+ All Categories
Home > Documents > Transfer Magazine december 2011

Transfer Magazine december 2011

Date post: 22-Mar-2016
Category:
Upload: transfer-ep-nuffic
View: 217 times
Download: 3 times
Share this document with a friend
Description:
Vakblad over Internationalisering in het Hoger Onderwijs, uitgegeven door Nuffic.
Popular Tags:
44
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs transfer interview jamil salmi, onderwijspecialist bij wereldbank | bedrijven maken werk van ontwikkelingssamenwerking | terugblik op 2011 | integreren via inter- nationaal studentenpastoraat | kamer wil controle op internationalisering jaargang 19 | december 2011 / januari 2012 4 Special Turkije: brug tussen Europa en Azië
Transcript
Page 1: Transfer Magazine december 2011

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

transfer

interview jamil salmi, onderwijspecialist bij wereldbank | bedrijven maken werk van ontwikkelingssamenwerking | terugblik op 2011 | integreren via inter -nationaal studentenpastoraat | kamer wil controle op internationalisering

jaargang 19 | december 2011 / januari 20124

Special Turkije: brug tussen

Europa en Azië

Page 2: Transfer Magazine december 2011

24-42t r a n s fe r4Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.transfermagazine.nl. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt negen keer per jaar.

RedactieEls Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Slappendel, Gerald Schut en Sam van den Eijnden (stagiair)

Aan dit nummer werkten meeAnnemieke Bosman, Rob Burkhard, Richard Hassink, Hoger Onderwijs Persbureau, Han van der Horst, Jessica Maas, Martine Postma, Robert Visscher, Martine Zeijlstra

BeeldAmber Beckers/ Hollandse Hoogte, Marcel van den Bergh/HH, Joost van den Broek/HH, Luis Carballo/Granangular/HH, Kathryn Cook/HH, ChinFotoPress/HH, Flip Franssen/HH, Henriëtte Guest, Het Utrechts Archief, Peter Hilz/HH, Olivier Hoslet/ANP, Evelyne Jacq/HH, Andrea Kuenzig/laif/HH, Jocelyn Li, Jan Luursema, Phil Nijhuis/ANP, Bart van Overbeeke, Marieke Remmen, Ali Saltan, SIME Photo/ANP, Bert Spiertz/HH

RedactieraadRies Agterberg (DUB), Sebastiaan den Bak (Nether), Riekele Bijleveld (Universiteit Twente), Patrick Cramers (Codarts), Madeleine Gardeur (Rijksuniversiteit Groningen), Joep Huiskamp (TU Eindhoven)

RedactieadresNuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 4260126 / 4260144 / 4260122fax: 070 – 4260399e-mail: [email protected], [email protected], [email protected] www.transfermagazine.nl

AbonnementenTransfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.ikabonneermij.nl/transfer.

AbonnementenadministratieDUO-tijdschriftenservicePostbus 6813500 AR Utrechttel.: 030 – 263 1089

Vormgeving en lay-outSabrina Luthjens BNO en Christina Schürmann (www.makingwaves.nl)

DrukDrukkerij Deltahage, Den Haag

Overname artikelenHet overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.

Omslag De brug over de Bosporus, Istanbul. Foto: Laif/Hollandse Hoogte

Transfer 5, jaargang 19, verschijnt op 9 februari 2012

De kracht van

het geheel De Leiden Ranking zorgde begin december voor goed nieuws. Zeven Nederlandse universiteiten staan in de top 100 van deze ranglijst, twaalf scoren er boven het wereldgemiddelde. Maar de top 50 haalt geen enkele Nederlandse instelling. Dat is niet erg, zegt Jamil Salmi, scheidend coördinator hoger onderwijs bij de Wereldbank, in deze Transfer. Salmi, auteur van invloedrijke boeken over world class universities, vindt dat er te veel wordt gelet op de klasseringen van individuele instellingen en te weinig op de kracht van onderwijssystemen als geheel. Hij wijst op de situatie in Finland. Een land dat het als kenniseconomie uitstekend doet, terwijl geen enkele Finse universiteit zich tot de vijftig topinstellingen van de wereld mag rekenen. Het Nederlandse hogeronderwijssysteem betitelt de Marokkaanse econoom als ‘een van de beste van Europa’. Maar bedreigingen ziet hij ook. De investeringen in het hoger onderwijs blijven in Europa ver achter bij die in de Verenigde Staten en bij een aantal Aziatische topuniversiteiten. En die achterstand wordt alleen maar groter. In deze laatste Transfer van 2011 is er veel aandacht voor Turkije. Het land is door de Nuffic uitgeroepen tot Focusland 2012 waarbij ingezet wordt op nauwere samenwerking tussen het Nederlandse en Turkse hoger onderwijs. De nadruk ligt daarbij op het hbo. Turkije wil haar beroepsonderwijs beter laten aansluiten op de arbeidsmarkt en kan daarbij van Nederland leren. Omgekeerd biedt het bloeiende Turkse bedrijfsleven veel mogelijkheden voor Nederlandse stagiairs. Ook de ondercapaciteit in het Turkse hoger onderwijs biedt kansen. Veel Turkse jongeren zouden graag in Nederland studeren. Voor 1 miljoen van hen is in eigen land jaarlijks geen plek op de universiteit. De laatste vijf jaar is het aantal Turken dat hier studeert, verdubbeld. Vorig jaar studiejaar waren het er 1.400. Dat zouden er veel meer kunnen zijn. Maar het hoge collegegeld, dat zij als niet-EU-studenten moeten betalen, houdt hen tegen. Het beschikbaar stellen van beurzen kan uitkomst bieden, maar door de opheffing van het Huygens talentenprogramma, is die optie verder weg dan ooit. Zelfs in een Focusjaar.

els [email protected]

19-37

Page 3: Transfer Magazine december 2011

i n h o u d

24-42t r a n s fe r

Enverder

2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 11 Plannen ‘Erasmus for All’ veelbelovend

15 Column Els van der Werf 16 Ook atheïsten welkom bij Internationaal Studentenpastoraat

18 Op college bij Geert Lovink 38 Vliegende Hollander 39 Controle op internationalisering

40 Het jaar 2011 in onderwijsfeiten 42 Pioniers in internationalisering 43 Agenda

Special: TurkijeTurkije is door de Nuffic uitgeroepen tot Focusland 2012. Een jaar lang is er speciale aandacht voor hogeronderwijssamenwerking met het land dat een brugfunctie vervult tussen Europa en Azië. Waar de economie booming is, maar waar jaarlijks 1 miljoen jonge Turken niet op de universiteit terecht kunnen.

8‘Onderscheid hbo-wo is kracht van Nederlands onderwijssysteem’Het Nederlandse hogeronderwijssysteem is een van de beste van Europa, onder meer door de differentiatie tussen hogescholen en universiteiten. Dat zegt Jamil Salmi, die de afgelopen 25 jaar coördinator hoger onderwijs was bij de Wereldbank. De Marokkaanse econoom sprak met Transfer tijdens een recent bezoek aan Nederland.

12 Ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl? Terwijl de overheid steeds meer op ontwikkelingssamenwerking bezuinigt, neemt bij bedrijven de belangstelling voor banden met ontwikkelingslanden juist toe. De afgelopen jaren is een heuse branche ontstaan die bemiddelt op dit terrein. Zijn de nieuwe contacten in de particuliere sector een volwaardige vervanger voor ontwikkelingssamenwerking vanuit de overheid?

19-37

Page 4: Transfer Magazine december 2011

n i e u w s b e r i c h t e n

Per 100.000 inwoners telt Nederland negen onder-zoekers van buiten de EU. Van alle Europese landen heeft alleen Denemarken er meer, zo hebben pers-bureau ANP, weblog Sargasso en VPRO’s Tegenlicht uitgerekend. Engeland blijft buiten beschouwing, omdat daarover geen cijfers beschikbaar waren.Cijfers van het Europees statistisch bureau Eurostat

over de instroom van niet-EU-onderzoekers in 2010 werden gewogen naar het aantal inwoners per land. Denemarken scoort bijna twee keer zo hoog als Nederland, dat op de voet wordt gevolgd door Zweden. Het gat met de subtop is groot. Nummer vier, Frankrijk, komt niet eens op drieënhalf uit. In 2008 had Nederland nog een score van 5,2, maar ook daarmee was ons land toen een topper.De media die de analyse maakten, vroegen Elco van Noort, hoofd international office aan de TU Delft, om een reactie. Naast de grote vraag naar technici in Nederland noemt hij de aanstelling die promovendi hier – en in Denemarken – krijgen als aantrekkelijke factor voor buitenlandse onderzoekers. Dat kan veranderen nu staatssecretaris Zijlstra universi-teiten de mogelijkheid wil geven te kiezen voor een bursalen stelsel.Eenzelfde analyse werd gemaakt voor het aantal buitenlandse studenten. Daarbij is Nederland tiende, met 64 niet-EU-studenten per 100.000 inwoners. (AS)

De bezuiniging op het Netherlands Fellowship Programme (NFP) wordt waarschijnlijk iets minder zwaar. Rond het verschijnen van deze Transfer stemt De Tweede Kamer over een amendement om 5 miljoen euro meer voor het beurzenprogramma uit te trekken dan aanvankelijk was begroot.Het amendement was een initiatief van CDA-Kamerlid Ferrier. Naast haar eigen partij kreeg zij coalitiepartner VVD en de SGP mee. Ferrier had graag de hele bezuiniging teruggedraaid, zei ze. Maar ze vond dat nu niet realistisch. Het Kamerlid noemt het beuzenprogramma NFP, voor ‘mid-career profes-sionals’ uit ontwikkelingslanden, succesvol. “Zij zijn onze beste ambassadeurs, we komen ze overal tegen.”

Voor NFP en het capaciteitsopbouwprogramma NICHE zou oorspronkelijk jaarlijks 124 miljoen euro beschikbaar zijn. Staatssecretaris Knapen voor Ontwikkelingssamenwerking wilde dat aanvanke-lijk terugbrengen tot 75 miljoen euro voor 2012. Dit jaar werd het NFP-budget al met ongeveer eenderde gekort, tot ongeveer 34 miljoen euro. Eerder maakte de Eerste Kamer zich al hard voor het NFP. In een motie werd Knapen opgeroepen terughoudend te zijn met bezuinigingen op hoger onderwijs voor buitenlandse studenten in Nederland. Met succes, vond initiatiefnemer Eric Smaling, SP-senator. “Het gevolg is dat toch meer NFP-beurzen kunnen worden verstrekt en NICHE-projecten kunnen worden opgezet dan aanvankelijk werd gevreesd.” (AS)

Nederland strikt

veel niet-EU-onderzoekers

NFP mogelijk 5 miljoen euro minder gekort

Foto

: Mar

cel v

an d

en B

ergh

/HH

| december 2011/januari 2012 | transfer4

Page 5: Transfer Magazine december 2011

Chinese studenten en onderzoekers weten niet genoeg over Nederland als kennisland. Dat kan ons land parten spelen bij het aantrekken van Chinees toptalent, blijkt uit een achtergrondstudie naar de opvat-tingen in China over (wetenschappe-lijke) samenwerking met Nederland. Chinese onderzoekspartners zijn positief over de kwaliteit van onder-zoek en onderwijs in Nederland, maar Nederlandse onderwijs-instellingen zijn in China minder bekend dan Britse of Duitse. Als die bekendheid toenam, zouden Chinese studenten en onderzoekers meer belangstelling hebben om naar Nederland te komen, blijkt uit de studie. Wervingsbureau International Top Talent verrichtte het onderzoek in

opdracht van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). Die bereidt een advies aan de regering voor over de rol van het Rijk bij het verbeteren van de Chinees-Nederlandse samenwerking op het gebied van kennis en innovatie. Daar valt winst te boeken, denken de ondervraagde onderzoekers, mede-werkers van kennisinstellingen en overheidsorganisaties. Persoonlijke contacten en ervaringen met een bepaald land worden als voornaamste overweging genoemd om samenwerking aan te gaan. Daarna volgen beschikbare (finan-ciële) bronnen en ondersteuning door de overheid. De Chinese instel-lingen blijken de positie van univer-siteiten op internationale ranglijsten het minst belangrijk te vinden. (AS)

Buitenlandse wetenschappers die in Nederland werken, hoeven niet te voldoen aan een salarisnorm om in aanmerking te komen voor belastingvoordeel. Dat heeft de Tweede Kamer besloten, na een nood-kreet van de VSNU, HBO-raad en NWO dat velen van hen Nederland anders links zouden laten liggen. Uit een inventarisatie bij enkele universiteiten was gebleken, dat circa 85 procent van het buitenlandse wetenschappelijk personeel in het Belastingplan 2012 niet voldoet aan de nieuwe voorwaarden van de ‘30 procent-regeling’. Die maakt het mogelijk dat buitenlandse werknemers met een ‘specifieke deskundigheid’ 30 procent van hun salaris onbelast krijgen uitbetaald. Staatssecretaris Weekers wilde die

regeling aanscherpen met onder meer een salariseis van minimaal 50.000 euro. Een te hoge norm voor veel wetenschappers, aldus de VSNU, HBO-raad en NWO.VVD, D66, CDA en PVV dienden een amendement in waardoor buitenlandse medewerkers van publiek gefinancierde kennisinstellingen niet aan een sala-riseis hoeven te voldoen. Voor buitenlanders jonger dan dertig met een masterdiploma geldt een aange-paste salarisnorm van 26.605 euro om in de private sector aan de slag te kunnen. Weekers kon zich vinden in het voorstel. Juist wetenschappers behoren tot de groep die Nederland wil aantrekken met de 30 procent-regeling, erkende hij. (AS)

‘Nederland te onbekend bij Chinezen’

Foto

: HH

/Chi

nFot

oPre

ss

Buitenlanders houden

belastingvoordeel

transfer | december 2011/januari 2012 | 5

Aankomende studenten bij een studiefair

in China.

Page 6: Transfer Magazine december 2011

Werkgever blij met buitenlandervaringZes op de tien werkgevers beschouwen internationale studie-ervaring als een pre. Dat blijkt uit onderzoek van QS onder ruim 10.000 mensen in 116 landen. Vooral beheersing van het Engels en interculturele communicatie worden gewaardeerd. De mening van Nederlandse werkgevers ontbreekt in het onderzoek. Spanje is koploper: ruim 80 procent van de bedrijven en organisaties daar hecht belang aan internationale ervaring. Zwitserland en Duitsland completeren de Europese top 3. Ook werkgevers in Aziatische landen als China, Japan, Zuid-Korea en Thailand letten er bovengemiddeld op bij sollici-taties. In Engelstalige landen als het Verenigd Koninkrijk, Australië en Nieuw-Zeeland is dat bij minder dan de helft van de bedrijven het geval. (AS)

Toch bekostigde studie na buitenlandse bulEU-studenten met een buitenlands bachelor- of master-diploma betalen voor een studie in Nederland het wette-lijk collegegeld, niet het veel hogere instellingsgeld. Dat antwoordt staatssecretaris Zijlstra op Kamervragen van PvdA en VVD. Welk collegegeldtarief een student betaalt, hangt wettelijk af van de vraag of diegene volgens het Centraal Register Inschrijving Hoger Onderwijs (CRIHO) al een graad heeft behaald. “De graadverlening aan een student die in het buitenland een opleiding met succes afgerond heeft, wordt niet in het CRIHO geregistreerd”, schrijft Zijlstra. (GS)

Protest tegen tweejarige Vlaamse mastersAlle Vlaamse masters moeten vanaf studiejaar 2014–2015 niet een, maar twee jaar duren. Actievoerders willen daar-entegen dat de tweejarige masters, die in totaal 600 euro duurder zijn, pas in 2015 beginnen. Op die manier komen de huidige bachelorstudenten er niet mee in aanraking. Net als in Nederland duren in Vlaanderen bèta- en techniek-masters twee jaar, de meeste andere één. Rosette S’Jegers, secretaris-generaal van de Vlaamse vereniging van universi-teiten, noemt dat een oneerlijke situatie. Studenten bij een eenjarige master zouden minder mogelijkheden hebben om stage te lopen of een periode naar het buitenland te gaan.Een woordvoerder van de Vlaamse vereniging van studenten stelt dat er in Wallonië al eerder tweejarige masters zijn ingevoerd, maar dat daar, bij gebrek aan extra overheids-subsidie, de eenjarige opleiding wordt uitgesmeerd over twee studiejaren. S’Jegers erkent dit probleem. “Voorlopig krijgen universiteiten geen financiering voor het extra studiejaar. En het is nog maar de vraag of er op termijn wel extra geld komt.” (HOP)

Kort nieuws

Staatssecretaris Knapen (Buitenlandse Zaken) wil vijf kennisplatforms oprichten. Daarin moeten onderzoekers uit Nederland en ontwikkelingslanden samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid kennis in kaart brengen, onderzoeksvragen definiëren en de resultaten van een en ander terugkoppelen naar beleidsmakers en uitvoerders. Met het plan reageert Knapen op de oproep van de Tweede Kamer om meer duidelijkheid te geven over de rol van kennis in het OS-beleid.Vier platforms richten zich op een van de thema’s die volgens het kabinet prioriteit hebben: veiligheid en rechtsorde, water, voedselzekerheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Het vijfde zal draaien om ‘innovatieve, thema-over-stijgende interventiestrategieën’. Knapen wil de huidige ‘lappendeken van instellings- en programmasubsidies’ waar mogelijk vervangen door een aanbestedingssysteem voor onderzoeksvoorstellen. Voor kennisinstituten die nu rechtstreeks vanuit ontwikkelingssa-menwerking instellingssubsidie ontvangen, komt er een over-gangsregeling. Over de financiering van de instellingen voor internationaal onderwijs, die nu deels van het ministerie van OCW komt, gaat de staatssecretaris nog in overleg. Specifieke aandacht blijft nodig voor het ondersteunen van kennisinstellingen in ontwikkelingslanden, schrijft Knapen. Ook daarbij moet wat hem betreft de nadruk liggen op samen-werkingsverbanden en aansluiting bij mondiale kennisnet-werken. Hij wil proberen deze activiteiten te koppelen aan het NICHE-programma. (AS)

Volg Transfer op Twitter

Blijf op de hoogte van het laatste nieuws op www.transfermagazine.nl via twitter.com/Transfer_nl.

Staatssecretaris Knapen.

Foto

: HH

/Pet

er H

ilz

Knapen kondigt kennis -platforms aan

| december 2011/januari 2012 | transfer6

Page 7: Transfer Magazine december 2011

Ruim 20 procent van de studenten die deelnemen aan het Erasmusprogramma moet, eenmaal weer thuis, vakken of tentamens overdoen. Bij een op de vier worden in het buitenland behaalde studieresul-taten niet volledig erkend. Dat staat in het onderzoek PRIME 2010 van het Erasmus Student Network (ESN). ESN ondervroeg bijna 9.000 studenten en ruim vijfhonderd hogeronderwijsinstellingen, waaronder enkele Nederlandse. Ook werden zestien Nationaal Agentschappen geïnterviewd. Ten opzichte van PRIME (Problems of Recognition in Making Erasmus) 2009, de eerste editie van het onderzoek, is er vooruitgang geboekt. Toen kreeg tweederde van de Erasmusstudenten de studiepunten volledig erkend, een jaar later is dat 73 procent.

Respondenten noemden verschillende oorzaken voor problemen bij de erkenning van studieresultaten. Volgens studenten sloten de studieprogramma’s van hun eigen instelling en de gastinstelling niet op elkaar aan. Ook vonden zij erkenningsprocedures onduidelijk. Onderwijsinstellingen merkten op dat studenten vaak niet alle benodigde documenten op tijd inleveren. Daarnaast bleken studenten vaak andere vakken te hebben gevolgd dan in de leerover-eenkomst was afgesproken.Naar aanleiding van het onderzoek doet ESN verschillende aanbevelingen. Zo zouden procedures transparanter moeten worden en moeten studenten vooraf over de procedures worden geïnformeerd. Ook zouden instellingen vaker het ECTS-label moeten aanvragen. (AS)

De Zweedse overheid voorziet een scherpe daling in het aantal studenten en waarschuwt minder populaire universiteiten dat ze zullen moeten fuseren. Minister van Onderwijs Jan Björklund voorspelt dat het aantal twintigers in Zweden de komende zes jaar met een kwart zal dalen.

Björklund schreef in de krant Dagens Nyheter dat hij meer middelen wil concentreren in grote instellingen. Op de dag van publicatie stuurde hij de rectoren van alle Zweedse univer-siteiten een sms met de aansporing het stuk te lezen.

De minister, die tevens vice-premier is en leider van de Liberale Partij, verwacht dat fusies de internatio-nale concurrentiepositie van het Zweedse hoger onderwijs zullen verbeteren. Hij stelt volgend jaar ruim 2 miljoen euro en voor 2013 ruim 8 miljoen beschikbaar om voorbereidingen te treffen. Björklund benadrukt dat initiatieven voor fusies van de instellingen zelf moeten komen. Het aantal studenten van buiten de EU in Zweden is dit jaar met 70 procent dramatisch gedaald. Dat komt door de invoering van een collegegeld tussen de 10.000 en 15.000 euro voor deze groep. Vorig jaar telde Zweden nog 96.000 inschrijvingen van niet-EU-studenten; dit jaar zijn dat er 28.000. Vooral technische hoge-scholen komen in problemen door deze scherpe afname. (GS)

Knapen kondigt kennis -platforms aan

Erkenning Erasmus-punten

nog vaak lastig

Universiteit van Göteborg.

Foto

: HH

/Ber

t Spi

ertz

‘Zweedse universiteiten

moeten fuseren’

transfer | december 2011/januari 2012 | 7

Page 8: Transfer Magazine december 2011

j a m i l s a l m i , s c h e i d e n d h o - c o ö r d i n a t o r b i j w e r e l d b a n k

‘Haagse Hogeschool voegt meer toe dan Harvard’

Foto

: Hen

riett

e G

uest

| december 2011/januari 2012 | transfer8

i n t e r v i e w

Page 9: Transfer Magazine december 2011

Europa zou zich achter de oren moeten krabben, vindt Jamil Salmi. Het investeert per student drie tot vier keer minder dan de Verenigde Staten doen, en nog niet de helft van wat Aziatische topuniversiteiten uitgeven. De Zuid-Koreaanse Pohang Universiteit heeft inmiddels, met 70.000 dollar per student, een groter budget dan willekeurig welke Europese universiteit (zie tabel). Als we publiek en privaat geld optellen, wordt in de VS gemid-deld per student 54.000 dollar aan hoger onderwijs uitgegeven; in de Europese Unie is dat 13.500 dollar. Als aandeel van het bruto natio-naal product is dat 3,3 tegenover 1,3 procent. Salmi noemt deze verontrustende cijfers in zijn boek The Road to Academic Excellence – The Making of World Class Research Universities, dat in oktober van de pers rolde. De econoom was onlangs in Nederland. Zijn boek bundelt negen case studies: welke strategische keuzes maken succesvolle univer-siteiten in Azië en Latijns-Amerika? Met zijn zachte maar indringende stem schetst hij tegenover Transfer de gevolgen voor het Nederlandse hoger onderwijs.

Moeten Europese universiteiten hun budget per student verhogen om te kunnen concurreren met Amerikaanse en Aziatische universiteiten?“Nederland, Zwitserland en de Scandinavische landen hebben eigenlijk geen financiële problemen. De Universiteit Utrecht heeft bijvoorbeeld met 34.000

dollar per student een heel mooi budget. Maar Frankrijk, Spanje en Italië verkeren in een bedenkelijke staat. Aziatische universiteiten zullen hiervan profiteren, doordat ze makkelijker jonge onderzoekers uit Europa kunnen aantrekken.”

Moet Nederland een universiteit in de top 20 van de internationale ranglijsten willen hebben?

“Nee, het Nederlandse hogeronderwijssysteem is erg sterk zonder dat een specifieke instelling in een top 20 hoeft te staan. Denk aan Finland. Dat wordt geroemd als kenniseconomie, maar heeft geen enkele universi-teit in de top 50. Amerikaanse universiteiten hebben budgetten waar weinig Europese instellingen tegenop kunnen. Maar ik denk dat er te veel wordt gekeken naar de klasseringen van individuele instellingen en te weinig naar de kracht van onderwijs systemen als geheel. Het Nederlandse systeem hoort bij de beste in Europa. Een sterk aspect van jullie systeem is de differentiatie tussen hogescholen en universiteiten. Het was een vergissing van het Verenigd Koninkrijk om dat verschil in de jaren negentig af te schaffen. Het is niet goed als iedereen een topuniversiteit wil zijn. Bovendien zijn ranglijsten zero sum games: als het ene land stijgt, daalt het andere land. Dat hoeft geen enkel probleem te zijn. Als iedereen meer publiceert, is het over het geheel genomen positief.”

Gaat meer excellentie onvermijdelijk ten koste van toegankelijkheid en diversiteit?“Dat is voor instellingen inderdaad een trade off. Ik pleit ervoor om meer te kijken naar de toegevoegde waarde van een instelling dan naar de absolute resul-taten. Als je naar Harvard kijkt, zie je een excellente universiteit met de beste professoren en de beste studenten van de wereld. Als je je vervolgens afvraagt hoeveel waarde een school toevoegt en je vergelijkt

u n i v e r s i t e i t s b u d g e t p e r s t u d e n t

Universiteit Land Uitgaven per student in dollars*

Klassering Shanghai-ranking 2011

Yale VS 177.000 11

Harvard VS 106.000 1

Pohang University Zuid-Korea 70.000 356

Oxford VK 46.000 10

National University Singapore Singapore 43.000 146

Universiteit Utrecht Nederland 34.000 48

Hong Kong University (HKUST) China 29.000 295

Universiteit Gent België 17.000 89

Universiteit Milaan Italië 8.000 157

*gebaseerd op the challenge of establishing world class universities (p. 95, 2009) en the road to academic excellence (p. 343, 2011), afgerond op duizendtallen.

Als coördinator hoger onderwijs bij de Wereldbank schreef hij invloedrijke boeken over world class

universities. Na 25 jaar bij de bank in Washington gaat Jamil Salmi nu met pensioen. De Marokkaanse

econoom prijst het Nederlandse hbo en waarschuwt voor een obsessie voor individuele successen.

“Dat allochtone kinderen

in Nederland niet beter

integreren, is een falen van

jullie basisonderwijs”

transfer | december 2011/januari 2012 | 9

Page 10: Transfer Magazine december 2011

Harvard met de Haagse Hogeschool, met zijn zeer diverse studentenpopulatie, dan denk ik dat de Haagse Hogeschool misschien wel een grotere verdienste heeft. Ik was op de Teaching and Learning Day van de Haagse Hogeschool. Dat was een hommage aan onder-wijskwaliteit zonder zorgen over meer onderzoek met meer publicaties waarmee je mooie scores op de rang-lijsten behaalt. Je zou het niveau van studenten op het moment dat ze binnenkomen, moeten vergelijken met het niveau dat ze hebben bij hun afstuderen.”

Kun je de toegevoegde waarde van een instelling meten?“Ja, er bestaan onderzoeken die competenties van beginnende studenten vergelijken met die van gediplo-meerden. AHELO (Assessing Higher Education Learning Outcomes, red.) van de OESO is zo’n interessant initia-tief. Proefuniversiteiten beginnen in 2012 met meten.”

Welk hogeronderwijssysteem beschouwt u als het beste van de wereld?“Als je naast onderzoeksoutput ook kijkt naar onderwijskwaliteit, tevredenheid van studenten en toegankelijkheid, zou ik zeggen dat de Noord-Europese landen het best presteren, naast Zuid-Korea en Singapore. Op masterniveau is het Amerikaanse systeem – met flexibele en dynamische universiteiten – nog steeds het beste ter wereld. Ik denk dat Europa terecht beweegt in de richting van een Amerikaans mastersysteem bovenop een toegankelijk Europees bachelorsysteem.”

Studeren wordt duurder. De Nederlandse overheid heeft dit jaar een langstudeerboete van 3.000 euro per jaar ingevoerd. Wat vindt u daarvan?“Dat lijkt me een goed idee als dat systeem eerlijk wordt toegepast, zodat bijvoorbeeld studenten die ziek zijn, er niet de dupe van worden. Als het gericht is op studenten die een beetje lui zijn, ben ik ervoor. Ik denk dat Nederland een juist collegegeldtarief heeft. Het is gezond voor iedereen om een idee te hebben van wat een studie kost, op voorwaarde dat de overheid voldoende studiefinanciering geeft aan studenten die hun studie anders niet kunnen betalen.”

Wat zou Nederland moeten veranderen?“Het basisonderwijs. Dat jullie er niet in slagen om allochtone kinderen beter in de samenleving te laten integreren, zie ik als een falen van het Nederlandse basisonderwijs. Ik denk dat jullie in Nederland veel beter zouden moeten omgaan met immigranten. Zij staan bloot aan discriminatie en vijandigheid. Kinderen van migranten zijn in Nederland sterk oververtegen-woordigd in het vmbo. Ik begrijp dat in landen met een grote immigrantenpopulatie, waarvan kinderen zich

niet altijd goed gedragen, het risico bestaat dat een deel van de samenleving zich wil afsluiten. Maar met een vergrijzende bevolking hebben jullie immigranten hard nodig.”

U waarschuwt universiteiten dat ze niet exclusief afhankelijk moeten zijn van publiek geld, om te voorkomen dat ze worden gegijzeld door kortzich-tige of wispelturige politici. De nieuwe Chinese topuniversiteiten danken hun groei aan overheids-stimulering. Is dat een risico voor hen?“Het is in het algemeen een risico om all your eggs in the same basket te hebben. Tot nu toe is de Chinese overheid genereus geweest tegenover haar topuniver-siteiten, maar academische vrijheid wordt een grote uitdaging voor Chinese universiteiten. Vooral in de sociale wetenschappen. Bij natuurwetenschappen en techniek is dit onderwerp minder problematisch, maar ook daar speelt het. Ik noem liever geen concrete voor-beelden, omdat ik individuele wetenschappers niet in verlegenheid wil brengen, maar de Communistische Partij heeft nog altijd veel macht op universiteiten in China.”

U zegt dat universitaire problemen in Europa voor-al van bestuurlijke aard zijn. Hoe zit dat? “Je moet onderscheid maken tussen academische democratie en academische vrijheid. Studenten hebben simpelweg niet genoeg kennis om een universiteit te runnen. Academische democratie leidt tot stagnatie, want het is makkelijker voor een rector om verkozen te worden met een ‘No change’-programma dan met een vernieuwend plan. Waarom wordt democratie in universiteiten zo belangrijk gevonden en in bijvoor-beeld ziekenhuizen niet? Ik vraag mensen vaak: ‘Zou je liever hebben dat de chirurg die jou opereert demo-cratisch gekozen is of dat hij professioneel vaardig is?’ Ik ben een groot voorstander van democratie in de politiek, maar in universiteiten beschermt democratie te vaak de gevestigde belangen. Je ziet dat probleem heel sterk in Frankrijk en Spanje. Portugal daaren-tegen plaatst zelfs advertenties voor rectoren in The Economist.”

Mijn dochter is één jaar oud. Hoe zal haar studie-tijd verschillen van het studentenleven van van-daag?“Het zal veel interactiever zijn. Autonomer. Meer groepsgestuurd. Ik zou haar zo vroeg mogelijk Chinees leren. Dat geeft haar een voorsprong. Ik heb in mijn eigen leven gemerkt dat talen deuren openen. En ik raad haar aan om overal te studeren. Studeren in het buitenland is een life changing experience.”

gerald schut

| december 2011/januari 2012 | transfer10

Page 11: Transfer Magazine december 2011

De cijfers zijn indrukwekkend. De Europese Commissie wil van 2014 tot 2020 19 miljard euro uittrekken voor ‘Erasmus for All’, dat naast Erasmus, Erasmus Mundus en Tempus ook programma’s vervangt gericht op basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs, jeugd en sport. Ruim een derde van dat bedrag – jaarlijks zo’n 1,1 miljard, ongeveer 90 procent meer dan voorheen – is bestemd voor hoger onderwijs binnen Europa. In totaal kunnen bijna 3 miljoen studenten er een beurs van krijgen voor een buitenlands studie- of stageverblijf. Daarnaast gaat het geld naar stafmobiliteit, joint programmes, stra-tegische partnerschappen, kennis allianties en masters.Els van der Werf, al sinds 1990 Erasmuscoördinator aan de Hanzehogeschool Groningen, prijst zich nog niet rijk. ”Het zou mij verbazen als het voorstel zo door het Europees Parlement komt. Ik hoop het wel, want het is een valide keuze om hier veel geld in te stoppen. Maar het budget zal vast niet kleiner worden dan nu en dat is al heel wat in de huidige economische crisis.” Als het bedrag gelijk blijft, wil Van der Werf de automatische toekenning van Erasmusbeurzen voor studie in het buitenland ter discussie stellen op haar hogeschool. “Dan moeten we selectie over-

wegen. De afgelopen jaren hebben we het steeds maar nét gered met het beschikbare geld.”Enthousiast is Van der Werf over de aandacht voor docent- en stafmobiliteit. “Er wordt dus niet alleen veel geld in studenten gestoken, maar ook in staf geïnvesteerd voor effect op de langere termijn.” De Europese Commissie mikt op 1 miljoen mobiele onderwijsmedewerkers en begeleiders, inclusief jongerenwerkers. Verder is de Erasmuscoördinator positief over de beloofde vermindering van de admi-nistratieve rompslomp rondom het programma. “Er zijn nu aanzienlijk meer stempels en handtekeningen nodig voor een beursaanvraag dan in de beginjaren. De instelling moet controleren of iedere student vijf formulieren heeft ingeleverd. Dat vergt veel capaci-teit, waardoor instellingen zouden kunnen afhaken.”

LeningenHoe het garantiestelsel gaat uitpakken waarmee de Europese Commissie studenten wil aanmoedigen een masteropleiding in het buitenland te volgen, vindt Van der Werf lastig te beoordelen. Studenten zouden daarmee tegen gunstiger voorwaarden kunnen lenen. “Het hangt van de economische situatie af”, denkt ze. “Mensen kopen nu geen huis, omdat ze dan een hypotheek moeten afsluiten. Dat gaat ook op voor studenten en leningen.” De financiële steun die ‘Erasmus for All’ gaat bieden aan honderden grote kennisallianties van onder-wijsinstellingen en ondernemingen om creativiteit, innovatie en ondernemerschap te bevorderen, kan volgens Van der Werf interessant zijn voor het hbo. “Wij hebben steeds meer toegepast onderzoek op de agenda staan, waarbij we meestal samenwerken met bedrijven. Daar is nu weinig Europees geld voor. Dus we zijn benieuwd naar de richtlijnen.”

annelieke slappendel

Plannen ‘Erasmus for All’ veelbelovendHet voorstel ‘Erasmus for All’ van de Europese Commissie klinkt goed. Meer geld, zodat een groter

aantal studenten mobiel kan worden. Minder administratieve rompslomp. Plus nieuwe elementen: een

garantiefonds voor masterleningen en steun voor kennisallianties. Interessant, vindt ‘Erasmusveteraan’

Els van der Werf van de Hanzehogeschool. Maar ze moet nog zien dat het geld er komt.

Eurocommissaris Vassiliou van Onderwijs.

transfer | december 2011/januari 2012 | 11

a c t u e e lFo

to: O

livie

r Hos

let /

AN

P

Page 12: Transfer Magazine december 2011

De overheid bezuinigt op ontwikkelingssamenwerking. Maar binnen bedrijven neemt de belangstelling

voor contacten met ontwikkelingslanden juist toe. De afgelopen jaren zijn allerlei organisaties ontstaan

die vraag en aanbod op dit gebied bij elkaar brengen. Ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl, juichen

sommigen. Anderen waarschuwen: “Dit is geen vervanging voor langdurige samenwerkingsprojecten

via programma’s als NICHE.”

b e d r i j v e n s t e l l e n k e n n i s b e s c h i k b a a r a a n a r m e l a n d e n

Ontwikkelingssamenwerking opnieuw uitgevonden?

Foto

: Mar

ieke

Rem

men

Straatbeeld in Rwanda.

| december 2011/januari 2012 | transfer12

a c h t e r g r o n d

Page 13: Transfer Magazine december 2011

Ineens waren ze er: jonge organisaties met namen als People4Change, SharePeople, Better Future en Esteam Work. De afgelopen jaren werden ze opgezet met de bedoeling Nederlandse professionals met kennis en expertise te koppelen aan ondernemers of organisaties in ontwikkelingslanden. “Het is geen ontwikkelingshulp. Wel ontwikkelingssamenwerking, in de betekenis die tweerichtingsverkeer veronderstelt”, aldus Martine de Graaff, een van de oprichters van People4Change.Bij die stichting kunnen organisa-ties in ontwikkelingslanden een aanvraag doen voor ondersteuning bij bijvoorbeeld een project. “Wij gaan vervolgens op zoek naar een professional bij een van de bedrijven waarmee wij samenwerken”, legt De Graaff uit. “Die bedrijven betalen een bemid-delingsfee en nemen een deel van de dagen voor hun rekening die hun werknemer in het project werkt. De partij ter plaatse zorgt voor lokaal transport, onderdak, begeleiding en een concrete opdracht. Daarmee is het voor hen ook een investering.”Nederlandse bedrijven hebben tal van redenen om mee te doen aan deze nieuwe werkvorm. Ze geven er invulling mee aan maatschappelijk verantwoord ondernemen, ze bieden medewerkers de kans om interculturele competenties op te doen, maar de buitenlandse activiteiten kunnen ook onderdeel zijn van het pakket interessante secundaire arbeidsvoor-waarden waarmee ze de beste werknemers binden.

KennisinjectieDie laatste profiteren zelf van de samenwerking, doordat ze zich persoonlijk en professioneel kunnen ontwikkelen in omstandigheden die er in eigen land niet zijn. Ten slotte profiteert ook het ontwikkelings-project van een kennisinjectie op een gebied waar het de expertise zelf moeilijk kan vinden. “Kortom, een win-win-winsituatie”, aldus De Graaff. Intussen werkt People4Change samen met onder meer Akzo Nobel, Accenture en Schouten & Nelissen.Jonne Zweers is marketing- en communicatie-manager bij SharePeople, dat bedrijven als Capgemini

en Imtech verbindt met mkb-ondernemers in ontwikkelingslanden. De organisatie is voortge-komen uit de traditionele ontwikkelingssamenwer-king en ontvangt nog subsidie. “Maar vanaf 2015

moeten wij volledig op eigen benen staan”, vertelt Zweers. Daarvoor moet het aantal bedrijven waarmee wordt samengewerkt, worden uitgebreid. Gelukkig zijn er volgens Zweers genoeg resultaten die aantonen dat een uitzending veel oplevert. Zijn dergelijke kennisuitzen-dingen een nieuwe vorm van ontwikkelingssamenwerking? “Ontwikkelingssamenwerking impliceert voor mij nog steeds

eenrichtingsverkeer”, zegt Zweers. “Bij onze programma’s is er tweerichtingsverkeer, en het gaat om kennis, niet om geld. Kennis is duurzaam. Kennis raakt niet op.”

Mensen in achterstandssituatiesHet delen van kennis en ervaring. Dat is ook wat Marije Adriaansens in haar loopbaan beweegt. In 2003 was zij een van de oprichters van Better Future, een organisatie die managementteams uit Nederland in contact brengt met managementteams in ontwik-kelingslanden. Het bedrijf bestaat nog, maar voor Adriaansens was na zeven jaar de tijd rijp voor een volgende carrièrestap. Zij werd directeur van de Nederlandse afdeling van SIFE, een internationale organisatie die jaarlijks in 38 landen een wedstrijd organiseert voor studenteninitiatieven die de econo-mische kansen van mensen in achterstandssituaties moeten verbeteren. De winnaars van de nationale competities nemen deel aan een jaarlijkse wereldcompetitie. Zij krijgen veel aandacht van juryleden van gerenommeerde, internationale bedrijven. In Nederland zijn maar liefst zestien hogeronderwijsinstellingen verbonden aan SIFE. Vanuit het bedrijfsleven wordt de orga-nisatie gesponsord door bedrijven als Unilever, Heineken en KPMG. “Tot zo’n anderhalf jaar geleden werd zeker 50 procent van de Nederlandse SIFE-projecten in

“Dit kan een prima

instrument zijn om

docenten snel aan

interculturele competenties

te helpen”

b e d r i j v e n s t e l l e n k e n n i s b e s c h i k b a a r a a n a r m e l a n d e n

Ontwikkelingssamenwerking opnieuw uitgevonden?

Straatbeeld in Rwanda.

transfer | december 2011/januari 2012 | 13

Page 14: Transfer Magazine december 2011

ontwikkelingslanden opgezet”, vertelt Adriaansens. “Tegenwoordig stimuleren wij studenten om vooral in hun eigen land of woonplaats initiatieven te starten. Wij denken dat het effect dan duurzamer is. Wel juichen we het toe dat er in opkomende econo-mieën en ontwikkelingslanden ook SIFE-organisaties worden opgezet. Op die manier worden dus ook daar lokale bedrijven, studenten en kennis aan elkaar gekoppeld.”

Toekomstige leidersHet werk voor SIFE vertoont overeenkomsten met het vroegere werk van Adriaansens. “Echte sociale verandering duurt natuurlijk langer, maar dat je met intensieve en kortstondige initiatieven een kataly-sator voor verandering kunt zijn, daar geloof ik in.” Het werken met studenten vindt ze extra interessant. “Omdat je daarbij met onze toekomstige leiders te maken hebt. Dit zijn jonge mensen die doen wat de huidige leiders wel hadden willen doen, maar nooit hebben gedaan. Ik zie veel jonge mensen die graag iets voor anderen willen betekenen. Ze hebben behoefte aan zingeving. Dat is iets wat via SIFE vorm kan krijgen.” SIFE is een voorbeeld van hoe studenten uit het hoger onderwijs concreet iets kunnen bijdragen aan internationale samenwerking. Bij organisaties als People4Change en SharePeople komen studenten niet vanzelfsprekend in aanmerking voor uitzen-dingen. “Wij stellen als eis dat mensen drie tot vier jaar werkervaring hebben. Alleen dan kun je er zeker van zijn dat zij echt iets te bieden hebben aan een lokale organisatie”, aldus Zweers. Toch vertelt hij graag over de uitzending van zestien parttime masterstudenten van Nyenrode die SharePeople in 2010 hielp organiseren. “Het was een initiatief van de studenten zelf. Zij wilden uit hun ‘comfort zone’ worden gehaald en hun kennis ter beschikking stellen aan kleine ondernemers in Kenia. Omdat deze studenten naast hun studie al werkten, was het voor ons een interessante en succesvolle samenwerking."

OnderwijsverbeteringOok bij People4Change is wel eens met studenten gewerkt, al worden die volgens De Graaff meestal samen met professionals van bedrijven uitgezonden. Zo ging enige tijd geleden een groep TU-studenten uit Delft samen met mensen van interim-manage-mentadviesbureau Yacht naar Sierra Leone. De Nederlanders onderzochten of een waterkrachtcen-trale nog te herstellen was of opnieuw opgebouwd moest worden. Maar People4Change heeft meer ervaring met het uitzenden van docenten. “Tot nu toe zijn dat vooral

basisschooldocenten geweest”, vertelt De Graaff. “Mensen die hebben geholpen met de ontwikkeling van curricula en het verbeteren van schoolorgani-saties." De behoefte aan kennis uit het bedrijfsleven blijft het grootst, zegt ze. "Maar omdat wij veel met lokale ngo’s werken die zich ook richten op onder-wijsverbetering, krijgen wij regelmatig aanvragen die interessant zijn voor docenten uit het hoger onder-wijs.”Jos Walenkamp wil de intermediaire initiatieven niet onder de noemer ontwikkelingssamenwerking scharen. De lector Internationale Samenwerking aan de Haagse Hogeschool heeft het ontstaan van de bemiddelingsorganisaties de afgelopen jaren waar-genomen. “Maar hun werk is nog te kleinschalig om het ontwikkelingssamenwerking te noemen”, vindt Walenkamp. “Als je ziet hoeveel jaren en energie wij, bijvoorbeeld vanuit de Nuffic, steken in projecten om overheidsorganen en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden te verbeteren, dan kun je je voorstellen dat het overvliegen van een medewerker voor een aantal weken een beperkt effect heeft.”

Bijzonder nuttigToch ziet hij ook positieve kanten aan de nieuwe werkwijze. “Het grote voordeel van dit soort korte kennisuitwisselingen met kleine partners in ontwik-kelingslanden is dat het gevoel van eigenaarschap – dat bij een kleine lokale organisatie toch al veel groter is dan bij een ministerie of universiteit – intact blijft. Als zo’n kleine organisatie investeert in een kennis-vraag, dan zal zij ook sneller geneigd zijn er daadwer-kelijk iets mee te doen.”Ziet Walenkamp kansen voor hogeronderwijsinstel-lingen om zich in deze nieuwe vorm van samen-werking met ontwikkelingslanden te begeven? “Het is geen vervanging voor de langdurige samenwer-kingsprojecten, die bijvoorbeeld via programma’s als NICHE worden opgezet”, benadrukt de lector, die tevens als adviseur verbonden is aan de Nuffic. “Het is ook geen vervanging voor de langdurige samen-werking die wij als Haagse Hogeschool zelf aangaan met drie polytechnics in Ghana. Maar zeker als je kijkt naar de opbrengst voor de eigen organisatie en de eigen medewerkers, dan denk ik dat het ook voor een hogeschool of universiteit bijzonder nuttig is om docenten voor bepaalde tijd naar een ontwikkelings-land te sturen. Internationalisering valt of staat met docenten. Om internationalisering in gang te zetten, heb je internationale vaardigheden nodig. Dit zou wel eens een prima instrument kunnen zijn om docenten op een snelle manier te helpen hun interculturele competenties te versterken.”

rob burkhard

| december 2011/januari 2012 | transfer14

Page 15: Transfer Magazine december 2011

C O L U M NC O L U M NC O L U M N

Volgend jaar viert het Erasmusprogramma haar 25-jarig bestaan. Zowel op Europees als op nationaal niveau zal er ruim aandacht worden besteed aan dit heuglijke feit. En dat is terecht. Zonder dit programma zou de internationale samenwerking binnen het hoger onderwijs niet zo’n vlucht hebben genomen en ik betwijfel of er zoiets als een Bolognaproces was ontstaan. Het programma heeft politieke omwentelingen en bezuinigingsrondes glansrijk doorstaan. Een aantal Nederlandse programma’s op het gebied van internationalisering heeft het veel minder lang volgehouden. De oudgedienden onder ons kennen ongetwijfeld nog het STIR-programma, dat in 1996 na ongeveer acht jaar ophield te bestaan. Van recenter datum is het Huygens Scholarship Programme, dat de bezuinigingswoede van het huidige kabinet niet heeft overleefd en dus z’n tiende verjaardag niet gaat halen. Alle reden voor een Europees feestje, dus.Het leek er even op dat de naam Erasmus niet zou terugkeren in de nieuwe generatie programma’s. In de beleidsbrief van de Europese Commissie – Supporting growth and jobs – wordt nog gesproken over Education Europe. Inmiddels is men er achter dat je met zo’n saaie naam geen ‘youth on the move’ krijgt – en dat is nou net wel de bedoeling. Het nieuwe EU-onderwijsprogramma gaat Erasmus for All heten. Ik vind het een goede keus. Ik ben natuurlijk bevoor-oordeeld, maar ik denk dat het Erasmusprogramma een grotere maatschappelijke bekendheid heeft verworven dan de andere programma’s onder de Leven Lang Leren-paraplu, zoals Comenius en Leonardo. Dat Erasmus het lijkt te gaan winnen van z’n illustere collega’s, ligt dus voor de hand.

Het streven van de Europese Commissie is dat 20 procent van de afgestudeerden in 2020 een studie-onderdeel of een stage in het buitenland heeft gedaan. Onze staatssecretaris Halbe Zijlstra doet

daar nog een schepje bovenop. Een van de weinige dingen die hij over internationalisering zegt in zijn strategische agenda Kwaliteit in Verscheidenheid, is dat al in 2013 bereikt moet zijn dat 25 procent van de afgestudeerden buiten-landse studie-ervaring heeft. Je zult mij niet horen klagen over een dergelijk streefcijfer. Op instellingsniveau lijkt me dit ook alleszins haalbaar. Het is in elk geval zinvoller om te meten welk

percentage van je afgestudeerden internationaal mobiel is geweest, dan om te meten hoeveel procent van je zittende studentenpopulatie per jaar mobiel is, wat tot nu toe gebruikelijk was. De nieuwe manier van meten doet meer recht aan buitenlandervaring als bouwsteen voor het verwerven van competenties, en daar draait het toch in belangrijke mate om.

Onder druk van discussies over rendementen, kwaliteitszorg en bezuinigingen lijkt bij oplei-dingen het animo voor het creëren van ‘mobility windows’ in curricula en het bevorderen van inko-mende en uitgaande mobiliteit echter nogal te zijn weggezakt. Het is maar de vraag of het nieuwe Erasmusprogramma veel impact gaat hebben. De keerzijde van het zilveren jubileum van Erasmus is dat het nieuwe eraf is. In Nederland beschouwen studenten de Erasmusbeurs bijna als een verworven recht en opleidingen zien Erasmusgelden vooral als onderhoudsmiddeltje, en niet als stimuleringspremie. Bij de lancering van ‘Erasmus nieuwe stijl’ zal het een grote, maar belangrijke uitdaging zijn om ervoor te zorgen dat studenten en opleidingen het programma gaan (her)ontdekken als een impuls voor Europese mobiliteit en samenwerking. Ik hoop dat het, net als 25 jaar geleden, een bron van inspiratie zal zijn. Eentje met een zilveren randje.

els van der werf Els van der Werf is beleidsmedewerker internationalisering aan de

Hanzehogeschool Groningen.

transfer | december 2011/januari 2012 | 15

Foto

: Jan

Luu

rsem

a

Een

zilveren randje

Page 16: Transfer Magazine december 2011

Een Nederlandse zendeling, die in de jaren dertig van de vorige eeuw naar toenmalig Nederlands-Indië voer, ontmoette op de boot een groepje isla-mitische studenten op weg naar huis. De studenten beklaagden zich erover dat de Nederlandse kerken geen aandacht aan hen hadden besteed. Die

ontmoeting was voor de missionaris aanleiding om na terugkomst in Nederland het Internationale Studentenpastoraat, of International Student Chaplaincy, op te richten. Het ISP – dat ouder is dan het ‘normale’ Nederlandse studentenpastoraat – zet zich sindsdien in om te zorgen dat internationale

o o k n i e t - c h r i s t e n e n e n a t h e ï s t e n z i j n w e l k o m

Integreren via Internationaal Studentenpastoraat

Voor internationale studenten kan de overstap naar Nederland lastig zijn. Ver weg van familie en

vrienden ligt eenzaamheid op de loer. Het Internationale Studentenpastoraat zet zich al ongeveer

tachtig jaar in om buitenlandse studenten te helpen hun plek te vinden. “Het studentenpastoraat gaf me

een home away from home.”

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

Bezoekers van de oecomenische kerkdienst in Delft.

| december 2011/januari 2012 | transfer16

a c h t e r g r o n d

Page 17: Transfer Magazine december 2011

studenten zich beter thuis voelen in Nederland. In totaal zijn op dit moment vijf pastors werkzaam namens het ISP: drie protestantse en twee katholieke. Een van de protestanten is Waltraut Stroh, die zich toelegt op studenten in Delft en Den Haag. “Het Studentenpastoraat is er niet alleen voor christenen, maar voor iedereen”, benadrukt ze. “Ook aanhangers van andere religies en atheïsten zijn welkom.”

PlattelandHet ISC organiseert allerlei activiteiten, zoals discussie avonden, kerkdiensten en excursies in binnen- en buitenland. Volgens Stroh is de animo voor de tripjes altijd groot. “We gaan dan bijvoor-beeld met een groep van vijftien studenten de stad uit, naar het Nederlandse platteland. We laten dingen van Nederland zien en leggen van alles uit. Afrikanen snappen er bijvoorbeeld vaak helemaal niets van dat er hier op zondag alleen 25 bejaarden in de kerk zitten.” Vaak wordt geprobeerd ook Nederlandse studenten bij de activiteiten te betrekken. “We willen graag meer onderling begrip creëren, bijvoorbeeld tussen aanhangers van verschillende godsdiensten”, legt Stroh uit. “We besteden aandacht aan alle verschil-lende religieuze feesten en vieren die gezamenlijk.” De Iraanse Sajjad Faraji, PhD-student economie aan het International Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag, zag dankzij het ISP voor het eerst een kerk van binnen. “Dat was erg boeiend. Ik kwam erachter dat er, naast verschillen, ook veel overeenkom-sten zijn tussen het christendom en de islam. Door dit soort ervaringen begrijp je andere mensen beter. Dat is belangrijk.”Toch gaat het bij het ISP allang niet meer alleen om het geloof. Stroh legt uit: “Internationale studenten moeten aan zo veel dingen wennen; het weer, het eten, de gewoontes. Ze weten vaak niet eens waar ze boodschappen moeten doen. Ook met dat soort dingen proberen we te helpen.”

Strenge winterJamlick Mwangi maakte vanuit Kenia de overstap naar Wageningen, om hier de master Plant Sciences te volgen. “Het studentenpastoraat gaf me een home away from home. Wanneer je in een nieuw, totaal ander land terechtkomt, kun je gemakkelijk in een gat vallen omdat je niemand kent. Het ISP vulde voor mij dat gat op. Er wordt veel georganiseerd, maar de studentenpastors zorgen er ook voor dat je op je gemak bent. En ze helpen je bij van alles. Ze vertellen bijvoorbeeld hoe je jezelf kunt wapenen

tegen de strenge Nederlandse winter en ze waar-schuwen je als de klok verzet wordt, dat wist ik niet eens.” Faraji uit Iran deelt dit positieve beeld. “Integreren in Nederland zou een stuk lastiger zijn geweest zonder het studentenpastoraat. Het creëert een omgeving waarin mensen elkaar ontmoeten en kunnen vertrouwen.”Hoeveel buitenlandse studenten gebruikmaken van de diensten van het ISP, is moeilijk in te schatten. “De ene student komt een keer langs bij een activi-teit, een ander is elke week aanwezig”, vertelt Stroh. Vroeger registreerde het pastoraat wie er deelnamen aan activiteiten, maar dat werkte niet. “Mijn erva-ring is dat mensen die zeggen dat ze komen, dan wegblijven en dat er altijd studenten komen die niét op de lijst stonden”, lacht de studentenpastor. Toch is ze wel tevreden met de opkomst in haar regio. “Elke zondag zitten er zestig, zeventig studenten bij onze oecumenische kerkdienst in Delft.” Geen vetpotHet ISP is niet in het hele land te vinden; in Groningen, Tilburg en Maastricht is er bijvoorbeeld niemand vanuit de organisatie actief. Stroh: “Wij zijn afhankelijk van gedreven mensen die dit werk graag willen doen en die feeling hebben met de doel-groep. Ik stel bijvoorbeeld ook een ruimte in mijn huis beschikbaar voor internationale studenten.

Dat soort mensen is moeilijk te vinden.” Daarnaast is een internationaal cv volgens de studentpastor op zijn minst een pre. “Al onze vijf pastors hebben ervaring met werken in het buitenland”, vertelt Stroh, die zelf jarenlang ontwikkelings- en zendingswerk deed in Zambia. “Dan heb je een beeld waar de studenten vandaan komen en hoe

je ze het beste kunt benaderen.”Het honorarium dat Stroh ontvangt vanuit de protestantse kerk is geen vetpot, maar daar klaagt ze niet over. “Daarnaast krijgen we van instellingen indirecte steun. Bij het ISS heb ik bijvoorbeeld een eigen kantoor.” Waar ze zich wel zorgen om maakt, is het feit dat de economische crisis ook het studentenpastoraat niet ongemoeid laat. “Voor veel bijeenkomsten en conferenties zijn we afhankelijk van bijdragen van bijvoorbeeld gemeentes of andere externe partijen. Het kost steeds meer tijd en moeite om fondsen binnen te halen. Die energie zou ik liever in contact met studenten steken.”

sam van den eijnden

“Buitenlandse studenten

weten vaak niet eens waar

je boodschappen moet doen.

Daar helpen we ze mee”

transfer | december 2011/januari 2012 | 17

Page 18: Transfer Magazine december 2011

o p c o l l e g e b i j . . .

Foto

: Hen

riett

e G

uest

Is er iets internationalers denkbaar dan internet en nieuwe media? Waarschijnlijk niet. Het wekt dan ook geen verbazing dat maar liefst 60 tot 70 procent van de studenten bij de UvA-master New Media uit het buitenland komt, zoals Geert Lovink vertelt. Deze master is een eenjarige, internationale, Engelstalige opleiding. Studenten met een brede bachelorachter-grond worden er opgeleid om onderzoek te doen op het gebied van internetcultuur en nieuwe media. “De nadruk ligt op digitale onderzoeksmethoden, media-activisme, datavisualisatie en nieuwemedia-kunst”, vertelt Lovink. “Wij leiden een nieuwe gene-ratie onderzoekers op. Omdat het beroepsperspectief in de academische wereld op dit terrein klein is, kijken we vooral naar de publieke sector – ngo’s, maar

ook bedrijven. In al deze sectoren ontstaat steeds meer vraag naar onderzoekers op dit gebied.”Het gaat dan ook hard met de opleiding. In 2006 werd gestart met acht studenten; inmiddels zijn het er bijna vijftig. De opleiding begon in het Nederlands, met studenten uit Nederland. Toch gaven deze studenten meteen een internationale draai aan de studie, herinnert Lovink zich. “We hebben vanaf het begin een blog bijgehouden onder de naam Masters of Media”, vertelt de docent. “De eerste weken schreven de studenten stukjes daarvoor nog in het Nederlands. Daarna zijn we als vanzelf overgegaan op Engels. Tegenwoordig is deze internationale blog (http://mastersofmedia.hum.uva.nl, red.) ons belangrijkste wervingskanaal. Mensen van over de hele wereld lezen hem en studenten melden zich vaak aan via dit kanaal.”

Van onderopLovink gelooft niet in opgelegde internationalisering. Volgens hem moet een internationaal karakter op natuurlijke wijze groeien. Het liefst van onderop, zoals de meeste ontwikkelingen op internet zich voltrekken. En zoals het ook bij de master Nieuwe Media is gegaan. Dat komt door het onderwerp, denkt hij, maar ook door het internationale profiel van hemzelf en zijn collega’s. Lovink heeft jaren in Duitsland, Oost-Europa en Australië gewoond en gewerkt. “Zoiets heeft zeker invloed.”Hemzelf maakt het trouwens niet zo veel uit welke nationaliteiten er in zijn collegezaal zitten. “Volgens mij is het vooral leuk voor de Nederlandse studenten als er andere nationaliteiten bij zijn.” Grote niveau-verschillen tussen de studenten uit het ene of het andere land zijn er nauwelijks. “Het is allang niet meer zo dat iemand uit Brazilië, China of waar dan ook minder weet over recente internetontwikke-lingen dan de gemiddelde westerling”, zegt Lovink. “Twee miljard mensen hebben toegang tot internet. Iedereen kan toegang krijgen tot de kennis die daarop staat. Daardoor valt het belang van nationaliteiten weg.”

rob burkhard

g e e r t l o v i n k

‘Op internet zijn nationaliteiten niet belangrijk’

Docenten vervullen een sleutelrol in het proces om het

hoger onderwijs internationaler te maken. Geert Lovink,

docent bij de master New Media aan de Universiteit

van Amsterdam, laat studenten een internationale blog

bijhouden.

| december 2011/januari 2012 | transfer18

Page 19: Transfer Magazine december 2011

Foto

: Flip

Fra

nsse

n /

HH

transfer | december 2011/januari 2012 | 19

s p e c i a l t u r k i j e

Al vierhonderd jaar onderhouden Turkije en Nederland diplomatieke betrekkingen. Dat wordt in 2012 gevierd. De Nuffic sluit daarbij aan door het Focusjaar Turkije te organiseren. Doel daarvan is de samenwerking tussen Nederlandse en Turkse instellingen voor hoger onder-wijs te intensiveren. Turkije is een interessant land vanwege de brugfunctie die het vervult tussen Europa en Azië. De economie draait er op volle toeren. In de eerste helft van 2011 was de economische groei zelfs groter dan in China. Een aantal Nederlandse universiteiten en hogescholen werkt al lange tijd samen met Turkse onderwijsinstel-lingen. Het Erasmusprogramma dat in 2003 werd opengesteld voor Turkije heeft daar een belangrijke rol ingespeeld. Steeds meer Turkse studenten weten de weg naar ons land te vinden. Vorig studiejaar waren het er 1.400, een verdubbeling in vijf jaar. Op de ranglijst van landen die de meeste internationale studenten aan Nederland leveren, staat Turkije op de negende plek. Maar er zijn meer mogelijkheden voor onderwijs-samenwerking. De bevolking van Turkije is jong, meer dan de helft is nog geen dertig jaar. En ook al is het aantal universiteiten de laatste tien jaar verdub-beld, het is bij lange na niet genoeg om aan de vraag naar hoger onderwijs te voldoen. Een kleine groep studenten kiest voor een studie in het buitenland. En dat worden er steeds meer. De Turkse arbeidsmarkt, is vanwege de hoge werkloosheid onder jongeren, competitief. Als afgestudeerde moet je je zien te onderscheiden. Een buitenlandse studie-ervaring doet het goed op het cv.

Veel jongeren willen graag in het buitenland studeren, maar hikken tegen het hoge collegegeld aan, dat zij als niet-EU-student, moeten betalen. De oplossing, in de vorm van toetreding van Turkije tot de EU, is door de eurocrisis voorlopig niet in zicht. Een andere oplossing is het aanbieden van beurzen. Nu gebeurt dat al op kleine schaal. Onder druk van een steeds groter tekort aan vooral technische kennis-werkers, binden bedrijven als ASML en DAF Turks talent aan zich door een beurs voor een masterstudie of promotie beschikbaar te stellen plus een driejarig contract. Door de toenemende vergrijzing zal het Nederlands bedrijfsleven meer van dit soort initia-tieven moeten ontplooien. Een reservoir van gemoti-veerd talent is in Turkije te vinden. Ook qua beroepsonderwijs hebben Turkije en Nederland elkaar wat te bieden. In Turkije was dat tot voor kort een ondergeschoven kindje. Maar steeds meer bedrijven zien in hoe belangrijk goed opgeleide vakmensen zijn. Praktijkgerichte opleidingen die goed aansluiten op de arbeidsmarkt, zijn daarbij onmisbaar. Nederland heeft daar veel ervaring mee en draagt onder mee via het Nederlands Instituut voor Hoger Onderwijs in Ankara (NIHA) bij aan de versterking van het Turkse beroepsonderwijs. Genoeg redenen dus om in dit themanummer het Turkse hoger onderwijs en de mogelijkheden voor onderwijssamenwerking tussen beide landen te belichten.

els heuts

Reservoir van gemotiveerd talent

Page 20: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

Foto

: Joo

st v

an d

en B

roek

/HH

k w a l i t e i t t u r k s e u n i v e r s i t e i t e n z e e r w i s s e l e n d

Veel groei, weinig bloeiTurkije heeft een van de snelst groeiende economieën ter wereld. De capaciteit in het hoger onderwijs

houdt daarmee geen gelijke tred. Ook al schoten de universiteiten de afgelopen jaren als paddenstoelen

uit de grond, voor 1 miljoen jongeren was er dit jaar geen plek.

| december 2011/januari 2012 | transfer20 | december 2011/januari 2012 | transfer

Page 21: Transfer Magazine december 2011

Jong, dat is de bevolking van Turkije. Meer dan de helft van de bijna 74 miljoen Turken heeft zijn dertigste verjaardag nog niet gevierd. Die demografi-sche ontwikkeling is ook terug te zien in de studen-tenpopulatie: tussen 2006 en 2010 groeide het aantal studenten explosief van 2,3 miljoen naar 3,5 miljoen. Turkije kent geen onderscheid tussen hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. Omdat alle hoger onderwijsinstellingen hetzelfde predicaat dragen, loopt het niveau verder uiteen dan in Nederland. Het Turks hoger onderwijs is wat dat betreft te verge-lijken met de Verenigde Staten. Er zijn zo’n acht universiteiten die met kop en schouder boven de rest uitsteken. Ongeveer dertig zijn er van gemiddeld niveau en de rest bungelt daar achteraan. Bijna twee-derde van de in totaal 165 instellingen wordt gefi-nancierd door de Turkse overheid. De privé-univer-siteiten zijn vaak in handen van grote bedrijven of welgestelde zakenmannen.

SpeeltjeJoost Lagendijk, voormalig Europarlementariër van GroenLinks, kent het Turkse hoger onderwijs van binnenuit. Sinds 2009 is hij als universitair docent en adviseur verbonden aan de Sabanci Universiteit, een privé-instituut in Istanbul. De Sabanci Universiteit is eigendom van de gelijknamige familie, die een fortuin heeft vergaard in de indu-striële sector. “Voor de Sabanci-familie en anderen is een universiteit een prestigeobject, een speeltje”, verklaart Lagendijk de drijfveren van de eigenaars. “Je hoort er als succesvol zakenman niet bij als je geen eigen universiteit hebt.”In Nederland kan Lagendijk gewoon over straat, maar dat is in Turkije wel anders. Als Europarlementariër was hij voorzitter van de delegatie die zich bezighield met het mogelijke EU-lidmaatschap van Turkije. Door zijn betrokkenheid bij het land én zijn huwe-lijk met de bekende journaliste Nevin Sungur, heeft menig Turk ‘Mr. Europa’ in het hart gesloten. Lagendijk legt uit hoe Turkse universiteiten hun studenten selecteren. “Na het behalen van een diploma in het voortgezet onderwijs, moeten aspirant-studenten een toelatingsexamen maken. Degenen die hier hoog op scoren, kunnen overal terecht. Ze krijgen bijvoorbeeld aanbiedingen van allerlei instellingen.” Turkije kent geen studiefinanciering, maar je kunt er als student dus wel een beurs verdienen. Privé-universiteiten vragen hoge collegegelden – de Sabanci Universiteit bijvoorbeeld iets meer dan 11.000 euro per jaar – maar ze mogen geen winst maken, omdat

ze stichtingen zijn. Ook zijn ze bij wet verplicht 15 procent van hun studenten een beurs aan te bieden. “Dus halen universiteiten de slimste en de rijkste studenten binnen”, licht Lagendijk toe. “Van het geld dat de rijke betaalt, krijgt de slimme een beurs.”

Hoge jeugdwerkloosheidDit jaar deden 1,7 miljoen aspirant-studenten mee aan het nationale toelatingsexamen, met als inzet ‘slechts’ 600.000 studieplekken. Vooral de studenten die niet hoog scoorden en geen rijke ouders hebben, vielen buiten de boot. Een groot deel van die 1 miljoen afvallers gaat het volgend jaar weer proberen, verwacht Lidewij de Gier van het Turkije-instituut. “Dit doen ze door een jaar lang cursussen te volgen in een dershane, een privé-instituut dat scholieren voor-bereidt op het toelatingsexamen. Een andere optie is dat ze een baan zoeken. Ze beschikken namelijk wel over een secundair onderwijsdiploma, soms al in een bepaald beroepsveld.” Maar ook de arbeidsmarkt is een weg met hinder-

nissen, want de werkloosheid onder jongeren tussen de 15 en 24 jaar is met 22 procent erg hoog. Universitair docent Joost Lagendijk ziet dit hoge werkloosheidscijfer dagelijks terug in de straten van Istanbul. “Veel mensen, niet alleen jongeren, hebben geen vaste baan en zijn dus gedwongen allerhande

tijdelijke of parttime baantjes te vervullen. Een deel hangt rond of begint zijn eigen straathandeltje.”Volgens De Gier is de hoge jeugdwerkloosheid deels te wijten aan de middelmatige kwaliteit van het hoger onderwijs. “Slechts een klein aantal studenten krijgt de kans aan een kwalitatief goede universiteit te studeren. Veel universiteiten bieden niet de kennis en vaardigheden die relevant zijn voor de arbeids-markt, waardoor veel afgestudeerden werkloos zijn.”Ook directeur Dawn Borndahl Cimen van Edufairs, een bedrijf dat in Turkije beurzen organiseert voor internationale instellingen, beaamt dat het niveau vaak te wensen over laat. Zij schat dat twintig procent van de publieke en twintig procent van de particuliere universiteiten vergelijkbaar is met het niveau van West-Europese universiteiten. “De rest heeft nog een lange weg te gaan.”

Education warfareDat Turkse universiteiten geen hoge ogen gooien, blijkt ook uit de rankings van beste universiteiten. Zo staat in de nieuwste ranglijst van Times Higher Education (THE) alleen de Bilkent Universiteit bij de beste tweehonderd. Van de Nederlandse universi-teiten staan er twaalf van de dertien in deze top 200.

“Als succesvol zakenman

hoor je er niet bij als je geen

eigen universiteit hebt”

transfer | december 2011/januari 2012 | 21

Page 22: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

“Daarom is studeren in het buitenland zo pres-tigieus”, verklaart Borndahl Cimen. “De Turkse arbeidsmarkt is erg competitief. Mensen die nog geen baan kunnen vinden, proberen hun cv op te krikken. Buitenlandervaring doet het daar goed op.”Het feit dat studenten steeds meer doen om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, zorgt ook voor een kwalijke tendens, vindt Borndahl Cimen. “Op die manier raken afgestudeerden overgekwalifi-ceerd voor het werk dat ze gaan doen. En dit dwingt andere afgestudeerden weer om hetzelfde te doen. Het is education warfare.” Jaarlijks trekken 55.000 jonge Turken de grens over voor een studie. Vooral opleidingen in ‘traditionele’ landen als de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Australië zijn populair.

Kenniseconomie Economisch gaat het Turkije voor de wind. In het eerste half jaar van 2011 was de economische groei zelfs groter dan die van grootmacht China. Het aantal universiteiten is de laatste tien jaar verdubbeld. Om het niveau van de universiteiten op te krikken, mogen jaarlijks 100 tot 150 wetenschappers op kosten van de Turkse overheid aan een goede buitenlandse universiteit promoveren. Ze zijn daarna verplicht om een aantal jaren te werken aan een Turkse universi-teit. Maar de term ‘kenniseconomie’ die in Nederland zo vaak gebezigd wordt, valt in Turkije vrijwel nooit, stelt Joost Lagendijk. “De Turkse economie groeit op een ouderwetse, industriële manier. Ze bouwen wat af: in eigen land, maar ook in Centraal-Azië, Rusland en Afrika. Maar in de hoogtechnische sectoren is Turkije een beginneling. Laat ik het zo zeggen: de Turkse economie draait niet op doctorandussen. Onderwijs is in Turkije helaas nog een onderge-schoven kindje. Er wordt op dit moment wel een inhaalslag gemaakt, maar er zou meer kunnen gebeuren.” Turkije wil volgend jaar 90.000 extra banen in het hoger onderwijs creëren. Dat is hard nodig, want in de periode dat het aantal studenten met de helft toenam, steeg het aantal stafleden op universiteiten slechts met een kwart. Door deze plannen van de overheid en de ontwikkelingen van de laatste jaren ziet Borndahl Cimen de toekomst van het Turkse hoger onderwijs minder negatief dan Lagendijk. “In de afgelopen tien jaar is er voor het eerst in de Turkse historie meer geld naar onderwijs dan naar defensie gegaan. Maar hoeveel universiteiten er ook bij komen, met zo’n jonge bevolking zal het altijd moeilijk zijn om voor iedereen een plek te creëren.”

sam van den eijnden

d e g r e n s o v e r

Op de ranglijst van landen die wereldwijd de meeste internationale studenten leveren,

staat Turkije op de vijfde plek: twee procent van alle internationale studenten komt uit

Turkije. Nederland wordt de laatste jaren steeds populairder onder Turkse studenten. In

het academisch jaar 2010/2011 waren er in totaal 1400 Turkse studenten in Nederland,

twee keer zoveel als vijf jaar daarvoor. De Hogeschool Rotterdam, Inholland en de

Hogeschool van Amsterdam zijn het meest in trek. Omgekeerd is Turkije als studiebe-

stemming minder populair. Van alle internationale studenten koos in 2008 slechts 0,7

procent voor Turkije, zij vormen samen 0,8 procent van alle studenten in Turkije. YÖK,

de Turkse Raad voor Hoger Onderwijs, streeft naar 50.000 internationale studenten in

2015, een marktaandeel van 1,5 procent. (SvdE)

Foto

: And

rea

Kuen

zig/

laif/

HH

| december 2011/januari 2012 | transfer22

Page 23: Transfer Magazine december 2011

Bevolkingsaantal: 73,7 miljoen (31 december 2010), meer dan de helft van de bevolking is jonger dan dertig jaarOppervlakte: 770.760 km2 (23x Nederland)

EconomieBelangrijke sectoren: Diensten (transport, commu-nicatie, toerisme, financiële sector), industrie (textiel, automotive, elektronica) en landbouwBbp per hoofd van de

bevolking: 15.392 US$ (2010)Economische groei: 8,2 % (2010). Voornaamste

handelspartners: Duitsland, China, Rusland Arbeidsparticipatie: 48,8 % (2010)Werkloosheid: 11,9 % (2010), Jongeren 15–24 21,7 %

Hoger onderwijs Aantal ho-instellingen: 103 staatsuniversiteiten, 62 parti-culiere – non-profit – univer-siteiten (2010)Aantal studenten: 3,5 miljoen (2010). Van de 1,7 miljoen deelnemers aan het toelatingsexamen in 2011 konden er nog geen 600.000 terecht aan een universiteit.

Soorten instellingen: Het hoger onderwijs in Turkije kent een unitair systeem, zonder onderscheid tussen het hoger beroeps-onderwijs en wetenschap-pelijk onderwijs. Om die reden komt een universi-taire opleiding in sommige gevallen beter overeen met een Nederlandse hbo-oplei-ding. Er zijn instellingen die 2-jarige beroepsopleidingen aanbieden.

OrganisatieMinisterie van nationaal

onderwijs www.meb.gov.trRaad voor het hoger

onderwijs (YÖK) www.yok.gov.tr/enInter-university council (ÜAK)

InternationaliseringUitgaande mobiliteit: Jaarlijks gaan 55.000 Turkse studenten in het buitenland studeren. Populaire bestem-mingen: traditioneel VS, VK, Canada, Australië, Duitsland.

Naar Nederland: 1.400, aantal verdubbelde laatste vijf jaar. Populairste instellingen: Hogeschool Rotterdam, Inholland, HvA

Erasmus: 8.758, populairste bestem-mingen Duitsland (1.624), Polen (1.156), Italië (852). Naar Nederland: 493

Inkomende mobiliteit:

Van alle ca. 3,3 miljoen inter-nationale studenten kiezen 24.500 studenten (0,7 %) voor Turkije (2008, excl. Erasmus), zij vormen 0,8 procent van alle studenten in Turkije. Het streven is om dat uit te breiden naar een marktaandeel van 1,5 procent (50.000 studenten) in 2015 (YÖK).

Erasmus:

3.336 (2009/2010), grootste groep uit Duitsland (774), Polen (470) en Nederland (301 (waarvan 76 stage), 3,9 % van alle Nederlandse Erasmusstudenten, een stij-ging van 24 procent t.a.v. 2008/2009).

Nuttige websiteswww.nihankara.org

Nederlands Instituut voor

Hoger Onderwijs Ankara

www.turkije-instituut.nl/

turkije.nlambassade.org

www.nuffic.nl/nederlandse-organi-

saties/docs/extranet/landenmodule-

turkije.pdf

www.nuffic.nl/international-organiza-

tions/international-education-monitor/

country-monitor/europe/turkey

bronnenyök, nuffic, turkish statistical institute (tuik), oeso edufairs turkije

Turkije: Feiten en cijfers

transfer | december 2011/januari 2012 | 23

Page 24: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

Foto

’s: A

li Sa

ltan

a a n t a l p a r t i c u l i e r e u n i v e r s i t e i t e n g r o e i t s n e l

‘ Zonder universiteitsdiploma kun je niets in dit land’

De Mersin Universiteit,

een grote staatsinstelling.

Page 25: Transfer Magazine december 2011

Busjes rijden af en aan op de enorme campus. Ze brengen duizenden studenten naar de juiste plek. Tussen de gebouwen door is af en toe een stukje azuurblauwe zee te zien. Dit is de Mersin Universiteit. Een grote staatsuniversiteit – met elf faculteiten en ruim 17.000 studenten – aan de Middellandse Zee in Zuid-Turkije.Zeynep Zubaroglu, vierdejaars sociologie uit Hatay, zit met twee vriendinnen buiten in de zon. Ze heeft het goed naar haar zin in Mersin is nog steeds blij met haar plekje op de universiteit. “Ik wilde per se sociologie studeren, maar twee jaar achter elkaar haalde ik onvoldoende punten bij het toelatings-examen. Het laatste jaar heb ik me opgesloten, alleen maar gestudeerd en toen had ik eindelijk genoeg punten.” Bepalend voor haar toekomst, zegt ze. “Als ik niet naar de universiteit was gegaan? Dan was ik nu al getrouwd en had ik twee kinderen.”Zeynep is geen uitzondering. Iedereen die in Turkije aan een universiteit wil gaan studeren, moet het beruchte nationale toelatingsexamen afleggen. Alleen de afkorting – tot 2011 ÖSS, nu YGS/LYS – bezorgt Turkse scholieren al rillingen. De middel-bareschooltijd staat volledig in het teken van dit allesbepalende examen. Na schooltijd gaan veel scholieren naar speciale – vaak ook dure – leshuizen om zich daar klaar te stomen voor de test. Afhankelijk van het resultaat wordt duidelijk óf en naar welke universi-teit ze kunnen. En ook wat ze gaan studeren, is afhankelijk van het totaal aantal punten. Het is een ingewikkeld systeem, zegt tweedejaars archeologie Bilgehan Ergen (21) uit Nigde. Ze wilde heel graag geschiedenis studeren, maar haar examenscore was daar niet hoog genoeg voor. Nu studeert ze arche-ologie. “Ik heb zo hard gewerkt om naar een universiteit te gaan. Zonder enige steun van mijn ouders trouwens, zij vonden het niet nodig dat ik ging

studeren.” Wat ze na haar opleiding wil gaan doen? Ze glimlacht verlegen. “Ik hoef geen baan, maar ik wil vooral mezelf ontwikkelen.”

Grote drukDe Duitse universitair docent Maren Schwerger (51) – al veertien jaar werkzaam in Mersin – kent het Turkse systeem als geen ander. “Ik begin elk jaar met studenten in de klas die eigenlijk liever wat anders hadden gestudeerd. Engels is populair, maar daar hebben studenten meer punten voor nodig dan voor Duits”, zegt Schwerger lachend. “Aan mij de taak ze enthousiast te maken voor de Duitse taal. Tja, zo is het nu eenmaal in Turkije. Wat ze studeren maakt niet veel uit, het draait allemaal om het papiertje.” “Zonder een diploma kun je niets in dit land”, beaamt Seyma Özdemirtas (18) uit Istanbul, eerste-jaars Duits. “Voor alle banen vragen ze een univer-siteitsdiploma, daarom is de druk op iedereen zo groot.” Haar buurvrouw voegt toe: “Zelfs een diploma is nog geen garantie op een baan. Er zijn ook enorm veel hoogopgeleide werklozen.” Voor de privé-universiteiten hebben de studenten in Mersin weinig respect. “Daar zitten de rijkeluiskinderen met

Particuliere universiteiten zijn in Turkije nog een relatief jong fenomeen. Winst maken is verboden.

Transfer trok naar de Zuid-Turkse havenstad Mersin en bezocht een staats- en een privé-universiteit.

“Ons diploma is meer waard”, zegt de een. “Onze lessen zijn beter”, zegt de ander.

Yasar Kilia deed in Nederland vmbo Techniek

en studeert nu in Turkije voor tolk.

transfer | december 2011/januari 2012 | 25

Page 26: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

lage ÖSS-scores. Een diploma van een staatsuniversi-teit op de arbeidsmarkt is meer waard.”In de klas van Seyma zit ook de Nederlander Yasar Kilia (20). Geboren en getogen in Arnhem. Toen hij 15 was, besloten zijn ouders terug te gaan naar Turkije. Yasar, die in Nederland vmbo techniek deed, ging in Konya naar de middelbare school. “Dat was pittig. Een enorm verschil met het praktijkgerichte onderwijs in Nederland. Veel wiskunde en alles zonder rekenmachine.” Maar hij haalde zijn diploma, deed het examen en kon Duits gaan studeren in Mersin. “Ongelofelijk. In Nederland was ik nooit op een universiteit terechtgekomen. En nu leer ik hier voor tolk.”

MisbruikDe Mersin Universiteit is mooi gelegen en ruim opgezet. De gebouwen doen nieuw en modern aan. “We krijgen studenten uit het hele land. We behoren tot de dertig beste universiteiten van het land”, vertelt vice-rector Mustafa Aksan trots. De staatsuniversi-teiten zijn zwaar afhankelijk van het onderwijsmi-nisterie in Ankara en YÖK, de Hoger Onderwijsraad. Het is een doorn in het oog van Aksan. “Alles is centraal geregeld. Elk budget moet in Ankara worden aangevraagd. Hoe snel zaken worden geregeld, is totaal afhankelijk van de persoon.” Zoals alles in Turkije heeft veel te maken met onderlinge relaties en politieke voorkeur. Aksan schudt zijn hoofd: “We zouden veel meer autonomie moeten hebben. Ook de rectoren hebben te veel macht. Ze zijn net kleine koningen, het gevaar van misbruik is groot.”Het aantal universiteiten in Turkije is de afge-lopen jaren snel gegroeid. Onder het beleid van de AKP-regering is het aantal meer dan verdubbeld. Inmiddels zijn er 165 instellingen, 103 staats- en 62 privé-universiteiten. De snelle groei baart Aksan zorgen. Het komt de kwaliteit niet ten goede. Zo zijn er zelfs universiteiten waar geen professor rondloopt. “Maar wat wil je? De vraag is enorm. Jaarlijks doen 1,7 miljoen studenten het OSS-examen, slechts een derde komt uiteindelijk op een universiteit terecht.”Vijftig kilometer verderop, tussen Mersin en Adana, ligt de private Çag Universiteit. De moderne campus met strakke witte gebouwen én palmbomen is compact, telt drie faculteiten en een kleine 3.000 studenten. Het merendeel komt uit de buurt en woont nog thuis. Studeren kost hier zo’n 6.000 euro per jaar. Ter vergelijking: op de Mersin Universiteit betalen de studenten jaarlijks tussen de 200 en 500

euro collegegeld. De studenten hier zien er net wat hipper uit. Een meisje met lange geblondeerde haren stapt op haar hoge hakken door de hal. Privé-universiteiten zijn nog een relatief jong feno-meen in Turkije. In 1984 opende de eerste – Bilkent in Ankara – de deuren. Private instellingen krijgen

De studenten van de private Çag Universiteit

zien er net wat hipper uit.

| december 2011/januari 2012 | transfer26

Page 27: Transfer Magazine december 2011

minimale steun van de overheid en moeten worden bestuurd door een stichting zonder winstoogmerk. De oprichters zijn meestal rijke Turkse families. Zo is er de Koç Universiteit van de Koç Holding, het grootste conglomeraat van het land. En ook indu-striegigant Sabanci heeft een eigen universiteit. De Çag Universiteit in Mersin was vijftien jaar geleden de eerste private univer-siteit buiten de grote stad. Dé verdienste van de onlangs over-leden oprichter Yasar Baybogan, zegt professor Ilhan Öztürk, coördi-nator van het Erasmusprogramma. “Baybogan was een onderwijsman in hart en nieren. Hij begon in 1986 met een basisschool.” Inmiddels is de Baybogan Onderwijsstichting uitgegroeid tot een compleet scholencentrum – van kleuterschool tot universiteit.

StatussymboolProfessor Öztürk roemt de kleinschaligheid van Çag Universiteit, het volledig Engelstalige onder-wijs, de verplichte tweede vreemde taal en het Erasmusprogramma – dit jaar verwelkomt Çag acht Erasmusstudenten. Ook is hij erg blij met het stich-tingsbestuur dat zich niet bemoeit met de academi-sche inhoud. “En dat is zeker niet overal het geval.” Het aantal privé-universiteiten in Turkije groeit snel, beaamt Öztürk. “Het is een trend voor ondernemers geworden om een eigen universiteit te openen. Een vorm van status. Maar ze komen er snel achter dat het verre van eenvoudig is. En geld valt er niet mee te verdienen.” Verhalen dat het onderwijs op privé-universiteiten niet veel voorstelt, doet hij af als onzin. “We verkopen hier geen diploma’s! We hebben bovendien niet alleen studenten van rijke families. Een derde van onze studenten heeft een volledige of gedeel-telijke beurs.” De privé-universiteiten is er veel aan gelegen goede studenten met hoge scores aan te trekken, want dat is goed voor het imago. Daarnaast zijn ze verplicht – willen ze in aanmerking komen voor wat steun van de overheid – minimaal 15 procent van de leerlingen een volledige beurs te geven.Een van die studenten die dankzij haar hoge ÖSS-score een volledig beurs heeft gekregen, is Ayca Hizarci (25) die International Relations studeert. “Dit is wel een rijkeluisschool, hoor”, zegt ze geksche-rend. “Veel studenten hier hoeven zich geen zorgen

te maken over de toekomst, zij kunnen zo in het familiebedrijf aan de slag.”Met het niveau van het onderwijs zit het wel goed, vindt ze. “Ik ben ervan overtuigd dat onze lessen hier beter zijn dan op de staatsuniversiteit. De groepen zijn kleiner, er is meer aandacht van de docenten.”Buiten in de tuin zitten twee jonge meiden op een

bankje. Ze zijn net begonnen met hun studie Engels, zo blijkt. Maar hun Engels is nog niet zo best. “Ik wilde graag ergens in Istanbul studeren, maar mijn ouders vonden dat te gevaarlijk”, zegt Serel Güven (19) in gebrekkig Engels. Ze is blij dat ze naar een privé-universiteit gaat. “De mensen op een staatsuni-

versiteit zijn anders, meer vreemde jongens”, giechelt ze. Ze hoopt na haar studie als leerkracht aan de slag te kunnen. Een eindje verderop lopen drie jongens. Haren stijf van de gel, op hun shirts prijken dure merknamen. Ze studeren rechten. Waarom Çag Universiteit? Serkan Karadeli (26) windt er geen doekjes om. “Mijn ouders hebben te veel geld!” Zijn vrienden barsten in lachen uit. Volgens hen is het veel studenten alleen maar om het felbegeerde papiertje te doen. “Vooral de meiden, die zijn helemaal niet bezig met hun studie. Alleen met hun make-up. Het diploma is voor de familie.”

Nieuwe MercedesMaar eenvoudig is zijn studie niet, zegt Karadeli. “Ze willen hier juist graag dat je nog een jaartje langer blijft. Dat brengt meer op.” Veel draait volgens hem om geld op Çag. Het zomerprogramma – met gastdo-centen van andere universiteiten – kostte maar liefst 150 euro per les. “Een docent zagen we de hele zomer met de bus naar de universiteit komen, aan het eind van de zomer kocht hij een nieuwe Mercedes!” Zelf komt hij ook met de auto naar school. “Te veel geld, hè”, lacht hij. Over een jaartje gaat de geldkraan van zijn familie richting Çag Universiteit definitief dicht. “Dan wil ik in Adana mijn eigen advocatenkantoor beginnen.”

jessica maas

“Op sommige Turkse

universiteiten loopt zelfs

geen professor rond”

De studenten van de private Çag Universiteit

zien er net wat hipper uit.

transfer | december 2011/januari 2012 | 27

Page 28: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

t u r k i j e - d e s k u n d i g e z ü r c h e r o v e r h a p e r e n d e o n d e r w i j s s a m e n w e r k i n g

‘Internationalisering heeft in Turkije absoluut geen prioriteit’

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

Veel begaafde Turkse jongeren willen graag in het

buitenland studeren. Turkije-deskundige Erik-Jan

Zürcher vindt het ‘doodzonde’ dat Nederland maar zo

weinig van deze talenten aan zich weet te binden. En

zolang er geen beurzen beschikbaar worden gesteld, zal

dat niet veranderen, stelt de hoogleraar.

Natuurlijk, er zijn wel degelijk samenwerkingsver-banden tussen Nederlandse onderwijsinstellingen en Turkse universiteiten. En natuurlijk,vorig jaar kwamen zo'n 1.400 Turkse studenten naar Nederland voor een opleiding in het hoger onderwijs. Toch kun je niet stellen dat het maximale uit de samenwerkings-mogelijkheden tussen het Nederlandse en Turkse hoger onderwijs wordt gehaald. En dat is doodzonde, vindt Erik-Jan Zürcher, hoogleraar Turkse talen en culturen aan de Universiteit Leiden en directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Zürcher is een internationaal gerenom-meerde Turkijespecialist en auteur van het standaard-werk Turkey. A Modern History. “Er is een groot stuw-meer aan getalenteerde Turkse studenten die graag naar het buitenland willen”, weet de hoogleraar. Dat heeft alles te maken met de ondercapaciteit in het Turkse hoger onderwijs. Jaarlijks vinden één miljoen jonge Turken geen studieplek in eigen land. Bovendien is er veel werkloosheid onder Turkse afgestudeerden. Zij doen er daarom alles aan om zich te onderscheiden op de competitieve arbeidsmarkt. Buitenlandse studie-ervaring helpt daarbij. Er zouden dan ook veel meer Turkse jongeren in Nederland kunnen studeren. Dat dat aantal op 1.400 blijft steken, wijt Zürcher aan een gebrek aan beurzen en de haperende samenwerking tussen Nederlandse en Turkse onderwijsinstellingen.

KloofDe samenwerking op hoger onderwijsgebied komt volgens de Turkije-specialist niet goed van de grond door de kloof die hij signaleert tussen de bestuurslaag van Nederlandse onderwijsinstellingen en de werk-vloer. “De colleges van bestuur en de international offices willen dolgraag Turkse studenten aantrekken. Bestuurders en beleidsmakers wijzen terecht op grote kansen voor Nederlandse instellingen. Maar Nederlandse docenten en onderzoekers zien geen meerwaarde in samenwerking met Turkse onderwijs-instellingen, omdat het land op onderzoeksgebied nog niet zo ontwikkeld is. Bovendien krijgen docenten maar weinig terug voor hun inspanningen om Turkse studenten naar Nederland te trekken.”Zürcher heeft een suggestie hoe aan dat laatste bezwaar een mouw gepast zou kunnen worden. “Geef docenten en onderzoekers een deel van het geld dat Turkse diplo-mastudenten opleveren, bijvoorbeeld om laboratoria

| december 2011/januari 2012 | transfer28

Page 29: Transfer Magazine december 2011

of docenten van te bekostigen. Pas als je de werkvloer mee hebt, heeft een initiatief tot samenwerking kans van slagen. Want uiteindelijk moeten Nederlandse docenten contact zoeken met hun Turkse collega’s om gezamenlijk uitwisselingsprogramma’s en cursussen op te zetten. Marketing en werving hoort het eindsta-

tion te zijn, niet het begin zoals nu het geval is.”Daarbij zouden Nederlandse onder-wijsinstellingen ook een duidelijke strategie moeten bepalen. “Er zijn twee keuzes. Óf je wilt zoveel mogelijk geld verdienen door Turkse studenten naar Nederland te halen. Óf je wilt prestige winnen en het niveau van de opleiding verhogen door de allerbeste studenten te werven. In het laatste geval zou een instelling een deel van het hoge college-geld dat Turkse studenten hier moeten betalen, voor haar rekening moeten nemen.”

TeleurstellendZürcher is ook voorzitter van de Wetenschappelijke Advies Raad van het Nederlands Instituut voor Hoger Onderwijs (NIHA) in Ankara. Dat insti-tuut heeft de afgelopen jaren veel moeite gedaan om Nederlandse en Turkse instellingen dichterbij elkaar te brengen. “Het is erg teleurstellend om te zien dat er op bestuursniveau overeenkomsten worden gesloten, waarvan in de praktijk nauwelijks iets terechtkomt.”Toch vindt hij dat het NIHA goed werk verricht, onder moeilijke omstandig-heden. “Het instituut toont flexibiliteit. Doordat universitaire samenwerkingen nauwelijks succesvol zijn, richt het NIHA zich nu bijvoorbeeld op het hbo, en dan met name op stages. Verstandig, want daar is momenteel veel vraag naar binnen het hoger beroepsonderwijs.”Dat de Nuffic het jaar 2012 heeft uitge-roepen tot focusjaar voor Turkije, juicht Zürcher toe. “Niet meer dan terecht, want Turkije is een belangrijke opko-

mende economie met een jonge bevolking.” Maar tegelijkertijd is hij ook kritisch. “Nederland heeft Turkije eigenlijk niets te bieden tijdens het focusjaar. Speciale beurzenprogramma’s zijn er bijvoorbeeld niet. Zo’n focusjaar is puur symbolisch als er geen financiële middelen tegenover staan. Omvangrijke

t u r k i j e - d e s k u n d i g e z ü r c h e r o v e r h a p e r e n d e o n d e r w i j s s a m e n w e r k i n g

‘Internationalisering heeft in Turkije absoluut geen prioriteit’

Foto

: SIM

E Ph

oto/

AN

P

transfer | december 2011/januari 2012 | 29

Page 30: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

beurzenprogramma’s zijn er wel in Amerika, Engeland, Duitsland en Frankrijk. Daar gaan de talenten dan liever naar toe. Zonder specifieke beur-zenprogramma’s voor Turks talent verliest Nederland de concurrentiestrijd van omringende landen en verwacht ik dat het focusjaar weinig oplevert.”

Strenge selectieHet Turkse hoger onderwijs maakte de afgelopen jaren een stormachtige ontwikkeling door. Universiteiten schoten als paddenstoelen uit de grond. De teller staat nu op 165. “De kwaliteit van de universiteiten loopt sterk uiteen. Het Turkse hoger onderwijs is wat dat betreft vergelijkbaar met de Verenigde Staten. Er is strenge selectie aan de poort en tussen universiteiten is een groot kwaliteits verschil.”Volgens Zürcher tellen zo’n acht instellingen inter-nationaal mee. Dit achttal doet op onderwijsgebied niet onder voor Nederlandse universiteiten. “Maar op het gebied van onderzoek lopen ze, net als de andere Turkse hoger onderwijsinstellingen, nog fors achter. Turkije heeft lang weinig geïnvesteerd in de onder-zoeksinfrastructuur zoals laboratoria. De huidige regering probeert daar verandering in te brengen, maar er is nog een lange weg te gaan.”De afgelopen jaren vond een wild-groei plaats aan private universi-teiten. Zürcher vindt dat er uitste-kende onderwijsinstellingen tussen zitten zoals Bilkent in Ankara en Koç en Sabanci in Instanbul. “Maar er zijn ook heel veel zwakke broe-ders. Ze mogen geen winst maken, maar moeten toch een inkomen genereren. Docenten hebben vaak een jaarcontract en bouwen geen pensioen op.” Desondanks is er een aantal buitenlandse docenten werkzaam aan Turkse universiteiten. “Vaak gaat het dan om gepensioneerde academici die hun salaris zien als een welkome aanvulling op het pensioen. Bovendien hebben zij er geen problemen mee dat ze geen langjarig contract krijgen.” Een andere oorzaak voor de moeizame samenwer-king tussen Turkse en Nederlandse instellingen ligt in Turkije zelf. Universiteiten daar houden zich nauwelijks bezig met internationalisering. “Dat heeft absoluut geen prioriteit”, zegt Zürcher. Volgens de hoogleraar is Turkije naar binnen gericht en wil het land vooral goede voorzieningen regelen voor de eigen bevolking. “Een aantal universiteiten biedt van oudsher Engelstalig onderwijs, zoals de Bosporus universiteit, METU, Bilkent, Koç en Sabanci, maar van de international classroom en de meerwaarde daarvan heeft men niet gehoord. Daarom kiezen slechts weinig Europese studenten voor Turkije. Het

Erasmusprogramma, waar Turkije sinds 2003 deel van uitmaakt, wordt trouwens wel heel goed gewaar-deerd in Turkije. Vooral omdat het Turken een kans geeft in Europa te studeren.”Als Turkije lid wordt van de Europese Unie, kan dat een stimulerende werking hebben op internationali-sering. In elk geval wordt het collegegeld voor Turkse studenten in Europa dan een stuk lager. “Maar het draagvlak voor toetreding tot de EU neemt af in Turkije”, weet Zürcher. “Nog niet zo lang geleden stond zo’n 80 procent van de Turken daar positief tegenover, nu is dat gedaald naar minder dan 50 procent. Er was altijd de overtuiging dat Turkije de EU meer nodig had dan andersom. Maar nu kent Turkije al jaren een hoge economische groei en kijken veel Turken met leedvermaak naar de eurocrisis. Toch heeft Turkije ook last van de crisis, de Turkse export lijdt er behoorlijk onder.”

Aantrekkelijk perspectiefDe groei van de Turkse economie zorgt er volgens Zürcher voor dat een toekomst in Turkije voor steeds meer goed opgeleide jongeren van Turkse afkomst een aantrekkelijk perspectief is. De groeiende anti-

islam sentimenten spelen daar ook een rol in. “Maar voor velen loopt het uit op een teleurstelling. Ze zijn Nederlandser dan ze zelf dachten en aarden moeilijk in de Turkse bedrijfscultuur.” Gefascineerd kijkt Zürcher naar de toekomst van het Turkse hoger onderwijs. “Er zijn grote uitda-

gingen. Lukt het instellingen om meer aan onder-zoek te doen, maar vooral om genoeg studenten op te leiden? Als men daar niet in slaagt, heeft dat een remmende werking op de economie. Die drijft nu op de bouw, toerisme en klassieke industrieën zoals textiel. Voor een sprong voorwaarts is het land afhankelijk van kennis en innovaties en dus hoogop-geleide mensen.”

robert visscher

“Op onderzoeksgebied

lopen Turkse universiteiten

nog achter”

| december 2011/januari 2012 | transfer30

Page 31: Transfer Magazine december 2011

n i h a v o o r z i e t i n b e h o e f t e m e t s t a g e b e m i d d e l i n g

Stage lopen in het land van je ouders Steeds meer studenten met een Turkse achtergrond willen stage lopen in het land waar hun ouders

vandaan komen. Maar zelf een stageplek vinden is niet eenvoudig. Het Nederlands Instituut voor Hoger

Onderwijs in Ankara biedt uitkomst.

Als kind droomde Zeynep Sakabasi (22) ervan om later in Turkije te gaan wonen. “Mijn ouders komen er vandaan en ik vroeg me altijd af hoe het zou zijn om daar te leven”, vertelt de studente maatschap-pelijke werk en dienstverlening aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL). Ze greep haar stage aan om uit te vinden hoe een langer verblijf in Turkije haar zou bevallen. Het viel in eerste instantie niet mee om een geschikte stageplek te vinden. “Ik kreeg weinig hulp van mijn opleiding. Het eisenpakket met voorwaarden waaraan het stagebedrijf aan moest voldoen, moest ik zelf in het Turks en Engels vertalen en ik moest ook zelf achter een stageplaats aan.”

Een belronde naar bedrijven die Sakabasi via google had gevonden, leverde weinig op. Een vriendin wees haar op de stagebemiddeling van het NIHA, het Nederlands Instituut voor Hoger Onderwijs in Ankara. “Zij hebben een geweldig stageadres voor mij geregeld in een bejaardentehuis in Izmir dat aan al mijn opleidingseisen voldeed en waar ze al ervaring mee hadden opgedaan”, aldus Sakabasi.Steeds meer studenten met een Turkse achtergrond willen stage lopen in het land waar hun ouders vandaan komen. “Zo willen ze ontdekken of het land bij hen past. Vaak kennen ze Turkije alleen van vakantie en familiebezoek”, verklaart Jak den Exter,

transfer | december 2011/januari 2012 | 31

Page 32: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

directeur van het NIHA, deze trend. Een bijkomend voordeel is dat ze bij familie kunnen wonen en dat ouders daardoor meer vertrouwen hebben in het buitenlandse stage-avontuur van hun kind.

Ondergeschoven kindjeEind 2006 werd het NIHA, met als belangrijkste financier het ministerie van Onderwijs, opgericht om de wetenschappelijke samenwerking tussen Turkije en Nederland te bevorderen. Maar het liep anders. Deels omdat een aantal universiteiten zelf al contacten heeft met Turkse instellingen. Maar ook omdat onder sommige Nederlandse universiteiten de animo niet groot is om samen te werken met Turkse instellingen waarvan zij het onderzoeksniveau te laag vinden. De toegevoegde waarde van het NIHA bleek vooral in het beroepsonderwijs te zitten. Tot voor kort was die sector een ondergeschoven kindje in het Turkse onderwijsstelsel. Jongeren willen allemaal naar de universiteit onder het motto: hoe hoger opgeleid, hoe beter. Maar bij overheid en bedrijfsleven dringt het besef steeds meer door hoe belangrijk goed opgeleide vakmensen zijn. Het manco van het Turkse beroeps-onderwijs is dat het weinig praktijkgericht is. Daarom zijn er een aantal initiatieven ontplooid om de aansluiting tussen beroepsonderwijs en het bedrijfs-leven te verbeteren. Er wordt hard aan gewerkt om het mbo en hbo aantrekkelijker te maken door goede onderwijs programma’s aan te bieden en baan garanties in het vooruitzicht te stellen. Het NIHA is op die ontwikkeling ingesprongen en creëert ondermeer stageplaatsen in Turkije voor (Turks) Nederlandse studenten. Het instituut heeft een uitgebreide database met stageplaatsen, beschikt over goede contacten met stagebedrijven en geeft gratis praktische tips aan studenten. In 2007 werden er zeven stageplaatsen aangeboden. In 2010 gingen 41 studenten, waarvan 31 met een Turkse achtergrond, in Turkije op stage. “We gaan op korte termijn naar enkele honderden stagiairs per jaar”, voorspelt directeur Den Exter. Dat komt ook doordat steeds meer Turkse bedrijven zich op het buitenland richten.

HiërarchischHet NIHA voorziet met haar stagebemiddeling in een behoefte, omdat het lastig is om op eigen houtje een stage te regelen. “Veel Turkse organisaties en bedrijven zijn nog niet echt bekend met het fenomeen stage lopen”, legt Arzu Yildiz, stagecoördinator bij het NIHA uit. “Bovendien zijn Turkse organisaties erg hiërarchisch. Vaak beslist het management over het

aannemen van een stagiair. En dus word je als student van het kastje naar de muur gestuurd.” NHL-studente Zeynep Sakabasi die in eerste instantie haar stage zelf wilde regelen, kan dat beamen. “Bij het bellen naar Turkse bedrijven bleek dat een aantal geen tijd had om mij te begeleiden. Ook werd ik steeds doorverwezen naar andere personen. En dan moest ik lang wachten, omdat de baas er niet was.” De bemid-deling van het NIHA was voor haar een geschenk uit de hemel. “Het was alsof ik in een vijfsterrenhotel belandde.”Ook Zeynep Telli, studente rechten aan de Juridische Hogeschool Avans, vond haar stageplaats via het NIHA. Ze kon ook naar Aruba of Curaçao gaan, maar koos voor een stage op het ministerie van Justitie in Ankara. “Mijn ouders vonden het cultuurverschil tussen Nederland en Aruba te groot. Amerika en Engeland waren ook een optie, maar mijn ouders waren bang dat ik me daar niet zou redden.”Haar stagebegeleider, verbonden aan Avans, woont in Ankara en begeleidde haar vanuit het NIHA. “Voordat ik stage liep bezocht ik Turkije alleen tijdens vakanties en om familie te bezoeken”, zegt Telli. “Mijn beeld van het land was niet zo rooskleurig. Ik heb een Turkse achtergrond, maar in Turkije hadden ze meteen door dat ik een buitenlander ben en werd ik soms afgezet. Ook had ik het idee dat de mensen

geen toekomst voor zichzelf zagen. Ik wilde daarom zelf een tijdje in Turkije wonen en werken om te zien of dat klopte.”Telli had een geweldige stage. “Mijn collega’s behandelden mij als familie. Ze waren heel geïnteres-

seerd in me. Ik heb meegewerkt aan een Nederlands-Turks project waarbij in kaart werd gebracht hoe Nederlandse gevangenissen omgaan met verslaafde gevangenen. In Nederland is er methadon, in Turkije moeten verslaafden zelf afkicken met alle problemen van dien. Daar wilden mijn collega’s graag van leren. Ik mocht met alles helpen.”

TheedrinkenMartine van der Lee (22) heeft geen Turkse achter-grond. Ze studeerde politicologie in Middelburg, Budapest en Istanbul en komt oorspronkelijk uit een klein Brabants dorp. Na Middelburg wilde ze graag in een grote wereldstad wonen en studeren. Ze koos voor Turkije vanwege de andere cultuur. “Istanbul is heel anders en exotisch.” Na het afronden van haar studie wilde ze in Turkije nog een stage doen. “Je leert een land pas goed kennen als je er lang zit”, zegt ze.Ze liep stage bij de vluchtelingencommissie in Ankara en werkte daarna nog een jaar bij het NIHA. Aanvankelijk moest ze wel wennen. “Ik kende

“Mijn beeld van het land

was niet zo rooskleurig”

| december 2011/januari 2012 | transfer32

Foto

: Kat

hryn

Coo

k /

HH

Page 33: Transfer Magazine december 2011

gelukkig al wel wat Turks. Dat maakte het makkelijker om met mensen contact te krijgen. Maar ik maakte mezelf in het begin niet zo geliefd, omdat ik niet drie kwartier wilde theedrinken als de werkdag net begon. Maar in Turkije word je eerst vrienden door samen thee te drinken en dan gaat de rest vanzelf.” Ze leerde veel van haar stage, vindt ze zelf. “Ik ben er flexibeler van geworden. Ik wil graag in andere landen werken en dat is gemakkelijker geworden door mijn tijd in Turkije.” De studentes Telli en Sakabasi is het verblijf in het land van hun ouders zo goed bevallen dat ze na hun studie voor een paar jaar terug willen gaan. “Ik ben er zo goed opgevangen, ik wil graag wat voor hen terugdoen”, zegt Sakabasi. “De psychologen in het bejaardentehuis kunnen bijvoorbeeld ook goed een maatschappelijk werker gebruiken. Nu kunnen ze hun eigen problemen bij bijna niemand kwijt. Dat wil ik graag helpen opzetten.”

martine zeijlstra

Duizenden kilometers telt het

spoorwegennet in Turkije, met

honderden stations. Dat biedt

goede mogelijkheden voor

Nederlandse onderwijsinstel-

lingen en andere organisaties

die daar contacten willen leggen

of versterken, denkt het NIHA.

Daarom verzorgt het instituut

in samenwerking met de Turkse

Spoorwegen speciale treinar-

rangementen in het kader van

vierhonderd jaar betrekkingen

tussen Nederland en Turkije.

Onderwijsinstellingen en andere

geïnteresseerden kunnen een

eigen route uitstippelen voor bij-

voorbeeld presentaties in de con-

ferentiewagon of besprekingen

met partners in de restauratie-

wagon. Ook kunnen tussen-

stops worden gemaakt voor

culturele uitstapjes of bedrijfs-

bezoeken. Meer informatie via

info@ nihaankara.org. (AS)

t r e i n e n d o o r t u r k i j e

transfer | december 2011/januari 2012 | 33

Page 34: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

Foto

: Joc

elyn

Li

“Uiteindelijk ben ik maar in Maleisië gaan studeren”, zegt Tubanur Sonmez. Vanaf 1999 schreef de Turkse mensenrechtactiviste zich in haar vaderland drie-maal in voor de studie politicologie en telkens werd ze geweigerd. Omdat ze een hoofddoek droeg. In Maleisië mocht ze wél gehoofddoekt in de college-banken plaatsnemen. Tubanur Sonmez was niet de enige vrouw die vanwege het hoofddoekjesverbod voor een studie in het buitenland koos. Zo studeerde Sumeyye Erdogan, de jongste dochter van de Turkse premier Erdogan, politicologie in de Verenigde Staten en Engeland. Maar niet alle vrouwen kozen voor deze pragmatische oplossing. Zo sleepte Hayrünissa Gül, de vijftien jaar jongere vrouw van de huidige president Abdullah Gül, in 1998 Turkije voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens nadat zij vanwege haar hoofddoek werd geweigerd bij de Universiteit van Ankara. Haar klacht trok ze pas zes jaar later in toen haar man minister van Buitenlandse Zaken werd. Maar ook als First Lady deed Hayrünissa Gül veel stof opwaaien: ze droeg haar hoofddoek tijdens een offi-ciële receptie ter viering van de seculiere republiek. “Mijn hoofddoek bedekt mijn haren, maar niet mijn hersens,” sneerde ze naar haar critici, die de ceremonie massaal boycotten.

HoofddoekjespolitieLange tijd was Turkije het enige land in de wereld, waar het dragen van een hoofddoek – türban zeggen de Turken – in universiteiten verboden was. Bij de poorten van de universiteit controleerde de hoofd-doekjespolitie dagelijks of studentes de academie blootshoofds betraden. Erg opmerkelijk in een land

waar ruim 60 procent van de vrouwen een hoofd-doekje draagt en driekwart van de bevolking voor een vrije keuze van studentes is.In oktober 2010 kwam er een einde aan de strijd om het hoofddoekjesverbod op universiteiten. De YÖK, de Turkse Raad voor Hoger Onderwijs, stelde in een memo dat niemand op basis van kleding de toegang tot universiteiten mag worden ontzegd. Met andere woorden: hoofddoekjes worden gedoogd. Diezelfde YÖK stond in 1997 als kemalistisch bolwerk aan de basis

van het hoofddoekjesverbod. Maar de YÖK van 2010 was niet meer de YÖK van 1997; veel vertrouwelingen van premier Erdogan, een groot tegen-stander van het hoofddoekjesverbod, zaten inmiddels in de raad. Sinds de gedoogmemo van het YÖK is er amper nog media-aandacht voor het onderwerp. De maat-

schappelijk storm is gaan liggen, bevestigt voormalig Europarlementariër Joost Lagendijk, nu als univer-sitair docent en adviseur verbonden aan de Sabanci Universiteit. Hij ziet nu veel meer hoofddoekjes aan de universiteit dan vijf jaar geleden.

OngrondwettelijkNog maar drie jaar geleden was de hoofddoek de inzet van een politiek gevecht op leven en dood. De grootste partij van Turkije, de AK-partij van president Gül en premier Erdogan dreigde verboden te worden. Oorzaak: de partij had in februari 2008 twee grond-wetswijzigingen, die het hoofddoekjesverbod in Turkse universiteiten zouden opheffen, door het parlement geloodst. Binnen twee weken verklaarde de Turkse Raad van State de wetswijziging ‘ongrondwettelijk’ en begon een procedure om de grootste partij van het land te verbieden wegens ‘een frontale aanval op de schei-

p o l d e r o p l o s s i n g v o o r h o o f d d o e k i n t u r k s e u n i v e r s i t e i t

‘ Een huis zonder gordijnen staat te koop of te huur’

Universiteiten waren in de afgelopen vijftien jaar hét strijdtoneel voor secularisten en islamisten in

Turkije. De controverse over hoofddoekjes in de collegezaal was jarenlang fel en verbeten, tot vorig jaar

een ‘Nederlandse’ oplossing gevonden werd: de hoofddoek wordt voortaan gedoogd.

First Lady Hayrünissa Gül:

“Mijn hoofddoek bedekt mijn

hoofd, niet mijn hersens”

| december 2011/januari 2012 | transfer34

Page 35: Transfer Magazine december 2011

ding van kerk en staat’. De AK-partij kwam er uitein-delijk in augustus 2008 met een geldboete vanaf.Dit voorval illustreert het enorme symbolische belang dat secularisten aan het hoofddoekjesverbod op universiteiten hechten. Een seculiere staat is het centrale geloofsartikel van de republiek die Kemal Mustafa Atatürk in 1927 stichtte. Maar in de jaren tachtig en negentig ontstond in de binnenlanden van Turkije een nieuwe economische elite: een cultureel en religieus conservatieve klasse die vol zelfvertrouwen in 2002 de politieke macht greep. In het afgelopen decen-nium vochten de oude en de nieuwe elite hun strijd letterlijk over de hoofden van de Turkse vrouwen uit.

Scherpslijpers De vrees bij voorstanders van het hoofddoekjes-verbod is dat stapje voor stapje de scheiding van kerk en staat wordt opgeheven; dat de hoofddoek ook in

andere openbare gebouwen aan een opmars zal beginnen. Ze huiveren bij de gedachte dat straks in de provincie wellicht meisjes zónder hoofddoekje de klas niet meer in mogen. Wel of geen hoofddoek dragen wordt in Turkije benoemd als ‘open’ of ‘gesloten’ zijn. De aanhangers van regeringspartij AKP – waarvan 80 procent van de vrouwen het hoofd bedekt – gebruiken graag de volgende metafoor: “De hoofddoek is voor een vrouw als gordijnen voor een huis. Een huis zonder gordijnen staat te koop of te huur.” En ze stellen dat ‘tienduizenden’ meisjes door het hoofddoekjesverbod een universitaire opleiding zouden zijn misgelopen. Voorstanders geloven die cijfers niet. Ook antropologe Sibel Ozbudun van de Yeditepe Universiteit nuan-ceert: “Er waren en zijn veel

belangrijkere bottlenecks voor meisjesonderwijs dan de hoofddoekkwestie. De meeste imams verkozen onder-wijs boven dogma.” De imams moedigden ouders aan om hun dochters blootshoofds of met een pruik naar school te sturen als het niet anders kon.Ook in de hoofddoekjescontroverse wordt de soep vaak niet zo heet gegeten als ze is opgediend. Het hoofddoekjesverbod was niet gericht op de traditi-onele Anatolische shawl die losjes om de hals ligt, maar op de politiek-islamistische türban. Zelfs in militaire gebouwen, de seculiere bastions van Turkije, mogen vrouwen hun hoofddoek ophouden als ze de broche verwijderen die een türban bijeen houdt. Bij de ingang staan ‘brochebakken’. In een land met zulke compromissen misstaat een ‘Nederlandse’ polderop-lossing als het gedogen van de hoofddoek geenszins.

gerald schut

transfer | december 2011/januari 2012 | 35

Page 36: Transfer Magazine december 2011

s p e c i a l t u r k i j e

De Turkse kenniswerkers Can Çilli (26) en Beste Eris (30) weten het zeker. Er staan ontzettend veel Turkse studenten te trappelen om in Nederland te studeren en daarna te werken. “Ik krijg veel e-mails van vrienden, familie en kennissen met vragen over Nederlandse universi-teiten en bedrijven”, zegt Eris, die na de voltooiing van zijn master-opleiding Sustainable Technology aan de TU Eindhoven in 2010 aan de slag ging bij kennisorganisatie TNO. Ook landgenoot Çilli merkt dat er in Turkije veel animo is om naar Nederland te komen. Hij deed bij de TU Eindhoven de master-opleiding Systems and Control en heeft nu een baan bij DAF Trucks. Beide studenten kwamen in 2007 met een beurs van de TU Eindhoven naar Nederland.

Hoger niveauDat veel Turkse studenten hun horizon in het buitenland willen verbreden, ligt niet alleen aan het avontuurlijke karakter van deze studenten zelf. Turkije kampt met grote capaciteitsproblemen in het hoger onderwijs. Van de 1,7 miljoen jongeren die jaarlijks het nationaal toelatingsexamen doen, stroomt minder dan de helft door naar de universiteit.Eris en Çilli konden wel een plek aan een van de 165 universiteiten bemachtigen. Beiden haalden hun bachelordiploma aan de Middle East Technical University (METU) in Ankara; Eris op het vakgebied chemische technologie en Çilli in de mechatronica. Eris: “Ik was heel tevreden over mijn opleiding in

k o p p e l e n v a n v r a a g e n a a n b o d k o m t n a u w e l i j k s v a n d e g r o n d

Gevraagd: Turkse kenniswerkers

Foto

: Bar

t van

Ove

rbee

ke

Turkije kampt met een overschot aan technische kenniswerkers en

de regio Eindhoven heeft er een tekort aan. Oplossing: haal Turkse

studenten voor een (master)opleiding naar Nederland en bied ze

daarna een baan aan. Maar zo eenvoudig is het niet.

Can Çilli, kenniswerker bij DAF Trucks.

| december 2011/januari 2012 | transfer36

Page 37: Transfer Magazine december 2011

Turkije. Al moet ik toegeven dat het niveau aan de TU Eindhoven iets hoger ligt. Zo zijn hier meer hoogle-raren en betere laboratoria.”De kans op passend werk in Turkije is klein, vertelt Çilli. “Veel mensen hebben daarom een baan onder hun niveau. En door de strenge hiërarchie zijn werk-nemers een soort slaven van hun baas.” Ook daardoor kijken Turkse studenten graag over de grens. Çilli geeft toe dat het slechte arbeidsper-spectief in Turkije voor hem ook een reden is om in Nederland te willen blijven. “En verder spreken de goede werksfeer en het open klimaat me hier aan. Ik wil hier wel eeuwig blijven!” Ook Eris werkt graag in Nederland. “Maar ik ben geen carrièreplanner, dus ik heb geen idee waar ik over tien jaar werk.”

ArbeidstekortHet Nederlandse bedrijfsleven heeft grote behoefte aan met name technische kenniswerkers, zoals Çilli en Eris. Vooral de regio Eindhoven kampt nu al met een tekort van zo’n 3.400 kenniswerkers en vakmensen. In de toekomst zal dat aantal nog groeien. Turkse studenten naar Nederland halen lijkt een voordehandliggende oplossing. Dat vindt ook de Eindhovense stichting Brainport Development. Deze organisatie, die normaliter de overheid met het bedrijfsleven en het hoger onderwijs van Zuid-Oost Nederland koppelt, probeert een antwoord te vinden op het technisch arbeidstekort in de regio. In september ging Brainport Development met een delegatie naar de Turkse hoofdstad Istanbul: er werden contacten gelegd met bedrijfsleven, over-heid en universiteiten. Heel veel leverde dat nog niet op. Grootschalige samenwerkingsinitiatieven tussen Nederland en Turkije komen tot dusver amper van de grond. Kleinschalige initiatieven zijn er wel. Zo ontwik-kelde de TU Eindhoven samen met METU uit Ankara een double degree programma voor de opleiding Operations Management & Logistics. Dit jaar leidde dat tot vijf beurzen voor Turkse studenten. De opleiding Scheikunde verzorgde de afgelopen vier jaar een vak aan dezelfde universiteit. Nederlandse wetenschappers geven de TU Eindhoven daar zo een gezicht. Dat zou een stimulerende werking kunnen hebben, waardoor Turkse studenten naar Eindhoven komen. Maar het is onbekend of dat ook daadwerke-lijk zo is.Het lijkt een simpele kwestie van het koppelen van

vraag en aanbod. Waarom worden er dan zo weinig grootscheepse initiatieven ontplooid om Turkse kenniswerkers naar Nederland te halen? “Voor ons is Turkije een van de zes doellanden, maar heeft daarin geen speciale rol”, zegt directeur international office Karen Ali van de TU Eindhoven. Zij wijst erop dat Turken, onder meer door de goede contacten met partneruniversiteiten METU, technische universiteit

Instanbul, Koç en Bogaziçi hun weg naar Eindhoven al vinden. In 2005 studeerden vier Turken in Eindhoven, in de jaren daarna liep dat aantal gestaag op tot 45 in 2009. Momenteel is dat aantal weer terug-gezakt, naar 18 studenten.Volgens Ali is die daling voor een groot deel te wijten aan toene-

mende concurrentie van studenten uit Aziatische landen. “Veel bedrijven in en om Eindhoven hebben contacten met onderwijsinstellingen in Azië.”Ook Fontys Hogescholen richt zich niet specifiek op Turkije. Sterker nog; er komen amper studenten voor een volledige studie naar Fontys. “Turken komen van buiten de Europese Unie en betalen een veel hoger collegegeld. Dat schrikt af”, zegt Leo Maessen, hoofd Engineering College. “Daarom hebben we vrijwel geen diplomastudenten. Wel veel uitwisselingsstu-denten, maar die gaan na een semester weer terug.”

In de kinderschoenenToch ziet de regio Eindhoven kansen voor een vruchtbare samenwerking. Bijvoorbeeld door het opzetten van beurzenprogramma’s voor Turken. Maar de plannen daarvoor staan nog in de kinderschoenen. Brainport wil daartoe met twee Turkse universi-teiten een nauwe samenwerking aangaan. “We zijn daarover in gesprek. Dat moet leiden tot uitein-delijk meer Turkse kenniswerkers voor Zuidoost-Nederland en het verzorgen van gastcolleges bij Turkse onderwijsinstellingen en bedrijven uit onze regio”, zegt programmamanager Yvonne van Hest. Het bedrijfsleven zou voor beurzen kunnen zorgen. Dat moet resulteren in een betere samenwerking en twee landen die inzien dat ze elkaar aanvullen. “Op die manier slaan we drie vliegen in een klap, want zowel het bedrijfsleven als het hoger onderwijs en de Turkse studenten profiteren hiervan.”

robert visscher

“Turken betalen hier een

hoger collegegeld.

Dat schrikt af”

transfer | december 2011/januari 2012 | 37

Page 38: Transfer Magazine december 2011

v l i e g e n d e h o l l a n d e r

“Ik vind het Frans een prachtige taal en daarom wil ik hem graag tot in de puntjes beheersen. Dat is ook handig wanneer je verder wilt in de internationale betrekkingen, zoals ik. De EU zetelt in Brussel, de VN heeft een deelhoofdkantoor in Genève, dus Frans is vaak de voertaal. Het was een logische stap voor mij om de vakken voor mijn vrije studieruimte in Frankrijk te gaan volgen. Het liefst ging ik naar de Sorbonne in Parijs, natuur-lijk. Zo’n prestigieuze universiteit in zo’n wereld-stad! Bovendien worden veel voor mijn studie relevante vakken dáár gegeven. Maar ik was helaas niet de enige die er zo over dacht. Door de geweldige toeloop zijn alleen excellente studenten verzekerd van één van de twee plekken die voor de RUG zijn gereserveerd.

Zo kwam ik in Poitiers terecht. En zeker niet tot mijn spijt. Uiteindelijk was ik zelfs blij dat ik in dat mooie, gezellige stadje kon verblijven in plaats van in het massale Parijs.

EenzelvigheidWat me aan mijn medestudenten in Poitiers opviel, was hun eenzelvigheid. Onwillekeurig moest ik denken aan de gang van zaken binnen de EU: hoe de andere landen vaak naar Frankrijk buigen, bijvoor-beeld door Frans te spreken, en niet andersom. Zo ging het bij de colleges in het klein. Mijn Franse medestudenten waren heel vriendelijk wanneer je hun iets vroeg, maar verder trokken ze zich weinig van ons buitenlanders aan. Dat vond ik jammer, maar ik zat niet bij de pakken neer. Er waren genoeg andere studenten om mee op te trekken. Mensen uit alle windstreken, ook met een uitwisselingsbeurs. Frans spreken deden we evengoed wel, ook onderling, want die taal wilden we immers allemaal leren.Ik had graag zo veel mogelijk geschiedenis gedaan in Poitiers, maar roostertechnisch kwam dat niet uit. Toen moest ik mijn programma op de valreep aanpassen. Gelukkig ging de RUG ermee akkoord. Ze doen trouwens meestal niet moeilijk over je vrije ruimte, zolang je maar niet opeens met sport aankomt. Sommige universiteiten in het buitenland kennen daar wel punten aan toe. Een vervelende verrassing als je die bij terugkeer dan niet blijkt te kunnen verzilveren. De volgende stap richting buitenland ga ik zetten voor mijn masterstage. Of je komt op een hoofdkan-toor van bijvoorbeeld een mensenrechtenorganisatie terecht, in een westerse omgeving, of je gaat veld-werk doen op de plaatsen waar het echt gebeuren moet, in een post-conflict-land of een ontwik-kelingsland. Veiligheidshalve ben ik geneigd voor beleidswerk te kiezen, want dat veldwerk lijkt me nogal heftig. Maar om je echt te kunnen inzetten voor anderen heb je ook levenswijsheid nodig. Dus wie weet leer ik straks toch opeens te bemiddelen, in een voormalige Franse kolonie in Afrika ofzo. De taal zal in daar ieder geval het probleem niet zijn.”

annemieke bosman

Foto

: Jan

Luu

rsem

a

‘Collegezaal in Poitiers was als EU in het klein’

Paula Mia Faber (22) ging voor haar studie

Internationale Betrekkingen aan de Rijksuniversiteit

Groningen een half jaar naar Poitiers. Niet haar eerste

keus, maar het pakte goed uit. Al toonden de Franse

studenten weinig interesse in buitenlanders.

| december 2011/januari 2012 | transfer38

Page 39: Transfer Magazine december 2011

Tweede Kamer wil controle op internationalisering

Foto

: HH

/Eve

lyne

Jacq

In deze krappe tijden zijn pijnlijke keuzes als het schrappen van de Huygensbeurzen te verdedigen, vindt VVD-Kamerlid Lucas. Maar dan is het wel belangrijk dat het parlement kan controleren of het onderwijsbudget voor internationaal beleid van 340 miljoen euro effectief wordt besteed. En dat is niet duidelijk, stelde ze vast bij het onderzoeken van de onderwijsbegroting. “Nu blijkt dat er heel veel geld in stenen en organisaties gaat zitten die met interna-tionalisering bezig zijn, zonder dat de Kamer precies weet wat zij ervoor terugkrijgt.” Daarom diende Lucas samen met CDA, D66 en SP een motie in. Vóór de zomer willen ze duidelijkheid over wat organi-saties als de Nuffic en de Nederlandse instituten in het buitenland doen met het geld dat ze van OCW krijgen, en of daar geen overlap in zit. D66 had meerdere malen aangekondigd bij het

begrotingsdebat een poging te willen doen om het Huygens-programma te behouden. Het geld daarvoor draagt direct bij aan internationalisering, betoogde Kamerlid Van der Ham, doordat studenten beurzen krijgen om naar het buitenland te gaan. Staatssecretaris Zijlstra waarschuwde hem al dat het lastig zou zijn om daar in de begroting financiën voor te vinden. Uiteindelijk ondernam D66 geen actie voor behoud van Huygens.

Engels als uitzonderingCDA’er Biskop hield een pleidooi voor het gebruik van de eigen taal in het hoger onderwijs. Op alle vlakken waar het Nederlands gebruikt kan worden, zou het ook gebruikt moeten worden, vindt hij. Het lijkt erop alsof het gebruik van Engels op nogal wat universitaire opleidingen eerder regel dan uitzon-dering is, betoogde Bisschop, terwijl in de wet staat dat Nederlands de voertaal is en dat daar uitzonde-ringen op mogelijk zijn. “Dat is toch merkwaardig.” Staatssecretaris Zijlstra was dit met hem eens. “Als het vanwege de arbeidsmarkt of op wetenschappe-lijke gronden niet nodig is een vak in het Engels te geven, moet je dat ook niet doen”, zei hij. De NVAO en de onderwijsinspectie zien er volgens Zijlstra op toe dat er geen wildgroei ontstaat aan Engelstalige opleidingen. De onbalans in het aantal inkomende en uitgaande studenten kwam bij de begrotingsbehandeling ook weer ter sprake. Eerder had de VVD Zijlstra al gevraagd of hij bereid is om dit probleem in Europees verband aan te kaarten. De staatssecre-taris wil dat wel doen, maar waarschuwde dat hij een ‘lang traject’ verwacht met een ‘ongewisse uitkomst’. Bovendien houdt hij er rekening mee dat de richting van de mobiliteitsstromen gaat veranderen. Andere Europese landen gaan immers eveneens Engelstalig onderwijs aanbieden, een studieverblijf in Oost-Europa is vaak goedkoper en universiteiten daar duiken ook op in hogeronder-wijsrankings, aldus Zijlstra.

annelieke slappendel

Komt het geld dat OCW in internationaal

onderwijsbeleid steekt wel goed terecht? De Tweede

Kamer heeft daar te weinig zicht op en vroeg

staatssecretaris Zijlstra te inventariseren wat de

verschillende organisaties die zich daarmee bezighouden,

precies bereiken.

transfer | december 2011/januari 2012 | 39

a c t u e e l

Page 40: Transfer Magazine december 2011

Bezuinigingen, discussies en veel protestHet jaar 2011 stond in het teken van de crisis.

Bezuinigingen rolden over elkaar heen, subsidies

werden stopgezet, hoogleraren demonstreerden in toga

en het Haagse Malieveld was het decor van de grootste

studentenmanifestatie sinds vele jaren. Een terugblik.

h e t j a a r 2 0 1 1 i n o n d e r w i j s f e i t e n

Hoog leraren protestEen historisch hooglerarenprotest zet de toon voor het jaar. Ruim eenderde van de Nederlandse hoogle-raren houdt – in toga – op 21 januari een stille tocht langs het Haagse Binnenhof. De wetenschappers demonstreren tegen de bezuinigingsplannen voor het hoger onderwijs. Op het Malieveld verzamelen zich ongeveer 10.000 boze studenten voor de grootste studentenmanifes-tatie sinds jaren. Ook in Engeland, Oostenrijk, Italië, Griekenland, Letland, Bulgarije en Denemarken gaan studenten de straat op. Door de crisis staat in veel landen het hoger onderwijs onder druk.

Doek valt voor HuygensHalf april wordt bekend dat het Huygens Scholarship Programme wordt opgeheven. Dankzij dit programma kunnen jaarlijks enkele honderden internationale topstudenten in Nederland een oplei-ding volgen en kunnen talentvolle Nederlandse studenten naar het buitenland. Het nieuws leidt tot verontwaardigde reacties. Ons land biedt, vergeleken met andere landen, maar zeer beperkt beurzen aan, terwijl juist die belangrijk zijn bij het aantrekken van internationaal talent. De Nuffic onderzoekt of zij het programma kan continueren.

Ontwikkelings samen werking onder drukOok de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s voor hoger onderwijs, NFP en NICHE, blijven niet buiten schot. Staatssecretaris Knapen kondigt in de zomer aan dat beide programma’s in de periode 2012–2014 met 40 procent worden gekort. In plaats van 124 miljoen is jaarlijks 75 miljoen euro beschikbaar voor beide programma’s. In 2011 is al ongeveer 25 procent bezuinigd. Door de maatregelen kunnen veel minder

studenten uit ontwikkelingslanden een beurs krijgen. Ook wordt het aantal capaciteits opbouwprojecten sterk gereduceerd. In november is er een klein lichtpuntje: CDA,VVD en SGP dienen een amendement in om 5 miljoen minder te bezuinigen op het beurzenprogramma. De kans is groot dat dit amendement wordt aangenomen, maar bij het ter perse gaan van dit nummer was dat nog niet bekend. De bezuinigingen treffen de vijf instellingen voor internationaal onderwijs in het hart. Onderwijs aan studenten met een NFP-beurs is een van hun kern-taken, net als het uitvoeren van projecten voor capa-cititeitsopbouw, met NICHE-gelden. De instellingen moeten daarnaast een bezuiniging van 10 procent op hun basissubsidie verwerken. Naar verluidt zal daarop volgend jaar nog meer worden gekort.

Scheefgroei in mobiliteitOud-OCW-topambtenaar Ferdinand Mertens gooit in het voorjaar de knuppel in het hoenderhok: hij stelt het grote aantal Duitsers dat op kosten van de Nederlandse overheid hier studeert, in Transfer aan de kaak. Mertens vindt het onverantwoord dat onderwijsinstellingen actief Duitse studenten werven, terwijl het hoger onderwijs moet inleveren. Omdat het budget voor hoger onderwijs geen gelijke tred houdt met het aantal studenten, is er per student steeds minder geld beschikbaar. Het interview leidt tot Kamervragen, veel discussie en berekeningen over wat de Nederlandse belastingbetaler kwijt is aan buitenlandse studenten. De discussie over de al dan niet gewenste toestroom van buurstudenten speelt ook in andere EU-landen. Landen die meer studenten ontvangen dan ze zelf uitsturen, proberen deze ‘onbalans’ steeds vaker met maatregelen te corrigeren. Halbe Zijlstra zal die onbalans overigens worst zijn, laat de staatssecretaris weten. Hij vindt buitenlandse studenten een verrij-king voor het Nederlandse onderwijs. Op verzoek van de Tweede Kamer wordt berekend wat een buitenlandse student in Nederland kost en oplevert.

Arabische lente2011 is het jaar van het volksprotest in de Arabische wereld. Woedende menigten protesteren tegen onderdrukking, corruptie, prijsstijgingen, oneer-

| december 2011/januari 2012 | transfer40

j a a r o v e r z i c h t

Page 41: Transfer Magazine december 2011

Bezuinigingen, discussies en veel protest

lijke verkiezingen en werkloosheid. De volksop-stand woedt in sommige landen nog steeds. Ook Nederlandse studenten krijgen ermee te maken. In februari keren ongeveer dertig Nederlandse studenten terug uit Egypte, waar zij een semester Arabisch zouden studeren aan het Nederlands-Vlaams Instituut in Caïro. Door het volksoproer moet het instituut zijn deuren sluiten. Achttien studenten wagen een nieuwe poging bij het Nederlands insti-tuut in Damascus, Syrië. Maar ook daar wordt de cursus voortijdig afgebroken.

Tot slot: het oneindige titulatuur dossierNet voor de zomer verschijnt de strategische agenda van staatssecretaris Zijlstra. Hij zet koers naar een

veel strenger studieklimaat. Te lang studeren wordt afgestraft en student moeten meer bijdragen aan hun eigen studie. 2011 leek het jaar te worden waarin de slepende titulatuurkwestie kon worden afgesloten. De commissie-Veerman gaf in 2010 al aan dat het wettelijk onderscheid in titulatuur tussen hbo en wo moet verdwijnen. Zijlstra neemt dat advies in zijn strategische agenda over, maar wordt daarin niet gesteund door zijn eigen VVD. De fractie is voor vergelijkbaarheid, maar niet voor het gelijktrekken van de titulatuur. Ze verzoekt Zijlstra een ander voorstel te doen. De bewindsman voelt daar niets voor. Wordt vervolgd in 2012.

els heuts

Foto

: Phi

l Nijh

uis/

AN

P

Foto

: Phi

l Nijh

uis/

AN

P

Foto

: Am

ber B

ecke

rs/H

H

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

Foto

: Lui

s Car

ballo

/GR

AN

AN

GU

LAR

/HH

Foto

: Pet

er H

ilz/H

H

transfer | december 2011/januari 2012 | 41

Page 42: Transfer Magazine december 2011

p i o n i e r s i n i n t e r n a t i o n a l i s e r i n g

Op haar oude dag kon mr. Marie-Anne Tellegen (1893-1976) terugzien op een rijk leven. Zo rijk, dat haar rol bij de oprichting van de Nuffic daarvan maar een klein onderdeel uitmaakte. Het is nu bijna zestig jaar geleden dat de Nuffic werd opgericht en 'juffrouw Tellegen', zoals zij in de wandelgangen heette, was op 11 januari 1952 bij de oprichtingsvergadering aanwezig. Zij deed dat uit hoofde van haar nevenfunctie als president-curator van de Utrechtse universiteit. Tellegen verdiende haar brood als directeur van het kabinet van de koningin. Je zou denken dat Tellegen dus een toonbeeld was van oud-liberale deftigheid, zoals die heerste in het Nederlandse patriciaat. Maar koningin Wilhelmina had haar juist uitgezocht omdat ze daar niet bij hoorde. Tellegen had een belangrijke rol gespeeld in het verzet. Zij hield van een borrel. Zij liet zich door niemand in een hoek zetten. Wilhelmina herkende veel van zichzelf in deze potige dame.Niet dat Marie-Anne Tellegen van de straat kwam. Haar vader zou het tot burgemeester van Amsterdam brengen. Ze groeide op in een intellectueel gezin, waar eigen verantwoordelijkheid, emancipatie en dóórleren hoog in het vaandel stonden. Tellegen

studeerde rechten en maakte vervolgens carrière bij de gemeente Utrecht. Trouwen deed zij niet. Zij onderhield wel LAT-relaties, maar zorgde er haar hele leven voor dat zij een eigen huis had en een eigen inkomen. In 1934 werd ze voorzitter van de Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding (VVAO). Waarschijnlijk heeft zij toen voor het eerst in de praktijk gezien, hoe vruchtbaar een internationale benadering kan zijn. De VVAO werkte actief samen met zusterorganisaties in de rest van de wereld. Toen tijdens de bezetting aan nazificatie niet te ontkomen viel, probeerde Tellegen de vereniging leeg te laten lopen. Toch bleven er nog tweehonderd academisch gevormde vrouwen over die zich wel met de bezetter wilden accomoderen. Tellegen niet, zij ging in het verzet.

Paleis NoordeindeAls curator van de Utrechtse universiteit kon zij na de oorlog opnieuw blijk geven van haar inter-nationale blik. Het kan niet anders of Marie-Anne Tellegen heeft een rol gespeeld bij de beslissing van het Koninklijk Huis om paleis Noordeinde in bruik-leen te geven aan de Nuffic en het Institute of Social Studies, zodat die vanaf het begin een zeer presti-gieus onderkomen hadden. Zonder twijfel heeft zij ook geholpen om Prins Bernhard over te halen voor-zitter van de Nuffic te worden. Tellegen beperkte zich niet tot bestuurlijke steun aan de Nuffic. Zij gaf ook college bij de zomer curcussen Nederlandkunde die de jonge organisatie voor buitenlandse studenten hield. Die zomercursussen worden nog steeds gegeven, nu onder auspiciën van Tellegens eigen Universiteit Utrecht.

han van der horst

Strijdvaardig en oprichter van de NufficAl lang voordat internationalisering in het hoger onderwijs werd wat het nu is, waren er personen

die zich sterk maakten voor meer internationale samenwerking in onderwijs en wetenschap.

Historicus en Nuffic-medewerker Han van der Horst portretteert pioniers in internationalisering.

Deze keer Marie-Anne Tellegen, een van de oprichters van de Nuffic.

Foto

: Het

Utr

echt

s Arc

hief

| december 2011/januari 2012 | transfer42

Page 43: Transfer Magazine december 2011

A G E N D AHet jaarlijkse NVAO-seminar over internationalisering staat in 2012 in het teken van Good Practices in Internationalisation. Vragen als ‘Hoe formuleren we adequate internationale en interculturele learning outcomes?’, ‘Hoe garanderen we de kwaliteit van onze internationale uitwisselings-pro-gramma’s?’ komen aan de orde op 12 januari van 10 tot 16 uur in Den Haag. Meer informatie en aanmelden via www.nvao.net/good_practices_in_internationalisation

Net als andere jaren organiseert de Academic Cooperation Association (ACA) een seminar geti-teld What’s new in Brussels? Recent developments in European policies and programmes. Uiteraard wordt Erasmus for All uitgebreid besproken tijdens de bijeenkomst op 20 januari in Brussel. Meer informatie en aanmelden via www.aca-secretariat.be

januari

2012

43transfer | december 2011/januari 2012 | 43

Cultureel Verdrag-beurzen Meer informatie, ook over andere landen die beurzen beschikbaar stellen, via www.nuffic.nl/cv

Veel landen bieden studie- en onderzoeksbeurzen aan voor Nederlandse studenten – met name laatstejaars – en pas afgestudeerden, vaak in het kader van een Cultureel Verdrag met Nederland om de samenwerking op cultureel, educatief en wetenschappelijk gebied te bevorderen. Via hun universiteit of hogeschool kunnen studenten bij de Nuffic een aanvraag indienen voor zo’n CV-beurs. Studenten in een eerder studiejaar komen alleen in aanmerking voor een zomerbeurs.

deadline aanvraag aanvang studie

Finland, studiebeurs 25 januari 2012 september 2012

India, studiebeurs 1 februari 2012 juli 2012

Duitsland, beurs voor kort onderzoek

1 maart 2012 aug t/m dec 2012

Tsjechië, studiebeurs 1 maart 2012 september 2012

Tsjechië, zomerbeurs 1 maart 2012 juli/augustus 2012

Hongarije, studiebeurs 15 maart 2012 september 2012

Hongarije, onderzoeksbeurs 15 maart 2012 september 2012

Hongarije, PhD-beurs 15 maart 2012 september 2012

Hongarije, zomerbeurs 15 maart 2012 juli/augustus 2012

Ierland, studiebeurs 20 maart 2012 1 oktober 2012

Ierland, zomerbeurs 20 maart 2012 juni/juli/augustus

2012

Polen, onderzoeksstage 15 maart 2012 eind september

2012

Polen, zomerbeurs 15 maart 2012 juli/augustus 2012

Rusland, studiebeurs 16 maart 2012 december 2012

Rusland, zomerbeurs 16 maart 2012 1 juli 2012

Onderzoeksbeurzen EUI

Het Europees Universitair Instituut (San Domenico di Fiesole, Florence, Italië) is een internationaal instituut voor postdoctoraal onderwijs en onderzoek. Elk jaar verdelen EU-lidstaten en andere Europese nationale overheidsinstanties 160 onderzoeksbeurzen onder suc-cesvolle kandidaten. De Nederlandse overheid biedt de mogelijkheid om een 4-jarig programma te volgen. De deadline voor aanmelding bij het EUI is 31 januari 2012. Meer informatie is te vinden op http://www.nuffic.nl/nederlandse-studenten/financiering/beurzen/euro-pees-universitair-instituut

China Programma

Het China-beursprogramma is bedoeld voor kwalita-tief goede studenten die tijdens of na hun studie in Nederland minimaal een academisch jaar op bachelor- (laatste fase), master- of PhD-niveau in China willen studeren. Sinds twee jaar komen studenten van alle disciplines in aanmerking voor een beurs. De deadline voor de volgende aanvraagronde is februari 2012. Meer informatie via www.nuffic.nl/nederlandse-studenten/financiering/beurzen/china-programma

OCSC Bangkok, ThailandBangkok 21 en 22 jan

Fairs Meer informatie via [email protected]

Page 44: Transfer Magazine december 2011

Regionaliseringversus Globalisering

Jaarcongres

13 maart 2012Rijtuigenloods, Amersfoort

Met uitreiking Orange Carpet Award

www.nuffi c.nl/jaarcongres


Recommended