+ All Categories
Home > Documents > ZElfEvaluatieRaport

ZElfEvaluatieRaport

Date post: 08-Jul-2015
Category:
Upload: michiel-reynaert
View: 44 times
Download: 0 times
Share this document with a friend
Popular Tags:

of 114

Transcript

ZER

advanced

performance voor

&

scenography

studies vzw

posthogeschool p:a jan

podiumkunsten kunstcampus 155 2018

internationale van rijswijcklaan

desingel antwerpen

z

e

l

F

e

v

a

l

u

a

t

i

e

r

a

p

p

o

r

t

a.pt

+

a.s

+

a.rc

=

a . pa s s

=

a.rc

+

a.s

+

a.pt

zer

| apass

indexZEr. 7 ZEr. 7 ZEr.12 ZEr.15 01 02 03 04 t o t s ta n d k o m i n g va n h e t z e l f e va l u at i e r a p p o r t historische context o r g a n i s at o r i s c h e c o n t e x t financile randvoorwaarden

Onderwerp 1: DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDINGZEr.19 ZEr.20

Facet 1.0 Algemeen onderwijsconcept Facet 1.1 Niveau en orintatie1.1.1 Doelstellingen van a.pass als onderzoeksomgeving 1.1.2 Competenties studenten a.pass a.pt en a.s 1.1.3 Competenties doctoraatsonderzoekers en a.rc onderzoekers

ZEr.23

Facet 1.2 Domeinspecifieke eisen1.2.1 Domeinspecifiek referentiekader: inbedding van de a.pass opleidingen in het internationaal kunstenveld 1.2.2 Oorsprong van de eindtermen en leerdoelenkrItIschE aNalysE

Onderwerp 2 PROGRAMMAZEr.26 ZEr.30

Facet 2.0 Beschrijving van het opleidingsprogramma Facet 2.1 Samenhang in het programma2.1.1 Principe van samenhang 2.1.1 Mentoring als bindmiddel 2.1.2 Case study: The Listening CitykrItIschE aNalysE

ZEr.33

Facet 2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma2.2.1 Doelstellingen bij het a.pass opleidingsprogramma 2.2.2 Individuele inhoudelijke samenstelling curriculumkrItIschE aNalysE

ZEr.36 ZEr.37

Facet 2.3 Eisen academische gerichtheid van het programma Facet 2.4 Studeerbaarheid2.4.1. Studieomvang 2.4.2. StudietijdkrItIschE aNalysE

ZEr.37

Facet 2.5 Afstemming tussen vormgeving en inhoud2.5.1. Basisprincipes in de organisatie van het opleidingsmodel en werkvormen 2.5.2. Organisatie en kwaliteitszorg 2.5.3 Types werkvormen onderwijs- en onderzoeksactiviteiten 2.5.4. onderwijsmiddelen 2.5.5 OnderwijsvernieuwingkrItIschE aNalysE

ZEr.44

Facet 2.6 Beoordeling en toetsing2.6.1 samenhang evaluatiesysteem en toetsing 2.6.2 Evaluatievormen in relatie tot het onderwijsconcept van de opleiding 2.6.2.1 curriculumfiche 2.6.2.2 Permanente evaluatie 2.6.2.3 Spelers betrokken in het evaluatiesysteem 2.6.2.4 EvaluatievormenkrItIschE aNalysE

3

|

INDEX

ZEr.47

Facet 2.7 Eindpresentatie2.7.1 2.7.2 2.7.3 2.7.4 2.7.5 2.7.6 Uitgangspunten De begeleiding Verloop Examencommissie Verdediging Beoordeling

krItIschE aNalysEZEr.50

Facet 2.8 Samenwerking & uitwisseling2.8.1 Intern 2.8.2 ExternkrItIschE aNalysE

ZEr.52

Facet 2.9 Toelatingsvoorwaarden2.9.1 2.9.2 2.9.3 2.9.4 Algemene toelatingsvoorwaarden Afwijkende toelatingsvoorwaarden Bijzondere toelatingsvoorwaarden Instroom en instroombeleid 2.9.4.1 Call for projects 2.9.4.2 Selectieprocedure 2.9.4.3 Opleidingscapaciteit

krItIschE aNalysE

Onderwerp 3: INZET VAN PERSONEELZEr.57 ZEr.58

Facet 3.0 Algemeen personeelsbeleid Facet 3.1 Kwaliteit personeel3.1.1 Kwalificaties van het personeel in dienst 3.1.2 Kwalificaties gastdocenten 3.1.3 Verantwoordelijkheden/functieomschrijvingen stafleden 3.1.4 Belemmerende factoren voor het voeren van een goed personeelsbeleid 3.1.5 Aanstelling 3.1.6 Overuren/recuperatie 3.1.7 Verloning 3.1.8 Evaluaties 3.1.9 Begeleiding nieuwe personeelsleden 3.1.10 Professionalisering personeel 3.1.11 Betrokkenheid van personeelkrItIschE aNalysE

ZEr.69 ZEr.72

Facet 3.2 Eisen gerichtheid op artistiek onderzoek op post-master niveau Facet 3.3 Kwantiteit personeel Onderwerp 4: VOORZIENINGEN

ZEr.77

Facet 4.1. Materile voorzieningen4.1.0 Beleid inzake huisvesting en materile voorzieningen 4.1.1 Omvang en kwaliteit infrastructuur en voorzieningen 4.1.2.1 Bibliotheek, mediatheek, onderzoeksinfrastructuur 4.1.2.2 Studenten- en docentenfaciliteitenkrItIschE aNalysE

ZEr.79

Facet 4.2 Studiebegeleiding4.2.1 Instroombegeleiding 4.2.1.1 Informatiekanalen - informatie aan potentile studenten 4.2.1.2 Actieplan communicatie en te ontwikkelen informatiekanalen 4.2.1.3 Begeleiding van kandidaten & nieuwe studenten 4.2.2 Studiebegeleiding tijdens de opleiding 4.2.3 UitstroombegeleidingkrItIschE aNalysE

zer

| apass

Onderwerp 5: INTERNE KWALITEITSZORGZEr.87 ZEr.89

Facet 5.0 Beleid kwaliteitszorg Facet 5.1 Actieplan 20105.1.1 Actiepunten kwaliteitszorg 5.1.2 Instrumenten bij actieplan 5.1.3 Instanties betrokken bij de interne kwaliteitszorg

ZEr.92

Facet 5.2 Kwaliteitszorgstelsel en maatregelen tot verbetering5.2.1 Onderwijsvernieuwing 5.2.2. Bevraging naar kwaliteitservaring door studenten, docenten, peers 5.2.3. Evaluatiesysteem als motor voor onderwijsverbetering 5.2.4 Kwaliteitszorg instroom/uitstroomkrItIschE aNalysE

Onderwerp 6: RESULTATENZEr.99

Facet 6.1. Gerealiseerd niveau6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.1.4 6.1.5 6.1.6 6.1.7 Mate van realisatie van de doelstellingen Kwaliteit van de eindpresentatie Internationale werking Tewerkstellingsprofiel van de afgestudeerden Voorbereiding op de instap naar het professionele veld Tewerkstellingscontext na uitstroom Tevredenheid van de afgestudeerden over de opleiding

krItIschE aNalysEZEr.107

Facet 6.2. Onderwijsrendement6.2.1 Doorstroomanalyse 6.2.2 Gemiddelde studieduurkrItIschE aNalysE

7. BESLUIT

5

|

INDEX

zer

| apass

inleiding01 t o t s ta n d k o m i n g va n h e t z e l f e va l u at i e r a p p o r t het college van Dagelijks Bestuur bestaat uit de drie cordinatoren: de artistiek-pedagogische cordinatoren van a.pt en a.s en de algemeen cordinator van a.pass. het college van Dagelijks Bestuur is belast met de organisatie en cordinatie van het onderwijs en onderzoek binnen a.pass.1

De kritische zelfreflectie als onderdeel van de visitatieprocedure werd opgevat als een taak voor het College van Dagelijks Bestuur 1. Voor dit zelfevaluatierapport werd een grondige analyse gemaakt van alle intenties en processen die ten grondslag liggen aan de werking van a.pass in de Posthogeschool voor Podiumkunsten vzw. Gezien de bescheiden structuur van de Posthogeschool voor Podiumkunsten, werd er geen formele werkgroep visitatie opgericht en nam het College van Dagelijks Bestuur die rol op zich. De grote lijnen van het zelfevaluatierapport werden eind 2009 uitgezet door het College van Dagelijks Bestuur. Daarbij werden verschillende actoren betrokken: studenten, afgestudeerden, gastdocenten. Hun feedback werd in het bijzonder ingezet voor de sterkte-zwakte analyse. De opleidingscordinatoren waren verantwoordelijk voor de inhoud van de onderwijsgebonden aspecten, behandeld in onderwerpen 1. en 2. De algemeen cordinator nam de andere onderwerpen voor haar rekening en cordineerde de opvolging en redactie van het zelfevaluatieproces. Het College van Dagelijks Bestuur nam de eindredactie op zich, hierin ondersteund door de Raad van Bestuur. Er is gekozen voor een gentegreerde zelfevaluatie waarin de beide laureaatsopleidingen van a.pass, a.pt en a.s, in hun samenhang worden behandeld. Omdat de a.pass opleidingen een gemeenschappelijk opleidingsprogramma hebben, heeft een opsplitsing in twee aparte zelfstudies geen zin. Hun evaluatie valt samen in de verschillende onderwerpen en facetten in dit rapport. Er is ook voor gekozen om de programmahervorming van Theatervormgeving naar a.s (advanced scenography) enkel ter sprake te brengen in de inleiding van deze zelfstudie. De opleiding in zijn huidige vorm is immers resultaat van een kritische zelfevaluatie in 2008. Toen is beslist om de opleiding Theatervormgeving te organiseren naar het model van a.pt en werd met a.pass een gedeeld opleidingsmodel gecreerd.

02

historische context

kortE hIstorIEk vaN DE PosthoGEschool voor PoDIumkuNstEN

---Ante 2007--Ontstaan Theatervormgeving De Posthogeschool voor Podiumkunsten werd opgericht in 1996. Een aantal scenografen (Niek Kortekaas, Jan Versweyfelt, Johan Daenen, Benoit Dugardyn) creeerde toen, inspelend op de nieuwe mogelijkheden van de onderwijswetgeving, de eerste opleiding Theatervormgeving in Vlaanderen. Zij wilden hun kennis en ervaring overdragen aan een volgende generatie. Deze scenografen, met een achtergrond in plastische kunst of vormgeving, of met een technische opleiding, hadden het allemaal op de toneelvloer zelf geleerd. Om te vermijden dat hun opvolgers nog eens het warm water moesten uitvinden, creerden zij deze opleiding samen met dramaturg Alex Mallems die tot 2008 de opleiding cordineerde. Aanvankelijk werd de opleiding ondergebracht binnen de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Na n jaar verhuisde de opleiding naar het huidige departement Dramatische Kunst, Muziek en Dans van de Hogeschool Antwerpen. Daar was aansluiting mogelijk bij de theateropleidingen (momenteel samengebracht in Dramaopleidingen van het Koninklijk Conservatorium

7

|

INlEIDING

Artesis Hogeschool Antwerpen), bij de operaklas van het Conservatorium en bij het Hoger Instituut voor Dans. De Posthogeschool voor Podiumkunsten vzw kreeg in 2000 de kans om de opleiding Theatervormgeving autonoom uit te bouwen als posthogeschoolvorming en tegelijk de structurele context te bieden aan een ander autonoom onderwijsproject APT. De creatie van een experimenteel onderzoeksluik binnen een laboratoriumsituatie was voor Theatervormgeving als voortgezette opleiding een noodzakelijke stap. De samenwerking met deSingel zorgde voor de noodzakelijke ondersteuning.

As to the legitimate: fine word, legitimate! Well, my legitimate, if this letter speed, And my invention thrive, Edmund the base Shall top the legitimate. I grow; I prosper: Now, gods, stand up for bastards![WIllIam shakEsPEarE, kING lEar, I.2]

Ontstaan APT APT (acroniem voor 'Arts Performance Theatricality') ontstond vanuit een andere dynamiek. Theoreticus en theatermaker Herbert Blau heeft ooit dit dubbelzinnige fragment uit King Lear geciteerd om aan te geven dat elk theater op een bepaald moment gedwongen is zich af te zetten tegen een heersende, legitieme vorm van theatraliteit, zowel op een artistiek als institutioneel en bijgevolg ook pedagogisch - niveau. De korte geschiedenis van 'Art Performance Theatricality' (APT) weerspiegelt, in alle bescheidenheid, deze behoefte aan de emancipatie van de bastaards. Het plan voor APT ontstond in 1999 bij Koen Tachelet en Stefan Hertmans, beiden betrokken bij vernieuwende theaterpraktijken n bij de pedagogie in de kunst. Het bleef niet bij een manifest of een rapport voor subsidinten, van bij de start zocht APT de openbaarheid op. De eerste activiteit was een reeks semi-openbare gesprekken in samenwerking met deSingel en Aisthesis, met als centrale vraag hoe het begrip theatraliteit zich verhoudt tot verschillende opleidingsmodellen. Een eerste confrontatie tussen praktijk en reflectie vond plaats in het project Roundabout, dat in de herfst van 2001 plaatsvond in Rotterdam in het kader Culturele Hoofdstad van Europa. Er werd een laboratorium voor theateronderzoek opgezet, waarin een internationale groep deelnemers, actief in de meest uiteenlopende artistieke disciplines, onder begeleiding van een internationaal samengestelde groep mentoren eigen projecten uitwerkte. Daarnaast werd zeer veel ruimte vrijgemaakt voor gedeelde reflectie. De deelnemers werden daarin aangemoedigd door een divers en intensief aanbod aan lezingen, discussies en bezoeken aan theatervoorstellingen. Tegelijk werden ze even intensief aangesproken op de uitwerking van hun eigen project. Op de website van APT werd aan de hand van dagelijkse verslagen, impressies, schetsen en experimenten een venster geopend op dit work in progress. In de laatste werkweek waren er twee toonmomenten. De Vlaamse overheid suggereerde in 2000 om de bestaande voortgezette opleiding Theatervormgeving en de plannen rond APT in n instituut onder te brengen: de Posthogeschool voor Podiumkunsten. APT ging van bij het begin uit van een structureel bestaan, noodzakelijk voor de ontwikkeling van een curriculum. De overheid kon op dat moment niet zo'n structureel perspectief bieden. In 2002 vonden er geen publieke activiteiten plaats. Alle tijd en energie ging naar evaluatie en de voorbereiding van een volwaardige pedagogisch project. Er werd een interactieve website gecreerd (APT e-Lab): een virtueel laboratorium dat docenten en studenten op een gestructureerde manier gebruikten. Met e-Lab werd de individuele reflectie opgenomen in een netwerkverband, waarin ieder een eigen dynamiek kan ontwikkelen. Parallel hieraan werkte APT in opdracht van het kunsttijdschrift Janus aan een special over de verhouding tussen kunst en pedagogie. In de zomer en herfst van 2002 vond de selectie plaats voor het 2003-project, 'Theatricality', dat tussen december 2002 en juni 2003 plaatsvond. Dit project stond model voor de opleiding die APT voor ogen had. De (internationale) rekrutering gebeurde door een jury van 8 mentoren, die later ook de projecten zelf zouden

zer

| apass

begeleiden. Troubleyn, WP Zimmer en vaste partner deSingel waren betrokken bij dit project dat het kernbegrip theatraliteit als methode n als strategie onderzocht. Rob van Kranenburg, cultuurfilosoof en pedagoog, begeleidde het geheel op pedagogisch vlak. Hij organiseerde zowel collectieve sessies als momenten van individuele reflectie. Elke deelnemer werd voor de ontwikkeling van zijn individueel project begeleid door een kunstenaar. Tussen de theoretische en praktische werkblokken werden de studenten voor een paar weken naar huis gestuurd. Via het e-Lab van APT communiceerden zij intensief over hun reflectie en onderzoek. De eindfase presentatie en evaluatie was collectief. Het project 'Theatricality' was opgezet als brug tussen een projectmatige werking en een structureel bestaan in het kader van een hoger instituut met een meerjarige financiering. Omdat de realiteit van het beleid echter geen gelijke tred hield met de plannen van APT, werd er tussen 2004 en 2006 alleen een aantal kleinere workshops georganiseerd. De verworven pedagogische inzichten werden toegepast op gespecialiseerde domeinen van de podiumkunsten. In 2004 werd een workshop rond geluid georganiseerd: The Dramaturgy of Sound. Samen met de workshop had een internationaal symposium over dit thema plaats, georganiseerd door de Universiteit Antwerpen (UA) en het MuHKA. In 2006 stelde APT technologie centraal. In de workshop Acting out technology: van acteur tot actor onderzochten theatermakers de wisselwerking tussen technologie en theatraliteit. De resultaten werden in de Monty gepresenteerd in het kader van Het Theaterfestival 2006. Posthogeschool voor Podiumkunsten Op suggestie van de Vlaamse overheid werden in 2000 de voortgezette opleiding Theatervormgeving en de plannen rond APT in n instituut ondergebracht: de Posthogeschool voor Podiumkunsten. Tot 2006 werd projectmatig gewerkt met jaarlijkse subsidies. Pas in 2007 maakte de overheid zijn voornemens waar en gaf de Posthogeschool voor Podiumkunsten een rol als Hoger Instituut voor de Kunsten op het vlak van Podiumkunsten. De bestuursorganen van de Posthogeschool voor Podiumkunsten vzw 2 weerspiegelen de geschiedenis en de inplanting van het instituut, met in de Algemene Vergadering o.a. Jerry Aerts (deSingel) en de initiatiefnemers Alex Mallems en Sjef Tilly (Theatervormgeving), en als bestuurders Herman Marin (oud-departementshoofd Muziek, Dramatische Kunst & Dans/Hogeschool Antwerpen), Pierre Van Diest (deSingel), Klaas Tindemans (oud-directeur VTi en nu docent in RITS), Koen Tachelet (voorheen APT, nu dramaturg NTGent), Kurt Vanhoutte (UA, Aisthesis), Sam Bogaerts (Drama Gent), Hans Dowit (Artesis, Drama).

2 Beschrijving van de bestuursorganen van Posthogeschool voor Podiumkunsten in 03. organisatorische context. huidig organigram Posthogeschool voor Podiumkunsten | a.pass in bijlage 0.2.

---Sinds 2007--Beheersovereenkomst Sinds mei 2007 geniet de Posthogeschool voor Podiumkunsten structurele ondersteuning als Hoger Instituut voor de Kunsten op basis van een getekende beheersovereenkomst 3 met de Vlaamse overheid. Naast een reeks voorwaarden waaraan Posthogeschool voor Podiumkunsten moet voldoen, bood dit ondernemingskader ook de mogelijkheid om het inhoudelijk-pedagogisch programma van de opleidingen Theatervormgeving en APT te realiseren. De Posthogeschool voor Podiumkunsten vzw voorziet in de formele omkadering voor het bestaan en de ontwikkeling van beide opleidingen maar wilt de artistieke en pedagogische discussies op zich niet benvloeden: het 'instituut' faciliteert maar stuurt niet inhoudelijk. Zoals gezegd, vulde Theatervormgeving een leemte in, maar zij kon die taak pas ernstig verankeren door de structurele ondersteuning. APT kon in januari 2008 eindelijk starten met een structurele opleiding. Het acronym APT kreeg een nieuwe invulling: Advanced Performance Training. Het programma en organisatie-

3

Beheersovereenkomst tussen PoPok en de vlaamse Gemeenschap, dd. 7 mei 2007 in bijlage 0.1.

9

|

INlEIDING

model van APT werd opgebouwd vanuit de principes die in de vroegere projecten waren uitgetest: een internationale selectie van artistieke onderzoeksprojecten waarin theorie en praktijk samen komen, de creatie van een transdisciplinaire onderzoeksomgeving waarbij kennisuitwisseling tussen de deelnemers centraal staat, de principes van self-education en collaboration die de conceptuele basis vormen van het individuele leertraject. Gezien de grote verschillen in didactiek en organisatiemodel, bestonden de opleidingen het eerste jaar naast elkaar en hadden weinig of geen interactie. In een kleine structuur met kleine studentenaantallen en beperkte overhead was dit geen ideale situatie. Bovendien was het moeilijk om adequaat te communiceren over het aanbod van de Posthogeschool voor Podiumkunsten, waarbinnen de opleiding Theatervormgeving met de expliciete meester-leerlingpedagogie zich aan het ene eind van het didactisch spectrum bevond, terwijl aan het andere eind APT stond voor een vernieuwend onderwijsmodel. Op termijn was deze pedagogische verdeeldheid problematisch gezien de opdracht tot Doctoraatsbegeleiding en, daarmee samengaand, de discussie over het onderzoek in de kunsten. Het werd snel duidelijk dat de twee uiteenlopende sporen op termijn naar elkaar toe moesten groeien. Dit was de aanleiding voor een kritische analyse van de realisaties van het jonge APT-verhaal en van de lange-termijnvisie van Theatervormgeving. ---Sinds 2009--Reorganisatie tot a.pass met a.pt en a.s De kritische zelfevaluatie resulteerde eind 2008 in een actieplan om de identiteit van de Posthogeschool te herdefiniren vanuit een n pedagogische missie. De meest directe hefboom hiertoe was het hermodelleren van de opleiding Theatervormgeving naar het model van APT. De ontwikkeling van a.pt en de conclusie dat dit model een voorbeeld kon zijn voor een bredere leer- en onderzoeksomgeving, heeft geleid tot de creatie van a.pass. De ontwikkeling van het a.pt-model en de praktijk van het eerste a.pt-jaar hebben dus de uiteindelijke vormgeving van a.pass sterk bepaald. In functie van een scherpe profilering van het opleidingsaanbod, ook internationaal, kwam er een nieuwe naam voor de opleidingstandem en een nieuw acronym voor de vroegere Theatervormgeving : a.pass (advanced performance and scenography studies) bestaat uit a.pt (advanced performance training) en a.s (advanced scenography). Deze reorganisatie diende een meer coherente vertaling van de opdracht tot het aanbieden van postacademisch onderwijs en een doctoraatsbegeleiding in de podiumkunsten. a.pass heeft een gedeeld organisatiemodel, gedeelde reglementen en procedures, waarbij beide opleidingen optimaal gebruik maken van elkaars expertise en netwerk. Aanvankelijk zou er in de inhoudelijke invulling van de workshops en andere leerformats een duidelijk onderscheid blijven bestaan tussen de scenografie- en de performance opleiding. Al snel na de start van a.s in januari 2009, bleken de inhoudelijke raakpunten te primeren op de verschillen en werden overleg en samenwerking in de samenstelling van het programma-aanbod vanzelfsprekend. Er ontstond n brede transdisciplinaire onderzoeksomgeving waarin ook het aanbod van doctoraatsbegeleiding zich op natuurlijke wijze kan inpassen. De gelijkvormige, herkenbare pedagogische structuur, waarin de meervoudige werking van a.pass op elkaar ingrijpt, moet in de eerste plaats de participanten ten goede komen. Deze 'common ground' bevordert ook de interne samenwerking, tussen de twee opleidingen en hun respectievelijke studenten-onderzoekers, en de externe relaties, tussen a.pass en zijn huidige en potentile partners. Tegelijk bewaren a.pt en a.s hun eigen finaliteit en drukken een eigen stempel op het collectieve aanbod.

zer

| apass

4 kaderovereenkomst met betrekking tot het doctoraat in de kunsten d.d. 31 maart 2009 in bijlage 0.3.

art. 2.2.1 PoPok verstrekt ook een opleidingstraject in het kader van de voorbereiding van een doctoraat aan een vlaamse of buitenlandse universiteit, in nauwe samenwerking met die universiteit. PoPok creert daartoe een (artistieke) onderzoeksomgeving, waarin intellectuele en artistieke uitwisseling plaatsvinden en de noodzakelijke materile infrastructuur gegarandeerd is om het de studenten mogelijk te maken hun opleiding met goed gevolg af te ronden. art. 2.5.1 ... . het instituut werkt samen met binnen- en buitenlandse universiteiten om de doctoraatsbegeleiding te ondersteunen. Daartoe sluit het samenwerkingsakkoorden met minstens n universiteit voor het einde van 2008. De samenwerking moet een meerwaarde opleveren voor zijn eigen opleiding, onderzoek of dienstverlening.

Doctoraatsbegeleiding Overeenkomstig art. 2.2.1 uit de Beheersovereenkomst voorziet de Posthogeschool voor Podiumkunsten in de schoot van a.rc ook een opleidingstraject in het kader van de voorbereiding van een doctoraat. Hiertoe sloot de Posthogeschool voor Podiumkunsten conform art. 2.5.1 een samenwerkingsakkoord af. Dit is een raamovereenkomst 4 met de verschillende hogescholen die een opleiding in de Podiumkunsten aanbieden (Artesis HA, Conservatorium Gent HG, Erasmushogeschool Brussel, en de verschillende universiteiten (UA, UB, UG, KULeuven) waarmee ze in de respectievelijke associaties verenigd zijn en met die associaties (AUHA, AUB, AUG, AKULeuven) en biedt het formele kader waarin a.pass kan samenwerken met deze partners om de doctoraatsbegeleiding te ondersteunen. Missie a.pass is trouw aan de missie en opdrachten van de Posthogeschool voor Podiumkunsten vzw. De reorganisatie blijkt een middel om de opdrachten efficinter te realiseren: - het aanbieden van twee postacademische opleidingen aan performers / kunstenaars / makers / theoretici op het vlak van podiumkunsten in het algemeen en scenografie in het bijzonder; - de creatie en permanente bijsturing van transparante en flexibele opleidingsprogramma's, op maat van zelfstandige kunstenaars en/of artistieke denkers, waarbij 'research & reflection' de kern uitmaken van het pedagogisch project; - het faciliteren van onderzoek omtrent performativiteit en scenografie met als doel de creatie van een experimenteel onderzoeksluik binnen de opleidingen a.pt en a.s en de implementatie van een modulair aanbod voor de begeleiding van het doctoraat in de kunsten. Ook voor de opdracht uit de Beheersovereenkomst tot administratieve integratie in een of meerdere instellingen (in de Beheersovereenkomst opgedragen tegen eind 2011 maar ondertussen formeel uitgesteld door Minister Smet), is het gedeelde opleidingsprogramma dat zich profileert op onderzoek, een strategisch voordeel. In de vroegere constellatie was het ondenkbaar dat beide opleidingen als n pakket ondergebracht konden worden in een groter onderwijskader. De uitdaging voor de komende jaren ligt in het bewaken van de verschillen in opdracht van a.pt en a.s en het garanderen van de diversiteit in het aanbod en in de beoogde kwaliteit.

5 art. 2.3.2 het (instituut) voorziet in een regelmatige externe beoordeling, ten minste om de vijf jaar, van de kwaliteit van zijn activiteiten. De externe beoordeling verloopt voor zover dat mogelijk is op grond van het protocol van kwaliteitszorg dat de vlIr en vlhora hebben opgesteld. De externe visitatiecommissie maakt een openbaar verslag van de resultaten. De volgende externe beoordeling vindt plaats tegen eind juni 2010. Binnen een jaar na de publicatie van het rapport geeft het instituut aan op welke wijze het aan de resultaten van de externe beoordeling gevolg geeft.

Zelfevaluatie en visitatie In voorliggend zelfevaluatierapport behandelen we uitsluitend de opleidingen a.pt en a.s zoals ze bestaan sinds de integrale programmaherziening. Dit nieuwe programma werd ingevoerd vanaf januari 2009. Dit betekent dat op het moment van schrijven, de opleiding a.pt aan zijn derde en a.s aan zijn tweede werkjaar begint . De opdracht tot zelfevaluatie en visitatie zoals gestipuleerd in art. 2.3.2 van de Beheersovereenkomst 5 beschouwen we als een tussentijdse kwaliteitsevaluatie die ons instrumenten aanreikt tot verbetering. Natuurlijk komt deze doorlichting, na n jaar a.s en twee jaar a.pt, vrij vroeg in het ontwikkelingsproces. a.pass gelooft evenwel in de kracht n legitimiteit van het vernieuwend onderwijsconcept dat dag na dag met veel zelfkritische reflectie wordt gerealiseerd.

11

|

INlEIDING

0 3 o r g a n i s at o r i s c h e c o n t e x t

0.3.0 orGaNIGram

In de bijlagen is het organigram van de Posthogeschool voor Podiumkunsten vzw schematisch weergegeven. De beschrijving van de organisatorische context bouwt verder op dit organigram.0.3.1 BEstuursorGaNEN

Bevoegdheden en opdrachten: Algemene Vergadering statutaire opdracht benoemen bestuurders van Raad van Bestuur jaarlijkse goedkeuring jaarrekening en jaarverslag, begroting en beleidsplan kwijting van de jaarrekening benoemen van commissaris waarnemen van alle niet-delegeerbare juridische bevoegdheden zoals bepaald door de wet op de vzw's Raad van Bestuur toezicht op de uitvoering van het maatschappelijk doel jaarlijks opmaken jaarrekening en jaarverslag, begroting en beleidsplan aanstelling en ontslag van personeelsleden vaststellen en goedkeuren van basisovereenkomsten van inhoudelijke aard met andere instellingen alle andere wettelijk voor de Raad van Bestuur voorbehouden bevoegdheden De raad van Bestuur stuurt daarnaast het personeelsbeleid aan (werving personeel in dienst, evaluaties, verloningsbeleid), delegeert de werving van gastdocenten aan het College van Dagelijks Bestuur en heeft reglementaire bevoegdheden over de onderwijsorganisatie 6 zoals beschreven in het O-ER 7. Leden: Algemene Vergadering & Raad van Bestuur Herman Marin, voorzitter (docent Koninklijk Conservatorium Artesis HA) Pierre Van Diest, secretaris (administratief directeur deSingel) Koen Tachelet (dramaturg NTGent) Klaas Tindemans (docent en onderzoeker RITS) Robert Sam Bogaerts (docent en voorzitter vakgroep Drama KASK Hogeschool Gent) Johannes Dowit (algemeen cordinator Drama Koninklijk Conservatorium Artesis HA) Prof. Dr. Kurt Vanhoutte (docent Theater-, Film- en Literatuurstudies UA) Algemene Vergadering Alex Mallems (dramaturg, artistiek directeur Zeeland Nazomerfestival) Sjef Tilly (docent Hogeschool Zuyd Maastricht, Theatervormgeving) Jerry Aerts (directeur Internationale Kunstcampus deSingel)

6

samenvattend: bepalen inschrijvingsgeld, goedkeuring reglementen en opleidingsprogramma, aanduiden ombudsman, bevoegd voor beroepsprocedure bij uitsluiting en beroep tegen beslissing eindevaluatie, beslissingen mbt vermindering inschrijvingsgeld, aanvragen afbetalingsplan, afwijkingen van terugbetaling inschrijvingsgeld /nog te betalen sommen bij uitschrijving

7 het onderwijs- en Examenreglement (o-Er) van Posthogeschool voor Podiumkunsten | a.pass is opgenomen in bijlage 0.4.

0.3.2 INsPraak- & aDvIEsorGaNEN

a.pass is de operationele vertaling van de opdrachten en doelstellingen van de Posthogeschool voor Podiumkunsten vzw. In de dagelijkse realisatie van de doelstellingen van a.pass (als vertaling van de opdracht van de vzw) heeft de Raad van Bestuur (niveau vzw) een aantal concrete bevoegdheden met betrekking tot de onderwijsorganisatie. De belangrijkste bevoegdheden op het vlak van dage-

zer

| apass

lijkse werking en onderwijsorganisatie en ondersteuning liggen bij het College van Dagelijks Bestuur en de stafvergadering (niveau dagelijkse leiding a.pass), inhoudelijk ondersteund door de artistieke raad. Daarnaast zijn er nog tijdelijke advies- en beslissingsorganen voor selectie, evaluatie en overleg (docenten en studenten). Samen vormen ze het operationele organigram van a.pass. -- dagelijkse leiding -College van Dagelijks Bestuur Het College van Dagelijks Bestuur vergadert als permanent advies- en beslissingsorgaan gemiddeld maandelijks en bestaat uit de drie cordinatoren: de artistiek-pedagogische cordinatoren van a.pt en a.s (Elke Van Campenhout en Bart Van den Eynde) en de algemeen cordinator (Leen Hammenecker). Het College van Dagelijks Bestuur is belast met de organisatie en de cordinatie van het onderwijs en het onderzoek binnen a.pass. Het formuleert adviezen en neemt beslissingen met betrekking tot de werking op middellange termijn: pedagogische en artistieke werking (doelstellingen en inhoud van de opleiding, de aanduiding van de verantwoordelijke lesgevers, werkvormen en evaluatievormen, de toelatingsvoorwaarden tot de opleiding, samenstelling selectie- en evaluatiecommissies, het verlenen van toelating tot studieduurverlenging), communicatie, participatie in netwerken en samenwerkingsovereenkomsten. De bevoegdheden van het College en de respectievelijke verantwoordelijkheden van de leden, zijn vastgelegd in een delegatieregeling, goedgekeurd door de Raad van Bestuur (28 april 2008). Het College van Dagelijks Bestuur bespreekt de implementatie van de beslissingen van de Raad van Bestuur en rapporteert tevens over de eigen beslissingen aan de Raad van Bestuur. -- onderwijsorganisatie -lijst leden artistieke raad a.pass in bijlage 0.58

Artistieke Raad van a.pass De Artistieke Raad 8 is een adviesorgaan van het College van Dagelijks Bestuur. Hierin zit een selectie van representatieve vertegenwoordigers uit het artistieke veld. a.s en a.pt hebben elk hun specialisten in de Artistieke Raad. Uit de leden van de Artistieke Raad kiest het College van Dagelijks Bestuur de vertegenwoordigers voor de samenstelling van de selectie- en evaluatiecommissie. Docentenoverleg a.pass De studenten worden permanent gevalueerd door de artistiek-pedagogisch coordinatoren en de gastdocenten (workshopbegeleiders/mentoren/curatoren). Gezien de praktische organisatie van de opleidingen met serile aanwezigheid van gasten, is er weinig mogelijkheid tot rechtstreeks overleg tussen de gastdocenten onderling. Het overleg verloopt daarom informeel met de pedagogische staf die cordineert. Dit is tot nu toe de meest effectieve manier om de feedback van gastdocenten te verzamelen. In het kader van het verbetertraject in verband met de evaluatie, wordt onderzocht op welke manier docentenoverleg best wordt geformaliseerd. Studentenoverleg a.pass Ook het studentenoverleg verloopt informeel. De cordinatoren hebben diverse overlegmomenten met de studenten, zowel individueel als in groep. De stafleden peilen regelmatig naar de noden en wensen van de studenten op praktisch en organisatorisch vlak. De studenten worden uitgenodigd om zich uit te spreken over de werking, het verloop en de inhoud van de opleidingsprogramma's en hun verwachtingen bij de diverse onderdelen van de opleiding. Door de aard van het opleidingsmodel hebben zij ook inspraak bij de planning, afstemming van workshops op specifieke vragen, organisatie en planning van collectieve formats waarin zaken van gemeenschappelijk belang worden behandeld (meetings over eindpresentaties, gebruik website, procedures).

13

|

INlEIDING

Selectiecommissies a.pt en a.s Het College van Dagelijks Bestuur stelt voorafgaand aan elke selectieprocedure de commissie samen (3 maal per jaar, volgend op de deadline van de 'call for projects' op 1 januari, 1 mei en 1 september) en duidt een voorzitter en een secretaris aan. De selectiecommissie van a.pt en van a.s bestaat uit (minstens): - de artistiek-pedagogisch cordinator van de opleiding in kwestie - minimum 2 leden van de Artistieke Raad van deze opleiding. Ze evalueren de ingediende onderzoeksprojecten op basis van de voorgeschreven selectiecriteria en organiseren de selectieprocedure van kandidaat-studenten. Van de beslissingen van de commissie (aanvaard/niet aanvaard) wordt een PV opgemaakt. De samenstelling en bevoegdheden van selectiecommissie is opgenomen in de bepalingen van het O-ER. Evaluatiecommissies a.pt en a.s Het College van Dagelijks Bestuur stelt voor elke eindevaluatie de commissie samen (3 maal per jaar) en duidt hiervan de voorzitter en secretaris aan. De eindevaluatiecommissie van a.pt en van a.s bestaat uit (minstens): - de artistiek-pedagogische cordinator van de opleiding in kwestie - minimum n lid van de Artistieke Raad van n van beide opleidingen - minimum n curator, mentor of workshopbegeleider die in de loop van het twaalf maandentraject bij de opleiding van de student in kwestie betrokken was. In de eindevaluatiecommissie zitten bij voorkeur ook externen uit het professionele veld. Zij overleggen over de geslaagde en niet-geslaagde studenten. Van deze beslissing wordt een PV opgemaakt. De samenstelling en bevoegdheden van evaluatiecommissie is opgenomen in de bepalingen van het O-ER. -- onderwijsondersteuning -Stafvergadering a.pass De stafvergadering van a.pass vindt gemiddeld tweewekelijks plaats en bestaat uit de artistiek-pedagogisch cordinatoren van a.pt en a.s, de productiemedewerker en de algemeen cordinator van a.pass. De stafvergadering is het College van Dagelijks Bestuur uitgebreid met de productieverantwoordelijke. In de vorm van een productiemeeting, vindt zij bij voorkeur wekelijks of tweewekelijks plaats (vaak in combinatie met Collegevergadering). Op de stafvergadering behandelt de voltallige staf behandelt alle productionele, organisatorische en technische aspecten van de opleiding. Als intern overlegmoment is de stafvergadering belangrijk om efficint te communiceren, de taken te verdelen en voeling met elkaar te bewaren. Door volle agendas, hoge werkdruk, het grote aanbod van workshops (met de noodzakelijke aanwezigheid van n van beide artistieke cordinatoren), komen deze meetings soms in het gedrang. Een goede communicatie en samenwerking binnen het team is essentieel, daarom moet er consequenter omgegaan worden met de planning, voorbereiding en opvolging van deze ontmoetingsmomenten.

0.3.3 INtErNE commuNIcatIE

De interne communicatie verloopt grotendeels informeel, met uitzondering van de verantwoording van de beslissingen van het College van Dagelijks Bestuur aan de Raad van Bestuur. - bestuursniveau: de kalender van de Raad van Bestuur ordent de discussie, de doorstroming van adviezen en dossiers, en de uiteindelijke besluitvorming. - opleidingsniveau: de timing van de opleidingen ordent de discussie in het College van Dagelijks Bestuur over selecties, programmasamenstelling, formats,

zer

| apass

eindevaluaties en andere inhoudelijke aangelegenheden als samenwerkingen, internationale netwerking etc. De samenwerking tussen a.pt en a.s gebeurt op het niveau van planning, implementatie en evaluatie van opleidingsonderdelen. Deze samenwerking op onderwijsvlak is structureel ingebouwd in het a.pass model. Dit overleg betreft zowel de inhoud van de opleiding als de evaluatie van de studenten. - operationeel niveau: het overleg met productionele medewerker is georganiseerd in de wekelijkse productievergaderingen. - studentenniveau: het overleg met studenten zit systematisch vervat in de organisatie van de opleidingen (permanente evaluatie, mentoring)

0.4 financile randvoorwaarden

De Posthogeschool voor Podiumkunsten verwerft middelen uit subsidies, inschrijvingsgelden, samenwerkingen en uit de eigen werking. De Raad van Bestuur bepaalt jaarlijks de toewijzing van de middelen in de meerjarenbegroting die wordt goedgekeurd door de Algemene Vergadering. Tot 2009 werd een verdeelsleutel gehanteerd voor de verdeling van de middelen aan respectievelijk de twee opleidingen en de koepel. Daarbij werd rekening gehouden met de kosten van de overhead en de verdeelsleutel van de vooropgestelde studentenaantallen. Sinds de begroting 2010 en volgende, wordt geopteerd voor een totaalbenadering die beter aansluit bij de actuele realiteit van verregaande samenwerking tussen de opleidingen.

taBEl PErsoNElE EN fINaNcIlE mIDDElEN

2007

2008

2009

2010

2011

In de tabel wordt een overzicht gegeven van de toegewezen personele en financile middelen sinds 2007.

personele middelen in VTE financile middelen in euro

2,24 VTE

2,5 VTE

3,1 VTE

3,2 VTE

3,2 VTE

359.265 euro

386.871 euro

385.603 euro

384.626 euro

384.626 euro

Inkomsten uit subsidies: De jaarlijkse betoelaging door de Vlaamse Gemeenschap werd bepaald in de Beheersovereenkomst. Het startbedrag in 2007 bedroeg 350.000 euro. Dit bedrag wordt jaarlijks gendexeerd overeenkomstig de algemene index. Inkomsten uit inschrijvingsgelden: Het inschrijvingsgeld bedraagt 1000 euro per traject van twaalf maanden. a.pass hanteert de regel dat wie bij aanvang van een a.pass opleiding volledig uitkeringsgerechtigd werkloos is en daarvan bewijs kan voorleggen, recht heeft op het reductietarief van 50% na een formeel verzoekschrift gericht aan de Raad van Bestuur. Inkomsten uit samenwerkingen: De inkomsten uit samenwerking zijn altijd occasioneel en verbonden met specifieke projecten. Er zijn geen structurele samenwerkingsverbanden die tot inkomsten leiden. Inkomsten uit eigen werking: De Posthogeschool genereert in beperkte mate inkomsten uit betaalde deelnames aan workshops door externen en uit de distributie en (niet-commercile) verkoop van a.pass-publicaties. In enkele gevallen vraagt a.pass een beperkte bijdrage aan studenten als forfaitaire deelname in kosten van extra-curriculaire buitenlandse reizen.

15

|

INlEIDING

{

krItIschE aNalysE

Sterktes - a.pass is er in geslaagd om vanuit een divergente historische basis en ontstaansgeschiedenis uit te groeien tot een coherent structuur (door de reorganisatie van Theatervormgeving naar het a.pass model) - de a.pass-opleidingen hebben een uniek model en kunnen zo een herkenbare en noodzakelijke positie in het onderwijslandschap verwerven - het gedeelde, steeds evoluerende model geeft een constante impuls tot reflectie over prioriteiten in programma-aanbod, communicatie, middelen, administratieve en productionele ondersteuning - kaderovereenkomst voor de doctoraatsbegeleiding - de bestuursorganen van de Posthogeschool voor Podiumkunsten vzw weerspiegelen de geschiedenis en de inplanting van het instituut wat leidt tot continuteit in het bestuur - beperkt organigram, lichte flexibele structuur, eenvoudige besluitvorming, snelle ingrepen mogelijk - continue informele communicatie zorgt ervoor dat mogelijke discussiepunten, problemen en vraagstukken vrij snel worden opgepikt en aangepakt Aandachtspunten - het College van Dagelijks Bestuur heeft een zeer ruime opdracht en gecentraliseerde bevoegdheid over bijna alle elementen van de opleidingen en is derhalve gebaat bij een wezenlijke inbreng van de verschillende inspraak- en adviesorganen Aanpak - Artistieke Raad a.pass consequent betrekken bij de opleidingen voor selecties, evaluaties, mentoring en nazorg

zer

| apass

17

|

INlEIDING

zer

| apass

doelstellingen1:

onderwerp

doelstellingen

fa c e t 1 . 0 a l g e m e e n o n d e r w i j s c o n c e p t

lees ook de visie van a.pass op artistiek onderzoek in de visietekst in bijlage 1.1 waar ook een definitie wordt geformuleerd van de scenografische ruimte.

a.s hanteert een eigen definitie van scenografiethE scENoGraPhIc sPacE:

a.s aspires a very broad approach of the notion of scenography as an open invitation to constantly question and (re)define it. As point of departure we conceive the scenografic space as a (temporary) spatial organization created for a specific performance activity. As a consequence a scenography does not exist as a self-contained artwork but is incomplete until the performer steps in and engages the audience (noting that performer and audience can very well coincide). This definition incorporates a broad variety of artistic actions; ranging from the set design in a theatre building or any other chosen location in the context of a theatre or dance performance to interventions in the public space aimed at the random by passers. Although the performance context is the main focus of the program, we are open to proposals seeking an interaction with other forms of scenography (for instance in the context of exhibitions, fashion shows, etc.) We consider the scenographer in a.pass to be an autonomous artist (whose work can be part of a larger artistic collaboration or project) for whom artistic practice, theoretical research and the development of craftsmanship are equally important.

a.pass is een onderzoeksomgeving die open staat voor masters met een artistieke of theoretische vooropleiding of participanten met een gevorderde artistieke praktijk. a.pass ontwikkelt een transdisciplinair opleidingsmodel met een gedeeld opleidingsprogramma voor de twee laureaatsopleidingen a.pt en a.s. met a.rc (a.pass research centre) voorziet a.pass daarnaast in een open onderzoeksplatform voor doorgezette kennisontwikkeling en de begeleiding van doctoraatsprojecten. het onderwijsmodel van a.pass functioneert volgens de principes van zelf-organisatie en samenwerking. centraal staat het individuele onderzoeksproject van de student dat de basis vormt voor een leertraject van 12 maanden, georganiseerd in 3 blokken van 4 maanden. hij treedt op als een zelfstandige, verantwoordelijke en zelf-gemotiveerde onderzoeker bij de ontwikkeling van zijn traject en bij de collectieve creatie van een kennisplatform voor performance en scenografie. a.pt (advanced performance training) richt zich voornamelijk tot kunstenaars en theoretici met bewezen ervaring in de ontwikkeling van eigen werk binnen het performanceveld (praktisch en/of theoretisch). a.pt selecteert dus niet alleen theatermakers, maar ook muzikanten, beeldend kunstenaars, architecten, politicologen en sociologen, cultuurwetenschappers, actionisten, die zich na hun masterstudies willen richten op de ontwikkeling van een onderzoekstraject gerelateerd aan de centrale thema's van het performanceveld. a.pt begeleidt deelnemers die hun werk in vraag willen stellen, hun traject willen herevalueren of een interesse willen onderzoeken die buiten de lijnen van het institutionele aanbod kleurt. a.s (advanced scenography) selecteert kunstenaars en theoretici die het begrip scenografie willen onderzoeken binnen en buiten de schouwburgmuren. a.s verwelkomt daarbij professionelen uit de architectuur, (interieur) design, beeldende kunst, grafiek, maar ook regisseurs, choreografen, kostuumontwerpers en performers die zich na hun masterstudies willen richten op de ontwikkeling van een onderzoeksproject rond de notie scenografie. a.s ontwikkelt met hen een praktijkgerelateerd artistiek en theoretisch curriculum in functie van hun onderzoek. a.rc (a.pass research centre) is een gespecialiseerd luik in de a.pass onderzoeksomgeving en ontwikkelt voortgezet onderzoek: zowel in de organisatie van een begeleidingstraject voor doctoraatsstudenten, als in de facilitatie van onderzoek met professionele artiesten en theoretici ter ondersteuning van de opleidingen. a.rc verhoudt zich tot de opleidingen als denktank voor en verbindingslijn met de academische en artistieke sector. Daarbij heeft het a.pass research centre ook een archiveringsfunctie voor de kennis die in de opleidingen wordt ontwikkeld. De a.rc-projecten zijn van variabele duur, en concentreren zich rond onderzoeksprojecten die de centrale vragen van de a.pass-omgeving centraal stellen. Het onderzoek wordt genitieerd door de opleidingscordinatoren en opgevolgd door het a.pass-team, mogelijk in samenwerking met een andere organisatie.

overzicht van de onderzoeksprojecten a.rc in bijlage 1.2

19

|

DoElstEllINGEN

* vooralsnog is dit een wens aangezien er zich nog geen kandidaten hebben aangemeld voor doctoraatsbegeleiding door a.pass.

overzicht van de onderzoeksprojecten a.rc in bijlage 1.2

De basisdoelstellingen van a.rc zijn: voortgezet onderzoek, archivering en (internationale) communicatie. In a.rc wordt onderzoek ontwikkeld met doctoraatsstudenten*, ervaren kunstenaars en theoretici dat een verdere stap zet in het herdenken van de methodologien, strategien en kwaliteitscriteria voor artistiek ('practice-based') onderzoek. Voor doctoraatsstudenten in de kunsten vormt a.rc de uitvalsbasis waarbinnen zij hun traject kunnen ontwikkelen. Hun onderzoeksmateriaal stroomt door naar de laureaatsopleidingen a.pt en a.s en naar een groter publiek. Daarnaast heeft a.rc ook een archiveringsfunctie: de onderzoeksprojecten van de individuele participanten (a.pt en a.s) worden in a.rc ingebed in een breder kader of dienen er als vertrekpunt voor een ruimere vraagstelling. a.rc wil zijn expertise (theoretisch en artistiek) doorheen de jaren verder uitbouwen en een publicatie- en communicatiebeleid ontwikkelen dat geregeld (ten minste n keer per jaar) de resultaten van het onderzoek van de a.rc-onderzoekers kenbaar maakt door middel van een publicatie in boekvorm, DVD, colloquium, tentoonstelling, enz. De samenhang tussen de verschillende luiken van a.pass situeert zich op twee niveaus. Het a.pass opleidingsmodel is gericht op een zo groot mogelijke wisselwerking tussen de opleidingen: participanten van a.pt of a.s kunnen kiezen uit het volledige aanbod van workshops van a.pass en de opleidingsactiviteiten van de andere opleiding in hun pakket opnemen. Dit bevordert de transdisciplinaire uitwisseling en maakt een ruimer gedeeld aanbod mogelijk waardoor participanten hun programma optimaal kunnen personaliseren. Daarnaast is de doorstroming tussen a.pt, a.s en a.rc essentieel voor een optimale werking : het binnen a.rc gegenereerde onderzoeksmateriaal wordt 'gerecycleerd' in workshops van de laureaatsopleidingen. Het a.rc-onderzoek kan ook worden gevoed door de individuele laureaatsprojecten. Zij worden in a.rc in een ruimer onderzoekskader geplaatst en vormen een stimulus voor nieuwe onderzoekers.

fa c e t 1 . 1 n i v e a u e n o r i n t a t i e

a.pass is een post-masteronderzoeksomgeving: het programma-aanbod van a.pt en a.s wordt in grote mate bepaald door de persoonlijke onderzoekstrajecten van de participanten die hun concrete curriculum individueel samenstellen uit het aanbod. De samenhang en wisselwerking tussen de doelstellingen die a.pass zich stelt als onderzoeksplatform, namelijk de ontwikkeling, communicatie en archivering van kwalitatief hoogstaand (artistiek) onderzoek op post-master niveau, en de doelstellingen die gelden voor de eindkwalificaties van de participanten op post-masterniveau, staan dus centraal. Onderzoek is de belangrijkste bouwsteen van de a.pass-opleidingen. Het onderzoek van de participanten is het uitgangspunt en het eindpunt van het hele opleidingsprogramma en het individueel curriculum. Mentoren en workshopbegeleiders worden uitgenodigd in functie van gedeelde en/of individuele onderzoeksvragen. Het is dus erg belangrijk om 'artistiek onderzoek' als meta-onderzoek voor de opleiding te ontwikkelen. Centrale vragen binnen het programma zijn dan ook: wat is artistiek onderzoek? wat zijn de criteria voor artistiek onderzoek? wat is een artistieke methodologie? hoe ontwikkel ik artistieke instrumenten en strategien? En belangrijker nog: wat kan artistiek onderzoek nog zijn? niveau - a.pass heeft niet alleen als doelstelling om de competenties van de participanten te verhogen (zoals dat gebeurt in a.pt en a.s) maar ook om de kennisproductie van a.pass te archiveren, te communiceren en te ontwikkelen, onafhankelijk van de eindkwalificatie-doelstellingen van de participanten (a.rc). Beide

visietekst artistiek onderzoek a.pass in bijlage1.1

zer

| apass

doelstellingen voeden en ondersteunen elkaar, en liggen in elkaars verlengde. Daarom schetsen we eerst de doelstellingen van a.pass als onderzoeksomgeving om van hieruit de competenties en doelstellingen van de participanten te formuleren.1. DoElstEllINGEN vaN a.Pass als oNDErZoEksomGEvING

De algemene doelstellingen zijn: - ontwikkeling van nieuwe instrumenten voor artistiek-intellectuele samenwerking - ontwikkeling van experimentele formats voor zelf-organisatie - conceptualisering van transdisciplinaire kennismodellen - ontwikkeling en uitwisseling van praktijkgebaseerde kennis In het a.rc platform worden dezelfde algemene doelstellingen gehanteerd, maar wordt er bijzondere aandacht besteed aan: - ontwikkeling van voortgezet onderzoek (doctoraat en andere vormen) - ontwikkeling van methodologien, strategien en evaluatiecriteria in artistiek onderzoek - archivering - (internationale) communicatie van onderzoeksresultaten van voortgezet onderzoek

2. comPEtENtIEs vaN DE stuDENtEN a.Pt EN a.s

theoretische competentie - De participant is in staat om zijn onderzoek in te bedden in een theoretisch kenniskader en zijn praktijk te relateren aan een analytisch-kritische methodologie. transdisciplinaire competentie - De participant is in staat om kennis, opgedaan in een specifiek theoretisch en/of praktijkveld, te vertalen of in verbinding te brengen met kennismodellen uit andere disciplines. communicatiecompetentie - De participant moet in staat zijn onderzoek te communiceren met een ruimer publiek. In eerste instantie verhoudt de participant zich tot de mede-onderzoekers, in tweede instantie tot de sector, in derde instantie tot een potentieel ruimer publiek van genteresseerden dat specifiek aansluiting heeft met het onderzoeksproject. onderzoekscompetentie - De participant is in staat om een persoonlijk onderzoek te ontwikkelen, volgens de principes van zelf-organisatie en samenwerking, en dit onderzoek als hefboom te gebruiken voor de ontwikkeling van een collectieve kennis-ontwikkelingspraktijk. Elk onderzoek heeft zowel een praktijk- als een theoretische component. competentie tot zelfstandig leren/onderzoeken/ontwikkelen > organisatiecompetentie De participant is in staat om zijn eigen onderzoek en curriculum uit te stippelen, te organiseren en te communiceren. Hij is in staat zijn eigen agenda af te stemmen op de vereisten van de apass-werkomgeving. > (zelf)kritische competentie De participant is in staat zijn onderzoek en dat van anderen te onderwerpen aan een kritische analyse met aanduiding van zwaktes en sterktes van het project. > competentie tot samenwerking De participant is in staat om binnen de context van een samenwerking de eigenheid van zijn onderzoek te bewaren.

21

|

DoElstEllINGEN

3. EINDcomPEtENtIEs stuDENtEN a.Pass

In termen van doelstellingen voor de studenten (m.a.w. hun eindkwalificaties) wil a.pass participanten opleiden tot: - gemancipeerde zelfstandige onderzoekers/makers (vanuit de theoretische en onderzoekscompetenties) - innovatieve onderzoekers/makers (vanuit de transdisciplinaire en onderzoekscompetenties) - kritische onderzoekers/makers (vanuit zelfstandigheidscompetenties en communicatiecompetenties) - netwerkende onderzoekers/makers (vanuit samenwerkings- en organisatiecompetenties) Deze doelstellingen vertalen zich in de eerste plaats in de inhoud en organisatie van het opleidingsprogramma (zie punt 2). Zij vormen ook de basis van de communicatie met toekomstige participanten en medewerkers en worden gecommuniceerd via de basistekst, de intake-gesprekken, de mentoringgesprekken met de lange termijn-mentoren en de onderhandelingen met de workshopbegeleiders.

4. comPEtENtIEs vaN DE Doctoraats- EN a.rc-oNDErZoEkErs

Voor a.rc onderzoek gelden dezelfde basisdoelstellingen als voor de reguliere onderzoekers, en dus ook dezelfde competenties, al ligt de nadruk in verhouding meer op de onderzoeks- en organisatiecompetenties, dan op de kennisverwervingscompetenties. Als we uitgaan van de doelstellingen die a.rc zich stelt om zich te ontwikkelen tot een centrum voor doorgezette kennisontwikkeling, internationale communicatie en archivering, zullen deze karakteristieken ook een belangrijke rol spelen in de selectie van a.rc-onderzoekers en/of doctoraatsstudenten, met bijzondere aandacht voor hun bereidheid/competentie tot organisatie van onderwijsformats (als doorgeefluik naar de reguliere opleidingen), communicatie (in het dissemineren van de ontwikkelde kennis naar een grotere gemeenschap), en samenwerking (met het onderzoeksplatform dat zich in a.pt, a.s en a.rc ontwikkelt). orientatie - a.pass streeft expliciet naar de inbedding van het leeraanbod binnen een groter kennisveld, zoals dat ontwikkeld wordt in de rest van het kunstonderwijs en in de artistieke sector. De a.pass-aanpak reflecteert een veranderend landschap waarin de artiest nog zelden monodisciplinair denkt en waarin de beschikbare kennis elke dag toeneemt. Deze explosie aan mogelijkheden laat zich slecht verzoenen met een geprefabriceerd kennisaanbod maar vraagt om een 'plastische' werkomgeving: een platform voor de vorming van kennisontwikkeling dat vorm krijgt door de explicitering van de noden van zijn onderzoekers. Om die reden gaan we in de artistieke onderzoeksomgeving van a.pass niet in de eerste plaats uit van de nood om artiesten op te leiden tot betere artiesten. Met andere woorden, onze eerste bekommernis is niet zozeer om een kunstenaar meer artistieke competenties bij te brengen maar wel om hem of haar de kans te geven zich op een bewustere manier te orinteren binnen zijn artistieke en/of theoretische werkveld. We nemen dus geen artistieke competenties op in de eindcompetenties. (Een uitgebreidere verklaring voor deze keuze is terug te vinden in de tekst artistiek onderzoek binnen a.pass in bijlage.)

zer

| apass

fa c e t 1 . 2

domeinspecifieke eisen

1.2.1 INBEDDING vaN DE a.Pass oPlEIDING IN hEt INtErNatIoNaal kuNstENvElD

De inbedding in een groter academisch en professioneel kennisveld sluit aan bij de expliciete vraag naar onderzoeksondersteuning in het internationale kunstenveld, zowel bij theaters als festivals. Deze vraag situeert zich steeds vaker op de rand van de disciplinaire theater-, scenografie- en performancegrenzen en vindt aansluiting bij bredere wetenschappelijke en maatschappelijke thema's zoals media, technologie, culturele identiteit, migratie, ecologie, enz. In dit veld stelt de kunstenaar zich almaar meer op als kunstenaar-onderzoeker, of kunstenaar-curator, een vervaging van disciplinaire functies die zeer verschillende werk- en denkattitudes met elkaar confronteert. De a.pass-omgeving geeft in het bijzonder aandacht aan dit transdisciplinaire en transfunctionele denken. Het a.pass opleidingsprogramma verhoudt zich expliciet tot deze vraagstelling door de ontwikkeling van actieve werkformats binnen de context van internationale festivals en/of theaterhuizen. a.pass gaat een samenwerking aan met o.a. het In-Transit festival Berlijn, Kunstenfestivaldesarts, Les Bains, Beursschouwburg, TQW (TanzQuartierWien), TanzFabrik (Berlijn), ... in de context van het opleidingsonderdeel 'internationaal netwerken'. Bij de internationale kunstopleidingen, zowel de formeel erkende als de temporele projectmatige opleidingsinitiatieven zien we op master en post-master niveau een groeiende interesse in de figuur van de artiest-onderzoeker, in transdisciplinaire kennisuitwisseling en in een kritische artistieke leerhouding. Vanuit de sector zelf ontstaan regelmatig initiatieven, vaak genitieerd door kunstenaars zelf, die de band tussen theorie en praktijk willen aantrekken zoals The Temporary Institute (Marten Spangberg), BOCAL (Boris Charmatz), everybodies (collectief), Pa-f (Jan Ritsema). Maar ook binnen de reguliere hogere kunstopleidingen staat de kunstenaar als kritisch, gemancipeerd en transdisciplinair maker en denker centraal. Referentie-opleidingen in dit kader zijn de Jan Van Eyck-academie in Maastricht (kunstenaar als zelfstandig n collectief onderzoeker), DasArts Amsterdam (kunstenaar als transdisciplinaire netwerker), Stockholm University College of Dance (choreograaf als kritisch denker), MACAPD (Master in Contemporary Arts Practice and Dissemination). In de afgelopen tijd werkte a.pass samen met de Universiteit van Antwerpen, RITS, NYU (Andr Lepecki), Maska Ljubljana, Pa-f Reims. Bovendien wordt in beide gevallen ook het gedeelde kennismodel bevraagd: steeds vaker ontwikkelt een artistiek project zich als een mozaek met diverse finaliteiten. Het collectieve werkmodel speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de hedendaagse 'communalities' die de grenzen tussen theorie en praktijk, proces en product, auteurschap en collectieve creatie voortdurend bevragen en herdefiniren. Het is een artistiek model dat in grote mate afhankelijk is van gesitueerde netwerking en van de communicatie- en mediavaardigheden van de spelers. In die zin sluiten de collectieve werkvormen en de internationale netwerking binnen a.pass nauw aan bij een hedendaagse nood, zowel binnen de sector als binnen de kunstopleidingen.

1.2.2 oorsProNG vaN DE EINDtErmEN EN lEErDoElEN

De ontwikkeling van de eindtermen en leerdoelen is in de eerste plaats genspireerd door een analyse van het artistieke en kunsteducatieve veld (1.2.1). Daarnaast relateren deze doelstellingen ook aan een bredere maatschappelijke vraagstelling over kennis en kennisproductie zoals die sinds de jaren '70 is ontwikkeld in het denken over zelf-educatie ('self-education'). Veel van die initiatieven (Freire, online university programs, free knowledge movements, etc...) waren in eerste instantie sterk ideologisch gekleurd. Niettemin zien we vandaag een

23

|

DoElstEllINGEN

exponentile toename van initiatieven die kwalitatief hoogstaande kennis en praktijken ter beschikking stellen van de genteresseerde (zij het niet noodzakelijk 'gekwalificeerde') leergierige. In dit kader ontstond het idee van de 'gemancipeerde' kennisoverdracht (cfr. Le matre Ignorant van Jacques Rancire): kennisoverdracht die niet hirarchisch gekleurd of institutioneel verankerd is. In het denken over zelf-educatie wordt met andere woorden de hirarchische kennisopbouw doorbroken. De 'leraar' beslist niet langer over het chronologische verloop van het leerproces en ook niet hoe het beoogde kennisveld zich verhoudt tot andere kennisvelden. In het transdisciplinaire denkkader zoals dat in a.pass wordt ontwikkeld, staat deze gemancipeerde kunstenaar-onderzoeker centraal: de participant orinteert zichzelf binnen een complex, divers en steeds verder uitdeinend kennisveld waarbinnen de disciplinaire grenzen steeds vaker worden opgeschort. In zijn (praktische en theoretische) kennishonger neemt hij zijn eigen verantwoordelijkheid en laat hij zich niet leiden door een vooropgesteld curriculum maar door zijn eigen onderzoekshonger en creatieve verbeelding. Deze worden genitieerd door het doorbreken, negotiren en hertekenen van disciplinaire kennisgrenzen. Niet alleen binnen de kunsten, maar ook tussen de kunsten en de wetenschappen, maatschappelijke en politieke issues, urbanistische en architecturale projecten etc. Vanuit dit denken ontwikkelt zich in a.pass een werkomgeving die horizontale kennisontwikkeling stimuleert en integreert in het opleidingsprogramma (zie verder). Horizontale kennisoverdracht tussen de participanten onderling vormt een belangrijke drijfveer voor collectief leren en is tegelijkertijd de tegenpool van en de motor voor de ontwikkeling van een hyper-gendividualiseerd onderzoekstraject van de individuele maker-denker.lees in dit verband ook het artikel van Elke van campenhout the veil of Ignorance, opgenomen in bijlage 1.4, dat werd gepubliceerd in Prospero.

a.pass legt in die zin ook expliciet de samenhang bloot tussen de noden van de artistieke sector en de kunsteducatieve instellingen, en een breder maatschappelijk veld waarin die kunstenaar-onderzoeker ook optreedt als burger, consument en individu. Hoe hangt zijn positie als maker samen met zijn (on)verantwoordelijkheid als burger? Wat is de vertaling van burgerlijke (on)gehoorzaamheid in een kunstpraktijk? In welke mate verschilt n attitude van een andere? Hoewel niet altijd gexpliciteerd, vormen deze vragen de horizon voor de ontwikkeling van het kennisontwikkelingsmodel dat a.pass voorstaat en voortdurend blijft bevragen en bijstellen. In die zin staat het idee van kennisoverdracht ook in directe relatie tot het idee van proactieve kennisontwikkeling: een vernieuwend, recyclerend denken en werken dat steeds andere perspectieven opent op het eigen werk en de relatie van dit werk tot een breder maatschappelijk platform.

zer

| apass

{

krItIschE aNalysE

Sterktes: - onderwijsconcept verbindt principes van samenwerking en zelf-organisatie met de doelstellingen van a.pass door centraal stellen van gentegreerde verwerving en uitwisseling van kennis, vaardigheden, houdingen - a.pass vult de transdisciplinaire leemte in in de kennisontwikkeling in hoger kunstenonderwijs aansluitend op de realiteit van het kunstenveld - inbedding van permanente vraagstelling naar wat theoretisch of practicebased onderzoek is en kan zijn in een artistieke onderzoeksomgeving - a.pass opleiding is nationaal en internationaal ingebed in kunsten(onderwijs)veld - a.pass staat garant voor het samengaan van theorie en praktijk - a.pass hanteert een zelfkritische houding die voortdurende bijsturing mogelijk maakt - de ontwikkeling van a.pass tot een autonoom centrum voor kennisontwikkeling, in de vorm van de uitbouw van het onderzoekscentrum a.rc Aandachtspunten: - alertheid voor bekendheid van de doelstellingen a.pass (a.pt, a.s en a.rc) bij de studenten, gastdocenten en andere stakeholders Aanpak - permanente aandacht voor communicatie, zowel van het programma-aanbod, als van de resultaten, met bijzondere aandacht voor de uitbouw van het publicatiebeleid

25

|

DoElstEllINGEN

zer

| apass

programmaonderwerp

2:

programma

In het algemeen kan worden gesteld dat a.pass streeft naar samenhang en evenwicht tussen theorie, artistieke praktijk en technische vaardigheid, en dit telkens op maat van de individuele student. a.pass ontwikkelt in zijn werking een breed, maar tegelijkertijd diepgaand aanbod van theorie en praktijk, in transdisciplinaire workshops, theoretische sessies, lezingen en discussies, waaruit elke individuele participant een traject kan uitbouwen dat is aangepast aan de eigen noden.o p l e i d i n g s p r o g r a m m a a . pa s s - a . p t e n a . s Opleidingsonderdelen: Contact onderwijs(uren/jaar)

Zelfst studietijd(uren/jaar)

Studiebelasting(uren/jaar)

Studiepunten

Percentage

theorie

250

10

17%

tekst- en beeldonderzoek

120

30

150

6

onderzoeksstrategie en -methodologie praktijk

30

70

100 500

4 20 10 8 2 30 50% 34%

workshops (internationale) kennisuitwisseling en netwerken voorstellingen-, tentoonstellingenbezoek onderzoek

175 125

75 75 50

250 200 50 750

theoretisch onderzoek

50

100

150

6

artistiek onderzoek 100 onderzoeksuitwisseling 200 300 12

100

100

200

8

communicatie, presentatie en archivering t o ta a l

25

75

100 1500

4 60 100%

In de praktijk creert a.pass voor de studenten van a.pt en a.s een flexibele leeromgeving die in grote mate afhankelijk is van de keuzes en de inbreng van de participanten. In het opleidingsprogramma vertaalt deze bekommernis zich in een gelijkwaardige verdeling tussen het theorie- en praktijkaanbod (50 percent) en de ontwikkeling van het eigen onderzoek (50 percent). Doctoraatsbegeleiding in a.rc vraagt een uiterst specifieke benadering en volgt een heel eigen logica, waarbij niet kan beantwoord worden aan een vooropgezet curriculum.

27

|

ProGramma

theorie (1/6)

Het theoretische aanbod van a.pass strekt zich uit over verschillende kennisvelden, en is afhankelijk van de noden van de onderzoekers. De teksten, artistieke praktijkvoorbeelden en films die als uitgangspunt dienen voor de discussies situeren zich in het brede veld van culturele kritiek, psychologie, sociologie, filosofie en wetenschappen. We lezen bij voorkeur primaire teksten, eventueel aangevuld met ander bron- of ervaringsmateriaal.DoElstEllINGEN:

Een basis ontwikkelen voor contextualizering, analyse en vergelijking van het eigen werk binnen een breder kader van maatschappelijk, artistiek, ethisch denken, dat het uitgangspunt kan vormen voor de ontwikkeling van nieuwe artistieke onderzoeksstrategien.oPlEIDINGsoNDErDElEN:

-tekst- en beeldonderzoek: in deze sessies worden een bepaald thema, praktijk of maker onderzocht en bediscussieerd, bijvoorbeeld Castellucci en de Wunderkammer, collaborative strategies, performance en re-enactment, the art of over-identification, psychoanalysis for beginners, affect and emotion, the renaissance theatre. -onderzoeksstrategien en - methodologien: in deze groepssessies creren we een gezamelijk denken over de basistermen van de a.pass-omgeving zoals zelf-organisatie, gedeeld onderzoek, artistieke onderzoeksstrategien, auteursrecht.

praktijk (2/6)

Praktijkworkshops en -sessies kunnen zowel van artistieke of praktische aard zijn, en ook dit aanbod is erg gevarieerd en afhankelijk van de noodzaak in de groep.DoElstEllINGEN:

Scheppen van een referentieel kader voor de ontwikkeling van het eigen onderzoek: uitzetten van de limieten van methodes en technieken, strategien, technische instrumentarium, netwerking voor de ontwikkeling van artistiek onderzoek.oPlEIDINGsoNDErDElEN:

-workshops: van kunstenaarsworkshops (o.m. Deufert en Plischke, David Moss, Meg Stuart, Vladimir Miller) tot workshops scenografische ontwerp (Niek Kortekaas, Stefan Heinrich) en technische ondersteuning (o.m. video editing, geluidsmontage, lichtontwerp) -internationale kennisuitwisseling en netwerking: a.pass probeert regelmatig aanwezig te zijn op internationale festivals of conferenties met een eigen project. Deze ervaringen bevorderen de uitwisseling met de internationale kunstengemeenschap en verhogen de zichtbaarheid van a.pass als onderzoeksomgeving (o.m. kunstenfestivaldesart, In-Transit festival Berlijn, Plymouth Arts Centre performance conferentie) -voorstellings- en tentoonstellingsbezoek

zer

| apass

onderzoek (3/6)

Het eigen onderzoek is de basis van de hele opleiding en omvat zowel een theoretisch als een praktisch deel.DoElstEllINGEN:

Stimuleren van de participant in zijn rol als zelfstandig, kritisch onderzoeker. Het is zeer belangrijk dat hij zijn eigen onderzoekscurriculum vanuit zijn eigen onderzoekstraject organiseert, en dat hij de ontwikkeling van dit onderzoeksproject ook steeds als maatstaf blijft hanteren voor de kritische evaluatie en bijsturing van zijn traject. Opmaken van een portfolio.oPlEIDINGsoNDErDElEN:

-theoretisch: tekst- en beeldonderzoek gerelateerd aan de eigen onderzoeksvraag -praktisch: ontwikkelen van artistieke methodologien van onderzoek -onderzoeksuitwisseling: mentoring, delen van de onderzoeksmethodes en -voortgang met collega-onderzoekers of een bredere groep genteresseerden -communicatie, presentatie en archivering: tussentijdse presentaties onderzoeksresultaten aan het eind van elk blok, voorbereiding eindpresentatie, portfolio, bijeenbrengen onderzoeksresultaten op website, confrontatie met het publiek en juryfinaliteit a.pt en a.s

Hoewel het a.pass traject wordt gedeeld door zowel a.pt en a.s participanten, hebben beide richtingen een verschillende finaliteit. Waar a.pt zich toelegt op het onderzoek naar de performatieve actie, is het uitgangspunt van het onderzoek in a.s het denken over de performatieve ruimte. a.pt bakent haar onderzoeksdomein af als een onderzoek naar het performatieve (performativity), een term ontleend aan Austins speech act theorie en Judith Butlers vertaling hiervan naar het performanceveld. Het performatieve als datgene of dat moment waarop iets in beweging wordt gezet in een specifieke context, waarop er een moment wordt gemarkeerd door de potentie van verandering, waarin een woord, een actie, een beslissing of een concept een mogelijke verschuiving initieert in de perceptie of de structuur van de situatie. Performativiteit is in die zin niet beperkt tot het artistieke performance veld. Het is een term die zowel gangbaar is binnen management en wetenschappelijk onderzoek, als in technologie en ecologie. a.pt moedigt zijn onderzoekers aan om de term zo elastisch mogelijk te interpreteren, en een onderzoek te ontwikkelen dat zich niet opsluit in het (historische) perspectief van de performance of podiumkunsten, maar deze oprekt tot zijn meest verrassende consequenties. Niet alleen op het vlak van wat wordt onderzocht, maar meer nog, op het vlak van mogelijke verschuivingen van het methodologische apparaat van het ene veld naar het andere. a.s De inclusieve definitie van de scenografische ruimte als een (tijdelijke) ruimtelijke organisatie in functie van een performatieve activiteit (van performer en/ of publiek) is een open uitnodiging om het begrip scenografie telkens opnieuw te bevragen en te herdefiniren. Onderzoeksprojecten in a.s zijn erg verschillend en gaan van de scenografie in de context van theater en dans in de schouwburg tot interventies in de publieke ruimte gericht op toevallige passanten. De rol van een scnebeeld als vertellende instantie in een theatervoorstelling, de stad als een perfomatieve ruimte-organisatie, de controle van de first gaze in de publieke ruimte, de illusie van de huiselijkheid zijn bvb de onderwerpen van onderzoeken in a.s gevoerd. Workshops worden georganiseerd in functie van die verschillende onderzoeksprojecten.

aangezien het programma buiten de generieke opleidingsonderdelen theorie, Praktijk en onderzoek - geen concrete vakinvulling heeft, zullen we op dit punt volstaan met de bijlage 2.1 die de workshops, reading sessions en andere activiteiten in 2008 en 2009 beschrijft. Deze geven een duidelijk beeld van het aanbod dat per blok wordt georganiseerd, het internationale karakter van de bijdragen, en de kwaliteit van de lesgevers. Deze overzichten, in combinatie met de beschrijvende commentaren in de volgende facetten van onderwerp 2. Programma vervangen de verplichte bijlagen met beschrijving opleidingsonderdelen in tabelvorm.

29

|

ProGramma

Naast een wisselend theoretisch en artistiek aanbod, is de aandacht voor disciplinaire vaardigheden gelinkt aan het onderzoek een constant aandachtspunt (zoals licht, de akoestische ruimte, perspectiefwerking, enz). Aan de hand van een gerichte keuze uit het gedeelde workshopaanbod van a.s en a.pt kan de a.s student zijn eigen scenografisch onderzoekstraject optimaal ondersteunen.

fa c e t 2 . 1 s a m e n h a n g i n h e t p r o g r a m m a

2.1.1 PrINcIPE vaN samENhaNG

De opleiding kent een grote mate van samenhang, en dit is een logisch gevolg van de gehanteerde doelstellingen. Die samenhang, die in de praktijk gerealiseerd wordt door de specifieke organizatie van het (individuele en collectieve) leerproces, maakt een gesoleerde detailbeschrijving van de opleidingsonderdelen niet alleen moeilijk vast te leggen maar zelfs contraproductief. In de eerste plaats omdat het collectieve aanbod zo expliciet afhankelijk is van de noden van de individuele researcher. Het opmaken van een gemiddelde voor-onderstelling van hun specifieke vragen is niet mogelijk en ondergraaft binnen het opzet van ons onderzoekskader (zie ook bijlage: artistiek onderzoek in a.pass) de gewenste permanente maakbaarheid van het opleidingsprogramma en de doorstroming tussen de onderscheiden opleidingsonderdelen. De grove onderverdeling in theorie, praktijk en onderzoek is een arbitrair, zij het berekend, onderscheid dat richtinggevend is voor het evenwicht dat wordt nagestreefd. De verdere subopdeling is een handleiding voor de uitbouw van het rele programma. Immers, elke aangeboden activiteit (workshop, reading session, bezoek aan voorstelling) is een dwarsdoorsnede van het volledige programma en staat in dienst van de doelstellingen, de impliciete eindcompetenties en de gexpliciteerde onderzoeksvragen van de participanten. Maar er is een tweede argument, dat deze moeilijkheid om de onderdelen geisoleerd te benaderen misschien nog scherper stelt, en dat zich situeert op vlak van de organische logica van het programma zoals dit zich aandient doorheen de gehanteerde formats in het aanbod. Heel vaak vloeit uit het ene onderwijsformat het andere voort en vinden nieuwe formats hun oorsprong in de manier van werken met de studenten waardoor bvb. vanuit een praktische sessie, en de vragen die daarin worden opgeroepen, de nood ontstaat om een theoretische workshop te organiseren*. Of waardoor uit de ontmoeting met een mentor de nood groeit aan een samenwerking die de reguliere mentoring overstijgt en zich dan verplaatst naar een andere werkomgeving (zoals met mentor Nicolas Y Galeazzi: twee doorgezette samenwerkingen met participanten in diens studio in Berlijn). Aangezien a.pass er niet op voorhand van uitgaat wat de participanten dienen te weten, maar enkel welke competenties en doelstellingen zij dienen te ontwikkelen, en aangezien wij er van uitgaan dat deze doelstellingen nauw verbonden zijn met hun statuut als zelfstandig, kritisch en creatieve onderzoeker, ligt de logica van de ontwikkeling van de opleidingsonderdelen veeleer in de dagelijkse, flexibele en uiterst attentieve werking van de a.pass groep (zowel participanten als mentoren en lesgevers als coordinatoren, productie en administratie), dan in een strak gekaderd en afgelijnd plan van geformatteerde opleidingsonderdelen. Met andere woorden: a.pass hanteert geen vooropgezet opleidingsonderdelenplan, maar suggereert aanknopingspunten die de samenhang in alle mogelijke verhoudingen kunnen tonen. In praktijk zijn de meeste workshops nooit zuiver op een opleidingsonderdeel gericht maar confronteren zij bewust theoretische en practische aspecten, onderzoeken zij manieren van kennisuitwisseling en monden soms uit in kleine toonmomenten. In het concrete voorbeeld in 2.1.3 wordt dit duidelijk.

* zo kwam tijdens de workshop city of Illusions (februari 2010) uit de discussies naar voor dat een workshop over queer theorie zeer welkom zou zijn. In het daaropvolgende blok wordt deze workshop georganizeerd in samenwerking met n van de gasten van de city, wiens onderzoeksdomein dit is.

zer

| apass

2.1.2 mENtorING als BINDmIDDEl

De samenhang in het individuele traject wordt in grote mate bepaald door de voortdurende dialoog tussen de participant en zijn mentoren, zowel de dedicated mentoren, die zij verschillende keren in hun traject ontmoeten, als de opleidingscordinatoren, die elk traject op de voet volgen. Deze laatsten zijn bij uitstek verantwoordelijk voor de uitbouw van een kwalitatief onderzoekstraject dat persoonlijke en collectieve keuzes verenigt en de wederzijdse benvloeding van theorie en praktijk centraal stelt. Doorheen de mentoringsessies wordt het organische potentieel van de opbouw van het gezamelijke n individuele parcours gerealiseerd: door de voortdurende aandacht voor mogelijke connecties, voor topics die voor meerdere participanten interessant kunnen zijn, voor sprekers, nmalig uitgenodigd, die in hun functioneren een uitgelezen partner blijken. Deze organische ontwikkeling en de attentieve attitude die hieraan ten grondslag ligt, zijn onontbeerlijk. a.pass heeft alle nood aan het flexibele, genereuze en kortetermijn-beslissingskader zoals we dat nu in onze dagelijkse werking hanteren. De mentoring maakt dat mogelijk.

2.1.3 casE stuDy

--- Vladimir Millers City of Listening (juli 2009) --City of Listening voerde een onderzoek naar de stad als model voor de betrokkenheid van de toeschouwer in een performatieve ruimte. De verbinding tussen de status van de toeschouwer en vragen omtrent kennisoverdracht lag aan de basis van de structuur van de workshop als een ruimte voor kennisproductie. Eerst werd er gefocust op de politieke aspecten van ruimte-organisatie en het fenomenologische kader van de ruimte-ervaring van de toeschouwer. De drie sleutelteksten waren The Practice of Everyday Life by de Certeau, Curtis essay over de Incomprehensible Space and Jacques Rancires The Emancipated Spectator. De Certeau stelt een politiek onderscheid voor tussen individuele tactieken en het strategisch gebruik van de publieke ruimte. Uitgaand van de strategische machtspositie van de scenograaf, ontstond er een analogie tussen de stad en de scenografische ruimte die een discussie over de tactieken en trajecten mogelijk maakte. Rancire stelt een derde voor als de bemiddelende instantie tussen de performer en de toeschouwer zoals hij dat eerder deed met de meester en de leerling. Deze driehoeksrelatie laat toe dat het publiek en de performers zich op een gelijkwaardig niveau kunnen verhouden tot de performance. Het model van de stad was die derde in dit kennisproductiesysteem: een ruimte voor studie en onderzoek waar ieder evenwaardig en op zijn eigen voorwaarden kon produceren. Het onderzoeksthema was geluid & luisteren. Hoe een ruimte om te luisteren vorm geven die de luisteraar en toeschouwer bewegingsvrijheid geeft? Een violiniste creerde een continue aanwezigheid van geluid in de stad. De lege theaterruimte van WPzimmer ontwikkelde zich, zonder vooropgezet plan of onderverdeling, tot een luisterstad met verschillende huizen : de individuele locaties van het geluidsonderzoek van de participanten. Alle elementen van de luisterstad - gedeelde ruimte, priv-ruimte, de kerk/bibliotheek (als materialisatie van de kennisoverdracht), een centraal plein -ontstonden vanuit een evidente, want noodzakelijke, negotiatie. Ook de relatie leraar - student werd een driehoeksrelatie door de stadsmetafoor. De participanten als stadsbewoners en buitenstaanders als toeristen of bezoekers. Uitnodiging, gastvrijheid (of haar afwezigheid) maar ook partys, vermaak, storytelling en toespraken in de kerk/bibliotheek werden de familiaire aankle-

31

|

ProGramma

ding van anders onuitgesproken vormen van kennisuitwisseling. Deze vormen werden ze zichtbaar en bevraagbaar. Deze opstelling elimineerde het dualisme van onderwijzen leren en van passieve toeschouwer deelnemer. Iedereen kwam de stad binnen als toerist en verwierf kennis over de City of Listening, over het onderzoek. Theorie, praxis, uitwisseling en communicatie zijn zo niet van elkaar te onderscheiden (net zo min als leraars en studenten).

2.1.4 horIZoNtalE EN vErtIcalE samENhaNG

Horizontale samenhang - Het bloksysteem maakt een drieledige indeling van het onderzoekstraject mogelijk. Aan de ene kant laat deze organisatievorm een voortdurende instroom van nieuwe participanten toe (drie maal per jaar) zodat de kansen op vruchtbare en inspirerende ontmoetingen en samenwerking worden bevorderd en geprikkeld. Het bloksysteem creert ook een natuurlijk ritme in de ontwikkeling van het eigen onderzoek in drie fases: scherpstellen van de individuele vraagstelling (blok 1), inbedding van deze vraagstelling binnen een bredere artistiek-intellectuele context (blok 2), uitwerking van de vraagstelling (blok 3). Dit model resulteert in een natuurlijke ontwikkeling doorheen het werkjaar, waarin tijdens het eerste blok meer aandacht uitgaat naar de collectieve workshops (vaak meer dan twee), en in het derde blok de concentratie toegespitst wordt op de afwerking van het eigen onderzoek. Natuurlijk is het onderzoek van elke participant verschillend en kunnen trajecten anders verlopen.

Verticale samenhang - In relatie tot de horizontale samenhang maakt de drieledige indeling het de participanten ook mogelijk om hun positie doorheen het verloop van de opleiding te herzien: de opgedane kennis van het eigen onderzoek kan in een tweede of derde blok transformeren tot een workshop of een theoretische sessie binnen het curriculum. De persoonlijke interesse vertaalt zich in een item in het volgende blokaanbod. De theoretische sessies kunnen aanzet geven tot een artistieke praktijk of experiment. De collectieve sessies rond onderzoek of samenwerking hebben een directe invloed op de ontwikkeling van het eigen traject of de theoretische interesse die zich bij de participanten ontwikkelt. In die zin is de korte-termijn planning van de a.pass leeromgeving de belangrijkste motor voor de ontwikkeling van een horizontale samenhang in het programma

{zer

krItIschE aNalysE

Sterkte - a.pass zorgt voor een sterke inhoudelijke en organisatorische samenhang in het aanbod voor de studenten en realiseert die samenhang voor en samen met de studenten

| apass

facet 2.2 relatie doelstellingen en inhoud van het programma

2.2.1 DoElstEllINGEN BIj hEt a.Pass oPlEIDINGsProGramma

De doelstellingen bij het opleidingsprogramma van de a.pass opleidingen zijn: Onderzoeksgericht programma - Onderzoek is de belangrijkste bouwsteen van de opleiding. Het individuele onderzoek van de participanten is het uitgangspunt en het eindpunt van het hele curriculum. Mentoren en workshopbegeleiders worden uitgenodigd in functie van de gemeenschappelijke en/of individuele onderzoeksvragen van de participanten. Het is bijgevolg erg belangrijk voor a.pass om artistiek onderzoek als metaonderzoek voor de opleiding te ontwikkelen. Centrale vragen binnen het programma zijn dan ook: wat is artistiek onderzoek? wat zijn de criteria voor artistiek onderzoek? wat is een artistieke methodologie? hoe ontwikkel ik artistieke instrumenten en strategien? En belangrijker nog: wat kan artistiek onderzoek nog zijn? Samenwerkend leren - Collectieve modellen van kennisontwikkeling en samenwerking zijn zeer belangrijk in het model, zowel in het individuele onderzoek dat op regelmatige tijdstippen met de groep moet worden gedeeld, als in de collectieve workshops en theoretische sessies. De impuls tot het ontstaan van deze samenwerkingen zit ingebed in de collectieve momenten (workshops, discussies) die in de opleiding worden voorzien: we moedigen participanten aan om hun stem te ontwikkelen, om zich te profileren en positioneren. Zo vormen zich vanzelf allianties, worden vragen uitgewisseld, worden deelprojecten georganiseerd. Ook het mentoringsysteem en de mogelijkheid om mentoringgeld te delen, zodat de individuele kost om een mentor uit te nodigen vermindert, is een aansporing tot gedeeld denken en werken. Het is belangrijk dat deze samenwerkingen ontstaan vanuit individuele noodzaak en interesse, en niet vanuit een georganiseerde verplichting. We gaan niet op zoek naar effectieve collectieve onderzoeksresultaten, maar naar affectieve banden die het onderzoek kunnen verrijken en ondersteunen. a.pass ziet het bijgevolg vooral als haar vrantwoordelijkheid om een omgeving te creren die dit soort ontmoetingen mogelijk maakt en optimaliseert, en niet als een verplichting binnen het curriculum. a.pass draait op een groep van variabele grootte: de samenwerkingen die wij aanmoedigen, kunnen ontstaan in kleine groepen of met de hele groep, en situeren zich op verschillende niveaus. Zo kan bijvoorbeeld de ene participant dramaturg worden voor het project van de ander, kan de ene onderzoeker een groepje performers gebruiken binnen zijn werk, of organiseren verschillende participanten samen een workshop. In de publicaties is zon samenwerking duidelijk in de inbreng van de participanten in het onderzoek. Nadruk op kritische reflectie - In de uitbouw van het leerplan neemt persoonlijke reflectie een centrale rol in. Langs de ene kant vormen theoretische verdieping, discussie en reflectie het geraamte van bijna alle aangeboden workshops en gedeelde sessies, ook diegenen die op het eerste zicht een meer praktisch karakter hebben. Maar in het persoonlijke traject van de participanten wordt een zelfkritische, intellectueel verantwoordelijke en bewuste denkhouding voortdurend aangemoedigd en bijgestuurd, zowel door de cordinatoren als door mentoren. Voor ons is een reflectieve houding het sine qua non voor de artistieke onderzoeker die zich niet enkel dient te verhouden tot de artistieke sector die hem omringt, maar meer nog tot een complexe, maatschappelijke werkelijkheid, die hem voor zijn verantwoordelijkheid stelt en hem hiertoe instrumenten aanreikt vanuit de wetenschappen, sociologie, filosofie, astronomie, enz.

33

|

ProGramma

Zelfsturing - Zoals hierboven reeds geduid, is zelf-organisatie de belangrijkste drijfveer binnen onze opleiding. Deze werkvorm wordt gehanteerd op verschillende niveaus: -in de keuze van het curriculum -in de organisatie van het persoonlijke onderzoek -in de organisatie van het collaboratieve onderzoek a.pass legt er evenwel de nadruk op dat het zelf-geregulariseerde parcours ten allen tijde wordt opgevolgd en bekritiseerd (in de positieve betekenis: ondersteuning in het maken van onderscheid) door cordinatoren en mentoren. Onze vorm van zelf-organisatie resulteert dus in een flexibel, op maat van de participant samengesteld curriculum, en in diverse vormen van samenwerking op alle niveaus.

2.2.2 INDIvIDuElE INhouDElIjkE samENstEllING currIculum

In de ontwikkeling van a.pass is duidelijk geworden dat het evenwicht tussen het individuele onderzoek en het collectieve aanbod precair is. Van een vast curriculum, gedeeld door alle participanten, is a.pass dan ook gevolueerd naar een modulair systeem, dat een verschuiving in dynamiek doorheen de blokken mogelijk maakt. Praktisch gezien wil dit zeggen dat participanten per blok van 3 maanden ten minste de begin-en eindweek aanwezig dienen te zijn, plus ten minste twee workshops uit het aanbod kiezen; - de begin- en eindweek worden collectief georganiseerd voor de volledige groep. Op deze momenten wordt nagedacht over de basisprincipes van zelforganisatie en samenwerking, zoals die binnen de opleiding (kunnen) worden gehanteerd. - daarnaast stelt de participant een eigen traject samen uit het aanbod van a.pass (dat ten dele is ge-corganiseerd door de participanten zelf). Het aanbodgestuurd deel van het curriculum is voor iedere student anders, aangezien een participant uit het activiteitenaanbod (10 tot 15 workshops per blok) een eigen keuze kan maken van minimum twee activiteiten per blok. Hiertoe behoort ook de georganiseerde mentoring door dedicated mentors, gekozen door de opleidingscordinatoren. - de rest van het opleidingsprogramma is gereserveerd voor de uitbouw van het individuele onderzoek, mentoring, en de zelf-organisatie van modellen om het eigen onderzoek met een grotere groep te delen. Met andere woorden, de helft van het curriculum (50 procent) is self-organised. Hierin speelt de keuze van de persoonlijke mentoren, zoals het individueel mentoring systeem het toelaat een belangrijke rol. Participanten hebben een individueel budget ter beschikking dat kan worden gespendeerd aan het aankopen van occasionele mentoren, die hen kunnen helpen bij het ontwikkelen van een specifieke vraagstelling (van theoretische, praktische of artistieke aard). Hier is het belangrijk voor de participanten en de cordinatoren om erover te waken dat deze mentoring aansluit bij de doelstellingen van het persoonlijke onderzoek, en de algemene doelstellingen van de opleiding. a.pt en a.s-participanten ontwikkelen hierbij hun traject binnen de specifieke finaliteiten van hun keuzerichting. Bij a.rc-participanten in de doctoraatsbegeleiding wordt deze self-organized component uiteraard nog belangrijker, en wordt de keuze van de gasten een potentile motor voor de uitbouw van het reguliere programma.

zer

| apass

{

krItIschE aNalysE

Sterktes: De sterktes van het a.pass opleidingsprogramma situeren zich op volgende vlakken > de toolbox van het opleidingsprogramma is een stimulans voor self-organisation en collaboration >het opleidingsprogramma biedt een raamwerk voor transdisciplinaire kennisontwikkeling > het opleidingsprogramma is een samenhangend geheel en garandeert het samengaan van theorie en praktijk >het opleidingsprogramma is flexibel en voortdurend bij te sturen, en laat alle ruimte aan initiatief van de participanten zelf > het opleidingsprogramma is nationaal en internationaal ingebed in het artistieke en kunsteducatieve veld en faciliteert ad hoc samenwerkingsverbanden met artistieke en academische partners Aandachtspunten: - in individuele curriculum erover waken dat elke participant gemiddeld over de drie blokken e