+ All Categories
Home > Documents > Het ontstaan van de Bijbelgordel

Het ontstaan van de Bijbelgordel

Date post: 26-Feb-2023
Category:
Upload: radboud
View: 0 times
Download: 0 times
Share this document with a friend
16
Het ontstaan van de Bijbelgordel 3049078 Leon Korteweg Bachelorscriptie Geschiedenis Begeleider: Dhr. Brabers
Transcript

Het ontstaan van de Bijbelgordel

3049078 Leon Korteweg Bachelorscriptie Geschiedenis Begeleider: Dhr. Brabers

2

Inhoud Inhoud ........................................................................................... Ошибка! Закладка не определена.

Inleiding ..................................................................................... Ошибка! Закладка не определена.

Definities.................................................................................... Ошибка! Закладка не определена.

Hypothesen en discussies omtrent het ontstaan van de Bijbelgordel ............. Ошибка! Закладка не

определена.

Conclusies .................................................................................. Ошибка! Закладка не определена.

Literatuurlijst ............................................................................. Ошибка! Закладка не определена.

Inleiding ................................................................................................................................................... 3

Definities.................................................................................................................................................. 4

Wat is de Bijbelgordel? ........................................................................................................................ 4

Bestaat de Bijbelgordel wel? ............................................................................................................... 5

Hypothesen en discussies omtrent het ontstaan van de Bijbelgordel .................................................... 6

Knippenbergs uitgangspunt (1988-92): Protestantenband ontstond door haar begrenzing ............. 6

Fruins eerste verkenningen (1901): waardige en onwaarde priesters ............................................... 7

De Geyl-these (1930): de zuidgrens ontstond door geweld ............................................................... 7

Kruijt (1947): Geyl heeft in grote lijnen gelijk ..................................................................................... 8

Van der Meiden (1968): zware dominees maken zware kerken......................................................... 9

Van Rooden (1996): nabijheid tot frontlinie (zuid), predikant vormt gemeente (noord) ................... 9

Spaans (2001): Nijkerkse Beroeringen niet de oorsprong van de Bijbelgordel ................................ 10

Oosterbeek (2006): Knippenberg versus Van Rooden ...................................................................... 10

Snel (2007): maak onderscheid tussen Refoband en Protestantenband .......................................... 11

Van Lieburg (2009): secularisering maakte Bijbelgordel zichtbaar ................................................... 13

VU-onderzoek o.l.v. Van Lieburg (2013): recente antimoderne tegencultuur? ............................... 14

Conclusies .............................................................................................................................................. 14

Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 15

Afbeeldingverantwoording: .............................................................................................................. 16

3

Inleiding De Bijbelgordel of Biblebelt1 is een inmiddels bekend begrip voor een streek in Nederland waar betrekkelijk veel orthodox-protestantse christenen wonen, die dagelijks proberen en/of zeggen zo strikt mogelijk te leven volgens de Bijbel, het heilige boek van het christendom. Deze overwegend landelijke streek, die loopt van de Zeeuwse eilanden tot de Kop van Overijssel, bevat dorpen wier naam onlosmakelijk verbonden is met een streng-christelijk imago, zoals Staphorst, Urk en Nijkerk. In de 21e eeuw vragen vele Nederlanders zich af hoe het toch kan dat hier het geloof nog zo sterk staat, en waarom deze contreien niet meegaan in de secularisering die elders in het land zulke ingrijpende veranderingen teweegbrengt. Om dat te begrijpen zullen we het volgende moeten achterhalen: wanneer en hoe is de Bijbelgordel in Nederland ontstaan als religieus-geografisch verschijnsel? Waarom is men juist in deze streek in Nederland overwegend orthodox-protestants (gereformeerd), terwijl men ten noorden en westen daarvan overwegend vrijzinnig protestants (hervormd) en ten oosten en zuiden daarvan overwegend rooms-katholiek was, en sinds de 2e helft van de 20e eeuw in toenemende mate aan weerszijden van de Bijbelgordel overwegend onkerkelijk? De ontstaansperiode en bijbehorende omstandigheden zijn cruciaal om ieder sociologisch verschijnsel te begrijpen. Toen ik jaren geleden voor het eerst over het ontstaan van de Bijbelgordel hoorde,2 werd gesteld dat dit te maken had met het frontverloop tijdens de Tachtigjarige Oorlog, maar later las ik andere verklaringen, zoals dat dit voortvloeide uit de Nadere Reformatie in de 17e eeuw, met de landelijke opwekkingsbeweging die halverwege de 18e eeuw begon met de Nijkerkse Beroeringen, met de Afscheiding van 1834, met de verzuiling eind 19e en begin 20e eeuw (en de oprichting van de Staatkundig-Gereformeerde Partij) of juist met de ontzuiling vanaf het midden van de 20e eeuw. Wanneer was het nou? Uiteraard onderkent de historicus dat een woord als ‘Bijbelgordel’ een constructie is om iets te beschrijven, dat eenheid schept waar die niet bestaat en vrijwel altijd taalkundige en chronologische problemen oplevert. Vooral omdat het een modern woord is, kan het zoeken van de oorsprong allerlei anachronismen met zich meebrengen. Het idee dat er een specifiek jaartal als beginpunt kan worden aangewezen is een illusie die ik daarom meteen van de hand kon doen. Maar dat de oorsprong van de Bijbelgordel kan worden getraceerd tot één of een paar decennia vond ik persoonlijk wel aannemelijk. Of deze gedachte naïef was zou gaandeweg het onderzoek moeten blijken, in welk geval de conclusie kon zijn dat de Bijbelgordel avant la lettre over de loop van een heleboel decennia, zo niet eeuwen zich heeft gevormd. Ik hield er rekening mee dat de geschiedenis van de Bijbelgordel zo ver terug zou kunnen gaan als dat er protestanten bestaan, wat ons naar het jaartal 1517 leidt. Aangezien de Bijbelgordel vandaag de dag nog steeds bestaat, zou dit een onderzoeksperiode van bijna vijf eeuwen opleveren, en dat is voor een bachelorscirptie te veel. Daarom heb ik mij beperkt tot een literatuuronderzoek naar wat er de afgelopen decennia is geschreven over het ontstaan van de Bijbelgordel sinds dat woord is uitgevonden om dit religieus-geografische fenomeen te beschrijven, en mijn onderzoeksveld zal dan lopen van 1517 tot het jaar waarin het woord ‘Bijbelgordel’ (of Biblebelt/Bible Belt in een duidelijk Nederlandse context) is gebruikt, omdat dit voor mij aangaf dat het als verschijnsel werd herkend. Mijn eerste stap was dus om de oorsprong van het woord Bijbelgordel te achterhalen vanaf het

1 Media, encyclopedieën en onderzoekers die ik in deze scriptie zal aanhalen gebruiken de spellingen Bijbelgordel en

bijbelgordel (of vernederlandsingen van Bible Belt) door elkaar heen wegens een decennialang gebrek aan een officiële spelling van het woord (hetgeen vaak voorkomt bij neologismen). Inmiddels zijn de woorden Bijbelgordel en Biblebelt opgenomen in de grote Van Dale, met een hoofdletter dus (n.a.v. navraag bij Taaladvies op 2 mei 2013). Ik zal voortaan Bijbelgordel schrijven en alleen een kleine letter b (of de woorden Bible en belt los) als ik anderen citeer. 2 Ik weet niet zeker meer of dit tijdens een college Nederlandse geschiedenis of Geschiedenis van het Nederlands

Katholicisme was, of dat ik het ergens las, wellicht in een CBS- of SCP-onderzoeksrapport over religieuze ontwikkelingen.

4

ogenblik dat het gebruikt wordt om de orthodox-protestantse streek van Nederland te beschrijven. De volgende stap was om te bekijken hoe men het sindsdien definieerde en of de definiëring omstreden is en zo ja waarom. Ten slotte was mijn laatste stap om het onderlinge debat bloot te leggen over hypothesen aangaande het ontstaan van de Bijbelgordel; wat wordt waarschijnlijk gevonden, wat minder waarschijnlijk, en welk bewijsmateriaal bestaat ervoor. Dit resulteert dan in een status quaestionis.

Definities

Wat is de Bijbelgordel?

Laten we het begrip eerst historiseren, oftewel de etymologie ervan nagaan. Ons woord Bijbelgordel is een vertaling van het Amerikaanse begrip Bible Belt, wat ook wel wordt vernederlandst als Biblebelt. Het werd in 1924 door de journalist H.L. Mencken gemunt3 (en in 1927 als zodanig door hem geclaimd4) in de aanloop naar de beruchte Scopes-proces.5 Maar wie gebruikte het begrip of een equivalent wanneer voor het eerst in Nederlandse context? Als Trouw-abonnee heb ik toegang tot het digitaal archief, waarin ik als oudste zoekresultaat voor ‘bijbelgordel’ (04-01-1992) het woord in Amerikaanse context vond6, maar de op één na oudste hit (28-04-1992) was: “Bestudering van [de religieuze] kaart leert ons dat godsdienstig en kerkelijk Nederland in drie gebieden verdeeld kan worden. Het eerste gebied wordt gevormd door een strook die loopt van de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden, via de Waarden en de Utrechtse heuvelrug, over de Veluwe tot in Overijssel toe. Dit gebied wordt door Knippenberg de protestantenband genoemd; we kunnen het ook de bijbelgordel noemen. De orthodoxe protestanten, en met name de orthodox-hervormden, domineren in deze streek. Het gebied ten zuiden hiervan is overwegend rooms-katholiek en het gebied ten noorden ervan sterk vrijzinnigproestant [sic] of buiten-kerkelijk.”7 [nadruk door mij]

Dit vertelde mij twee dingen: in 1992 was Bijbelgordel8 nog geen gangbaar woord (de twee andere keren dat het woord in het artikel genoemd wordt is het zelfs met aanhalingstekens, wat aangeeft dat het begrip nog niet geheel is ingeburgerd), en dat sociaal-geograaf Hans Knippenberg het voordien al eens de ‘protestantenband’ had genoemd. Helaas ging het archief van Trouw niet verder terug dan 1992, dus moest ik verder zoeken. PiCarta levert nog één oudere artikeltitel, uit 1991: Het CDA schrikt van klappen in 'bijbelgordel'. Opnieuw met aanhalingstekens, weer een signaal dat het begrip wellicht net zijn intrede in Nederlandse context aan het doen was. Het woord ‘Biblebelt’ (Nederlandse spelling van het Amerikaanse begrip) deed zijn intrede kennelijk pas later: PiCarta’s zoekresultaten zijn allemaal 21e-eeuws, die van Trouw stammen uiterlijk uit 1996.9 Een zoekopdracht in PiCarta levert een artikel van Knippenberg uit 1989 op; een zoekopdracht van Google Boeken stelt dat Knippenberg het voor het eerst gebruikte in zijn bekende werk met Ben de Pater, De eenwording van Nederland (1988). Naar alle waarschijnlijkheid heeft Knippenberg het woord protestantenband zelf uitgevonden, gepubliceerd in 1988, 1989 en 1992, waarop in onder meer Trouw werd

3F. R. Shapiro (ed.). Yale Book of Quotations. Yale University Press (2006). ISBN 978-0-300-10798-2.

4 Brief van H. L. Mencken aan Charles Green Shaw, 2 december 1927 . Charles Green Shaw papers, Archives of American

Art, Smithsonian Institution. 5 In het Scopes-proces (1925-6) werd besloten dat de evolutietheorie niet in de staat Tennessee mocht worden

onderwezen, omdat deze het Bijbelse scheppingsverhaal en daarmee het christelijk geloof zou ondermijnen. Mencken (een atheïst) liet zijn afkeer blijken door Tennessee te scharen in een keten van zuidelijke staten die, in tegenstelling tot elders in het land, nog steeds strikt de Bijbel volgden en daarmee een ‘Bible Belt’ vormden. 6 ‘Ook binnen het christendom is er een duidelijk verschil tussen de aanhangers van een confessionele politieke partij en de

extremistische stromingen zoals die voorkomen in de VS in wat daar de 'Bijbelgordel' heet.’ Islamitische confessionelen. Trouw 04-01-1992. 7 Samen op Weg: de juiste koers? Trouw 28-04-1992 8 Voor spelling zie voetnoot 1.

9 Van der Vlies positief over hergroepering zuil Trouw 27-06-1996

5

gereageerd door het Amerikaanse begrip Bible Belt (letterlijk) te vertalen naar de Nederlandse situatie. Het woord protestantenband komt verder vrij veel voor in de academische literatuur, maar buiten academische kringen is Knippenbergs begrip kennelijk niet aangeslagen en geeft men de voorkeur aan Bijbelgordel of Biblebelt. Omdat Knippenberg en De Pater in 1988 de eersten zijn die het orthodox-protestantse geografische verschijnsel in Nederland een naam lijken te geven, nam ik voorlopig 1988 als uitgangspunt voor mijn onderzoek. Alleen al het opzoeken hiervan had mij veel bruikbare artikelen en boeken opgeleverd. Het lijkt erop dat religiehistoricus Fred van Lieburg, medeauteur van ons handboek Nederlandse Religieschiedenis (2006), momenteel de Bijbelgordel het meest onderzoekt. Jan Dirk Snel onderscheidt de Bijbelgordel, die hij alternatief ‘Refoband’ of ‘Refogordel’ noemt, echter van de protestantenband.

Bestaat de Bijbelgordel wel?

Zoals reeds aangegeven in mijn inleiding is een begrip als Bijbelgordel natuurlijk een constructie om een verschijnsel in te vatten; dit levert altijd problemen op. Om te beginnen: welke criteria hanteer je bij het definiëren van de Bijbelgordel? Een moderne manier om de streek te visualiseren is door haar gelijk te stellen aan het woongebied van het SGP-electoraat, zoals bijvoorbeeld Wikipedia doet sinds het lemma op 26 april 2003 is aangemaakt,10 sinds 22 juli 2010 voorzien van het plaatje hieronder van de Tweede Kamerverkiezingsuitslag van de SGP van 9 juni 2010.11

Hier is alvast een vrij duidelijke ‘band’ zichtbaar die ruwweg samenvalt met hoe de Bijbelgordel/‘protestantenband’ werd gedefinieerd door Knippenberg en Trouw. Het levert echter ook problemen op: het is geen aaneengesloten keten met allemaal even sterke SGP-aanhang, en exclaves als Damwoude, Rijssen, Urk, Marken en Katwijk liggen opvallend ver buiten de as Westkapelle-Staphorst. Ten tweede kan men betwijfelen of gereformeerd en SGP (ondanks dat de ‘G’ voor ‘Gereformeerd’ staat) wel zo nauw samenvallen; onderzoeken tonen aan dat gereformeerde kiezers ook vaak op de ChristenUnie,12 het CDA of recentelijk de PVV stemmen, en het SGP-electoraat is natuurlijk zelf ook niet per se 100% gereformeerd. Ten derde stuit het nemen van de SGP als graadmeter op bezwaar omdat die gegevens

niet verder teruggaan dan 1918 toen de partij werd opgericht. Toch was dit ook het advies dat Knippenberg en Peter van Rooden aan Willem Oosterbeek gaven om zijn route door de Bijbelgordel uit te stippelen waarover hij in 2006 zijn reisverslag maakte.13 Van de laatste twee heren zullen we later nog horen. Ik besluit met de onderzoeken die J.P. Kruijt in 194714 en Knippenberg in 198915 deden om aan te tonen dat de Bijbelgordel wel degelijk te visualiseren is, maar niet te streng

10

http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bijbelgordel&oldid=38554 11

http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/5/55/Sgpstemmen1.png 12

De electorale kaart van de ChristenUnie vertoont opmerkelijke overeenkomsten met die van de SGP, maar heeft significant minder aanhang in Zeeland en significant meer in o.a. Friesland, Groningen en Overijssel. Hier zijn alle uitslagkaarten te vergelijken: http://vorige. nrc.nl/binnenland/verkiezingen2010/article2552508.ece 13

W. Oosterbeek, Gordel van God: een voettocht langs ’s Heeren wegen (2006) 21. 14

J.P. Kruijt, ‘Verklaringen van de geografische verbreiding der kerkelijke gezindten in ons land’ in Sociologisch Bulletin 23 (1947) 33-56, zie vooral de kaarten op blz. 34-35. 15

H. Knippenberg en C.M. Stoppelenburg, ‘De Protestantenband in Nederland : de geografische spreiding der orthodox-protestanten in 1920 en 1985’ in Geografisch tijdschrift 23 (1989), afl. 1, blz. 12-23, zie vooral de kaarten op blz. 18-21.

6

territoriaal moet worden opgevat; ook vertelt iemands politieke of wellicht kerkelijke gezindte niet meteen in hoeverre men er persoonlijk een orthodox-protestantse overtuiging op nahoudt,16 maar deze twee typen gegevens komen er meestal wel sterk mee overeen.

Hypothesen en discussies omtrent het ontstaan van de Bijbelgordel In De eenwording van Nederland (1988) spreken Knippenberg en De Pater als eersten met de term ‘protestantenband’ (blz. 188) over de Bijbelgordel als religieus-geografisch verschijnsel. Ze spreken zelfs over ‘de bekende ‘protestantenband’’ *nadruk door mij+, daarmee aangevend dat men zich bewust is van het bestaan ervan, ook al zijn deze twee heren vermoedelijk de eersten die er één woord voor bedenken.17 Er wordt echter niets expliciets gezegd aangaande het ontstaan van deze protestantenband. Ze suggereren wel dat de religieuze kaart van Nederland tot eind 19e eeuw niet zo duidelijk of belangrijk was, tot het land van staatswege steeds meer tot een eenheid werd gesmeed. De verzuiling ‘in de decennia rond de eeuwwisseling’ was huns inziens een reactie op die eenwording, waarbij de (dan reeds bestaande) regionale variatie van geloof voor het eerst werd benadrukt.

Knippenbergs uitgangspunt (1988-92): Protestantenband ontstond door haar begrenzing

Knippenberg lijkt bij het schrijven van De eenwording van Nederland te zijn gefascineerd door de religieuze kaart van Nederland en de (vermoedelijk door hem gemunte) protestantenband, en publiceert dan ook kort daarna diepgravender studies naar beiden: ‘De Protestantenband in Nederland : de geografische spreiding der orthodox-protestanten in 1920 en 1985’ in Geografisch tijdschrift 23 (1989) samen met C.M. Stoppelenburg, en op zichzelf De religieuze Kaart van Nederland: omvang en geografische spreiding van de godsdienstige gezindten vanaf de Reformatie tot heden (1992). De eerste titel probeert uitgebreid vast te stellen dat de protestantenband überhaupt bestaat, en hoe deze in de 20e eeuw is veranderd; over het ontstaan ervan wordt slechts kort gespeculeerd, vooral met verwijzingen naar eerdere auteurs. Knippenberg & co onderscheiden het ontstaan van de grens tussen protestant en katholiek (waarin ze Pieter Geyls these18 volgen dat deze tijdens de Tachtigjarige Oorlog vóór 1609 is ontstaan, ongeveer samenvallend met het frontverloop) en het ontstaan van de grens tussen vrijzinnig/onkerkelijk en rechtzinnig of orthodox protestantisme (waarin ze regionale verschillen in feodalisme, piëtisme en natuurrampen afwegen, doch allen niet overtuigend vinden, en voorstellen nader te kijken naar hoe conflicten binnen de Nederlands Hervormde Kerk verliepen). De tweede titel blijft zitten met hetzelfde probleem (blz. 244-246): de breuklijn Rome-Reformatie komt door de militaire ontwikkelingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog en het niet geheel slagen van cuius regio, eius religio19 in de gebieden die na 1609 pas op Spanje veroverd zijn, maar de grens vrijzinnig/rechtzinnig blijft onopgelost omdat men

16

Kruijt benadrukt dat de psychologie van individuen moeilijk te onderzoeken is; Knippenberg doet zijn uiterste best om orthodoxe en vrijzinnige protestanten van elkaar te onderscheiden met bergen gegevens en definities. 17

Volgens noot 31 bedoelen ze met ‘vrijzinnig’ ‘onkerkelijk, de vrijzinnige en ethische modaliteit binnen de Nederlands Hervormde Kerk, doopsgezind en remonstrant.’ Impliciet bedoelen ze hiermee dat ‘protestant’ in het woord ‘protestantenband’ alleen slaat op groepen die zichzelf ‘gereformeerd’ noemen, maar om wat voor reden dan ook lijken Knippenberg en De Pater dat laatste woord angstvallig te willen mijden, zodanig zelfs dat zij de publiekelijk bevoorrechte kerk tijdens de Republiek anachronistisch ‘Nederlands Hervormde Kerk’ noemen in plaats van ‘Nederduits Gereformeerde Kerk’. Ondanks de noot waarin ze bepaalde protestantse groepen methodologisch scharen onder de noemer ‘vrijzinnig’, kunnen ze het kennelijk toch niet laten om in de tekst zelf één keer te spreken van ‘(orthodox) protestanten’ en één keer van ‘orthodox protestanten’; ze geven daarmee zelf al aan dat hun triade ‘katholiek, protestant en vrijzinnig’ eigenlijk te generaliserend is. 18

P. Geyl, ‘De protestantisering van Noord-Nederland’ in: Verzamelde opstellen, deel 1 (1978) 205-218. Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum (oorspronkelijk 1930). Bijeengebracht en ingel. door P. van Hees. 19

Letterlijk: ‘wiens gebied, diens religie’. Vaak verbonden aan de Godsdienstvrede van Augsburg (1555), waar Karel V na het winnen van de Schmalkaldische oorlog met de lutherse Duitse vorsten afsprak dat iedere vorst mocht bepalen welke godsdienst zijn onderdanen moesten volgen (katholicisme of een protestantse stroming).

7

niet in staat was de woongebieden van rekkelijken en preciezen in de 17e en 18e eeuw vast te stellen. De argumenten van kapitalistisch versus feodaal en natuurrampen worden herhaald, maar niet sterk bevonden. Piëtisme vinden we niet meer terug.

Fruins eerste verkenningen (1901): waardige en onwaarde priesters

Hoewel Knippenberg hem niet noemt, begint het onderzoek bij Nederlands eerste geschiedwetenschapper Robert Fruin (1823-1899). Hij probeerde als eerste de religieuze geografie van Nederland historisch te duiden, vooral hoe het kon dat katholieke eilandjes de protestantisering van Noord-Nederland tijdens de Tachtigjarige Oorlog overleefden. Zijn verklaring, door Kruijt de ‘goede of slechte herder’-theorie genoemd, stelde dat parochies met ‘waardige’ priesters katholiek bleven, maar die met ‘onwaardige’ priesters overgingen op de Hervorming als alternatief.20 Fruin meende dat het in de Noord-Nederlandse volksaard lag om hervormd te worden. ‘Waardige’ pastoors waren slechts uitzonderingen op de regel; de protestantisering móest wel gebeuren.

De Geyl-these (1930): de zuidgrens ontstond door geweld

Historicus Pieter Geyl verklaart in De protestantisering van Noord-Nederland (1978 [1930]) het ontstaan van de grens tussen protestant en katholiek. Hij zet uiteen waarom we ons vergissen als we denken dat het feit dat Noord-Nederland overwegend protestants is geworden, en het zuiden niet, is toe te schrijven aan een bepaalde Noord-Nederlandse of zelfs Germaanse ‘volksaard’: gedurende de hele Tachtigjarige Oorlog waren de protestanten overal, inclusief Holland en Zeeland, ver in de minderheid, en aanvankelijk was het calvinisme in Vlaanderen en Brabant zelfs sterker. ‘[W]at de doorslag gaf, was macht, was geweld’, stelt Geyl. Hij legt uit: ‘Waar de opstand de macht in handen hield, waren de katholieken van alle staatsgezag uitgesloten en werd hun godsdienst onderdrukt, terwijl het protestantisme van overheidswege georganiseerd en gepropageerd werd. Dat gebeurde in Vlaanderen en Brabant net zo als in het oosten en noordoosten, vooreerst zelfs met groter beslistheid en succes.21 De protestantisering van Vlaanderen en Brabant werd echter door hun verovering door Parma blijvend afgesneden. Die van het oosten en noordoosten, dat na 1580 eveneens in Parma’s macht geraakte,22 werd slechts onderbroken: na de herovering van die streken door Maurits en Willem Lodewijk tussen 1590 en 1597 werd het proces met vastberadenheid hervat.’ Geyl constateert dat tegen die gedachte veel weerzin bestaat: ‘[E]nkel maar de stelling dat iets zo innigs als het godsdienstig geloof bepaald zou zijn geworden niet door de keuze van het voorgeslacht, maar door de dwang of drang uitgaande van het wereldlijk gezag, dat stuit de gelovige tegen de borst, daarin voelt hij iets vernederends, dat verdoezelt hij dus.’ O.m. Fruin zou zich aan deze verdoezeling schuldig hebben gemaakt toen die de ‘Noord-Nederlandse volksaard’ aanhaalde. Uiteraard moeten we bedenken dat Geyl de grondlegger van het grootneerlandisme is en daarom trachtte tegenstelllingen tussen Noord en Zuid die uiteindelijk leidden tot de scheiding van Vlaanderen en Nederland te verklaren als een historisch ongeluk dat hersteld moest worden; ook hij is niet onpartijdig. Toch is zijn verklaring van hoe de geografische spreiding van katholiek en protestant –en daarmee de zuidgrens van de Bijbelgordel– tot stand is gekomen erg overtuigend, in ieder geval voor Knippenberg & co en andere onderzoekers, zoals we zullen zien.

20

R.J. Fruin, ‘De wederopluiking van het Katholicisme in Noord-Nederland omstreeks de aanvang der XVIIde eeuw’ in: Verspreide Geschriften deel III (1901) 260. 21

De periode 1577-1584 in Vlaanderen, beter bekend als de Gentse (calvinistische) Republiek, was zo radicaal-calvinistisch dat Willem van Oranje en de Staten-Generaal het contact met leider Jan van Hembyze verbraken. Ook Antwerpen, Brussel en Mechelen hadden in de jaren 1578-1585 uiterst calvinistisch bewinden, die de roomse godsdienst verboden. 22

Geyl verwijst naar het zogenaamde Verraad van Rennenberg: stadhouder Rennenberg van Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel liep op 3 maart 1580 naar de Spaanse zijde over, gesteund door tweederde van de Groningers; de katholieke meerderheid.

8

Kruijt (1947): Geyl heeft in grote lijnen gelijk

Knippenbergs volgende verwijzing is naar Kruijts werken, vooral de Geografische verbreiding der kerkelijke gezindten uit 1947, dat veel van dezelfde vragen stelt als Knippenberg, en ook reageert op Geyl.23 Sociograaf Kruijt is het roerend met Geyls these eens dat de religieuze geografie zich niet laat verklaren door de zgn. ‘aanlegtheorie’ (een overgeërfd ‘volkskarakter’, gelijkend op de ‘volksaard’ waarover Geyl spreekt) of de anthroposociologische ‘Blut und Boden’-theorie (waarbij oog- en haarkleur en hoofdbreedte iets te maken zouden hebben met iemands geloofsovertuiging), die beide uitgaan van een aangeboren, dus natuurlijke neiging van bepaalde bevolkingsgroepen of zelfs ‘subrassen’ tot protestantisme dan wel katholicisme: dit klopt chronologisch en geografisch niet, het negeert verschillen die er tussen gereformeerde gemeenschappen bestaan (bijv. zwaarmoedig Marken versus levendig Urk, beide gereformeerd) en stoelt op vage aannames over biologie en psychologie en twijfelachtige verbanden tussen die twee in plaats van op concreet bewijsmateriaal, dat Kruijt hekelt: ‘*W+at een deterministische overdrijving schuilt er in deze theorie! (…) Er is ook nog zo iets als een zedelijk-geestelijke opvoeding en levenservaring!’ Hij meent dan ook dat ‘endogene’ verklaringen niet voldoen; dat iemands geloof afhangt van wat hij/zij meemaakt en met wie hij/zij omgaat vindt Kruijt veel waarschijnlijker. De eerste ‘exogene’ verklaring – de ‘goede of slechte herder’-theorie van Fruin – keurt hij af: het is slechts gebaseerd op anekdotische getuigenissen die door andere getuigenissen weer kunnen worden tegengesproken; priesters die zich misdroegen maar toch volgzame katholieke ‘kuddes’ behielden, of ‘goede’ priesters die overliepen naar het protestantisme; de Hervorming is dus niet louter te verklaren als ‘ressentiment tegen bederf onder de clerus’. Kruijt is het in hoofdlijnen eens met de Geyl-these (die hij de ‘machts’theorie noemt): hoewel er anomalieën zijn,24 lijkt meestal geweld en dwang de doorslag te hebben gegeven bij het verschil tussen katholiek en protestant. Wat betreft het onderscheid tussen vrijzinnig en rechtzinnig (waarover Geyl zwijgt25) komt Kruijt er niet uit: hij heeft om te beginnen geen woord als ‘Bijbelgordel’ om de overwegend orthodox-protestantse plaatsen in Nederland collectief mee aan te duiden, al geeft hij wel een globaal onderscheid weer tussen die en meer vrijzinnige gebieden. In aanvulling op Geyl meent Kruijt, samen met katholiek historicus L.J. Rogier, dat ook hier macht de doorslag zou kunnen hebben gegeven: terwijl in de drie noordelijke provincies de staatsmacht van Willem Lodewijk en Maurits de Reformatie met harde hand doorvoerde, voelden libertijnse regenten in Holland en Utrecht daar weinig voor, en was de protestantisering vooral in Utrecht ‘slap’.26 Bij mijn bespreking van Van Rooden kom ik op deze verklaring voor de noordgrens terug. Als alternatief op de machtstheorie merkt Kruijt op dat opvallend veel vissersdorpen en zanddorpen orthodox-protestants zijn, en speculeert in navolging van anderen dat armoede, ongewisse vangst of het gevaar van zeevaart of onvruchtbaar akkerland afhankelijkheidsgevoel scheppen, hetgeen doorgaans fundamentalisme en orthodoxie bevordert. Anderzijds moedigen meer welvaart en ontwikkeling door scheepvaart en handel vrijzinnigheid en onkerkelijkheid aan, zoals in veel Noord-

23

J.P. Kruijt, ‘Verklaringen van de geografische verbreiding der kerkelijke gezindten in ons land’ in: Sociologisch Bulletin (1947) 32-56. 24

De twee uitzonderingen die Kruijt met name noemt zijn Bergen op Zoom (reeds in 1577 Staats; de Gertrudiskerk was zelfs van 1580 t/m 1966 in Hervormde handen) en Nijmegen (al sinds 1591 Staats), waar desondanks de protestantisering is mislukt. Kruijt wijst erop dat de trouw katholieke markiezen van Bergen op Zoom geen actieve calviniseringspolitiek toelieten en dat beide steden in verder homogeen rooms gebied lagen. Voor Nijmegen kan men aanvullen dat in 1566 de Beeldenstorm er uiterst gering was (uitgevoerd door niet-Nijmegenaren) en door de beruchte Knotsendragers snel werd beëindigd; ook opende de stad in 1585 vrijwillig de poorten voor Parma en verdreef Maarten Schenck van Nydeggen hardhandig in 1589. 25

Geyl wilde vooral het verschil katholiek/protestant verklaren; zijn essay richtte zich op de in zijn ogen onterechte breuk van Nederland en Vlaanderen, op grond waarvan men grootneerlandisme kan rechtvaardigen. ‘Hervormd’ en ‘gereformeerd’ lijken voor hem synoniemen, de verschillen vond Geyl (althans in dit betoog) niet van belang. 26 Kruijt, 42, 45.

9

Hollandse dorpen; maar op deze regel ziet Kruijt zo veel uitzonderingen dat hij dit niet (goed) als verklaringsfactor kan gebruiken.27

Van der Meiden (1968): zware dominees maken zware kerken

Anne van der Meiden gebruikte het nu bekende begrip zwartekousenkerken om de orthodox-protestanten (die hij zelf ‘zwaren’ noemt) te kenschetsen. 28 Het standpunt van Van der Meiden is nogal ingewikkeld. Hoewel hij enerzijds stelt dat er al vóór Luther en Calvijn een ‘reformatorisch leven’ bestond (zoals veel kerkhistorici ziet hij de Moderne Devotie als voorloper van de Reformatie)29, stammen volgens Van der Meiden de huidige ‘zwaren’ af van de preciezen, die in de theologische twisten met de rekkelijken tijdens de Synode van Dordrecht (1618-1619) aan het langste eind trokken.30 In tegenstelling tot al zijn voorgangers behandelt Van der Meiden de Geyl-these helemaal niet: in zijn geschiedenishoofdstuk wijdt hij uit over allerlei protestantse stromingen, leiders, geschriften en gebeurtenissen vóór 1566, slaat de ‘onduidelijke oorlog’ over en gaat uitgebreid verder met ‘Dordt’. Het geografiehoofdstuk rekent af met veel argumenten die Geyl en vooral Kruijt al weerlegden: de spreiding van de ‘zwaren’ is niet te herleiden tot een volksaard, hetzij ‘Saksisch’, ‘Fries’ of nog anders, en ook de nabijheid van water, met handel en visserij maar ook natuurrampen tot gevolg, is niet voldoende om de ligging van de zwartekousenkerken in het Nederlandse landschap te duiden.31 In plaats daarvan legt Van der Meiden het accent sterk op de dominee: die trekt vaak zijn gemeente mee in de richting van een zwaardere (of lichtzinnigere) geloofsbelijdenis, zoals te zien is bij de Afscheiding, de Vrijmaking en andere schisma’s onder gereformeerden. Deze nadruk op de dominee ligt meer in lijn met Fruin, al moet men hierbij Kruijts kritiek meenemen: een predikant kan zijn hele gemeente meetrekken in een bepaalde richting, of dit nu trouw aan de dominante kerk of afscheiding daarvan is. Het komt echter ook voor dat de gemeente haar predikant en bloc in de steek laat.32

Van Rooden (1996): nabijheid tot frontlinie (zuid), predikant vormt gemeente (noord)

Historicus Peter van Rooden constateert in Religieuze Regimes (1996) ook dat de verspreiding van katholieken duidelijk verband houdt met het frontverloop van de Tachtigjarige Oorlog: in de gewesten Holland en Utrecht, ver van het krijgsgeweld, lieten wereldlijke autoriteiten al vroeg een herstel toe van katholieke geloofsgemeenschappen (wat Kruijt beaamt33), terwijl men aan de Staatse zijde van het front in vooral de jaren 1600-1620 geen enkele rekatholisering toeliet, juist door de nabijheid van de ‘katholieke vijand’: ‘De band met een louter protestantse bevolking dwars door het huidige Nederland stemt overeen met het gebied dat in deze jaren vlak achter het front lag. Hier werd iedere vorm van katholieke kerkelijke organisatie onderdrukt.’ Tegelijkertijd mislukte (logischerwijs) de protestantisering aan Spaanse zijde, waar men fel katholiek werd, hetgeen ondanks latere Staatse verovering niet meer ongedaan is gemaakt.34 Dus ook hij lijkt het eens te zijn met de Geyl-these, al legt Van Rooden de vorming van de zuidgrens enkele decennia later dan Geyl, die deze reeds ca. 1572-1597 ziet ontstaan. Opmerkelijk genoeg noemt Van Rooden Geyls werk slechts één keer, in een

27

Kruijt, 49-50. 28

A. van der Meiden, De zwarte-kousen kerken: portret van een onbekende bevolkingsgroep (1968). 29

Van der Meiden, 69-70. Dit gebruik in de (reformatorische) historiografie om de Moderne Devotie toe te eigenen schijnt erg te berusten op een invented tradition, maar dit onderzoeken zou ons te ver voeren. 30

Van der Meiden, 81. 31

Van der Meiden, 197. 32

Van der Meiden, 201-202. 33

Kruijt stelt dat de ‘libertijnse regenten’ in West-Nederland bereid waren de godsdienstvrijheid te waarborgen, verwijzende naar L.J. Rogier, die vaststelt dat katholieke centra als Haarlem en Delft de protestantisering doorstonden. 34

‘De gebieden in het zuiden en oosten werden pas aan het eind van de jaren 1620 of later door de legers van de Republiek veroverd. De confessionele identiteit van de bevolking was daar gedurende twee generaties versterkt door de Contrareformatie. De Republiek was niet in staat of bereid de katholieke organisatie in de nieuw veroverde gebieden geheel te onderdrukken.’ Van Rooden, 171-2.

10

voetnoot, met als commentaar: ‘In de discussie over de vraag of Nederland geprotestantiseerd is [verwijzing naar Rogier 1945-47, Geyl 1978 en Van Gelder 1968] heeft deze geografische differentiatie niet het gewicht gekregen dat haar toekomt’ om vervolgens Knippenberg 1992 aan te raden; hij is duidelijk teleurgesteld in wat Geyl , Rogier en Van Gelder hebben bijgedragen en schenkt hen verder geen aandacht. Echter, de noordgrens is volgens Van Rooden van veel recenter datum. Hoewel hij het eens is met Geyl en Kruijt dat er sinds 1600-1620 nauwelijks streken van katholiek protestants of andersom zijn geworden, beweert hij dat protestantse kerkgemeenten zo streng zijn als de predikanten die ze leiden en dat dit geografisch nogal veel veranderde door de eeuwen (zoals Van der Meiden al suggereerde over bijvoorbeeld de Veluwe, die pas in de laatste 100 jaar ‘zwaar’ zou zijn geworden35). Zelf geeft Van Rooden enkele andere voorbeelden: Friesland was vroeger een contraremonstrants (precies) bolwerk, tegenwoordig juist erg vrijzinnig; Utrecht was ooit uiterst remonstrants (rekkelijk), maar in de 19e en vroege 20e eeuw volkomen orthodox. De Nederlandse Biblebelt zou volgens Van Rooden pas eind 19e eeuw zijn ontstaan met de opkomende verzuiling door een ‘etnisering’ van religie. Het idee was dat iedereen burger van de natie was, maar uit verschillende ‘volksdelen’ kwam, waartoe men in principe door geboorte behoorde.36

Spaans (2001): Nijkerkse Beroeringen niet de oorsprong van de Bijbelgordel

Mijn onderzoek voerde er niet rechtstreeks heen, maar ik was toch benieuwd of iemand de stelling verdedigde dat de Bijbelgordel was ontstaan tijdens de Nijkerkse Beroeringen (1749-1752). Religiewetenschapster Joke Spaans gaat hier kort op in in een gezamenlijke publicatie met o.m. Van Rooden, Van Vlastuin en Van Lieburg,37 waarbij we van de laatste nog meer zullen horen. Spaans vertelt (hierbij verwijzend naar twee artikelen uit het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis uit 1980 en 1997), dat er weleens gesuggereerd is dat de Nijkerkse Beroeringen en andere gelijktijdige opwekkingen precies in de gebieden plaatsvonden die we nu als de Bijbelgordel kennen, of zelfs dat de Bijbelgordel wellicht precies in die periode ontstaan is. Ze concludeert echter (blz. 79): ‘Bij nadere beschouwing blijkt echter dat de gebieden waar zich rond 1750 opwekkingen voordeden niet geïdentificeerd kunnen worden met de moderne Nederlandse Bible Belt.’ In de bijgaande voetnoot beroept ze zich op Van Rooden wat betreft het ontstaan van de Bijbelgordel (eind 19e eeuw) en naar de kaarten van Knippenberg 1989 en 1992, zodat we enig verband tussen de Beroeringen en de Bijbelgordel moeten afdoen als een anachronisme en een geografische misvatting (wel opmerkelijk dat ze niet de 16e-eeuwse datering van Knippenberg betwijfelt, die Van Rooden zo ferm tegenspreekt). Voorts plaatst Spaans de Beroeringen in internationale context; onze buurlanden hadden destijds ook dergelijke opwekkingsbewegingen, maar geen Bijbelgordel zoals wij (heden).

Oosterbeek (2006): Knippenberg versus Van Rooden

Journalist Willem Oosterbeek38 presenteert in Gordel van God: een voettocht langs ’s Heeren wegen (2006) op blz. 20-21 een mooi kort historiografisch overzicht van de Bijbelgordel. Daarin vergelijkt hij Knippenbergs Religieuze Kaart van Nederland met Van Roodens Religieuze Regimes. Oosterbeek heeft zelfs een telefoongesprek gehad met zowel Knippenberg als Van Rooden om hen nadere vragen te stellen. Knippenberg geeft daarin toe dat Van Rooden best gelijk zou kunnen hebben dat

35

Van der Meiden, 204. Dit lijkt echter in tegenspraak met zijn bewering dat de ‘zwaren’ al in 1618-19 ontstonden. 36

Van Rooden, 171. 37

J. Spaans e.a., Een golf van beroering: de omstreden religieuze opwekking in Nederland in het midden van de achttiende eeuw (2001) 79. 38

In tegenstelling tot mijn vermoeden bleek Oosterbeek helemaal niet gereformeerd, maar omschrijft hij zichzelf als ‘atheïstische stadsbewoner’. Toch is hij ergens een beetje een insider, omdat hij, alvorens in Amsterdam politicologie en geschiedenis te studeren en journalist te worden, een gereformeerde opvoeding heeft gehad. Ik ben misleid door de godtaal in zijn titel en ondertitel die zo typisch zijn voor gereformeerden.

11

de protestantenband pas in de 19e eeuw heeft gestaan, maar benadrukt dat door gebrek aan gegevens uit de Tachtigjarige Oorlog er moeilijk wetenschappelijk bewijs voor te leveren is. Voorts stelt Oosterbeek vast (blz. 100) dat gereformeerden zelf hun oorsprong terugvoeren op de Drie Formulieren van Enigheid: de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561), de Heidelbergse Catechismus (1563) en de Dortse Leerregels (1618-1619), wat op een veel vroeger begin zou duiden; uiteraard moeten we hier oppassen voor valkuilen als invented tradition of imagined community, zoals we deze al bij Van der Meiden zagen. Helaas levert Oosterbeek ondanks zijn interessante voettocht verder geen bijdrage aan de historische discussie.

Snel (2007): maak onderscheid tussen Refoband en Protestantenband

Historicus Jan Dirk Snel vindt het onterecht dat men de orthodox-protestantse streek in Nederland de uit de VS geleende naam Bijbelgordel heeft gegeven: de daar dominerende Southern Baptists willen de hele maatschappij –inclusief de mensen die niet van hun kerk zijn– politiek beheersen, terwijl de refo’s (die term gebruikt hij graag), die in ons land in de minderheid zijn, zich juist afzetten tegen hun landgenoten en zich inwaarts hebben gekeerd om binnen de Nederlandse samenleving een refosamenlevinkje op te bouwen.39 Net als Spaans lijkt Snel het volkomen met Van Rooden eens te zijn over een (late) 19e-eeuwse oorsprong van de Refoband of Refogordel, zoals hij het liever wil noemen om zo progressieve protestanten uit te sluiten, die hij dan weer wel opneemt in de –bredere– Protestantenband.40 Een simpele verwijzing naar Religieuze Regimes vindt Snel voldoende om dat als feit te presenteren. In navolging van Knippenberg, Van Rooden en Oosterbeek vereenzelvigt hij de refo’s met het SGP-electoraat dat zich sinds het interbellum geografisch manifesteert als een min of meer aaneengesloten streek (verwijzend naar de kaart van Wichers van de SGP-verkiezingsuitslag in 1937) die hij dus de Refoband noemt. Wil Snel hiermee zeggen dat er al wel refo’s bestonden, maar nog geen Refoband? Kunnen we pas spreken van en sociologisch-geografisch fenomeen als er een politieke dimensie aan wordt toegevoegd, en zo ja, heeft de SGP er het monopolie op om dat namens de refo’s te doen, m.a.w. hebben de refo’s zich vóór 1918 niet politiek kunnen manifesteren? Uiteraard heeft de invoering van het algemeen kiesrecht in 1917-’19 de kiesgerechtigde bevolking sterk uitgebreid, maar kunnen we geen refo’s terugvinden in bijv. de ARP of CHU van vóór 1918? Van der Meiden waarschuwde hier al voor: ‘zwaren’ stemden in zijn tijd vooral SGP, maar ook GPV of de Boerenpartij.41 Snel erkent het politieke gebrek en geeft als alternatief de aanhang van de Hersteld Hervormde Kerk, hetgeen inderdaad ruwweg hetzelfde geografische patroon oplevert als de SGP-aanhang, maar als nadeel heeft dat de HHK niet verder teruggaat dan 2004.42

39

Vgl. Van Roodens beschrijving van de Nederlandse verzuiling eind 19e eeuw: ‘Niemand streefde naar de herinvoering van

de wettelijke bevoorrechting van bepaalde religieuze handelingen of voorstellingen in de publieke sfeer. Men eiste slechts voor de eigen groep haar plaats binnen de natie op.’ (p. 171) 40

J.D. Snel, ‘Waarom daar? De Refoband of Refogordel als onderdeel van de Protestantenband’, in: F.A. van Lieburg (red.), Refogeschiedenis in perspectief. Opstellen over de bevindelijke traditie (Heerenveen 2007), 51-91. 41

Van der Meiden, 191-196. Het GPV (Gereformeerd Politiek Verbond) ontstond in 1948 als Vrijgemaakte afsplitsing van de ARP en fuseerde in 2000 met de RPF (Reformatorische Politieke Federatie; in 1975 ontstaan uit verzet tegen fusiebesprekingen tussen ARP, CHU en KVP) tot de ChristenUnie. De Boerenpartij, een populistische partij voor boeren en ontevredenen, verdween in 1981; zij had net als de huidige populistische maar niet expliciet religieuze PVV aardige aantrekkingskracht onder gereformeerden, maar de vergelijking gaat op tal van andere kenmerken mank. 42

Snel, 57-58. De HHK is ontstaan uit een groep behoudende refo’s die in 2004 weigerden mee te gaan in de oprichting van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), een fusie van de Nederlands Hervormde Kerk (wijlen de publieke kerk), de Evangelisch-Lutherse Kerk en de (kuyperiaanse) Gereformeerde Kerken in Nederland.

12

Dan levert Snel semantische kritiek op Knippenberg, over wiens definities hij struikelt: zijn Protestantenband schaart ‘bevindelijken’ en ‘orthodoxen’ onder dezelfde noemer, waaraan hij volgens Snel verkeerd doet, want alleen ‘bevindelijken’ zijn volgens hem ‘refo’s’.4344 Het verschil uit zich voornamelijk in de drie noordelijke provincies; volgens de ‘brede’ definitie van Knippenberg behoren deze tot de Protestantenband, maar niet tot nauwere Refoband van Snel. Zoals ik reeds in mijn inleiding vermeldde, heeft de ChristenUnie een aardige aanhang in Friesland en Groningen, maar de SGP vrijwel nihil. Snel maakt dus een belangrijk punt: ‘De Refoband is iets heel anders dan de Protestantenband. Het electoraat van de ChristenUnie weerspiegelt de orthodoxe Protestantenband– tot in het noorden toe. En dat van de SGP de Refoband, van Staphorst tot Walcheren.’45 Nogmaals levert hij ferme kritiek op Knippenberg, die hij verwijt nog altijd de ‘bekende mythische, maar nogal onhistorische driedeling in katholieken, orthodoxen en vrijzinnigen’ te huldigen.46 Er ideologische overeenkomsten zijn met de Nadere Reformatie in de 17e en piëtisme in de 18e eeuw, maar geografisch gaan de vergelijkingen met de moderne Refoband niet op (zoals Spaans al over de Beroeringen concludeerde, en Snel zelf wijst op de Nadere Reformatie als vooral stedelijk fenomeen,

43

O.a. F.A. van Lieburg heeft geschreven over het onderscheid dat tegenwoordig tussen bevindelijk- en orthodox-gereformeerden wordt gemaakt, maar voor zover ik zie is dit een vrij recente constructie die enigszins samenvalt met denominaties. Zo zijn de SGP en de HHK bevindelijk, maar de ARP en CHU, de Gereformeerd Vrijgemaakten, Nederlands Gereformeerden en Voortgezette Gereformeerden orthodox, en zijn de Christelijk Gereformeerden half om half. Voor een buitenstaander zijn de inhoudelijke en praktische verschillen moeilijk te begrijpen, en hoewel interessant, zou het te ver voeren om die uiteen te zetten. 44

Er zijn nog meer problemen: Knippenberg spreekt van ‘nederduits-hervormden’ in 1809, een volkomen ahistorisch begrip waarmee hij wellicht heeft willen aanduiden dat deze protestantse hoofdstroom in de overgangsfase verkeerde van Nederduits Gereformeerde Kerk (publieke kerk tot 1795) naar Nederlands Hervormde Kerk (vanaf 1816), waarna de theologisch-taalkundige strijd over hervormd/gereformeerd losbarstte. Anderzijds lijkt Snel te pogen Knippenberg op woorden te vangen, terwijl hij zelf aangeeft: ‘In 1809 bestond er nog geen hard onderscheid tussen orthodoxe en moderne, vrijzinnige of onkerkelijke of onkerkse protestanten.’ (p.64) Vervolgens lijkt Snel over zijn eigen definities te struikelen wanneer hij termen als ‘orthodoxe hervormden’ begint te hanteren. Ik kan me moeilijk aan de indruk onttrekken dat er hier een soort Babylonische spraakverwarring gaande is, veroorzaakt door verschillend geloof in God. 45

Snel, 66. 46

Snel, 70-71.

13

terwijl de Refoband juist sterk landelijk is).47 De Refoband is uiteindelijk toch in het interbellum rondom de SGP definitief tot wasdom gekomen, concludeert Snel. De vormingsperiode bepaalt hij tot ca. 1870-1925, van de eerste verzuilingsbeginselen tot de definitieve doorbraak van de SGP, zich hierbij sterk baserende op Van Rooden. Vervolgens betoogt hij dat in de 2e helft van de 20e eeuw door de secularisering de bredere Protestantenband uitdunt en daardoor steeds meer samenvalt met de Refoband, waarin volgens hem Knippenbergs vergissing schuilt.

Van Lieburg (2009): secularisering maakte Bijbelgordel zichtbaar

In ‘De bijbelgordel in Nederland’ zet Fred van Lieburg, hoogleraar Geschiedenis van het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit Amsterdam, voornamelijk uiteen wat de orthodox-protestantse geloofsbeleving in Nederland de afgelopen ca. 150 jaar inhield. Het is een populair-wetenschappelijk artikel zonder referenties (hoewel de illustraties keurig verantwoord worden in de colofon) dat het gehele nummer 32 van het tijdschrift Geloof in Nederland omvat.48 Op enkele verwijzingen naar de Drie Formulieren van Enigheid, waarin de gereformeerde Nederlanders zelf hun oorsprong zien, lijkt Van Lieburgs betoog abrupt te beginnen met de orthodox-protestantse verzuiling die Abraham Kuyper in de jaren 1870 in gang zette. Op een enkele verwijzing naar De Wonderen des Allerhoogsten (1672) en de Psalmberijming van 1773 na geeft Van Lieburg de lezer de indruk alsof er sinds de Drie Formulieren en Kuypers verzuiling niets noemenswaardigs gebeurd is in (orthodox?) protestants Nederland. Van Lieburg geef wel duidelijk aan dat allerlei 19e-eeuwse ontwikkelingen de gereformeerde verzuiling in werking hebben gezet: “In de hervormde kerk was [in de 19e eeuw+ in elk geval de vrijzinnigheid of de ‘moderne theologie’ in opmars. Deze vormde kwantitatief geen bedreiging, maar kwalitatief des te meer voor de orthodoxie die naar antwoorden zocht op de uitdagingen van de nieuwe tijd. Hoe moesten christelijke leiders reageren op godgeleerden die het ontstaan van de bijbel ontrafelden, op filosofen die de dogmatiek en ethiek op losse schroeven zetten, en op natuurwetenschappers die de schepping van alle leven ter discussie stelden?”, om vervolgens te verhalen hoe Kuyper de gereformeerde verzuiling in gang zette.49 Tenslotte gaat Van Lieburg slechts zeer summier in op het geografische aspect: hij toont twee kaarten op p. 1014, waarvan één van Wichers 1965 en één van de gemeenteraadsverkiezingen uit 2006 met de SGP-aanhang, waarover hij op p.1030 commentaar levert. Van Lieburg: ‘[D]e SGP-stemmers [wonen in 2006] nog altijd in de gebieden waar ze zich in 1937 al bevonden. Destijds waren ze nog vrij onzichtbaar, omdat de culturele revolutie hen nog niet in de schijnwerpers van de secularisatie had geplaatst. Pas in de jaren zestig ontdekten waarnemers ‘een soort gordel’ of een ‘baan van zware gemeenten’. De Biblebelt dus (…).’ Hier worden dus de SGP-aanhang vereenzelvigd met degenen die de Bijbelgordel vormen, zoals we eerder al bij Knippenberg, Van Rooden, Oosterbeek en Snel zagen, zij het vaak met voorbehouden. Wat nog veel interessanter is dat volgens Van Lieburg er pas in de jaren ’60 “een soort gordel” of “baan van zware gemeenten” werd ‘waargenomen’; ik vermoedde dat dit een citaat was, afkomstig uit De zwarte-kousen kerken waarnaar hij later in een Trouw-artikel verwees (zie verder), en nadat ik contact met de heer Van Lieburg zelf heb opgenomen bleek dat te kloppen (zie eerder).50 Wat veel opmerkelijker is, is dat hij behalve Wichers geen enkele van de andere Bijbelgordelonderzoekers noemt, en lijkt in dit artikel in ieder geval niet te willen ingaan op, laat staan deelnemen aan de discussie daarover. Toch neemt hij wel een positie in als we alle bovenstaande zaken analyseren: de basis voor de Bijbelgordel werd gelegd in de 19e eeuw door de verzuiling als reactie op de modernisering, waaronder de secularisering, die verzuiling is in bepaalde gemeenten van Nederland goed geslaagd maar elders niet, en sinds de ‘culturele revolutie’ is de Bijbelgordel zichtbaar geworden als de streek waar de

47

Snel, 71-73. 48

In tegenstelling tot wat de aankondiging van nummer 32 in nummer 31 (p.999) zegt: ‘Hoe is deze Nederlandse ‘bible belt’ ontstaan?’

48 om de lezers te prikkelen, gaat Van Lieburg hier nooit rechtstreeks op in. Erg tekenend is dat hij het begrip

Bijbelgordel überhaupt zelden gebruikt, ondanks dat dat de titel van het nummer is. 49

Geloof in Nederland, 1004-1005. 50

Van der Meiden, 203 en eerder.

14

succesvol verzuilde orthodox-protestanten annex SGP-stemmers zich hebben weten te handhaven te midden van een seculariserende samenleving. Maar over de vraag waarom de verzuiling juist dáár slaagde en elders niet zwijgt Van Lieburg; hoewel er wel kort wordt verhaald over hoe rechtzinnige protestanten zich afzetten tegen vrijzinnigen (de Doleantie wel, de Afscheiding niet), missen we enige vergelijking met de katholieken, laat staan de Geyl-these. Gemeten naar de informatie die Van Lieburg wel levert, ligt zijn standpunt dicht bij dat van Snel.

VU-onderzoek o.l.v. Van Lieburg (2013): recente antimoderne tegencultuur?

In februari 2013 kondigde Van Lieburg echter aan om met een groot team van VU-wetenschappers uit verschillende disciplines de Bijbelgordel te onderwerpen aan een nieuw grondig onderzoek.51 Hierbij gaf hij veel duidelijker aan dat ‘bevindelijke christenen’ zich vergissen in hun opvatting dat zij ‘rechtstreeks afstammen van de calvinisten uit de tijd van de Reformatie’. Van Lieburg: ‘Pas in de jaren zestig is de biblebelt als aparte groep 'ontdekt,’ en verwees daarbij naar Van der Meiden. Samen met John Exalto stelde Van Lieburg dat er in de jaren ’60 een ‘antimoderne refocultuur’ ontstond in deze ‘Bijbelgordel’ als reactie op de ontzuiling die elders in Nederland om zich heen greep. Hoewel de SGP al bestond sinds 1918, ontstonden andere orthodox-protestantse instellingen pas in de jaren ’60 en ’70: scholen, zorginstellingen en media52. Van Lieburg en co. bestrijden het idee dat ‘nog steeds door serieuze wetenschappers’ wordt geopperd, namelijk dat de Bijbelgordel een rechtstreeks product van de 19e eeuw zou zijn of zelfs een restant van de frontlinie van de Tachtigjarige Oorlog (de Geyl-these): volgens hen is de antimoderne Bijbelgordel paraxodaal genoeg een product van de moderniteit zelve. ‘Het functioneren van de groep is het resultaat van '(re)invention of tradition', met een specifieke herinneringscultuur, identiteitspolitiek en communicatiewijze,’ zei Van Lieburg. Dit schijnt zijn bijdrage aan Geloof in Nederland tegen te spreken dat de fundamenten voor de Bijbelgordel rond 1875 werden gelegd door Kuypers verzuiling: nu is het een zuiver naoorlogs product. Deze houding distantieert hem en zijn medeonderzoekers dan toch weer van Knippenberg, Van Rooden en Oosterbeek en Van Lieburgs eigen uitspraak (eigenlijk die van Wichers) dat er in 1937 al een Bijbelgordel bestond, als was die nog niet goed zichtbaar. Het lijkt er dus op dat Van Lieburg zijn positie heeft gewijzigd.

Conclusies Hopelijk is door dit overzicht een stuk duidelijker geworden hoe de discussie over het ontstaan van de Bijbelgordel de afgelopen ca. 120 jaar is verlopen, over welke kwesties de meeste overeenstemming bereikt en over welke er nog grote twijfels bestaan. De spreiding van de katholieken en protestanten was zeer waarschijnlijk het gevolg van macht, geweld en dwang tijdens de Tachtigjarige Oorlog (de Geyl-these). Echter, dit vertelt ons vrij weinig over hoe het geografische patroon is ontstaan dat het verschil tussen de vrijzinnige en orthodoxe protestanten blootlegt; dat tegenwoordig de meeste refo’s wonen in het gebied dat ruwweg in de periode 1580-1620 aan de Staatse zijde van het front lag duidt niet per se op een oorzakelijk verband of dat men zomaar mag concluderen dat men de protestantse inwoners aldaar in de 16e, 17e, 18e of zelfs begin 19e eeuw reeds als ‘rechtzinnigen’, ‘refo’s’, ‘zwaren’, ‘orthodoxen’, ‘bevindelijk’ of ‘preciezen’ kan bestempelen. Dat er al vanaf de Reformatie vrijzinnige en orthodoxe vormen van protestantisme bestonden in Nederland is men het van Kruijt tot Snel eigenlijk wel over eens, maar deze intekenen op kaarten schijnt ontzettend moeilijk. Pogingen om de protestantse geografische diversiteit te verklaren zijn meestal onbevredigend gebleken, al hebben Van der Meiden en anderen na hem (en Fruin vóór hem) de nadruk gelegd op de invloed van de voorgangers. De meeste onderzoekers zijn het vooral in navolging van Van Rooden -die blijkens de vele verwijzingen naar hem erg invloedrijk in de discussie is geweest- erover eens dat als we gegevens hadden over deze grote tussenliggende

51

G.J. Kleinjan, ‘De biblebelt is de weg kwijt’, Trouw 12 februari 2013. 52

Denk bijvoorbeeld aan de Evangelische Omroep (1967), het Reformatorisch Dagblad (1971) of de RPF (1975).

15

periode, hetgeen Knippenberg terecht zo betreurt, er vermoedelijk geen Bijbelgordel/ Protestantenband/Refoband uit zou komen zoals we die anno 2013 kennen. Sinds Van Rooden is er de groeiende consensus dat de Bijbelgordel een laat-19e-eeuws product is, waarvan onlangs de grote kerkelijke verscheidenheid de SGP de duidelijkste uitdrukking schijnt, al probeert Snel de discussie een nieuwe richting in te sturen door Protestantenband en Refoband uit elkaar te houden en te wijzen op de niet-SGP-gereformeerden. Knippenberg, die tenslotte de discussie over één geografisch begrip in 1988 is begonnen, lijkt bereid om zijn standpunt over een oorsprong rond 1600 te wijzigen ten gunste van Van Rooden (blijkens Oosterbeek) of heeft dat reeds gedaan. Tot slot daagt Van Lieburg deze (bijna bereikte) consensus weer uit door het ontstaan van de Biblebelt nog recenter te plaatsen, namelijk in de jaren ’60 als antimoderne tegencultuur die zich in korte tijd met invented traditions heeft gewapend tegen de oprukkende secularisering, al geeft hij toe dat vooral de SGP een anachronistische anomalie is in dit vertoog. Toch moeten we onthouden dat Lieburg zijn uitspraken deed vóór het VU-onderzoek, dat zijn gelijke niet kent als het gaat om de schaal waarom de Bijbelgordel deze keer wordt onderzocht, van start is gegaan; wellicht komen ze toch op andere conclusies uit.53 Overigens maken de gelovigen opnieuw bezwaar om door geleerden onder de loep te worden genomen, zoals we ook al bij Geyl en Kruijt zagen: “Als Christus daadwerkelijk is opgestaan uit de dood - en dat is Hij - dan kan het geheimenis van de gemeente uiteindelijk niet worden beschreven in sociologische of historische termen,” aldus de hersteld hervormde predikant Wim van Vlastuin over het VU-onderzoek.54 Ironisch genoeg lijkt Geyl dat (hoewel allicht om andere redenen) met hem eens te zijn met zijn beroemde uitspraak: ‘Geschiedenis is een discussie zonder eind’.55 Of zou Fruin, die de discussie over de religieuze geografie van Nederland ooit begon, gelijk hebben met zijn lijfspeuk ‘Alles komt terecht’? Wie weet.

Literatuurlijst

Primair

R.J. Fruin, ‘De wederopluiking van het Katholicisme in Noord-Nederland omstreeks de aanvang der XVIIde eeuw’ in: Verspreide Geschriften deel III (1901) 260. P. Geyl, ‘De protestantisering van Noord-Nederland’ in: Verzamelde opstellen, deel 1 (1978) 205-218. Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum (oorspronkelijk 1930). Bijeengebracht en ingel. door P. van Hees. G.J. Kleinjan, ‘De biblebelt is de weg kwijt’, Trouw 12 februari 2013. H. Knippenberg en B. de Pater, De eenwording van Nederland: schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). H. Knippenberg en C.M. Stoppelenburg, ‘De Protestantenband in Nederland : de geografische spreiding der orthodox-protestanten in 1920 en 1985’ in Geografisch tijdschrift 23 (1989) H. Knippenberg, De religieuze Kaart van Nederland: omvang en geografische spreiding van de godsdienstige gezindten vanaf de Reformatie tot heden (1992). J.P. Kruijt, ‘Verklaringen van de geografische verbreiding der kerkelijke gezindten in ons land’ in Sociologisch Bulletin 23 (1947) 33-56. F.A. van Lieburg, ‘De bijbelgordel in Nederland’ in: Geloof in Nederland nr. 32 (2009) 1001-1032. A. van der Meiden, De zwarte-kousen kerken: portret van een onbekende bevolkingsgroep (1968). P. van Rooden, ‘Het ontstaan van het orthodox-protestantse volksdeel’ in: Religieuze regimes (Amsterdam 1996) 169-199.

53

Overigens verdient de onlangs gelanceerde website www.dutchbiblebelt.org hier een vermelding; de VU-onderzoekers zullen hier veel van hun resultaten publiceren. 54

‘De biblebelt is de weg kwijt’. 55

P. Geyl, Napoleon. Voor en tegen in de Franse geschiedschrijving (Haarlem 1979) 3-5.

16

J. Spaans, Een golf van beroering: de omstreden religieuze opwekking in Nederland in het midden van de achttiende eeuw (Hilversum 2001). J. D. Snel, Waarom daar? De Refoband of Refogordel als onderdeel van de Protestantenband, in: F.A. van Lieburg (red.), Refogeschiedenis in perspectief. Opstellen over de bevindelijke traditie (Heerenveen 2007), 51-91.

Secundair

Afbeeldingverantwoording voorblad ‘Groeten uit Staphorst’: http://www.oudeansichtkaartenwinkel.nl/wp-content/uploads/12241.jpg Lijntekening Johannes Calvijn (afkomstig uit J.A. Hill & co., Presbyterians (1892)): http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/5/5b/John_Calvin_line_drawing_.jpg Verkiezingskaart SGP 2010: http://vorige. nrc.nl/binnenland/verkiezingen2010/article2552508.ece Nijkerkse Beroeringen: http://www.mijngelderland.nl/beeld/Canons/Nijkerk/illustratie_2.jpg Bas van der Vlies: in spoeddebat over kabinetscrisis 18-02-2010 Nationale Synode: Pieter Geenen, ‘Anton Dingeman’ in: Trouw, 13-12-2010.


Recommended