelijke waarden staat in de
beleggingsrichtlijnen van ons fonds.
VALUTARISICO (S3)
Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleg-
gingen in vreemde valuta verslechtert doordat de koer-
sen van de vreemde valuta veranderen. De kans dat de
wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte
van de euro is een risico voor een pensioenfonds, omdat
verplichtingen veelal in euro worden uitgedrukt en bezit-
tingen deels in vreemde valuta. Dit risico is van belang
voor directe posities in een valuta en voor beleggingen
die gewaardeerd zijn in een andere valuta.
Afgezien van tactische posities is de vastrentende porte-
feuille volledig in euro’s belegd. De aandelenportefeuille
is voor een groot deel belegd buiten de euro. Om het
valutarisico van de aandelenportefeuille grotendeels af
te dekken gebruiken we derivaten. Op basis van de wer-
kelijke weging aandelen dekken we het valutarisico af
van de US$, GBP, YEN, AUD, CAD en CHF. De valuta-expo-
sure binnen aandelen wordt conform benchmarkgewich-
ten vastgesteld en wordt maandelijks gecontroleerd en
zo nodig bijgestuurd.
GRONDSTOFFENRISICO (S4)
Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lo-
pen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt.
Ons fonds belegt hier niet in.
KREDIETRISICO (S5)
Bij het kredietrisico gaat het om het effect van de krediet-
waardigheid van de tegenpartij. Dit risico komt tot uit-
drukking in de zogenaamde creditspread, het verschil
tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardig-
heid van de tegenpartij en een uitkering die met volle-
dige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Het
kredietrisico hangt samen met de beleggingen in ver-
handelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Krediet-
risico op verhandelbare schuldpapieren wordt be-
schouwd als prijsrisico. Ons fonds integreert de
beheersing van deze vorm van kredietrisico in het beleg-
gingsproces. Bij de keuze van de strategische benchmark
houden we rekening met het kredietrisico.
VERZEKERINGSTECHNISCH RISICO (S6)
Naast de financiële risico’s staat ons fonds bloot aan ver-
zekeringstechnische risico’s. Hierbij worden in principe
alleen risico’s meegenomen die verband houden met
sterfte. Het omvat de risico’s door afwijkingen ten op-
zichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de
verwachte sterftetrend (langleven risico). De sterftetrend
zelf moet worden meegenomen wanneer de voorziening
voor risico fonds wordt bepaald.
33
Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtin-
gen hanteert ons fonds prudente veronderstellingen
waaronder leeftijdscorrectiefactoren en toekomstige ver-
betering van de levensverwachting. Andere
verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico, ar-
beidsongeschiktheidsrisico en looninflatie. Ons fonds
heeft haar regelingen met een overeenkomst herverze-
kerd bij NN. De verzekeringsrisico’s liggen voor het groot-
ste deel bij NN. Ons fonds loopt echter ook zelf risico uit
hoofde van de kapitaalovereenkomst met NN.
LEVERAGE RISICO (S7)
Binnen de vastgoedportefeuille kan sprake zijn van le-
verage. Er wordt dan meer risico gelopen in verhouding
tot de nominale inleg. Anders gezegd, een vastgoed-
fonds kan meer risico dragen dan wordt aangenomen
voor vastgoed in de standaardberekening van het vereist
eigen vermogen. Is dit het geval, dan wordt de stan-
daardschok van DNB voor deze categorie verhoogd. Dit is
voor ons fonds niet van toepassing.
CONCENTRATIERISICO (S8)
Grote posten kunnen een concentratierisico vormen. Om
te bepalen welke posten hieronder vallen tellen we per
beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde de-
biteur op. In het algemeen geldt dat concentratierisico
kan optreden als er geen adequate spreiding is van activa
en passiva. Het kan gaan om een concentratie van de
portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegen-
partijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorge-
bonden is, kan door deze sectorconcentratie een ver-
hoogd risico lopen. Worden aandelen in dezelfde sector
aangehouden, dan is er een cumulatief concentratie-
risico. Bij ons fonds is er geen concentratierisico.
LIQUIDITEITSRISICO (S9)
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig
en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden
omgezet in liquide middelen, waardoor ons fonds op
korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Waar de overige risicocomponenten vooral de langere
termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hier om de kor-
tere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het
strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende
ruimte aan te houden voor de liquiditeits posities.
Er is bij ons fonds jaarlijks een grote premie-instroom.
Deze is meer dan voldoende om de lopende pensioen-
uitkeringen en de pensioen- en administratiekosten te
voldoen. De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico
en de impact daarvan zijn dus klein. Het liquiditeitsrisico
wordt ook beperkt door de invulling van het cash-
management.
ACTIEF BEHEERRISICO (S10)
Nemen vermogensbeheerders ten opzichte van de stra-
tegische portefeuille in hun portefeuille afwijkende posi-
ties in, dan is er sprake van actief beheer. Door dit actief
beheer ontstaan extra risico’s die leiden tot een verzwa-
ring van de standaardbuffer. Het actief beheer risico is
alleen relevant voor de aandelenportefeuille. Het risico
actief beheer wordt bepaald met een tracking error: een
indicator voor de afwijking tussen het rendement van
een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling
van de benchmark. Is de tracking error lager dan 1%, dan
is er geen extra buffer nodig.
Inflatierisico
Ons fonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en
communiceert dit beleid, in lijn met de wettelijke voorge-
schreven formuleringen, naar actieve deelnemers, gewe-
zen deelnemers en pensioengerechtigden. Hierdoor is de
kans zeer gering dat we verwachtingen wekken en juridi-
sche claims moeten honoreren. Aangetoond is dat het
toeslagenbeleid, ook in financieel mindere tijden, conse-
quent wordt uitgevoerd.
Niet financiële risico’s
Werkgeversrisico
Ons fonds heeft een directe economische en contractu-
ele band met de werkgever. Hierdoor loopt ons fonds de
zogenaamde werkgeversrisico’s. Voorbeelden zijn: faillis-
sementsrisico, betalingsonmacht veroorzaakt door nega-
tieve ontwikkelingen bij de onderneming, financierings-
risico, beëindiging van de relatie met de werkgever.
Tegelijkertijd was het juist dankzij de relatie met de on-
derneming dat wij in 2010 samen de extra herstelmaatre-
gelen konden nemen, zoals beschreven in de paragraaf
De financiële positie van ons fonds.
Omgevingsrisico’s
Dit zijn risico’s door externe veranderingen. Bijvoorbeeld
het risico op een negatief imago van pensioenfondsen in
het algemeen en van ons fonds in het bijzonder.
Operationeel risico
Het operationeel risico is het risico op verlies door inade-
quate of foutieve interne processen, fouten van mensen
en systemen of door onvoorziene externe gebeurtenis-
sen. Operationele risico’s zijn negatief voor een goede
uitvoering van de pensioenregeling. Een verregaande
34
reductie van deze risico’s kan wel een onevenredige in-
spanning en onevenredige kosten vragen. AZL verzorgt
de operationele uitvoering. AZL heeft een ISAE 3402
verklaring (type II). Door deze te overleggen toont AZL
aan ons fonds en aan de accountant van ons fonds aan,
dat de uitvoering in control is. Het overleggen van de
ISAE 3402 verklaring (type II) komt tegemoet aan de Be-
leidsregel Uitbesteding Pensioenfondsen. Hierin heeft
DNB vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn admini-
stratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is
en blijft voor een juiste administratie.
Uitbestedingsrisico’s
Het Bestuur blijft voor alle werkzaamheden verantwoor-
delijk, ook als deze werkzaamheden structureel aan der-
den zijn uitbesteed. Het Bestuur heeft geen directe ge-
zagsverhouding met degenen die extern feitelijk en
dagelijks die werkzaamheden uitvoeren. Verder is er
geen rechtstreeks zicht op en voert het Bestuur geen di-
recte controle uit op administratieve processen, zoals
uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d.
Daardoor ontbreekt ook rechtstreeks zicht op de uitvoe-
ringskosten.
Het Bestuur erkent dat aan de uitbesteding het risico is
verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening
door derden, zoals AZL.
Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert ons fonds
zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied
van uitbesteding. Ons fonds heeft voor iedere extern uit
te voeren activiteit een uitbestedingsovereenkomst die
voldoet aan wat bepaald is bij of krachtens artikel 34 van
de PW. In voorkomende gevallen maakt ons fonds nadere
afspraken met de uitvoerende organisatie over procedu-
res, processen, informatieverschaffing en te leveren dien-
sten. Deze legt ons fonds vast in een Service Level Agree-
ment (hierna SLA). In een SLA liggen afspraken vast over
de administratieve organisatie, de autorisatie en procura-
tiesystemen en de interne controle van de uitvoerende
organisatie. AZL beschikt over een ISAE 3402 verklaring
(type II). Voor de meeste relevante processen is een be-
schrijving van de AO/IC opgesteld, die heeft geleid tot
een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor
de betreffende processen.
Het Bestuur kan door periodieke rapportages van de
uitvoeringsorganisatie en van externe adviseurs de risi-
co’s en fondssituatie goed monitoren. NN IP beheert het
vermogen van ons fonds. NN IP beschikt ook over een
ISAE 3402 verklaring (type II). Bij nieuwe of gewijzigde
uitbesteding informeert ons fonds in de offerteaanvraag
naar waarborgen om problemen te voorkomen. Offertes
vraagt ons fonds bij voorkeur aan bij ISAE 3402-gecertifi-
ceerde uitvoerders. In 2014 heeft de Commissie Risico-
management en Uitbesteding het uitbestedingsbeleid
vormgegeven. Daarnaast zal deze commissie de ISAE
35
3402 verklaringen (type II) van onze uitvoerders beoor-
delen en daar waar nodig verdiepende vragen stellen.
Integriteitsrisico
DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van
een pensioenfonds of van het financiële stelsel wordt
beïnvloed door niet integere of onethische gedragingen
van de organisatie, de leden van het Bestuur en de fonds-
organen. Denk bij het beheersen van dit risico aan onder
meer gedragscodes en procesmatige waarborgen.
Ons fonds heeft een gedragscode en een compliance
beleid. Beide zijn wettelijk verplicht en DNB ziet actief toe
op naleving. Een regeling voor omgang met integriteit-
gevoelige functies komt relatief weinig voor. DNB toetst
nieuwe bestuursleden voorafgaand aan hun benoeming.
Juridische risico’s
Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangespro-
ken te worden. Als dit gebeurt, dan maakt dat het fonds
kwetsbaar. Mogelijke juridische risico's zijn:
1. het risico dat de fondsstukken niet voldoen aan de
wettelijke bepalingen;
2. het risico dat men als fondsbestuurder in persoon kan
worden aangesproken;
3. het risico dat niet voldoende vormgegeven wordt aan
consistent beleid;
4. het risico dat niet of onduidelijk gecommuniceerd
wordt naar partijen;
5. het risico op aansprakelijkheid door het niet of niet
goed uitvoeren door partijen die ons fonds heeft
ingehuurd.
Voor deze risico’s neemt het Bestuur de volgende maat-
regelen:
• Ons fonds wordt op juridisch gebied ondersteund
door AZL. AZL toetst de fondsstukken jaarlijks en bij
wetswijzigingen en stelt het Bestuur waar nodig
wijzigingen voor.
• Ons fonds heeft een bestuurdersaansprakelijkheids-
verzekering. Deze beschermt de bestuurder en dekt
tot maximaal het verzekerde bedrag de persoonlijke
aansprakelijkheid van de bestuurder. De verzekering
zorgt ervoor dat het financiële risico voor bestuurders
beperkt blijft en beschermt het privé vermogen van
bestuurders tegen fouten of vermeende fouten.
• Ons fonds ziet erop toe dat het beleid en de besluit-
vorming consistent en goed gedocumenteerd
plaatsvinden. Door deze documentatie kunnen ook
derden de uitwerking van het beleid en de besluitvor-
ming volgen.
• Ons fonds werkt met een communicatieplan. Dit plan
bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemo-
menten. Door dit plan planmatig uit te voeren,
bewaken we dat de communicatie van ons fonds aan
de eisen van de wet voldoet. Bovenop deze minimale
eisen heeft ons fonds aanvullende communicatiedoe-
len gesteld.
• Met alle externe partijen zijn of worden contractuele
afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te
rapporteren over het wel of niet nakomen van de
gemaakte afspraken.
• Jaarlijks controleert de certificerend actuaris of ons
fonds heeft voldaan aan de eisen die het FTK stelt aan
pensioenfondsen. Hij rapporteert materiële onvolko-
menheden.
36
Vooruitblik op 2015
Het Bestuur van ons fonds, de werkgever Sligro Food
Group en de Ondernemingsraad zijn inmiddels tot een
nieuwe pensioenregeling voor ons fonds gekomen. Het
jaar 2015 zal mede in het teken staan van de verdere in-
regeling van deze nieuwe pensioenregeling en de com-
municatie hierover richting alle deelnemers. Wij hebben
er vertrouwen in dat ‘Groen Bloed’ ervoor zal zorgen dat
alle belangen hierbij voldoende gewaarborgd zijn. Ver-
der zullen de beoogde wijzigingen in de pensioenwetge-
ving en in het fiscale kader onze aandacht vragen evenals
het nieuwe contract voor wat betreft het vermogensbe-
heer, uitvoering en herverzekering.
Het beheer van een pensioenfonds blijft een uitdaging
door de vele (externe) factoren die invloed kunnen uitoe-
fenen, zoals rentestand, beleggingsopbrengst, actuariële
resultaten en de verzoeken vanuit de toezichthouders.
Het Bestuur blijft zich inzetten om het pensioenfonds van
onze onderneming te continueren in het belang van de
deelnemers.
Vanaf 2015 zijn er een aantal wijzigingen van kracht voor
pensioenfondsen in het kader van het nieuwe Financiële
Toetsingskader (nFTK). Dit wordt nader uitgewerkt in het
bestuursverslag en de gevolgen worden besproken in de
paragraaf 'Gebeurtenissen na balansdatum' aan het ein-
de van dit verslag.
Wij danken allen die een bijdrage hebben geleverd aan
de ontwikkeling van ons fonds. Daarbij denken we met
name aan de inzet en de betrokkenheid van bestuurders
en aan Sligro Food Group voor haar aanhoudende be-
trokkenheid bij het fonds. Het was een goed jaar voor ons
fonds.
Veghel, 11 juni 2015
Huub van Rozendaal Anita Cooijmans
voorzitter secretaris
Anske Dijkstra Wilco Jansen
Rob van der Sluijs
37
van links naar rechts:wilco jansenrob van der sluijsanita cooijmanshuub van rozendaalanske dijkstra
39
Verslag van deVISITATIECOMMISSIE
Intern toezicht
Het interne toezicht heeft betrekking op het kritisch be-
zien van het functioneren van (het bestuur van) het
pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen.
Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Sligro Food
Group, gevestigd te Veghel heeft besloten om het inter-
ne toezicht in te vullen door middel van een Visitatie-
commissie. Het bestuur heeft een vaste Visitatiecommis-
sie benoemd.
De Visitatiecommissie, die de visitatie over het boekjaar
2014 heeft uitgevoerd, bestaat uit:
• De heer W. Beckers (voorzitter)
• De heer C. van Gils
• De heer A. Rademakers
Conclusies van de Visitatiecommissie over 2014
De Visitatiecommissie stelt vast dat het bestuurlijk pro-
ces van SPSFG goed is georganiseerd. De governances-
tructuur is goed vastgelegd met bestuur, commissies,
verantwoordingsorgaan en Visitatiecommissie. Een goed
voorbeeld is het instellen van een beleggingscommissie
die wordt bijgestaan door een externe adviseur. Op deze
wijze krijgt het bestuur meer grip op het vermogensbe-
heer. Op het gebied van de deskundigheid heeft het be-
stuur een ontwikkeling doorgemaakt. Het bestuur heeft
al een aanvang gemaakt met het doorvoeren van nieuwe
wet- en regeling op pensioengebied. Een punt van aan-
dacht is dat er veel wettelijke wijzigingen op het fonds
afkomen die door een klein bestuur moeten worden
opgevangen. Verder heeft het bestuur een pragmatische
insteek, waarin de Visitatiecommissie zich kan vinden.
Het bestuur dient daarbij de wettelijke voorschriften niet
uit het oog te verliezen.
Met betrekking tot de nog openstaande aanbevelingen
van de Visitatiecommissie uit de visitaties over voor-
gaande jaren wordt het volgende geconstateerd. De Visi-
tatiecommissie handhaaft de aanbeveling om een for-
mele basis voor de werkzaamheden van de
communicatiecommissie te hanteren zoals een mandaat
of een reglement communicatiecommissie. Het door het
bestuur genoemde communicatiebeleidsplan acht de
Visitatiecommissie niet voldoende.
De Visitatiecommissie kan zich wel vinden in het stand-
punt van het bestuur om geen separate klachtenregeling
met een klachtencommissie in te regelen omdat het
huidige aantal klachten of geschillen dermate klein is dat
de toegevoegde waarde hiervan naar de mening van het
bestuur zeer gering zal zijn. Bovendien heeft de huidige
rapportage over klachten/geschillen aan het bestuur (in
plaats van aan twee aparte commissies) als voordeel dat
het volledige bestuur goed op de hoogte is van wat er
leeft en speelt.
Verder is nog steeds van toepassing de aanbeveling voor
een zorgvuldige afweging van belangen bij de beraad-
slaging over de toekomst van SPSFG in samenhang met
de beëindiging van het contract met Nationale-Neder-
landen per 31 december 2015.
Aanbevelingen van de Visitatiecommissie aan
het bestuur:
Bij de visitatie over 2014 heeft de Visitatiecommissie de
aanbevelingen onderverdeeld in vier deelgebieden: het
bestuur ‘in control’, overgang naar de nieuwe pensioen-
regeling, het beleid van het bestuur en de fondsdocu-
menten.
Ten aanzien van het ‘in control’ zijn van het bestuur geeft
de Visitatiecommissie het bestuur in overweging om in
de toekomst te werken met een eigen ‘in control state-
ment’. Dit vergemakkelijkt een goede verantwoording
aan belanghebbenden en dus ook aan het intern toe-
zicht. Verder wordt, zoals hiervoor ook is aangegeven
voor de communicatiecommissie, maar ook voor de in-
middels ingestelde beleggingscommissie gepleit voor
een formele basis waarin de taken, afbakening en verant-
woordelijkheden van commissies helder gedefinieerd
worden. Met betrekking tot de naleving van de Code
40
Pensioenfondsen zal in het kader van het ‘pas toe of leg
uit’-principe moeten worden uitgelegd waarom in afwij-
king van de Code Pensioenfondsen een onbeperkte her-
benoeming van bestuursleden plaatsvindt. Ook de eis
van de DNB tot het opstellen van een incidentenregeling
zal nog moeten worden opgevolgd.
Voor de overgang naar de nieuwe pensioenregeling doet
de Visitatiecommissie de aanbeveling om in de commu-
nicatie hierover aandacht te blijven te besteden aan het
jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen in samen-
hang met het nabestaandenpensioen na pensionering.
Hiermee wordt voorkomen dat deelnemers een onjuist
beeld krijgen van het jaarlijks opgebouwde ouderdoms-
pensioen.
Met betrekking tot het beleid van het bestuur adviseert
de Visitatiecommissie om de informatiebeveiliging mee
te nemen in de nieuwe risicoanalyse. Op dit punt dient
het bestuur voldoende assurance te krijgen van de admi-
nistrateur en vermogensbeheerder hetgeen ook zijn
weerslag moet krijgen in de nieuwe uitbestedingscon-
tracten. Voor de nieuwe contracten geldt verder het ad-
vies om hierop het uitbestedingsbeleid toe te passen
met meenemen van aansprakelijkheid clausules en exit
bepalingen. Voor het risicomanagement op het gebied
van vermogensbeheer wordt het advies gegeven om de
inspanningen die het bestuur zich getroost voort te zet-
ten en te intensiveren om zo het vermogensbeheerpro-
ces volledig onder te controle te krijgen.
Omtrent de fondsdocumenten adviseert de Visitatiecom-
missie om de Abtn te actualiseren op de onderdelen
vergaderfrequentie, invulling van het intern toezicht en
aanvullen van de operationele beheersingsmaatregelen
op het gebied van vermogensbeheer. Tot slot beveelt de
Visitatiecommissie aan om voor de verkiezing van de
gepensioneerde in het bestuur en verantwoordingsor-
gaan een verkiezingsreglement op te stellen.
41
Reactie bestuur op het verslag van de VisitatiecommissieHet bestuur bedankt de Visitatiecommissie voor haar
rapportage over 2014. De constatering dat ook het jaar
2014 met de vele wijzigingen op het gebied van pensi-
oenregelgeving veel tijd en aandacht van het bestuur
hebben gevraagd is meer dan waar. Met vereende kracht
heeft het bestuur deze opgepakt om ervoor te zorgen
dat ons fonds tijdig al deze wijzigingen kon doorvoeren
en communiceren aan betrokkenen. Waar dat gewenst
en ook mogelijk was, heeft het bestuur voor een pragma-
tische insteek gekozen gezien de grote hoeveelheid wij-
zigingen die in relatief korte tijd doorgevoerd moest
worden.
Het bestuur spreekt zijn waardering uit voor de door de
Visitatiecommissie in het rapport neergelegde aanbeve-
lingen. De aanbevelingen worden door het bestuur ter
harte genomen. Zo zijn enkele aanbevelingen reeds af-
gerond dan wel opgepakt om in 2015 hier verdere opvol-
ging aan te geven.
Veghel, 11 juni 2015
Huub van Rozendaal Anita Cooijmans
voorzitter secretaris
Anske Dijkstra Wilco Jansen
Rob van der Sluijs
43
Verslag van hetVERANTWOORDINGS-
ORGAANInleiding
Het Verantwoordingsorgaan geeft, conform artikel 115a
van de Pensioenwet, een oordeel over het handelen van
het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarreke-
ning en andere informatie, waaronder de bevindingen
van het intern toezicht, over het door het Bestuur uitge-
voerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toe-
komst.
Samenstelling Verantwoordingsorgaan
Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden;
• Een vertegenwoordiger namens de werkgever: de
heer Van der Veeken (voorzitter)
• Een vertegenwoordiger namens de werknemers: de
heer Van der Does;
• Een vertegenwoordiger namens de pensioengerech-
tigden: de heer Klinge.
Vanwege de invoering van de Wet versterking bestuur
pensioenfondsen zijn de leden per 1 juli 2014 herbe-
noemd. De adviestaken van het Verantwoordingsorgaan
zijn uitgebreid.
Werkwijze en deskundigheid Verantwoordings-
orgaan
Het Verantwoordingsorgaan heeft in 2014 drie maal ver-
gaderd. Daarnaast heeft een gezamenlijke vergadering
van het Verantwoordingsorgaan met het Bestuur plaats-
gevonden waarin ook het jaarwerk is besproken. Ook
heeft het Verantwoordingsorgaan themabesprekingen
van het Bestuur bijgewoond op 10 oktober 2014 met het
thema nFTK en op 4 december 2014. In deze laatste bij-
eenkomst zijn de onderwerpen beleggingen, nieuwe
pensioenregeling per 1 januari 2015 en toeslagen per 1
januari 2015 aan de orde gekomen.
Het Verantwoordingsorgaan heeft een verdiepingscur-
sus voor het Verantwoordingsorgaan gevolgd bij SPO.
Eén lid heeft de cursus in 2014 gevolgd, de andere leden
begin 2015.
Adviezen Verantwoordingsorgaan
In het verslagjaar heeft het Verantwoordingsorgaan zes
adviezen uitgebracht. Met betrekking tot het gewijzigde
Reglement Verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014 heeft
het Verantwoordingsorgaan positief advies uitgebracht.
Daarbij heeft het Verantwoordingsorgaan enkele sug-
gesties tot wijziging gedaan, die door het Bestuur zijn
overgenomen. Daarnaast is positief geadviseerd over de
wijziging van het Reglement Visitatiecommissie per 1 juli
2014.
Het voorstel plan van aanpak communicatie 2014 is voor-
gelegd aan het Verantwoordingsorgaan. Het Verant-
woordingsorgaan had geen opmerkingen bij de stukken.
Over de pensioenregeling per 1 januari 2015 heeft het
Verantwoordingsorgaan positief advies uitgebracht, na-
dat de vragen naar tevredenheid beantwoord zijn. Er is
gesproken over het voldoen aan de eis van minimale fi-
nanciële en actuariële gelijkwaardigheid aan de pensi-
oenregeling van Bpf GIL, waarvan het fonds is vrijgesteld.
Verder is geïnformeerd hoe de premieafdracht in de
praktijk werkt.
Het Verantwoordingsorgaan heeft positief advies uitge-
bracht over de vacatievergoeding. Het vacatiegeld zal
gelijk blijven aan 2014. De kilometervergoeding gaat van
€ 0,35 naar € 0,36 per kilometer. Daarnaast ontvangen
leden van het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan
die niet bij Sligro Food Group in dienst zijn een vergoe-
ding voor het bijwonen van bijeenkomsten van de Pensi-
oenfederatie, DNB en AFM. De vergoeding is gelijk aan
de vacatievergoeding voor één dagdeel en maximaal 4
bijeenkomsten per kalenderjaar komen hiervoor in aan-
merking. Bijeenkomsten boven het maximum moeten
worden voorgelegd aan de voorzitter en de secretaris
van het fonds.
Met betrekking tot de toeslagverlening heeft het Verant-
woordingsorgaan positief geadviseerd. Wel heeft zij kri-
44
tisch gekeken naar het feit dat de gewezen deelnemers
en pensioengerechtigden nog geen toeslagverlening
ontvangen. Het Verantwoordingsorgaan heeft na onder-
zoek echter vastgesteld dat het Bestuur de belangen van
alle betrokkenen evenwichtig heeft laten meewegen in
de besluitvorming.
Jaarverslag 2014
Het Bestuur heeft in het verslagjaar hard gewerkt aan het
aanpassen van alle fondsdocumenten aan de gewijzigde
wet- en regelgeving. Het Verantwoordingsorgaan is
nauw betrokken bij de opzet van de nieuwe pensioenre-
geling per 1 januari 2015. Het Bestuur heeft hierbij goed
gekeken naar de evenwichtige belangenbehartiging. Op
een enkele bepaling na voldoet het fonds op alle punten
aan de Code Pensioenfondsen. De laatste punten wor-
den in 2015 uitgewerkt. Alleen met betrekking tot de
onbeperkte herbenoeming van bestuursleden wijkt het
fonds bewust af van de Code. Het Verantwoordingsor-
gaan kan zich vinden in dit standpunt, omdat het in het
belang van de deelnemers is dat er deskundigheid en
continuïteit aanwezig is in het Bestuur. Hoewel het Be-
stuur zeer veel aandacht besteedt aan de communicatie,
stelt het Verantwoordingsorgaan vast dat de communi-
catie over de nieuwe regeling erg belangrijk is, omdat de
opzet van de regeling anders is dan voorheen. Dit moet
goed uitgelegd worden aan de deelnemers.
FINANCIËLE POSITIE
Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat het vermogen
van het fonds in 2014 met 74,8 miljoen euro is gegroeid.
Het behaalde rendement bedroeg 30,3%. De dekkings-
graad is echter slechts met 4.2%-punt gestegen van
122,4% naar 126,6%. De oorzaak is de rentetermijnstruc-
tuur, die een negatief effect van 25,7% op de dekkings-
graad had.
Ultimo oktober 2014 lag de dekkingsgraad drie kwartaal-
einden boven het vereist eigen vermogen en kwam het
herstelplan ten einde. Met genoegen heeft het Verant-
woordingsorgaan vastgesteld dat de dekkingsgraad on-
der het nFTK (beleidsdekkingsgraad 125,2%) boven de
vereiste dekkingsgraad ligt (117,9%), waardoor het fonds
niet opnieuw een herstelplan hoeft op te stellen voor 1
juli 2015.
PREMIEBELEID
De feitelijke premie heeft in 2014 onder de zuiver kosten-
dekkende premie gelegen. Hoewel de feitelijke premie
hoger was dan de gedempte kostendekkende premie,
vindt het Verantwoordingsorgaan dit wel een aandachts-
punt. Onder het nFTK verandert het premiebeleid. Het
Verantwoordingsorgaan heeft het Bestuur geadviseerd
om bij het vaststellen van het nieuwe premiebeleid goed
naar de kostendekkendheid hiervan te kijken.
BELEGGINGSBELEID
In de bestuursvergadering is ruim aandacht voor het be-
leggingsbeleid. Daarnaast heeft het Bestuur in 2014 de
Beleggingscommissie een permanente status gegeven.
Het Verantwoordingsorgaan acht dit een goede beslis-
sing, gelet op het belang van en de impact op het fonds
hiervan.
Het Verantwoordingsorgaan constateert dat de advise-
rend actuaris heeft opgemerkt dat het fonds ten opzich-
te van andere pensioenfondsen een relatief groot deel
van de obligatieportefeuille in beleggingen met een
BBB-rating belegt. Nu dit het risico onder het nFTK ver-
groot, adviseert het Verantwoordingsorgaan het Bestuur
om deze beleggingen te evalueren.
TOESLAGENBELEID
Het Verantwoordingsorgaan is verheugd dat het Bestuur
in 2014 heeft besloten een toeslag te verlenen per 1 ja-
nuari 2015.
COMMUNICATIEBELEID
De communicatie wordt door het Bestuur als een belang-
rijk onderwerp gezien. Dat acht het Verantwoordingsor-
gaan positief. De uitgave van een speciale PensioenSliM
past hierin.
De kennissessie voor de P&O-medewerkers over de
nieuwe pensioenregeling vindt het Verantwoordingsor-
gaan een goede ontwikkeling. Wel adviseert het Verant-
woordingsorgaan om de uitvoering van deze nieuwe
manier van communiceren te evalueren. Aangezien in
2015 wederom de pensioenregeling wordt gewijzigd
adviseert het Verantwoordingsorgaan om ook in 2015 de
P&O-medewerkers van Sligro Food Group goed te infor-
meren, zodat zij in staat zijn de werknemers bij hun vra-
gen verder te helpen.
Toekomstblik
In 2015 lopen de contracten met de uitvoeringsorganisa-
tie AZL en vermogensbeheerder NN Investment Partners
af. Een van de nieuwe adviestaken van het Verantwoor-
dingsorgaan heeft betrekking op de toekomst van het
fonds, dus dit wordt een belangrijke taak voor het ko-
mende jaar.
Oordeel verantwoordingsorgaan over 2014
Concluderend oordeelt het Verantwoordingsorgaan dat
het Bestuur in 2014 een verantwoord beleid heeft ge-
voerd, met aandacht voor de evenwichtigheid van de
belangen van alle betrokkenen.
45
Reactie van het bestuur op het oordeel van het Verantwoordingsorgaan 2014Het bestuur geeft op grond van de Pensioenwet zijn re-
actie op het oordeel van het Verantwoordingsorgaan
over het door het bestuur gevoerde beleid in 2014.
Het bestuur is tevreden met het oordeel van het Verant-
woordingsorgaan en onderschrijft het oordeel.
Het doet het bestuur verder een genoegen dat het Ver-
antwoordingsorgaan een positieve reactie geeft op het
vele werk dat het bestuur heeft moeten verrichten om
alle wetswijzigingen op pensioengebied tijdig door te
voeren en om de nieuwe pensioenregeling per 1 januari
2015 in te regelen. Het genoegen geldt ook voor de te-
vredenheid van het Verantwoordingsorgaan over de in-
formatieverstrekking van ons fonds. Communicatie is en
blijft een belangrijk aandachtspunt van het bestuur. Het
bestuur dankt tot slot het Verantwoordingsorgaan voor
de gegeven adviezen. Deze zullen zeker de aandacht
krijgen van het bestuur.
Veghel, 11 juni 2015
Huub van Rozendaal Anita Cooijmans
voorzitter secretaris
Anske Dijkstra Wilco Jansen
Rob van der Sluijs
47
JAARREKENING
48
Balans per 31 december 2014(na bestemming saldo)
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel
uitmaakt van de jaarrekening.
Activa (x € 1.000) 2014 2013
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1]
Zakelijke waarden 101.933 79.791
Vastrentende waarden 174.519 119.014
Overige beleggingen 0 1.385
276.452 200.190
Beleggingen voor risico deelnemers [2] 0 131
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [3] 843 907
Vorderingen en overlopende activa [4] 791 883
Liquide middelen [5] 1.408 542
Totaal activa 279.494 202.653
49
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel
uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva (x € 1.000) 2014 2013
Stichtingskapitalen en reserves
Vrije reserves [6] 28.709 11.733
Reserve beleggingsrisico's [7] 28.896 24.624
57.605 36.357
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds [8] 215.505 161.762
Voorziening toekomstige
arbeidsongeschikten [9] 729 677
Herverzekeringsdeel technische
voorzieningen [10] 843 907
217.077 163.346
Voorziening pensioenverplichtingen
voor risico deelnemers [11] 0 131
Kortlopende schulden en overlopende
passiva [12] 4.812 2.819
Totaal passiva 279.494 202.653
50
Staat van baten en lasten (over 2014)
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
(x € 1.000) 2014 2013
Beleggingsopbrengsten voor risico
pensioenfonds [13]
Directe beleggingsopbrengsten -242 -1.086
Indirecte beleggingsopbrengsten 62.936 10.452
Kosten van vermogensbeheer -611 -299
62.083 9.067
Beleggingsopbrengsten voor risico
deelnemers [14]
Indirecte beleggingsopbrengsten 12 10
12 10
Premiebijdragen van werkgevers en
werknemers [15] 16.115 16.419
Saldo van overdrachten van rechten [16] 996 1.472
Onttrekking beleggingen voor risico
deelnemers [17] -143 -17
Pensioenuitkeringen [18] -2.687 -3.159
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds [19]
Pensioenopbouw -11.643 -11.759
Indexering en overige toeslagen -1.479 -1.091
Rentetoevoeging -656 -597
Onttrekking voor pensioenuitkeringen 2.588 3.186
Toename voorziening toekomstige kosten -228 -234
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten 48 59
Kanssystemen -782 -1.372
Wijziging marktrente -43.185 7.163
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten -998 -1.746
Wijziging actuariële grondslagen 820 2.137
Overige mutaties voorziening
pensioenverplichtingen 1.772 166
-53.743 -4.088
51
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2014 2013
Mutatie overige technische voorzieningen [20] -52 -43
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico deelnemers [21] 131 7
Herverzekering [22] -12 -26
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [23] -1.252 -821
Overige baten en lasten [24] -200 -83
Saldo van baten en lasten 21.248 18.738
Bestemming van het saldo
Vrije reserve 16.976 18.333
Reserve beleggingsrisico's 4.272 405
21.248 18.738
52
Kasstroomoverzicht
(x € 1.000) 2014 2013
Pensioenactiviteiten
Ontvangsten
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers 16.120 16.443
Overgenomen pensioenverplichtingen 2.076 1.998
Herverzekering 118 0
Inkoopsommen 11 0
Overige 0 2
18.325 18.443
Uitgaven
Uitgekeerde pensioenen -2.702 -3.163
Overgedragen pensioenverplichtingen -611 -201
Herverzekering 0 -237
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten -812 -641
-4.125 -4.242
Beleggingsactiviteiten
Ontvangsten
Directe beleggingsopbrengsten -242 -1.086
Verkopen en aflossingen beleggingen 98.879 43.867
98.637 42.781
Uitgaven
Aankopen beleggingen -110.457 -56.932
Kosten van vermogensbeheer -484 -429
-110.941 -57.361
Mutatie liquide middelen 1.896 -379
Saldo liquide middelen 1 januari -488 -109
Saldo liquide middelen 31 december
Waarvan:
Saldo ING Bank 1.246 542
Depotbanken 162 -1.030 (1)
1.408 -488
1 Dit bedrag is opgenomen onder de Kortlopenden schulden en overlopende passiva.
53
AlgemeenOns fonds heeft de jaarrekening opgesteld in overeen-
stemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn
opgenomen in Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek (BW) en
met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarver-
slaglegging. De jaarrekening wordt gepresenteerd in
euro (functionele valuta), afgerond op het dichtsbijzijnde
duizendtal. De cijfers van voorgaand jaar zijn op enkele
aspecten aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Waardering
Schattingen en veronderstellingenDe opstelling van de jaarrekening in overeenstemming
met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen
vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die
van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de
gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en
van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbon-
den veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit
het verleden en verschillende andere factoren die gege-
ven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd.
De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel
over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet
op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daad-
werkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schat-
tingen. De schattingen en onderliggende veronderstel-
lingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen
van schattingen worden opgenomen in de periode
waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening
alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode
van herziening en toekomstige perioden, indien de her-
ziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als
toekomstige perioden.
Opname van een actief of een verplichtingEen actief wordt in de balans opgenomen wanneer het
waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voorde-
len naar ons fonds zullen toevloeien en de waarde daar-
van betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplich-
ting wordt in de balans opgenomen wanneer het
waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal
gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van
het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lastenBaten worden in de rekening van baten en lasten opge-
nomen wanneer een vermeerdering van het economisch
potentieel, samenhangend met een vermeerdering van
een actief of een vermindering van een verplichting
heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar
kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wan-
neer een vermindering van het economisch potentieel,
samenhangend met een vermindering van een actief of
een vermeerdering van een verplichting heeft plaatsge-
vonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden
vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nage-
noeg alle of alle toekomstige economische voordelen en
alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief
of een verplichting aan een derde zijn overgedragen,
wordt het actief of de verplichting niet langer in de ba-
lans opgenomen. Dit betekent dat transacties worden
verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsda-
tum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog
af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief
als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichtingEen financieel actief en een financiële verplichting wor-
den gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen
indien sprake is van een wettelijke of contractuele be-
voegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd
en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie
bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De
met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en fi-
nanciële verplichtingen samenhangende rentebaten en
rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Algemene grondslagenDe activa en passiva worden gewaardeerd tegen nomi-
nale waarde, tenzij hierna een andere grondslag wordt
vermeld. Activa en passiva in vreemde valuta worden
omgerekend tegen de contante koersen per balansda-
tum. Alle baten en lasten worden ten gunste of ten laste
van het resultaat gebracht, rekening houdend met de
overlopende posten per balansdatum. Baten en lasten
voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden
omgerekend tegen de koersen op transactiedatum. Waar
nodig vindt waardevermindering plaats voor het risico
van onvolwaardigheid van het activum.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
54
Beleggingen
Zakelijke waardenDe ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd
tegen reële waarde. Niet ter beurze genoteerde fondsen
worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde
het aandeel in de intrinsieke waarden van de beleggings-
fondsen, wat een afspiegeling van de zakelijke beurs-
waarde van de beleggingsproducten in het fonds is.
Vastrentende waardenDe obligaties worden gewaardeerd tegen reële waarde.
Beursgenoteerde vastrentende waarden zijn gewaar-
deerd tegen de per balansdatum geldende beurskoer-
sen. Indien vastrentende waarden niet beursgenoteerd
zijn, vindt waardering plaats op basis van de geschatte
toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de ul-
timo verslagjaar geldende markten.
De beleggingen zijn ondergebracht in een gesepareerd
depot bij de herverzekeraar waarvan het juridisch eigen-
dom bij de verzekeraar berust.
DerivatenDerivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te we-
ten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de
waarde die wordt bepaald met behulp van marktconfor-
me waarderingsmodellen.
Beleggingen voor risico van de deelnemersDe beleggingen voor risico van de deelnemers worden
tegen dezelfde grondslagen gewaardeerd als de beleg-
gingen voor risico van het fonds. De kapitalen kunnen
tegen de op dat moment geldende voorwaarden bij het
fonds worden aangewend.
Reserve beleggingsrisico’sDit betreft het door de actuaris berekende Vereist Eigen
Vermogen. Voor het jaar 2014 is dit bepaald op 13,4% van
de voor ziening pensioenverplichtingen voor risico pensi-
oenfonds. De jaarlijkse mutatie wordt verwerkt bij de
bestemming van het resultaat.
Vrije reserveDe resultaten worden toegevoegd voor zover zij niet be-
nodigd zijn voor de vorming of instandhouding van de
toeslagenreserve, rente reserve beleggingsrisico’s.
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening pensioenverplichtingen is gewaardeerd
op basis van actuele waarde. Bij de berekening van de
voor ziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de
op de balansdatum geldende pensioenreglementen en
van de over de verstreken deelnemersjaren verworven
aanspraken. Er wordt geen rekening gehouden met toe-
komstige salarisverhogingen en/of toeslagen (tenzij be-
sloten in het boekjaar). De contante waarde wordt vast-
gesteld op basis van de door DNB gepubliceerde
rentetermijnstructuur (RTS) ultimo 2014. De verwachte
kasstromen zijn gebaseerd op prudent geachte verzeke-
ringstechnische grondslagen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actua-
riële grondslagen en veronderstellingen:
IntrestConform de rentetermijnstructuur (RTS) zoals gepubli-
ceerd door DNB (inclusief UFR + 3-maands middeling).
SterfteVoor de vaststelling van de voorziening pensioenver-
plichtingen wordt uitgegaan van de door het Actuarieel
Genootschap vastgestelde AG Prognosetafel AG2014 ul-
timo 2014, startjaar 2015 (2013: AG Prognosetafel 2012-
2062, startjaar 2014). Voor mannen is er een leeftijdsaf-
hankelijke ervaringssterfte en voor alle vrouwen is deze
100%.
Partnerfrequentie/ leeftijdsverschilTen behoeve van de vaststelling van het partnerpensioen
wordt uitgegaan van een partnerfrequentietabel en een
verondersteld leeftijdsverschil van 3 jaar tussen deel-
nemer en partner.
UitkeringenDe uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld.
KostenDe opslag voor excassokosten bedraagt 2,5% (per
31 december 2014; vóór 31 december was dit 2,0%) van
de tech nische voorziening voor risico van ons fonds.
55
Voorziening toekomstig arbeidsongeschiktenAangezien ons fonds voor dit risico is herverzekerd, is
voor hetzelfde bedrag een vordering op de verzekeraar
opgenomen.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningenHet herverzekeringsdeel technische voorzieningen is op
dezelfde grondslagen gebaseerd als de voorziening
pensioen verplichting en komt voor risico van ons fonds.
ResultaatbepalingDe baten en lasten worden toegerekend aan het jaar
waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengstenOnder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vast-
rentende waarden verstaan de renteopbrengst vermin-
derd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt hier-
onder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van
dividendbelasting, verminderd met de kosten. De intres-
ten van overige activa en passiva worden opgenomen op
basis van nominale bedragen.
Indirecte beleggingsopbrengstenOnder de indirecte beleggingsopbrengsten worden de
volgende resultaten opgenomen:
• gerealiseerde koersverschillen bij verkopen van
aandelen en obligaties;
• gerealiseerde koersverschillen bij (af )lossingen van
obligaties;
• valutaverschillen met betrekking tot obligaties en
bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutater-
mijntransacties;
• niet-gerealiseerde koersverschillen inzake aandelen
en obligaties.
HerverzekeringOns fonds heeft een herverzekeringsovereenkomst ge-
sloten met herverzekeraar Nationale-Nederlanden.
Uit hoofde hiervan zijn onder meer de overlijdens- en
arbeidsongeschiktheidsrisico’s van de deelnemers in ons
fonds herverzekerd. Zo komt het niet gefinancierde part-
ner- en wezenpensioen bij voortijdig overlijden ten laste
van de herverzekeraar. Ook de reguliere opbouw van
ouderdomspensioen en de voortzetting van de dekking
van het overlijdensrisico voor het niet gefinancierde part-
ner- en wezenpensioen is herverzekerd. Bij arbeidsonge-
schiktheid zal de herverzekeraar de premiebetaling voor
voortzetting van de pensioenopbouw en de risicodek-
king voor zijn rekening nemen. Elk jaar wordt door de
herverzekeraar een berekening gemaakt van het tech-
nisch resultaat dat uit hoofde van de herverzekering
voortvloeit. Wanneer de som van de jaarlijkse resultaten
aan het einde van de vijfjarige afreken periode positief is,
komt 76% van het resultaat ten bate van ons fonds en is
24% ten bate van de herverzekeraar. Een negatief resul-
taat komt ten laste van de herverzekeraar. De vijfjarige
afrekenperiode zal eindigen op 31 december 2015. Ons
fonds blijft uiteindelijk wel nog risico lopen en er is spra-
ke van een verschil tussen de grondslagen van NN en ons
pensioenfonds. Naast de technische winstdeling deelt
ons fonds ook in de resultaten op beleggingen. De beleg-
gingen van het fonds worden geadministreerd in een
gesepareerd depot. Voor zover het rendement op de be-
leggingen in het depot groter is dan de actuariële reken-
rente en contractueel vastgelegde kosten, komt het
meerdere ten gunste van ons fonds. Een eventueel tekort
aan het einde van de contractperiode is voor rekening
van ons pensioenfonds.
KasstroomoverzichtHet kasstroomoverzicht geeft inzicht in de herkomst en
aanwending van kasmiddelen. De kasstromen zijn geru-
briceerd naar kasstroom uit pensioenactiviteiten, kas-
stroom uit beleggingsactiviteiten en overige mutaties. Bij
het opstellen van het kasstroomoverzicht is de directe
methode gehanteerd. Hierin zijn de bankschulden mee-
genomen.
5656
57
58
Toelichting(op de balans per 31 december 2014)
(x € 1.000)
Niet
[1] Beleggingen voor risico Stand Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde Stand
pensioenfonds ultimo Verstrek- Verkopen koers- koers- ultimo
Categorie 2013 kingen aflossingen verschillen verschillen 2014
Zakelijke waarden
Aandelen beleggingsfondsen 79.791 67.320 -59.279 1.519 12.582 101.933
79.791 67.320 -59.279 1.519 12.582 101.933
Vastrentende waarden
Vastrentende
beleggingsfondsen 119.014 39.390 -39.600 1.488 54.227 174.519
119.014 39.390 -39.600 1.488 54.227 174.519
Derivaten
Valuta derivaten 1.385 3.705 0 0 -6.880 -1.790
1.385 3.705 0 0 -6.880 -1.790
Totaal beleggingen
voor risico pensioenfonds 200.190 110.415 -98.879 3.007 59.929 274.662
Derivaten opgenomen onder
Kortlopende schulden en
overige passiva 0 1.790
Totaal beleggingen voor risico
pensioenfonds activa zijde 200.190 276.452
Security lending
Binnen een aantal beleggingsfondsen waarin ons fonds belegt, worden stukken (aandelen en obligaties) uitgeleend. Voor
het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De opbrengsten
van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten hebben een posistief
effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.
59
Directe marktnotering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd).
Afgeleide marktnotering (incl. incorporatie van overige waarderingen): geen directe beursnotering, maar andere uit
de markt waarneembare data, danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een actieve markt met niet-significante
prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en schattingen).
Overige waarderingsmethoden: marktwaarde bepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en
schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Directe Afgeleide Overige
markt- markt- waarderings-
Ultimo 2014 notering notering methoden Totaal
Zakelijke waarden 0 101.933 0 101.933
Vastrentende waarden 0 174.519 0 174.519
Derivaten 0 -1.790 0 -1.790
0 274.662 0 274.662
Directe Afgeleide Overige
markt- markt- waarderings-
Ultimo 2013 notering notering methoden Totaal
Zakelijke waarden 0 79.791 0 79.791
Vastrentende waarden 0 119.014 0 119.014
Derivaten 0 1.385 0 1.385
0 200.190 0 200.190
Niet
[2] Beleggingen Stand Aankopen Gerealiseerde gerealiseerde Stand
voor risico deelnemers ultimo verstrek- Verkopen koers- koers- ultimo
Categorie 2013 kingen aflossingen verschillen verschillen 2014
Robeco 131 0 -143 12 0 0
Totaal beleggingen
voor risico deelnemers 131 0 -143 12 0 0
60
(x € 1.000) 2014 2013
[3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 843 907
In deze post herverzekering is de
contante waarde opgenomen van de nog
te ontvangen uitkeringen (op basis van
oude herverzekeringscontracten).
[4] Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen op de herverzekeraar (toekomstig AO) 729 677
Vorderingen op aangesloten ondernemingen 45 61
Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds 15 19
Beheerskosten 0 126
Vooruitbetaalde bedragen 2 0
Alle vorderingen en overlopende activa
hebben een looptijd korter dan één jaar.
Totaal vorderingen en overlopende activa 791 883
[5] Liquide middelen
Depotbanken 162 0
ING Bank N.V. 1.246 542
1.408 542
De liquide middelen staan ter vrije beschikking
van het fonds.
Reserves
[6] Vrije reserve
Stand per 1 januari 11.733 -6.600
Saldobestemming verslagjaar 16.976 18.333
Stand per 31 december 28.709 11.733
[7] Reserve beleggingsrisico's
Stand per 1 januari 24.624 24.219
Saldobestemming verslagjaar 4.272 405
Stand per 31 december 28.896 24.624
Totaal eigen vermogen 57.605 36.357
61
2014 2013
Het minimaal vereist vermogen/dekkingsgraad
bedraagt 226.070 104,5% 169.825 104,5%
Het vereist vermogen/dekkingsgraad bedraagt 245.130 113,4% 186.271 115,2%
De dekkingsgraad is 126,6% 122,4%
De dekkingsgraad is vastgesteld als de reserves
plus de voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds gedeeld door de
voorziening pensioenverplichtingen voor risico
pensioenfonds.
Technische voorzieningen
[8] Voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds
Stand per 1 januari 161.762 157.674
Het verloop van de voorziening is als volgt:
Pensioenopbouw 11.643 11.759
Indexering en overige toeslagen 1.479 1.091
Rentetoevoeging 656 597
Onttrekking voor pensioenuitkeringen -2.588 -3.186
Toename voorziening toekomstige kosten 228 234
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten -48 -59
Kanssystemen 782 1.372
Wijziging marktrente 43.185 -7.163
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 998 1.746
Wijziging actuariële grondslagen -820 -2.137
Overige mutaties voorziening
pensioenverplichtingen -1.772 -166
Stand per 31 december 215.505 161.762
De benodigde rentetoevoeging is gebaseerd
op de 1-jaars rente van 0,379%.
De voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds is als volgt opgebouwd
Actieve deelnemers 148.750 110.149
Gewezen deelnemers 35.808 25.778
Pensioengerechtigden 30.947 25.835
215.505 161.762
62
2014 2013
[9] Overige technische voorzieningen
Stand per 1 januari 677 634
Opvoer risicopremie 378 351
Vrijval risicopremie -326 -308
Stand per 31 december 729 677
[10] Voorziening toekomstige arbeidsongeschikten
Stand per 1 januari 907 984
Dotatie 85 100
Bestedingen -152 -181
Intrest 3 4
Stand per 31 december 843 907
Totaal technische voorzieningen 217.077 163.346
[11] Voorziening pensioenverplichtingen
voor risico deelnemers
Stand per 1 januari 131 138
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten -143 -17
Rendement 12 10
Stand per 31 december 0 131
[12] Kortlopende schulden en overlopende passiva
Derivaten 1.790 0
Depotbanken 0 1.030
Accountantskosten 20 26
Actuariskosten 48 79
Schulden uit hoofde van waardeoverdrachten 804 334
Verzekeringsmaatschappijen 656 474
Gecumuleerd technisch resultaat 384 225
Belastingen en sociale premies 52 70
Schulden inzake pensioenuitvoerings-
en administratiekosten 1.051 580
Overige 7 1
4.812 2.819
De kortlopende schulden en overlopende passiva hebben een looptijd korter dan één jaar.
Niet in de balans opgenomen verplichtingenEr zijn geen meerjarige contracten afgesloten.
63
Toelichting op de staat van baten en lasten
(x € 1.000) 2014 2013
[13] Beleggingsopbrengsten voor
risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten
Derivaten -251 -1.082
Valuta verschillen 0 8
Subtotaal -251 -1.074
Banken -4 -7
Waardeoverdrachten 12 13
Overige 1 -18
Totaal directe beleggingsopbrengsten -242 -1.086
Indirecte beleggingsopbrengsten
Gerealiseerde resultaten
Zakelijke waarden 1.519 901
Vastrentende waarden 1.488 110
3.007 1.011
Ongerealiseerde resultaten
Zakelijke waarden 12.582 10.041
Vastrentende waarden 54.227 -5.153
Derivaten -6.880 4.553
59.929 9.441
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten 62.936 10.452
Kosten van vermogensbeheer
Beheerloon -15 -299
Beheerloon zakelijke waarden -257
Beheerloon vastrentende waarden -305
Beheerloon derivaten -23
Bewaarloon -3
Beleggingsadvies -8
Totaal kosten vermogensbeheer -611 -299 (1)
Totaal beleggingsopbrengsten
voor risico pensioenfonds 62.083 9.067
1 Inclusief restitutie van 126k.
64
2014 2013
[14] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
Indirecte beleggingsopbrengsten:
Gerealiseerde resultaten 12 1
Ongerealiseerde resultaten 0 9
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten 12 10
Totaal beleggingsopbrengsten
voor risico deelnemers 12 10
[15] Premiebijdragen van werkgever en werknemers
Pensioenpremie werkgevers 10.699 10.909
Pensioenpremie werknemers 5.349 5.455
Bijdrage FVP regeling 56 30
Inkoopsommen 11 25
16.115 16.419
De premiebijdragen van werkgever en
werknemers bedragen in 2014 in totaal 24,9%
(2013: 26,9% incl.2% extra werknemerspremie
i.k.v. extra herstelmaatregelen) van de
pensioengrondslag. De aan het boekjaar
toe te rekenen feitelijke premie is als bate
verantwoord.
De kostendekkende premie over 2014
is vastgesteld conform de actuariele en
bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent
dat de premie is vastgesteld op basis van een
gedempt premiebeleid, rekening houdend
met een rente van 4%. De gedempte
kostendekkende premie bedraagt 13.470. De
feitelijk betaalde premie is met 16.048 hoger.
Kostendekkende premie 16.567 16.412
Gedempte kostendekkende premie 13.470 12.351
Premie met bijdrage aan herstel 15.140 14.959
Feitelijke premie 16.048 16.364
65
2014 2013
De kostendekkende premie is als volgt
samengesteld:
Actuarieel benodigd 11.641 11.936
Opslag in stand houden vereist vermogen 2.027 2.077
Opslag voor uitvoeringskosten 1.204 762
Premies risicoverzekering 1.695 1.637
16.567 16.412
De gedempte premie is als volgt samengesteld:
Actuarieel benodigd 8.953 8.414
Opslag in stand houden vereist vermogen 1.618 1.538
Opslag voor uitvoeringskosten 1.204 762
Premies risicoverzekering 1.695 1.637
13.470 12.351
De premie met bijdrage aan herstel is als
volgt samengesteld:
Actuarieel benodigd 11.641 11.936
Opslag in stand houden vereist vermogen 600 624
Opslag voor uitvoeringskosten 1.204 762
Premies risicoverzekering 1.695 1.637
15.140 14.959
[16] Saldo van overdrachten van rechten
Overgenomen pensioenverplichtingen 1.607 1.673
Overgedragen pensioenverplichtingen -611 -201
996 1.472
[17] Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten -143 -17
-143 -17
66
2014 2013
[18] Pensioenuitkeringen
Pensioenen
Ouderdomspensioen -2.087 -2.593
Partnerpensioen -323 -279
Wezenpensioen -33 -25
Invaliditeitspensioen -43 -46
Subtotaal -2.486 -2.943
Andere uitkeringen
Afkoopsommen -148 -172
Overige uitkeringen -53 -44
Subtotaal -201 -216
Totaal pensioenuitkeringen -2.687 -3.159
[19] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico pensioenfonds
Pensioenopbouw -11.643 -11.759
Indexering en overige toeslagen -1.479 -1.091
Rentetoevoeging -656 -597
Onttrekking voor pensioenuitkeringen 2.588 3.186
Toename voorziening toekomstige kosten -228 -234
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten 48 59
Kanssystemen -782 -1.372
Wijziging marktrente -43.185 7.163
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten -998 -1.746
Wijziging actuariële grondslagen 820 2.137
Overige mutaties
voorziening pensioenverplichtingen 1.772 166
-53.743 -4.088
[20] Mutatie overige technische voorzieningen -52 -43
67
2014 2013
[21] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico deelnemers
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten 143 17
Rendement -12 -10
131 7
[22 Herverzekering
Winstdeling herverzekering -64 -69
Overige 52 43
-12 -26
[23] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Administratie (2) -984 -558
Accountantscontrole van de jaarrekening(3) -29 -67 (4)
Contributies en bijdragen -16 -12
Overige kosten -223 -184
Totaal Pensioenuitvoerings- en administratiekosten -1.252 -821
Bezoldiging bestuursleden
De bestuursleden en leden van het
verantwoordingsorgaan van ons fonds
die in dienst zijn van Sligro Food Group
hebben in 2014 geen bezoldiging
ontvangen.
Overige bestuursleden 3 3
Leden Verantwoordingsorgaan 3 3
Leden Visitatiecommissie 6 6
12 12
2 In 2013 zijn restituties kosten pensioenbeheer (343k) over de periode 2007-2012 verrekend.
3 Hiernaast heeft er geen andere dienstverlening plaatsgevonden door de accountant.
4 Inclusief raming voor controle 2013: 30.
68
2014 2013
Personeel
Gedurende het verslagjaar 2014 had ons
fonds geen personeelsleden in dienst.
Verbonden partijen
Er is sprake van een relatie tussen
de verbonden partijen, het fonds,
de werkgever, de aangesloten
ondernemingen en hun bestuurders.
Er zijn geen leningen verstrekt aan,
noch is er sprake van vorderingen op,
(voormalige) bestuurders. De bestuurders
nemen deel aan de pensioenregeling van
het fonds op basis van de voorwaarden in
het pensioenreglement.
[24] Overige baten en lasten
24% van het technisch resultaat -159 -83
Diversen -41 0
-200 -83
Saldo van baten en lasten 21.428 18.738
2014 2013
Actuariële analyse van het saldo
Wijziging rentetermijnstructuur -43.841 6.566
Beleggingsopbrengsten 62.083 9.067
Premies 1.345 2.027
Waardeoverdrachten -2 -274
Uitkeringen -99 27
Sterfte 522 -29
Reguliere mutaties 28 -25
Arbeidsongeschiktheid -44 -99
Toeslagverlening -1.479 -1.091
Wijziging Actuariële grondslagen (5) 2.592 2.328
Overige mutaties 143 241
21.248 18.738
5 In 2013 betreft dit de wijziging van de ervaringssterfte (2.137) en de vrijval van partner pensioen a.g.v. het ontbreken van een partner (191). In 2014
betreft dit de wijziging regeling (1.746), wijziging ervaringssterfte (820) en overige (26).
69
Risicoparagraaf
In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het
beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden
een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwan-
tificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen
vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf
gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrou-
gh-principe) en wordt er rekening gehouden met recente
ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR.
SolvabiliteitsrisicoHet belangrijkste financieel risico voor het ons fonds is
het niet kunnen nakomen van de pensioen toezeggingen.
Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen
vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode
(standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of
het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aan-
tal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en
daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden
voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermo-
gen zijn met name van belang voor de premiestelling en
de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen
vermogen van ons fonds is per 31 december 2014 groter
dan het Vereist Eigen Vermogen en het Minimaal Vereist
Eigen Vermogen volgens het standaardmodel, waardoor
het ons fonds in een reservetekort verkeert.
Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit stan-
daardmodel. De verschillende standaard risicofactoren
hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met
S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-compo-
nenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen
ook rekening gehouden met de volgende additionele ri-
sicocomponenten: actief risico, leverage-risico, liquiditei-
tenrisico (voornoemde risico's worden verwerkt binnen
de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring
van de buffer). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven
voor de verschillende risicocategorieën op basis van het
maximum van de feitelijke en strategische beleggings-
mix (2014: feitelijk 113,4%; 2013: feitelijk 115,2%).
(x € 1.000) 2014 2013
€ % € %
Renterisico (S1) 6.829 2,0% 3.893 1,4%
Zakelijke waarden risico (S2) 22.176 9,0% 20.730 11,6%
Valutarisico (S3) 3.526 0,2% 3.053 0,2%
Grondstoffenrisico (S4) 0 0,0% 0 0,0%
Kredietrisico (S5) 3.353 0,2% 4.619 0,5%
Verzekeringstechnisch risico (S6) 10.158 1,7% 7.603 1,5%
Concentratierisico (S8) 0 0,0% 0 0,0%
Actief beheer risico (S10) 4.270 0,3% 0 0,0%
Diversificatie-effect -21.416 -15.274
Vereist Eigen Vermogen 28.896 13,4% 24.624 15,2%
Aanwezige dekkingsgraad 126,6% 122,4%
Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,5% 104,5%
Vereiste dekkingsgraad 113,4% 115,2%
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de
activa voor risico van ons fonds (minus de passief posten
Kortlopende schulden en overlopende passiva en Her-
verzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen
door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Ove-
rige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is
deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, toegeno-
men van 122,4% (2013) tot 126,6% (2014).
70
RenterisicoHet renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentege-
voeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentege-
voeligheid van de beleggingen. Ons fonds kent een lan-
gere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de
looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cij-
fers geven meer inzicht.
Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentede-
rivaten) 23,3
Duratie van de pensioenverplichtingen 24,8
De berekeningen voor de rentegevoelige beleggingen
zijn gebaseerd op een tiental key-rate buckets van de
vermogensbeheerder. Deze buckets geven de rentege-
voeligheid van de beleggingen accurater weer dan de
door de vermogensbeheerder aangeleverde kasstromen
(welke niet de juiste rentegevoeligheid voor het bereke-
nen van de S1 kennen). Vervolgens worden de buckets
van de vastrentende waarden em de kasstromen van de
voorziening kasstromen afgezet tegen de door DNB be-
paalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op
basis van deze renteschokken kan de impact op de tech-
nische voorziening en de impact op alle rentegevoelige
beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een
afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoelig-
heid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling
van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
(x € 1.000) Feitelijke verdeling Strategische verdeling
in € % in € %
Impact op technische voorziening voor risico fonds 24.774 24.774
Impact op de rentegevoelige beleggingen 17.945 21.962
Renterisico 6.829 2,0% 2.812 0,7%
Afdekkingspercentage 72,4% 88,6%
Strategisch beoogt ons fonds 70% van het renterisico van
de dekkingsgraad af te dekken. Ultimo 2014 is de dek-
kingsgraad 126,6% en wordt derhalve een afdekkings-
percentage van 88,6% van de verplichtingen nagestreefd.
Hoogte buffer
Op basis van de Vereist Eigen Vermogen berekeningen
bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 6.829
(2,0%) en voor het strategisch renterisico 2.812 (0,7%)
ultimo 2014.
71
Zakelijke waarden risicoOns fonds loopt het risico dat haar beleggingen in aan-
delen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde
dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risi-
co’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing
van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille
naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit
van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen
wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellin-
gen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel
wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waar-
den categorieën getoond.
(x € 1.000) 2014 2013
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie:
Ontwikkelde markten (Mature markets) 93.243 91,5% 73.193 91,7%
Opkomende markten (Emerging markets) 2.327 2,3% 2.222 2,8%
Overige 6.363 6,2% 4.376 5,5%
101.933 100,0% 79.791 100,0%
Hoogte buffer
Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt
voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico
rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven
schokken die variëren overeenkomstig de risicograad
van het type belegging. Deze standaardschokken zijn
verder opgehoogd om zodoende rekening te houden
met de volgende additionele risicocomponenten: actief
risico, leverage-risico en liquiditeitenrisico. De buffer voor
het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 22.176
(9,0%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico
20.703 (8,2%).
ValutarisicoHet valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplich-
tingen van het pensioenfonds in euro's luiden terwijl veel
van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro
luiden. Ons fonds loopt het risico dat haar buitenlandse
beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoers-
ontwikkelingen. Ons fonds kiest er daarom voor om een
gedeelte van haar buitenlandse valuta's af te dekken.
Zonder afdekking van valutarisico loopt ons fonds risico
bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de
euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken
loopt ons fonds risico bij een stijging van vreemde valuta
ten opzichte van de euro.
Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een
scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling
van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het va-
lutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van
alle beleggingen als gevolg van dit scenario.
Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivaten-
contracten.
72
(x € 1.000) 2014 2013
€ % € %
Zakelijke waarden naar valuta voor
afdekking met derivaten
Euro 7.460 7,3% 28.653 35,9%
Amerikaanse dollar 59.964 58,8% 28.518 35,7%
Britse pound sterling 8.579 8,4% 4.733 5,9%
Japanse yen 5.853 5,7% 5.034 6,3%
Overige 20.077 19,8% 12.853 16,2%
101.933 100,0% 79.791 100,0%
Zakelijke waarden naar valuta na
afdekking met derivaten
Euro 84.364 82,8% 87.491 109,7%
Amerikaanse dollar 6.920 6,8% -10.042 -12,6%
Britse pound sterling 1.416 1,4% -1.651 -2,1%
Japanse yen -1.598 -1,6% -837 -1,0%
Overige 10.831 10,6% 4.830 6,0%
101.933 100,0% 79.791 100,0%
Vastrentende waarden naar valuta
voor afdekking met derivaten
Euro 150.422 86,2% 109.647 92,1%
Amerikaanse dollar -1.015 -0,6% -5.194 -4,4%
Overige 25.112 14,4% 14.561 12,3%
174.519 100,0% 119.014 100,0%
Vastrentende waarden naar valuta na
afdekking met derivaten
Euro 150.422 86,2% 109.647 92,1%
Amerikaanse dollar -1.015 -0,6% -5.194 -4,4%
Overige 25.112 14,4% 14.561 12,3%
174.519 100,0% 119.014 100,0%
73
(x € 1.000) 2014 2013
€ % € %
Totaal beleggingen naar valuta
voor afdekking met derivaten
Euro 156.092 56,8% 139.685 69,8%
Amerikaanse dollar 58.949 21,5% 23.324 11,7%
Britse pound sterling 8.579 3,1% 4.733 2,4%
Japanse yen 5.853 2,1% 5.034 2,5%
Overige 45.189 16,5% 27.414 13,6%
274.662 100,0% 200.190 100,0%
Totaal beleggingen naar valuta na
afdekking met derivaten
Euro 232.996 84,8% 198.523 99,2%
Amerikaanse dollar 5.905 2,1% -15.236 -7,6%
Britse pound sterling 1.416 0,5% -1.651 -0,8%
Japanse yen -1.598 -0,6% -837 -0,4%
Overige 35.943 13,2% 19.391 9,6%
274.662 100,0% 200.190 100,0%
Hoogte buffer
Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt
voor het feitelijk en strategisch valutarisico rekening ge-
houden met een door DNB voorgeschreven schok van 20%
die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdek-
king. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 3.526
(0,2%) en voor het strategisch valuta risico risico 3.727
(0,3%).
74
Kredietrisico
Ons fonds loopt het risico dat één of meerdere van haar
tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen
kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico
dient het effect van de kredietwaardigheid van de par-
tijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het
kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde
creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de
uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de
tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid
(risicovrij) tot uitkering zal komen.
Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden porte-
feuille kan gemeten worden aan de hand van de credit-
spread. De gewogen gemiddelde credit spread van de
rentegevoelige beleggingen van ons fonds is 1,15%. Een
andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen
de vastrentede waarden portefeuille van ons fonds is de
rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA
rating impliceert dat de vastrentende waarden beleg-
ging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden be-
leggingen die geclassificeerd staan onder 'lager dan BBB'
als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisi-
covrij beschouwd.
(x € 1.000) 2014 2013
€ % € %
Rating vastrentende waarden:
AAA 46.966 26,9% 37.846 31,7%
AA 29.809 17,1% 18.653 15,7%
A 19.662 11,3% 11.560 9,7%
BBB 53.298 30,5% 42.318 35,6%
Lager dan BBB 1.997 1,1% 1.149 1,0%
Cash 22.787 13,1% 7.488 6,3%
174.519 100,0% 119.014 100,0%
(x € 1.000)
2014 2013
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd:
Resterende looptijd < 1 jaar 23.948 13,7% 12.081 10,2%
Resterende looptijd <> 5 jaar 56.919 32,6% 29.704 25,0%
Resterende looptijd >= 5 jaar 93.652 53,7% 77.229 64,8%
174.519 100,0% 119.014 100,0%
Portefeuille vs Verplichtingen
Looptijd Portefeuille Verplichting Verschil
2 0,5 0,0 0,5
5 1,1 0,0 1,1
10 1,4 1,1 0,3
20 3,9 4,6 -0,7
30 4,7 7,3 -2,6
40 3,4 6,8 -3,4
50 2,0 5,0 -3,0
Duratie 17,0 24,8 -7,8
75
Hoogte buffer
Binnen de berekening van het standaardmodel wordt
een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleg-
gingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De
creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoe-
lige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierbo-
ven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer
voor het feitelijk kredietrisico van 3.353(0,2%) en voor het
strategisch kredietrisico van 3.847 (0,3%).
Verzekeringstechnisch risicoBinnen het verzekeringstechnische risico worden in prin-
cipe alleen risico’s meegenomen die verband houden
met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkin-
gen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen
van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het
verzekeringstechnische risico worden gerekend: proces-
risico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de
sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van
de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een
percentage van de op actuele waarde berekende techni-
sche voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate
het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterftepro-
ces dan beter kan worden geschat. De beide andere risi-
cofactoren houden respectievelijk rekening met de onze-
kerheid in de sterftetrend en met de negatieve
stochastische afwijkingen.
In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend
boven het hanteren van de prudente grondslagen, de
Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd.
Hoogte buffer
De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico
bedraagt 10.158 (1,7%) en voor het strategisch verzeke-
ringstechnisch risico 10.158 (1,9%).
ConcentratierisicoConcentratierisico’s kunnen optreden bij een concentra-
tie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of
tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de
toelichting op de balans nader toegelicht. Ook "grote
posten" zijn aan te duiden als een vorm van concentratie-
risico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen
moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met
dezelfde debiteur worden gesommeerd.
Zakelijke waarden (x € 1.000) 2014 2013
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per regio:
Europa 25.363 24,9% 39.341 49,4%
Noord-Amerika 57.373 56,3% 25.729 32,2%
Midden- en Zuid-Amerika 1.147 1,1% 1.135 1,4%
Azië 10.423 10,2% 8.123 10,2%
Overige 7.627 7,5% 5.463 6,8%
101.933 100,0% 79.791 100,0%
Verdeling zakelijke waarden per sector:
Financiële instellingen 21.709 21,3% 12.484 15,6%
Informatietechnologie 14.396 14,1% 7.513 9,4%
Industriële ondernemingen 9.311 9,1% 5.559 7,0%
Niet-cyclische consumentengoederen 12.328 12,1% 5.486 6,9%
Cyclische consumentengoederen 8.062 7,9% 4.159 5,2%
Farmacie 13.161 12,9% 5.227 6,6%
Energie 6.563 6,4% 5.449 6,8%
Nutsbedrijven 3.252 3,2% 1.827 2,3%
Telecommunicatie 1.782 1,7% 1.467 1,8%
Basisindustrieën 4.584 4,5% 3.341 4,2%
Andere sectoren 6.785 6,7% 27.279 34,2%
101.933 100,0% 79.791 100,0%
76
(x € 1.000) 2014 2013
Grote posten: zakelijke waarden van
eenzelfde uitgevende instelling groter
dan 5% van de totale beleggingen
ING Global Equity Basis Fonds 82.503 30,0% 39.667 19,8%
ING Dividend Aandelen Basis Fonds 14.366 5,2% 10.691 5,3%
Nationale Nederlanden / ING Multi Manager Fund 24.051 12,0%
Vastrentende waarden (x € 1.000) 2014 2013
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden per categorie:
Staatsobligaties 78.472 45,0% 62.827 52,8%
Bedrijfsobligaties 14.487 8,3% 9.992 8,4%
Hypotheken / Leningen 9.721 5,6% 5.139 4,3%
Financiële Instellingen 25.534 14,6% 32.003 26,9%
Overige 46.305 26,5% 9.053 7,6%
174.519 100,0% 119.014 100,0%
Van de vastrentende portefeuille is 13,2% belegd in Italië
en 14,6% in Spanje (marktgewogen). Dit betreft alle obliga-
tiecategorieën.
(x € 1.000) 2014 2013
Grote posten: vastrentende waarden van
eenzelfde uitgevende instelling groter dan
5% van de totale beleggingen in
vastrentende waarden
ING Fixed Income All Grade Long
Duration Basis Fonds 169.621 61,8% 99.843 49,9%
ING Fixed Income All Grade Basis Fonds 19.171 9,6%
77
Er zijn geen beleggingen in Sligro Food Group en de aan
haar gelieerde ondernemingen.
Actief beheer risicoActief beheer risico treedt op wanneer beleggings-
managers afwijken van de strategisch gedefinieerde
benchmarks. Actief beheer risico wordt in beginsel alleen
becijferd voor de aandelenportefeuille en wordt geme-
ten aan de hand van de tracking error en de total ex-
pense ratio (TER). De tracking error geeft aan in hoeverre
de beleggingsrendementen van de daadwerkelijke aan-
delenportefeuille afwijken van de strategisch gedefini-
eerde benchmark. De TER geeft onder meer de kosten
weer die de beleggingsmanagers hebben gemaakt voor
het voeren van hun (actief ) beleid.
Om de operationele lasten en kosten te beperken wordt
voor aandelenbelangen met een tracking error lager dan
1% geen actief beheer risico becijferd. De aandelenpor-
tefeuille van het pensioenfonds kent een tracking error
van 2,27%. Op basis van deze tracking error wordt een
buffer voor actief beheer risico becijferd. De TER bedraagt
0,40% van het totale aandelenbelang.
Hoogte buffer
Bovenstaande tracking error en TER leiden tot een buffer
voor het feitelijk actief beheer risico van 4.270 (0,3%) en
tot een buffer voor het strategisch actief beheer van
3.987 (0,3%)
Veghel, 11 juni 2015
Huub van Rozendaal Anita Cooijmans
voorzitter secretaris
Anske Dijkstra Wilco Jansen
Rob van der Sluijs
78
OverigeGEGEVENS
79
Resultaatbestemming
Bepalingen omtrent de resultaatbestemming
Conform de Abtn dienen de jaar resultaten te worden
toegevoegd aan de reserves.
Resultaatverdeling
Het bestuur heeft besloten het resultaat over het verslagjaar 2014 als volgt te verdelen:
2014 (x € 1.000)
Vrije reserve 16.976Reserve beleggingsrisico's 4.272
21.248
Gebeurtenissen na balansdatum
Gevolgen nieuwe FTK voor ons fonds
Voor ons fonds bedraagt de beleidsdekkingsgraad
125,2% ultimo 2014. Ten opzichte van de actuele dek-
kingsgraad van 126,6% eind 2014 ligt de beleidsdek-
kingsgraad 1,4%-punt lager. Vanaf 1 januari 2015 is de
middeling uit de DNB-rentetermijnstructuur vervallen.
De toegroei naar de UFR van 4,2% na looptijd 20 blijft
(voorlopig) behouden. Op basis van deze gewijzigde
rentetermijnstructuur zonder 3-maandsmiddeling is de
dekkingsgraad 119,6% eind 2014. Deze dekkingsgraad
ligt aanzienlijk lager door de steeds verder wegzakkende
marktrente.
Op basis van de nieuwe rekenregels stijgt de vereiste
dekkingsgraad onder het nieuwe FTK van 113,4% naar
117,9%. Hierbij is rekening gehouden met de gewijzigde
DNB-rentetermijnstructuur (dus exclusief driemaands-
middeling) zoals die vanaf 1 januari 2015 geldt.
De volgende tabel geeft een vergelijking tussen het ver-
eist eigen vermogen onder het oude en het nieuwe FTK.
80
(x € 1.000) 2014 nFTK 2014
Renterisico (S1) 6.829 2,0% 4.361 1,0%
Zakelijke waarden risico (S2) 22.176 9,0% 27.650 10,8%
Valutarisico (S3) 3.526 0,2% 3.746 0,1%
Grondstoffenrisico (S4) 0 0,0% 0 0,0%
Kredietrisico (S5) 3.353 0,2% 14.353 4,6%
Verzekeringstechnisch risico (S6) 10.158 1,7% 10.758 1,2%
Concentratierisico (S8) 0 0,0% 0 0,0%
Actief beheer risico (S10) 4.270 0,3% 4.457 0,2%
Diversificatie-effect -21.416 -24.306
Vereist Eigen Vermogen 28.896 13,4% 41.019 17,9%
Het Vereist Eigen Vermogen stijgt met name door:
• De verzwaarde schokken die worden verondersteld
voor het zakelijkewaardenrisico.
• Een stijging van het kredietrisico. Voorheen werd
gerekend met een schok van 40% op de geldende
creditspread. Nu dient als minimale schok 60
basispunten gehanteerd te worden. Deze schok loopt
verder op naarmate de rating slechter dan AAA wordt.
Uitgesloten van een kredietbuffer zijn Europese AAA
beleggingen. Ten opzichte van andere pensioenfond-
sen belegt het fonds een relatief groot deel van de
obligatieportefeuille in beleggingen met een
BBB-rating.
• De nieuw veronderstelde correlaties tussen S1 en S5,
en S2 en S5 binnen de wortelformule van het Vereist
Eigen Vermogen.
De beleidsdekkingsgraad eind 2014 is 125,2%. De strate-
gisch vereiste dekkingsgraad op basis van het nieuwe
FTK is gelijk aan 117,9%. Dit betekent dat de beleidsdek-
kingsgraad 7,3%-punt hoger is dan de vereiste dekkings-
graad. Het fonds is daardoor niet in een situatie van re-
servetekort.
De minimaal vereiste dekkingsgraad is 104,5%, de be-
leidsdekkingsgraad is 125,2% en de actuele dekkings-
graad is 119,6%, rekening houdend met de DNB-rente-
termijnstructuur die vanaf 2015 gaat gelden.
81
Actuariële verklaring
OpdrachtDoor Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group te Veg-
hel is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht
verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als
bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014.
GegevensDe gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn
verstrekt door en tot stand gekomen onder de verant-
woordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de be-
oordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd
op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan
de jaarrekening.
De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnfor-
meerd over zijn bevindingen ten aanzien van de be-
trouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van
de basisgegevens en de overige uitgangspunten die
voor mijn oordeel van belang zijn.
WerkzaamhedenTer uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is
voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pen-
sioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens
zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de
door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
• heb ik onder meer onderzocht of de technische
voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen
en het vereist eigen vermogen toereikend zijn
vastgesteld; en
• heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogens-
positie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een rede-
lijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resulta-
ten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik
heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid
waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aange-
gane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking
nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingska-
der zoals dat op balansdatum van toepassing was.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daar-
van zijn in overeenstemming met de binnen het
Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en
gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke
grondslag voor mijn oordeel.
OordeelDe technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de
beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als
geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van
de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake
van een toereikende solvabiliteit.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij er-
van overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en
met 140 van de Pensioenwet.
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Sligro
Food Group is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in
aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het rea-
liseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Het oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingska-
der zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht
was. Voor de volledigheid merk ik op dat, op basis van
gegevens die door het pensioenfonds zijn aangeleverd
en door mij op plausibiliteit gecontroleerd, mijn oordeel
over de vermogenspositie per 1 januari 2015 op basis
van het nieuw Financieel Toetsingskader niet zou zijn
gewijzigd.
Purmerend, 11 juni 2015
drs. R. T. Schilder AAG
Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
82
83
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Sligro
Food Group
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de op pagina 47 tot en met 77 opgenomen
jaarrekening over 2014 van Stichting Pensioenfonds Sli-
gro Food Group te Veghel gecontroleerd. Deze jaarreke-
ning bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de
staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting,
waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehan-
teerde grondslagen voor financiële verslaggeving en
andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het
opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het
saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven,
alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag,
beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in
Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het be-
stuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige in-
terne beheersing als het noodzakelijk acht om het opma-
ken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder
afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude
of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel
over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij heb-
ben onze controle verricht in overeenstemming met Ne-
derlands recht, waaronder de Nederlandse controlestan-
daarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons
geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle
zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van
zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen af-
wijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen
en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde
werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accoun-
tant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het
inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwij-
king van materieel belang bevat als gevolg van fraude of
fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen
neemt de accountant de interne beheersing in aanmer-
king die relevant is voor het opmaken van de jaarreke-
ning en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het
inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn
in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen heb-
ben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te
brengen over de effectiviteit van de interne beheersing
van de stichting. Een controle omvat tevens het evalue-
ren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen
voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van
de door het bestuur van de stichting gemaakte schattin-
gen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van
de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-
informatie voldoende en geschikt is om een onderbou-
wing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw
beeld van de grootte en samenstelling van het vermo-
gen van Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group per
31 december 2014 en van het saldo van baten en lasten
over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
84
Verklaring betreffende overige bij of krachtens
de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden
wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar
aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig
Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid
Utrecht, 11 juni 2015
KPMG Accountants N.V.
J.C. van Kleef RA
1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toege-
voegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is
met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
85
BeleggingsoverzichtOverzicht beleggingen voor risico pensioenfonds
(x € 1.000) 2014 2013
€ % Norm € % Norm
Zakelijke waarden
Aandelen beleggingsfondsen 101.933 36,9% 35,0% 79.791 40,0% 35,0%
101.933 36,9% 35,0% 79.791 40,0% 35,0%
Vastrentende waarden
Vastrentende
beleggingsfondsen 174.519 63,1% 65,0% 119.014 59,6% 65,0%
174.519 63,1% 65,0% 119.014 59,6% 65,0%
Overige beleggingen
Derivaten -1.790 -0,6% 0,0% 1.385 0,7% 0,0%
-1.790 -0,6% 0,0% 1.385 0,7% 0,0%
Liquide middelen
ING bank 1.246 0,5% 542 0,3%
NN depotbank 162 0,1% -1.030 -0,5%
1.408 0,6% 0,0% -488 -0,2% 0,0%
Totaal 276.070 100,0% 100,0% 199.702 100,0% 100,0%
86
COLOFONDit verslag is geheel in eigen beheer vervaardigd met
medewerking van de volgende afdelingen.
BEGELEIDINGAZL N.V., afdeling IBA
AZL N.V., afdeling DTP
AZL N.V., afdeling FAV
Bestuur Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
VORMGEVINGStudio Sligro Food Group
FOTOGRAFIEAlain Lemmens
PAPIERDit verslag is geproduceerd met FSC gecertificeerd papier
DRUKSchrijen Lippertz, Voerendaal
Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group
Corridor 11
5466 RB Veghel
Stichting PensioenfondsSligro Food Group