+ All Categories
Home > Documents > Oranje boven! Orangisme, Belgisch patriottisme en de Mechelaars (1815-1836)

Oranje boven! Orangisme, Belgisch patriottisme en de Mechelaars (1815-1836)

Date post: 05-Dec-2023
Category:
Upload: kuleuven
View: 0 times
Download: 0 times
Share this document with a friend
43
Transcript

Oranje boven !Orangisme, Belgisch patriottisme en de Mechelaars (1815-1836)

Op 24 april 1831 zorgde het planten van een vrijheidsboom ter ere van het jonge Belgische vaderland voor flink wat tegenkanting en geruzie in de Mechelse gemeenteraad.1 De populier werd toch met veel bombarie geplant. Tijdens een storm op 22 november 1833 knakte “den lang verdroogden vrij-heidboom, denwelken langen tijd als een schandael op de groote merkt gestaan had” af.2 Het trieste lot van de vrijheidsboom illustreert het gebrek aan enthousiasme voor de Belgische revolutie bij de Mechelaars. Was de reden onverschilligheid? Was het de trouw van de burgers aan het Konink-rijk der Nederlanden, dat in 1830 uiteengevallen was? Was het een gebrek aan Belgisch patriottisme? Was de breuklijn tussen voor- en tegenstanders van het Nederlands bewind sterk genoeg om tot de vorming van politieke partijen te leiden?3

Tot voor kort werd in de ‘Belgische’ nationale geschiedenis de scheiding van 1830 beschouwd als een ‘logisch’ en ‘onvermijdelijk’ gebeuren.4 Op politiek, sociaaleconomisch, cultureel en levensbeschouwelijk gebied waren noord en zuid nu eenmaal sinds de godsdienstoorlogen van de 16de eeuw sterk van elkaar vervreemd. Het beeld van de revolutie van 1830 is vertroe-beld door de patriottische geschiedschrijving en de politiek geïnspireerde aanvallen daarop van vooral Fransgezinden, flaminganten en socialisten.5 Pas in 2006 werd deze visie fundamenteel in vraag gesteld door de meer recente neiging van historici om het nationalistische karakter van deze interpretatie bloot te leggen. Er komen sindsdien alternatieve hypotheses naar voor, die stellen dat het anders had kunnen lopen.6 Alleszins speelden de steden een hoofdrol omdat er nog geen goed uitgebouwd centraal bestuursapparaat bestond. Gezien Mechelen naar bevolking bij de zes grootste steden van de ‘Zuidelijke Nederlanden’ hoorde, kan een analyse van de plaatselijke opiniegroepen en gebeurtenissen een bijdrage leveren tot het wetenschappelijke debat.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 131 26/05/15 10:54

132 herwig de lannoy

Koning Willem I. Schilderij (olieverf op doek) uit 1819 door Karel Pieter Verhulst (Mechelen, 1774 - Brussel, 1820) (© Stedelijke Musea Mechelen, inv. S0912).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 132 26/05/15 10:54

oranje boven ! 133

1. Hooggespannen verwachtingen en kritiek op de Grondwet in het Koninkrijk der Nederlanden (1814-1815)

Na de slag bij Leipzig van midden oktober 1813 trachtten de geallieerde mogendheden een einde te stellen aan de annexatiepolitiek van de Fransen in o.a. de voormalige Zuidelijke Nederlanden. Op 30 januari 1814 verlieten de laatste Franse troepen Mechelen en bij brede lagen van de bevolking leefde het verlangen naar het herstel van het ancien régime onder Oostenrijks gezag. De mogendheden gaven de voorkeur aan de vorming van een buffer-staat tegen Frankrijk door het pas gevormde Koninkrijk der Nederlanden uit te breiden. Op 31 juli 1814 verkreeg de Nederlandse koning Willem (1772-1843) het voorlopig bewind over de ‘Belgische provincies’.7 Het Congres van Wenen, dat plaatsvond van oktober 1814 tot juni 1815, legde de nieuwe staatsgrenzen vast. Op 18 maart 1815 al liet de Mechelse ‘maire’ Constant Emile de Bors (1767-1821) de souvereiniteitsverklaring van Willem I afkon-digen, waardoor die zich als staatshoofd van de verenigde Nederlanden uit-riep. Op 29 maart 1815 werd de nieuwe koning door de Mechelaars bejubeld bij zijn blijde intrede in de stad. Drie maanden later verdween Napoleon door zijn nederlaag bij Waterloo definitief van het politieke toneel.8

Het loflied van de Mechelaars voor Willem I uit 1815

Het Mechelse stadsbestuur verzocht de befaamde Mechelse drukkers Pierre-Joseph Hanicq (1753-1828) en zijn zoon François Hanicq (1789-1865) een lof-zang op de tonen van het Wilhelmus uit te geven voor de blijde intrede van de nieuwe koning in Mechelen. De Lier-Zang der Belgen op de Blyde Inkomste van Syne Majesteit Willem den Eersten, Koning der Nederlanden, den 29 Meert 1815 is een interessant historisch document omdat het beknopt, in eenvoudige taal en speels de verwachtingen over het nieuwe regime bij de Mechelaars kleurrijk verwoordde.9 De bevolking keek in de eerste plaats uit naar de “lang-gewenste vrede”. Zij was zich ook bewust van het diplomatieke spel dat met “de Belgen” gespeeld werd. Maar alvast voor het ‘Vlaams’ als taal was dat een opportuni-teit en de verwantschap met Oranje was een pijler van het nieuwe rijk:

“Komt, Belgen! neêrgezeten In ’t lommer van dit groen

Op ’t speel-tuig, half vergeten, Een neerduitsch proefje doen.

De fransche Mues mag schreeuwen! Ons land zyn taal hervraagt;

Ons land, dat zoo veel eeuwen D’Oranje-stammen draagt.”

Volgens de lofzang hadden bij de Godsdienstoorlogen de Nederlanders de juiste kaart getrokken door de Spaanse dwingeland te verjagen. De Belgen

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 133 26/05/15 10:54

134 herwig de lannoy

bleven onwetend en “vastgeketend” achter, “verslapt door by-geloof”, terwijl in de vrije gewesten in het Noorden het goud binnenstroomde uit de kolonies van het “Bataafs gemeene best”. De “klyn-zoon der Nassauwen” kon niet anders dan een “oprecht getrouwen en goeden Souveryn” zijn. Vondel zou ervoor een Oranje-lied zingen! De koning had de “eed die vryheid stigt” gezworen en het goed bestuur door de koning was gewaarborgd in de nieuwe Grondwet:

“’T bestier gaat hy aanwenden Tot heil des nieuwen Staat;

No[o]it zal hy grond-wet schenden, Ons grootsten toeverlaat.”

Godsdienstvrijheid en -verdraagzaamheid zouden – eindelijk – verzekerd worden en wel door de koning, desnoods tot de dood:

“Den Gods-Dienst, lang benepen, Nu vry voor ’t algemeyn, Is in zyn zorg begrepen;

Dog moet verdraagzaam zyn. Want vryheid van geweten, Meer waard’ als lyf en goed,

In zynen Tuin gezeten, Beschermt hy met zyn bloed.”

De Belgen konden deel uitmaken van een staat die ook internationaal prominent was en over de zeeën kon heersen.

“Neptuun doet steeds al zwieren Den drytand over ’t Scheld; Het Ryck der lands-rivieren

Is in zyn magt gesteld. Ons wakkere Palinuuren [= stuurmannen],

Bezien ook reeds ’t compas Om schatten gaan te stuuren Van d’een naar d’ander as.”

De verwachtingen van de Mechelaars waren dus hoog gespannen. Naast alle wierook in de lofzang is de boodschap duidelijk. De Mechelaars stelden hun vertrouwen in Willem I omdat zij in hem de beste garantie zagen voor vrede en de grondwettelijke of liberale vrijheden, in het bijzonder deze op gebied van godsdienst. De (volks)taal – toen het Vlaams – moest in ere hersteld worden en de Mechelaars moesten mee kunnen genieten van de rijkdommen uit de overzeese gebieden. Het was te verwachten dat teleurstelling onrust bij de bevolking zou brengen.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 134 26/05/15 10:54

oranje boven ! 135

De houding van de Mechelaars tegenover de Grondwet van 1815

De Grondwet van augustus 1815 was een herwerkte versie van deze van het Koninkrijk der Nederlanden van een jaar voordien. Nieuw was het twee-kamerstelsel, waarbij de Eerste Kamer een zestigtal leden telde die door de koning uitgekozen waren uit de meest gefortuneerde onderdanen en voor het leven benoemd werden. De Eerste Kamer had geen initiatiefrecht en kon enkel wetsvoorstellen van de koning positief of negatief beoordelen. De Tweede Kamer telde 110 leden, eveneens gekozen uit de welgestelde elite door de Provinciale Staten, die op hun beurt gekozen werden door vertegenwoor-digers van steden, platteland en adel. De Tweede Kamer kreeg wél initiatiefrecht en kon de tienjaarlijkse begroting goed- of afkeuren. Er was ook een beperkte mate van vrijheid van drukpers en het recht van petitie aan de Tweede Kamer. Dat werden cruciale instrumenten voor de opposanten. De stedelijke bestuurs-raden kregen meer uitvoerende taken dan onder het Franse regime.10

Het parlementair stelsel was een zware toegeving van Willem I. Die eigende zich nog de ‘grandeur’ van de koningen uit het ancien régime toe. Daaraan was nochtans een einde gesteld door de Oostenrijkse keizer Jozef II (1741-1790, regering vanaf 1765) en door de Franse overheersers vanaf 1793. Sinds de Franse revolutie van 1789 waren de moderne vrijheden van opinie, ver-eniging, vergadering en pers en de scheiding van kerk en staat de basisprin-cipes voor de inrichting van een staat. Willem I was zelf geen liberaal, maar om de eenheid van zijn koninkrijk te verzekeren door het terugdringen van de invloed van de kerk, zocht hij zijn bondgenoten bij de liberalen. Die waren beïnvloed door de ideeën van de Franse ‘philosophes’ voor een ratio-nelere maatschappijordening en dat betekende internationale vrijhandel en secularisatie van de maatschappij. Bovendien, om twisten tussen het protes-tantse noorden en het katholieke zuiden te vermijden, was in de Grondwet voorzien in godsdienstvrijheid en gelijke rechten voor de bestaande kerk-genootschappen. Willem I was een protestant en hij haalde ook de banden aan met de vrijmetselaarsloges. Zijn zoon prins Frederik werd grootmeester van het Grootoosten der Nederlanden, de koepel van de meeste loges.

Omdat in de Zuidelijke Nederlanden nog geen parlement bestond, moesten ‘notabelen’ die hiervoor door de koning uitgekozen waren, in augustus 1815 over het ontwerp van Grondwet beslissen. Ter voorbereiding kreeg ridder Frans de Wargny als intendant eind september 1814 de opdracht om de stem-gerechtigde elite – behalve de geestelijken – op te lijsten in het departement van de Twee Neten, waartoe ook Mechelen behoorde. De lijst vermeldde het beroep, het inkomen en de politieke overtuiging van elke vermelde burger voor zover die bekend was. Op basis van deze lijst werden door de koning de notabelen aangeduid die zich mochten uitspreken over het ontwerp van de Grondwet. Uit die lijst van de 116 meest vermogende mannelijke inwoners van de stad Mechelen blijkt dat ruim 80 % zijn overtuiging angstvallig voor

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 135 26/05/15 10:54

136 herwig de lannoy

zich hield. Van de 20% die wél een politieke overtuiging toegeschreven kreeg, was volgens de opsteller ruim 60% aanhanger van het Oostenrijks bewind. Veel ‘nostalgici’ waren gewezen leden van de Grote Raad en hun families, die vooral heimwee hadden naar het regime van vóór de hervor-mingen vanaf 1781 van de Oostenrijkse keizer Jozef II. Opvallend is dat aan slechts vier notabelen in de stad Mechelen een voorkeur voor het Franse regime toegeschreven werd, en dan nog “uit eigenbelang”. Dat aantal is zwaar onderschat omdat de ‘Fransgezinden’ in 1814 niets te winnen hadden met hun trouw aan het gevallen bestuur. Orangisten van het eerste uur – aanhangers van Willem I en zijn regering – waren vooral topfunctionarissen.

Politieke opinie van Mechelse notabelen 1814

Oostenrijksgezind Fransgezind Oranjegezind

- graaf Ernest Coloma- baron Philippe Snoy,

ex-burgemeester - Franco de Briez, rentenier,

ex-burgemeester- Pierre de Waepenaer,

rentenier, gemeenteraadslid 1807

- Charles Baujoz, onderzoeksrechter, gemeenteraadslid 1825-1830

- Jacques Pansius, rechter, gemeenteraadslid 1801-1817, 1830-1831

- Jacq. de Ghison, ex-raadsheer Grote Raad

- Jean Pouppez, ex-raadsheer Grote Raad

- Henri de Villers, ex-raadsheer Grote Raad

- Ernest de Richterich, ex-griffier Grote Raad

- Constant Van den Nieuwenhuysen, hoedenfabrikant, handelaar, schout van de stad 1794-1795 (fanatiek)

- Pierre Permisaen, municipaal beheerder (schepen) 1797 (fanatiek)

- Jean Henri de Perceval, advocaat, burgemeester van Putte 1811-1818, bestuurder 1818-1829 en voorzitter 1829-1836 Mechelse Burgerlijke Gasthuizen (gematigd, later orangist)

- Joseph della Faille, rechter, medestichter en ‘Voorzittend Meester’ van de vrij metse-laarsloge ‘La Concorde’, gemeenteraadslid 1800-1807, 1824-1836, lid Tweede Kamer tot 1830 (gematigd, later orangist)

- ridder Frans de Wargny, maire 1800-1802, onderprefect 1802-1814, departemanteel intendant 1814-1816 (†)

- Victor de Wargny, departementaal hoofdontvanger, burgemeester van Rijmenam en zoon van Frans de Wargny

- Constant de Meester-de Wargny, rentenier, burgemeester van Hever

- Pierre Dusart, hoedenfabrikant, adjunct (schepen) 1800- 1828

- Gustaaf Van Velsen, uitgever, algemeen secretaris van de intendant, stadssecreta-ris en later arrondissementscommissaris, overtuigd antiklerikaal

- Jean Baptist Fremie, notaris, secretaris van de onderprefectuur en van de intendant, lid van de provinciale staten (1821), overtuigd katholiek

- hertog Charles-Joseph d’Ursel, jurist, burgemeester Hingene 1804-1812 en 1820-1860, burgemeester Brussel 1810-1814, commissaris-generaal Binnenlandse Zaken 1814-1815, minister van Waterstaat 1815-1819, senator 1839-1859

Bron: F.G.C. Beterams, ‘The high society te Mechelen bij het begin van de regering van koning Willem I (1814-1815)’, in Studia Mechliniensia. Bijdragen aangeboden aan Dr. Henry Joosen ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag, Mechelen, 1976, p. 371-384. De gegevens werden met eigen onderzoeksresultaten aangevuld.

De beoordeling door ridder de Wargny moet sterk genuanceerd worden, want het ging om de persoonlijke, subjectieve inschatting door slechts één topambtenaar. Zij toont alleszins de schroom bij de stemgerechtigde elite om

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 136 26/05/15 10:54

oranje boven ! 137

uit te komen voor de eigen mening over het regime, de liberale vrijheden en de scheiding van kerk en staat. Dat de stemgerechtigde elite, inclusief de functionarissen in het gemeentelijk en departementsbestuur, zich zo neutraal mogelijk opstelden, was niet verwonderlijk. Ten eerste was in het najaar van 1814 het lot van de Zuidelijke Nederlanden nog hoogst onzeker. Ten tweede werd door de regering helemaal niet verwacht dat hoge ambtenaren aan politiek deden. De bedoeling was dat zij als goede bestuurders het beleid en de richtlijnen van de regering correct uitvoerden. Vandaar dat dezelfde personen zonder onderbreking topfuncties in zowel de Oostenrijkse, Franse, Nederlandse als Belgische instellingen waarnamen.11

Wat de ultieme legitimatie van de nieuwe staatsstructuur had moeten worden, werd een beschamende blamage voor de koning en zijn regering. Nochtans had de koning zijn voorzorgen genomen door zorgvuldig op basis van de lijsten als deze van ridder de Wargny de stemgerechtigden uit te kiezen. Geestelijken werden niet bevraagd, want zij waren felle tegenstan-ders van de ‘liberale’ grondwet. In de departementen van de Dijle en de Twee Neten, min of meer de latere provincies Brabant en Antwerpen, werden voor de stemming 308 gefortuneerde burgers uitgenodigd.12 Ruim 220 van die nota belen, of 71%, stemden midden augustus 1815 tegen het ontwerp van Grondwet en dat was voor de koning het op één na slechtste resultaten van alle departementen in de ‘Belgische’ provincies.13 Elders in de Zuidelijke Nederlanden was het niet veel beter. Van de 1.604 opgeroepen notabelen kwamen er 1.323 stemmen. Slechts 527 stemden vóór, of amper 33% van de opgeroepenen, en 796 stemden tegen. Daarom liet de koning de 281 afwezi-gen en de 126 notabelen die enkel vanwege de bepalingen over de godsdienst tegen hadden gestemd, bij de ja-stemmers voegen. De koning liet de Grond-wet op 18 augustus 1815 door de Staten-Generaal homologeren.14

Anders dan bij de machtsovername door de Fransen twintig jaar eerder, was continuïteit in de stedelijke bestuursorganisatie het streefdoel van de nieuwe regering. Alle stedelijke mandatarissen bleven op post, ook Constant de Bors, die in 1800-1801 al gemeenteraadslid was geweest en sinds 1813 burgemees-ter was. In maart 1815 benoemde Willem I twee nieuwe raadsleden. Bartho-lomeus Gyseleers-Thijs (1761-1843) had al in 1794 als schepen gezeteld, was in 1802 tot stadsarchivaris en een jaar later tot griffier van het vredegerecht benoemd. Jan Baptist Olivier (1757-1840) was een jurist die zich ingehuwd had in de schatrijke brouwersfamilie Scheppers. Zijn echtgenote en schoon-familie waren diepgelovig en hijzelf was een praktiserend katholiek. Toch had hij zich in de Franse tijd verrijkt met het opkopen van ‘zwart goed’, de door de overheid geconfisqueerde kerkelijke bezittingen die aan spotprijzen aan vermogende particulieren verkocht werden. Hij was onder het Franse bewind tresorier en lid van de raad van notabelen geweest en sinds 1804 vrederechter. Na de machtsovername door de Nederlanders werd hij een overtuigd verdediger van het nieuwe regime. Hij bracht het tot raadslid en

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 137 26/05/15 10:54

138 herwig de lannoy

ondervoorzitter van de provinciale staten van Antwerpen van 1815 tot 1826 en werd in 1825 door de koning geridderd.

De koning besliste in mei 1817 dat Mechelen door een regentieraad – of ‘raad van regering’ – van achttien leden bestuurd ging worden. Constant de Bors bleef burgemeester, de drie zittende ‘adjuncten’ Jean Francis Estrix, Pieter Laurent Dusart en Joseph de Meester werden als schepenen – de nieuwe benaming voor dezelfde functie – door de koning herbenoemd en gemeen-teraadslid Jozef Rycke werd als vierde schepen benoemd. Van de dertien overige leden van de regentieraad waren er slechts drie nieuwelingen. Na het overlijden van Constant de Bors werd schepen Jean Estrix (1766-1826) in maart 1821 burgemeester. Deze jurist uit een Mechelse brouwersfamilie was al adjunct sinds 1808 en had in 1815 mee mogen stemmen over de nieuwe Grondwet. Hij was ook lid van de provinciale staten van Antwerpen en van de Tweede Kamer in 1818-1821. Na zijn overlijden werd Jan Baptist Olivier in februari 1826 door de koning tot burgemeester van Mechelen benoemd. Olivier werd ondanks zijn verleden vrij populair bij de overwegend katho-lieke bevolking door zijn diepgelovige schoonfamilie en zijn spaarzaam en gematigd beleid.15

2. De Mechelaars tegenover het Nederlandse regime en de liberale vrijheden

Zoals vermeld, verkondigden de Mechelaars in de Lier-Zang van maart 1815 dat zij vrede en welvaart, eerherstel van de volkstaal en respect voor de liberale vrijheden wilden, vooral op het vlak van godsdienstbeleving. De vraag is in hoever het regime erin slaagde deze verwachtingen in te lossen en of daarin de kiemen lagen van de opstand van 1830.16 Naast de opinie over het economisch beleid en de taalpolitiek, beroerden deze over de plaats van het geloof en de kerk in de maatschappij en over de staatkundige inrichting alle sociale klassen.

Economische welvaart en herstel van de volkstaal

In de ‘klassieke’ Belgische en ook Vlaamse geschiedschrijving wordt bena-drukt dat de Zuidelijke Nederlanden door hoge belastingen uitgebuit werden en dat dit een voedingsbodem was voor de oppositie tegen het regime bij ondernemers, middenstanders en handelaars. Recent historisch onderzoek heeft de fiscale transferts van het zuiden naar het noorden wel bevestigd, maar heeft tegelijk aangetoond dat ook de ondernemers in het zuiden volop profiteerden van de prille industrialisatie, de economische bloei, de vrijhan-del en de eengemaakte markt, met een verzekerde afzet in het noorden en in de kolonies. Er waren weliswaar geen ondernemingen in Mechelen met een belangrijke internationale afzet, maar de stad genoot volop mee van de gunstige economische conjunctuur en van de toevloed aan grondstoffen, edele metalen en andere waren uit de kolonies. Mechelen haalde zijn voor-

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 138 26/05/15 10:54

oranje boven ! 139

deel uit de centrale ligging tussen Antwerpen en Brussel en de goede bereik-baarheid over land en via de rivieren.17 De mislukking van de natievorming van de Nederlanden in 1830 lag niet op financieel-economisch vlak. Het probleem was dat de ‘nouveaux riches’ hun economisch en sociaal prestige onvoldoende of niet vertaald zagen in hoge bestuursfuncties en inspraak. Zij reageerden steeds vijandiger op de dominantie van de centrale overheid in de plaatselijke administratie en sommige ook op de taalwetgeving.18

Het voorgenomen herstel en/of de invoering van het Nederlands als cultuur-, bestuurs- en dus carrièretaal werd door de Mechelaars enthousiast onthaald. Dat is verwonderlijk, gezien het algemeen verspreide gebruik sinds eeuwen van het Frans in het bestuur, de administratie en de Grote Raad. Onder het Franse bewind was een intense verfransing in 1792-1813 doorgevoerd. Willem I hield woord, schafte in 1819 de Franse taaldecreten af en verklaarde in 1823 in de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen en Limburg het Nederlands tot de enige bestuurstaal.19 Een belangrijke handicap was dat in die provincies een standaardtaal ontbrak, ook voor de schrijftaal. Het ‘Vlaamse’ was een volkstaal, slechts een verzameling dialecten. De taal-politiek van Willem  I werd in Mechelen het meest gesteund door een beperkte, maar gezaghebbende groep ‘Vlaamsvoelende’ liberalen: leraren van het stedelijk college voor middelbaar onderwijs en leden van de rede-rijkerskamer. Zij waren de geestelijke erfgenamen van de Mechelse Vonckist Willem Verhoeven (1738-1809).20 Deze welgestelde lakenhandelaar was een toneel- en geschiedschrijver en rederijker die al in 1780 bij de eersten was om de band tussen land, volk en het ‘Vlaams’ als volkstaal te benadrukken en daarom aanzien wordt als pionier van de Vlaamse beweging.21 De elite van gefortuneerde en hoog opgeleide liberale ‘flaminganten’ was overtuigd orangist en bleef dat ook na de omwenteling. Maar zij miste voeling met de katholieke kleine burgerij en de arbeidersklasse en haar invloed raakte niet veel verder dan de rederijkerskamer.

Van grootnederlandse sympathieën is er geen spoor in Mechelen. Voor zover bekend, ontstond er geen grootnederlands genootschap in de stad. Ook elders in de Belgische provincies vormden de grootnederlanders slechts een onbe-tekenende minderheid van enkele ‘taalminnaars’: hoogopgeleide intellec-tuelen die in gesloten clubs met elkaar contact zochten. Ook de Belgische elite was door en door ‘Zuidnederlands’.22

De clerus en de gelovigen tussen ultramontanen en liberaal-katholieken

Als zetel van het aartsbisdom had Mechelen een belangrijke symboolfunctie. De Franse bewindvoerders hadden een einde gesteld aan de almacht van de adel en de geestelijkheid in de standenmaatschappij en aan de bevoorrechte positie van het katholicisme als staatsgodsdienst in de Zuidelijke Nederlan-den. In het dagelijks leven was van een geseculariseerde staat evenwel geen

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 139 26/05/15 10:54

140 herwig de lannoy

Prins de Méan legde in 1815 de eed op de Grondwet af en maakte daarmee komaf met de radicale afwijzing door de kerk van de moderne staat. Hij werd in 1817 aartsbisschop van Mechelen. Litho van de Frans-Belgische lithograaf Jean-Baptiste Jobard (1792-1861) (© Regionale Beeldbank Mechelen, SME001009015).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 140 26/05/15 10:54

oranje boven ! 141

sprake, want de bevolking in de Belgische provincies was voor 99% prakti-serend katholiek, dus ook vrijwel de gehele liberale burgerij. De confes-sionele kwestie was nog heel wat complexer door de tegenstelling tussen de protestanten in het noorden en de katholieken in het zuiden van het rijk. De remedie in de Grondwet van 1815 was godsdienstvrijheid en gelijke rechten voor de bestaande kerkgenootschappen. Willem I droomde van een ‘verlicht katholicisme’ in de Zuidelijke Nederlanden waarin de verschillen met het protestantisme zoveel mogelijk gladgestreken waren. Het middel was overheidstoezicht op het onderwijs in alle geledingen, ook op een deel van de priesteropleiding. De koning wilde een einde maken aan het streven van de clerus in het zuiden om de kerkelijke structuren zelfstandig in te richten, het kerkelijk leven te monopoliseren en de godsdienst naar eigen inzichten uit te leggen. Uiteraard botste dit voornemen op het hardnekkige verzet van de hoge clerus.

Al in het najaar 1814 had de hoge clerus in de zuidelijke provincies krachtig geprotesteerd tegen het ontwerp van de Grondwet en om die reden had zij van de koning niet mogen deelnemen aan de stemming erover. Nadien mil-derde het verzet bij de kerkleiding en bleek een vergelijk mogelijk. Het ver-langen naar het herstel van het ancien régime maakte geleidelijk plaats voor een ruimer begrip voor de liberale vrijheden en de inrichting van de moderne staat.23 Een belangrijk signaal kwam van Francis Antoine de Méan (1756-1831), die in 1801 onder het Franse bewind afgezet was als prins-bisschop van Luik. Zijn broer graaf César de Méan was lid van de commissie die de Grondwet van 1815 opstelde. Tegen de andere hoge clerici in het zuiden in, had Francis de Méan al in 1815 als lid van de Eerste Kamer de eed op de Grondwet afgelegd en daarmee komaf gemaakt met de radicale afwijzing van de moderne staat. Daaraan had hij de steun te danken van de koning voor zijn benoeming door de paus als aartsbisschop van Mechelen in 1817.24

In de stad Mechelen was doorheen de eeuwen een fijnmazig netwerk van parochies, katholieke kringen en caritatieve werken ontstaan. Slechts ca. 1% van de bevolking behoorde tot de geestelijkheid, maar de parochiepriesters hadden een groot moreel gezag op alle sociale klassen van de bevolking, behalve op de enkele radicale liberalen die sympathiseerden met de anti-klerikale idealen van de Frans revolutie. Onder de leken kon de clerus steunen op de ‘catholiques intransigeants’. De Franse historicus Jean-Marie Mayeur omschreef deze machtige groep als onverzoenlijke, overtuigde katho-lieken. Het ging om conservatieve gelovigen die de liberale vrijheden afwe-zen en terug wilden naar de sociale ordening van het ancien régime. Zij streefden naar het herstel van de staatskerk.25 In België ging het om de ‘ultramontanen’. Die rekenden op de steun van het Vaticaan “ultra montes” (over de bergen) voor hun sociale en politieke werking en beschouwden zich als de ware, orthodoxe katholieken. De term ‘ultramontanisme’ wordt thans algemeen gebruikt omdat het begrip het hoofdkenmerk van de doctrine

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 141 26/05/15 10:54

142 herwig de lannoy

duidt: het antiliberalisme uit loyauteit aan de paus.26 De ultramontanen had-den veel invloed op de gewone man door hun engagement in allerhande caritatieve werken, zeker in Mechelen. Zij kwamen in conflict met progres-sieve leken, die de moderne vrijheden aanvaardden op voorwaarde dat deze ook aan de kerk toegestaan werden. Die kregen het etiket ‘catholiques libéraux’ opgekleefd, oorspronkelijk een scheldnaam die ultramontanen hen gaven. Kortom, er was diepe verdeeldheid tussen antiliberale ultramontanen en liberaal-katholieken.

De liberalen en de afwezige vrijmetselaarsloges

Tot de jaren 1860 waren ook vrijwel alle liberalen praktiserend katholiek. Wel streefden liberaalgezinde burgers naar de scheiding van kerk en staat, het respect voor de moderne vrijheden en het ideologisch pluralisme. De gematigde liberalen wensten geen nieuwe Franse revolutie en waren bereid tot samenwerking met de liberaal-katholieken. Er was ook een minderheid van radicale liberalen, die niet wilden weten van een samenwerking met de katholieken en die wél de principes van de Franse revolutie wilden realise-ren. Bovendien waren de liberalen over de sociale kwestie diep verdeeld. De ‘doctrinairen’ verdedigden als sociaal conservatieven het principe van ‘laissez faire’. Zij wezen staatsinmenging in economische zaken af als bedreigend voor de vrije markt. De antiklerikale, radicale liberalen waren voor die tijd heel wat sociaal progressiever en enkele ervan vonden later aansluiting bij de prille socialistische en communistische beweging, ook in Mechelen.

De vrijmetselaarsloges namen in het maatschappelijke debat over de positie van de godsdienst en de kerk in de maatschappij een bijzondere plaats in. Ook de leden van de vrijmetselaarsloges vervulden hun plichten als praktise-rende gelovigen, maar zij verwierpen elke kerkelijke bevoogding in maat-schappelijke kwesties die niet specifiek godsdienstig waren. Ondanks dit kerkonvriendelijk standpunt speelden veel prominente katholieken een actieve rol als logebroeders omdat de loges een prestigieus forum vormden in het sociaal leven van de elite. De katholieken in België en in Mechelen haakten pas af toen de Belgische clerus een engagement in de loges in 1837 verbood.27

Sinds de Franse tijd hadden zich veel vrijmetselaars in Mechelen geënga-geerd in de openbare bestuursorganen. Vele hoge ambtenaren en de meeste leden van het stadsbestuur, veelal edelen, renteniers, rechters, notarissen en gefortuneerde handelaars, waren logebroeders. Bij de stichting van de loge ‘La Concorde’ in 1809 in Mechelen waren zevenentwintig leden aanwezig, zes jaar later waren er zevenenveertig logebroeders, maar kort na 1819 was de loge weggedeemsterd.28 Nadien vergrootte nog de ideologische ver-deeldheid tussen de Mechelse vrijmetselaars over het regime. Jean-Joseph Vermylen-Neeffs (1770-1836) was de leider van de critici tegenover het Neder-

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 142 26/05/15 10:54

oranje boven ! 143

lands regime in de regentieraad, werd in oktober 1830 de eerste burgemees-ter onder het Belgisch bewind en was een liberaal-katholiek die een verre-gaande scheiding van kerk en staat verdedigde. Gustaaf Van Velsen (1783-1836), lid van de Tweede Kamer en de arrondissementscommissaris onder Willem I, was een orangist en fel antiklerikaal. Joseph della Faille was lid van de Tweede Kamer tot 1830 en gemeenteraadslid van 1824 tot 1836. Hij was een overtuigd orangist, katholiek en tegelijk ‘Voorzittend Meester’ van de Mechelse loge ‘La Concorde’.29 Bovendien ontbraken onder de vrij-metselaars charismatische leiders die de meningsverschillen konden over-bruggen. Goswin de Stassart, over wie verder meer, was bij de aanloop naar de revolutie in augustus 1830 in Mechelen achter de schermen actief, maar daarna niet meer. Anders dan in grootsteden als Gent, Brussel en Luik speelde in Mechelen geen enkele vrijmetselaarsloge een rol in de aanloop naar de Belgische revolutie.30

De adel en hogere burgerij

De Mechelse landadel, die overwegend katholiek was, had zich in het ancien régime doen gelden als één van de machtigste ‘standen’. Zij had het tijdens de Franse revolutie erg moeilijk gehad. Onder Willem I wonnen deze groot-grondbezitters opnieuw aan macht, met topfuncties aan het Hof, in de Staten-Generaal, in de provinciale staten of in de gemeentebesturen. Zij bewoonden een landgoed op het platteland, maar genoten veel prestige en gezag in de stad Mechelen. Voor deze landadel leek het Nederlands konink-rijk de beste beveiliging tegen een op Franse leest geschoeide republiek. Een typisch figuur van de Mechelse landadel was hertog Charles-Joseph d’Ursel (1777-1860). Die was in de Franse tijd burgemeester van Brussel en van Hingene, waar hij een landgoed bewoonde. Ook hij had in de stad Mechelen veel invloed. Hij werd door koning Willem aangesteld als commissaris-gene-raal op Binnenlandse Zaken in 1814-1815, cruciale jaren voor het lot van de Belgische provincies, en daarna tot 1819 als minister van Waterstaat, een belangrijk departement. Hij werd in 1819 Grootmeester van het Huis van de Koningin, een vertrouwensfunctie aan het Hof. Net als andere landedelen bleef hij na 1830 een fervent orangist die elke medewerking met het Belgische regime afwees. Pas na lang persoonlijk aandringen van Leopold I aanvaardde hij het senatorschap in 1839.

Anders was de houding bij de nieuwe geldadel. De ‘nouveaux riches’ waren wel bedeeld met eretitels, maar in verhouding hadden zij veel minder top-ambten kunnen bemachtigen dan de landadel en daarover raakten zij gefrus-treerd. Zij streefden ernaar met de liberale vrijheden en het terugdringen van de invloed van de kerk in de maatschappij zélf sterkere posities te kunnen innemen en waren daarom meer liberaalgezind. Tijdens de aanloop naar de revolutie en in 1830 zijn in die kringen de luidruchtigste Belgische revoluti-onaire leiders te vinden.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 143 26/05/15 10:54

144 herwig de lannoy

Toen de restauratie van het ancien régime voorlopig niet mogelijk bleek eens het Nederlands bewind zich na 1815 stevig verankerde, groeide de aanhang voor het regime. Het begrip voor de moderne vrijheden werd ook sterker bij de jonge generatie van welgestelde katholieke intellectuelen die de 18de-eeuwse standenmaatschappij niet gekend had. Zij zag in de vrijheid van godsdienst precies een wapen om de prominente positie van de kerk in de 19de-eeuwse samenleving te bestendigen en zelfs te herstellen. Tegelijk slaagde Willem I erin de meeste edelen en hogere burgers te integreren in de nieuwe of vernieuwde bestuursorganen. Terwijl in de Franse tijd voor-durend burgers bedankten voor aangeboden ambten – indien zij daar de moed toe hadden – of ontslag namen eens ze daartoe een reden vonden, was dat in de Nederlandse periode uitzonderlijk. Toch rijpte het verzet in enkele families van vooral radicale liberale ‘nieuwe rijken’.

De kleine burgerij, de ambtenaren en het gewone volk

Ook de kleine burgerij van Mechelse middenstanders, handelaars en beoefe-naars van vrije beroepen was verdeeld over het regime. De katholieke bur-gerij genoot van de economische welvaart, maar onderging volgzaam de invloed van de hoge clerus en de parochiepriesters, die van op de kansel de onderwijspolitiek van de koning onder vuur namen. Bovendien hadden in Mechelen de talrijke seminaries en kloosters als klant een grote invloed op de plaatselijke middenstand. Er was ook een liberale burgerij en de meerder-heid ervan was meer bevreesd voor een ongebreideld katholicisme dan voor de ‘verlichte’ monarchie onder Willem I, al was er ontevredenheid over de beperkte invoering van de liberale vrijheden. De ambtenarij en de balie in de stad waren oranjegetrouw.

Uiteraard kon het regime vertrouwen op het garnizoen in de stad van een 50-tal protestantse officieren en een 1.000-tal manschappen en hun fami-lies. Tijdens de revolutiedagen stonden de officieren uit het garnizoen aan de kant van de orangisten. Die koesterden in februari - maart 1831 nog plannen om de Mechelse lanciers en artillerie in te schakelen in een anti-revolutionaire militaire aanval, maar daarvan kwam niets in huis.31 Er was ook een kleine protestantse gemeenschap, waar dominee C. Winckel met veel gezag predikte ten gunste van het Nederlands bewind, zoals hij ook in Antwerpen deed.32

De arbeidersklasse lijkt afwezig in het verhaal. Hoe talrijk ook, politiek had die geen enkele inspraak of macht. Opstootjes en straatprotest botsten op het onbegrip van de hogere sociale klassen, ook van de kleine burgerij, en wer-den hardhandig onderdrukt. In 1830 kreeg de arbeidersklasse te leiden onder de toenemende werkloosheid en de gestegen prijzen van brood en vlees door de economische terugval. Zelfs toen kwam het niet tot een ‘proletarische opstand’ in Mechelen.33

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 144 26/05/15 10:54

oranje boven ! 145

Onderstaand schema geeft een vereenvoudigd overzicht van de sociale klas-sen en de confessionele en staatkundige opinies in Mechelen tussen 1815 en 1830. Belangrijk is dat een bepaalde confessionele of staatkundige opinie niet door één sociale klasse in zijn geheel gedeeld werd. Het is meestal zelfs niet mogelijk aan te geven of een meerderheid van een bepaalde sociale klasse de ene of de andere confessionele of staatkundige opinie volgde. De opinies doorsneden als complexe breuklijnen alle sociale klassen. Dat maakt het moelijker het orangisme of Belgisch-patriottisme en finaal de Belgische revolutie van 1830 te verklaren.

Sociale klassen, confessionele en staatkundige opinie (1815-1830): vereenvoudigd schema

sociale klassen confessionele opinie staatkundige opinie

landadel, geldadel

hoge clerus, lage clerus

burgerij: vrije beroepen middenstand, handelaars hoge ambtenaren hoge militairen

gewone volk: lage ambtenaren en militairen arbeiders, land- en tuinbouwers werklozen

ultramontaan (antiliberaal)

liberaal-katholiek

gematigd liberaal en doctrinair

radicaal liberaal(antiklerikaal)

Oostenrijksgezind

Fransgezind

Oranjegezind

Belgischgezind

3. Tussen sympathie voor en verzet tegen Oranje (1826-1830)

De grote boosdoener was de kerkonvriendelijke schoolpolitiek vanaf 1826 van Willem  I, die de oppositie de kans gaf een ruimer maatschappelijk draagvlak te creëren. Sinds in 1824 het lager onderwijs en in 1825 de pries-teropleidingen onder staatscontrole gebracht waren, deden enkele Noord-Nederlandse katholieken als eersten een beroep op de grondwettelijke vrij-heid van godsdienst in hun verzet tegen het regime.

De School van Mechelen en de oppositie tegen Willem I (1826-1830)

De tegenstanders van de onderwijspolitiek van Willem  I en zijn regering dreven aartsbisschop de Méan vooruit in de oppositie. Rond hem vormde zich een groep opposanten tegen het regime. Deze groep werd door Aloïs Simon later de ‘School van Mechelen’ genoemd. De School gaf een eigen karakter aan het liberaal-katholicisme in België door een grotere openheid tegenover de liberale vrijheden te tonen dan de geestelijkheid elders in Europa. De groep streefde niet naar de absolute scheiding van kerk en staat.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 145 26/05/15 10:54

146 herwig de lannoy

De Noord-Nederlandse priester Cornelis Van Bommel werd de aanvoerder van het verzet van de clerus tegen de kerkonvriendelijke schoolpolitiek van Willem I, werd omstreeks 1826 de vertrouwensman van de bejaarde aartsbisschop de Méan en bracht in het aartsbisschoppelijk paleis van Mechelen gelijkgezinden bij elkaar in de ‘School van Mechelen’. Schilderij in de bisschopskamer van de abdij Rolduc in Kerkrade, Nederland.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 146 26/05/15 10:54

oranje boven ! 147

De staat had een beslissende rol te spelen in de verdediging van de moderne vrijheden, want precies die boden de beste waarborgen voor het behoud en de uitbreiding van de katholieke cultus in de geseculariseerde maatschappij. Dat was afwijkend van de visie van de Franse filosoof en priester Félicité de Lamennais (1782-1854), de grondlegger van het liberaal-katholicisme. Door de constructieve houding tegenover de liberale beginselen bood de ideologie van de School van Mechelen meer perspectief voor de positie van de kerk in de moderne samenleving dan die van Lamennais. De aanhangers van Lamennais in België sloten zich kort na de Belgische revolutie bij de School aan.34

Als de grote animator van de School van Mechelen manifesteerde zich Cor-nelis Van Bommel (1790-1852). Van Bommel was afkomstig uit Leiden en had een ultramontaanse opleiding genoten, waarin het disciplinair gezag van de paus hoog aangeschreven stond. De priester had een uitstekende reputatie bij katholieken én protestanten als stichter en bestuurder van een kleinsemi-narie nabij Haarlem. Zijn seminarie werd door de koning in 1825 opgeheven. Toen Van Bommel daarop een aanstelling weigerde aan een wereldlijk college, werd hij de verpersoonlijking van de kerkelijke ‘indrukwekkende oppositie’ tegen de godsdienstpolitiek van Willem I. Hij kwam als opposant in de gratie van de kerkleiding in het aartsbisdom Mechelen en slaagde er tot begin 1827 in de informatiestroom naar de Heilige Stoel te monopoliseren. Dat deed hij met een uitvoerige ‘geheime’ briefwisseling namens aartsbis-schop de Méan met de Romeinse curie, waardoor hij de onvoorwaardelijke steun van het Vaticaan aan de katholieke oppositie kon verkrijgen. Tegelijk werd hij een sleutelfiguur in de alliantie tussen katholieken en liberalen omdat hij relatief open stond voor de moderne vrijheden.35

Van Bommel trok aan het aartsbisdom gelijkgezinden aan. Eind 1826 droeg hij de pastoor-deken uit Antwerpen Engelbert Sterckx (1792-1867) aan de Méan voor als vicaris-generaal van het aartsbisdom Mechelen. Sterckx was prosecretaris aan het aartsbisdom vanaf 1813, werd professor aan het groot-seminarie van Mechelen in 1815 en was pastoor geweest in Boechout in 1821-1824. Als pastoor-deken van de O.-L.-Vrouweparochie in Antwerpen vanaf 1824 had Sterckx naam gemaakt met zijn gedurfde en kordate aanpak bij de herinrichting van zondagsscholen. Hij bracht de parochiegeestelijken in zijn dekenaat eensgezind tot een open houding tegenover de gematigde liberalen. Sterckx, die in 1832 aartsbisschop van Mechelen en in 1838 kardi-naal werd, bleef tot zijn overlijden in 1867 de liberaal-katholieke principes verdedigen. Dat deed hij ondanks veel tegenkanting, die ook in katholieke milieus toenam.36

De School van Mechelen werd vanaf januari 1827 als aanvoerder van de katholieke oppositie buitenspel gezet toen het Vaticaan rechtstreeks onder-handelingen aanknoopte met de regering. De Heilige Stoel deed er vanaf dan

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 147 26/05/15 10:54

148 herwig de lannoy

Engelbert Sterckx werd omstreeks 1826 als vicaris-generaal en lid van de Ecole de Malines één van de aanvoerders van de oppositie tegen de kerkonvriendelijke schoolpolitiek van Willem I. Als aartsbisschop en kardinaal werd hij nadien de belangrijkste verdediger van de grondwet van 1830 en van het liberaal-katholicisme in het nieuwe België. Litho van J. Van Rooy uitgegeven bij M. Ropoll, Antwerpen (© Regionale Beeldbank Mechelen, SME001009013).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 148 26/05/15 10:54

oranje boven ! 149

alles aan om de unie tussen katholieken en liberalen te verbreken. In juni 1827 sloten paus Leo XII en Willem I een concordaat. De clerus had het recht bisschoppen voor te dragen, maar de koning beschikte over een vetorecht. De leden van de School van Mechelen reageerden furieus en voelden zich verraden. Zij trachtten de oppositiebeweging nieuw leven in te blazen door de banden met de gematigde liberalen nauwer aan te halen. De koning trachtte het verzet te temperen met belangrijke toegevingen aan de hoge clerus in de Belgische provincies in 1829 en begin 1830. Hij liet zijn droom van een staatskerk varen en stemde in met de benoeming van drie bisschop-pen die door de hoge clerus werden voorgedragen en die kritisch stonden tegenover het regime. Eén van hen was Van Bommel, die bisschop van Luik werd. De koning liet ook de vooropleiding voor het priesterschap vrij. Die moest sinds 1825 verplicht gevolgd worden aan het Collegium Philosophicum in Leuven, een overheidsinstituut. Als wederdienst pleitte Van Bommel in een herderlijk schrijven bij de gelovigen voor toenadering tot het regime.37

Ook andere invloedrijke Mechelse katholieken toonden zich tevreden, al was voor hen slechts een kleine stap gezet op weg naar de restauratie van de katholieke staatskerk. De toegevingen van Willem  I waren te beperkt en kwamen te laat om de lont nog uit het kruitvat van de revolutie te halen. Van Bommels oproep voor verzoening van begin 1830 was tevergeefs. Meer nog, door de toegevingen van de koning te aanvaarden, verloor de School van Mechelen de controle over de oppositiebeweging die zijzelf mee op gang getrokken had. Later, in 1834, was zij een laatste keer belangrijk toen zij een brug trachtte te slaan tussen de katholieke voor- en tegenstanders van de moderne vrijheden.

Het ‘Monsterverbond’ en de petitionnementen van 1828-1829

De twee belangrijkste opiniegroepen – katholieken en liberaalgezinden – vonden elkaar om uiteenlopende en zelfs tegenstrijdige motieven in het ver-zet tegen de kerkonvriendelijke schoolpolitiek vanaf 1826 en de gebrekkige toepassing van de moderne vrijheden. Zo ontstond een ‘monsterverbond’, een scheldnaam voor deze heterogene alliantie tegen Willem  I.38 De steun ervoor was zeker niet algemeen. De ultramontanen verwierpen de alliantie met de liberalen. In Mechelen was de kritiek op het regime veel minder uitgesproken dan in Brussel, Luik, Leuven of Brugge. Toch was er teleurstel-ling en ongenoegen. In de Mechelse regentieraad van 4 juni 1828 draaide het voorstel om al dan niet in te tekenen op kunstgravures van de plechtige inhuldiging van de koning, uit op een staking van stemming. Er waren acht voor- en evenveel tegenstanders, waarbij de doorslag gegeven werd door de ja-stem van burgemeester Olivier.39 Dat is het enige politieke incident in die periode over het Nederlandse bewind waarvan in de notulen een spoor te vinden is. Of de aankoop van de gravures doorging, is onzeker. Alleszins zijn er geen teruggevonden in de collecties van de stad.40

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 149 26/05/15 10:54

150 herwig de lannoy

Aan het aartsbisschoppelijk paleis aan de Wollemarkt in Mechelen was de ‘School van Mechelen’ actief. Deze beweging van hoge clerici en gezaghebbende leken leidde de oppositie tegen Willem I en zijn regering in de Zuidelijke Nederlanden, maar verloor begin 1830 de controle over het verzet. Aquarellen van het aartsbisschoppelijk paleis (1846) en de binnenplaats (zicht in 1780) door de Mechelse kunstenaar Jan-Baptist De Noter (1786-1855) (© Regionale Beeldbank Mechelen, SME001009605 en SME001001305).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 150 26/05/15 10:54

oranje boven ! 151

De tegenstanders van het bewind van Willem I organiseerden in 1828 en 1829 petitionnementen in het koninkrijk om hun eisen aan de Tweede Kamer te ondersteunen. Bij de burgers – ook niet-kiesgerechtigden – werden handteke-ningen geronseld om de achterban te bewijzen. In de steden hield de gegoede burgerij zich overwegend afzijdig van het protest en daardoor kenden de peti-ties vooral op het platteland succes. De eerste petitie in november 1828 verza-melde in de Belgische provincies meer dan 40.000 handtekeningen voor pers-vrijheid, de ministeriële verantwoordelijkheid en de vrijheid van onderwijs en in het Franstalige zuiden ook voor het vrij gebruik van de talen. De plaatselijke aanstokers waren hoofdzakelijk vooraanstaande katholieke intellectuelen uit de burgerij, zoals François Hanicq, die in 1815 nog het loflied voor Willem I gedrukt had. Hanicq en zijn weinige aanhangers werden door burgemeester Olivier meteen tot de orde geroepen en het verzet werd in de kiem gesmoord. Naar schatting tekenden minder dan 300 Mechelaars de petitie.41

De tweede petitie voor de “volle vrijheid van het onderwijs” eind 1829 kende in de Belgische provincies meer succes omdat het thema concreter was en de openlijke steun van de geestelijkheid genoot. In enkele weken tijd werden meer dan 300.000 handtekeningen verzameld. De dekens, pastoors en onder-pastoors maakten openlijk propaganda voor de petitie, terwijl het aarts-bisdom en het kapittel van Sint-Rombout zich om tactische redenen afzijdig hielden. Anders dan bijvoorbeeld in Lier, waar het bestuur dreigde met het inkwartieren van militairen bij de ondertekenaars, kon de beweging in Mechelen ditmaal niet in de kiem gesmoord worden. Door zijn verzet tegen de petitiebeweging werd aan burgemeester Olivier gedurende enige tijd de biecht geweigerd.42 Toch was het succes in Mechelen bescheiden in vergelij-king met andere steden. Bijna 300 Mechelaars tekenden, vooral de katholieke kiesgerechtigden. In Antwerpen, waar de anti-orangisten over een eigen pers beschikten, tekenden 5.008 personen.43 Hoewel de petitionnementen in de steden alweer een matig succes kenden, toonden zij dat er een maatschap-pelijk draagvlak was van de beweging voor de moderne vrijheden, ook bij liberaalgezinde katholieken, en dus tegen het bewind van Oranje. Dat gaf de tegenstanders van het regime moed en zij wilden de volledige overwinning, geen halfslachtig compromis.

4. De geïmporteerde revolutie van 1830 in Mechelen

De omwenteling in Frankrijk van juli 1830 verenigde het politiek liberalisme en het nationalisme, vestigde in dat land een grondwettelijke monarchie en was een inspirerend voorbeeld voor nationalistische bewegingen tegen ‘vreemde overheersers’ zoals in Polen en in de Belgische provincies van het Koninkrijk der Nederlanden.44 De oppositie kon zich ontwikkelen tot een revolutionaire beweging toen die gekruid werd met een nationaal gevoelen. In Mechelen werd die uitgedragen door Fransgezinde radicale antiklerikale vrijmetselaars uit de hoge burgerij.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 151 26/05/15 10:54

152 herwig de lannoy

Goswin de Stassart ijverde voor de reunie van de Zuidelijke Nederlanden met Frankrijk en was een prominent leider van de radicale liberale antiklerikale vrijmetselaars tijdens de revolutie van 1830 en in het jonge België. In Mechelen speelde hij een minieme rol achter de schermen. Litho van Charles Baugniet, in Galerie des contemporains illustres Lith. royale Pierre Degobert, 1841 (© Regionale Beeldbank Mechelen, SME001010256).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 152 26/05/15 10:54

oranje boven ! 153

Goswin de Stassart: Belgisch patriot of politieke windhaan?

De onrust in Brussel nam uitbreiding naar andere steden, met Luik voorop. De Mechelaars reageerden afwachtend, net als de Antwerpenaren. Tussen 14 en 18 augustus 1830 werden Franse driekleurige kokarden en Fransge-zinde spotrijmen via strooibriefjes en affiches tot op de Grote Markt in Mechelen verspreid, met als boodschap: “Viva les Français, vive d’Orléans! A bas le roi de Hollande!”. De pro-Franse actie was wellicht gevoerd door slechts een handvol revolutionairen, die aangestuurd werden vanuit Brussel en van wie er enkele vanuit Parijs uitgezonden waren. Door het uitsluitend Franstalig en elitair karakter kon die de volksmassa niet mobiliseren. Voor burgemeester Olivier was het een onbenullig incident en het kwam niet eens op de regentieraad ter sprake.45

De aanstoker vanuit Brussel was Goswin de Stassart (1780-1854). Deze wel-gestelde, Franssprekende vrijmetselaar was in Mechelen geboren, maar afkomstig uit een vooraanstaand geslacht uit Namen, waar hij school liep aan het voormalige jezuïetencollege en er een landgoed bewoonde. Hij studeerde als jurist af in Parijs en werkte vanaf 1802 o.a. als auditeur van de Raad van State in dienst van Napoleon. Goswin de Stassart werd intendant in 1805-1809, daarna prefect in Avignon en nadien in Den Haag, waar hij de assimi-latie van de veroverde gebieden bij Frankrijk nastreefde, maar dat mislukte. Na de ineenstorting van het Empire hoopte hij dat de Zuidelijke Nederlanden deel bleven uitmaken van Frankrijk. Zijn hele leven lang is hij heimwee blij-ven koesteren naar het keizerrijk van Napoleon. Toen de grote mogendheden in 1813-1815 onderhandelden over de toekomst van de Belgische provincies, wedde hij op vier paarden tegelijk uit persoonlijke carrièreplanning. Ten eer-ste stuurde hij in zijn contacten met gezagdragers aan op het herstel van de Habsburgers, want hij was toen ‘kamerheer’ van de Oostenrijkse keizer, een vertrouwensfunctie aan het hof. Ten tweede peilde hij naar zijn kansen voor een hoge functie in Franse dienst bij topdiplomaat Charles de Talleyrand. Ten derde steunde hij de uitbreiding van Pruisen tot de rechteroever van de Maas, waarmee hij kans wilde maken op het gouverneurschap van Luik. Ten vierde, van zodra de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in de maak was, bood hij zich voor een topfunctie in het nieuwe bestuur aan bij hertog Charles-Joseph d’Ursel. Die was burgemeester van Brussel en commis-saris-generaal voor Binnenlandse Zaken in de ‘voorlopige’ regering die in 1814 door de prins van Oranje aangesteld was. Finaal bond de Stassart zijn lot toch opnieuw aan Napoleon bij diens terugkeer uit Elba in februari 1815. Door al die wispelturigheid wilde Willem I hem niet in Nederlandse dienst. In 1818 werd hij toch verkozen tot lid van de Naamse provinciale staten en in 1821 van de Tweede Kamer. Hij orchestreerde mee de petitiebeweging in het zuiden in 1828-1829, stemde in 1828 tegen de tienjaarlijkse begroting en verloor daardoor zijn pensioen. Dat maakte van hem een martelaar in Frans-gezinde, Belgisch-patriottische kringen.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 153 26/05/15 10:54

154 herwig de lannoy

Jan Baptist Olivier werd in 1826 burgemeester van Mechelen en werd door de Belgische revolutionairen afgezet. Litho van J. Van Genk (© Regionale Beeldbank Mechelen, SME001010255).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 154 26/05/15 10:54

oranje boven ! 155

Goswin de Stassart bleef onverminderd een bewonderaar van de Franse taal en cultuur en wilde ook Vlaanderen verfransen, want hij keek neer op het ‘Vlaams’. Begin augustus 1830 trok hij samen met enkele andere liberale vrijmetselaars naar Parijs om daar de annexatie van de Belgische provincies bij Frankrijk te bepleiten en dat deed hij ook de volgende maanden.46 Hij evolueerde naar de gematigde vleugel van de ‘reünionisten’, in die zin dat hij pleitte voor een ‘per-sonele unie’ onder de Franse koning, wellicht omdat hij moest vaststellen dat een annexatie voor o.a. Engeland onbespreekbaar was. De reünionisten geno-ten enige sympathie bij de hoge burgerij en adel, die nostalgisch waren over de Franse taal en cultuur, en bij de handelaars en middenstanders, die brood zagen in de Franse afzetmarkt. Het ging in Mechelen om enkelingen, die na de revolutie van 1830 net als elders in het nieuwe België meteen gemarginali-seerd raakten. Toen de troepen van prins Frederik van Oranje midden septem-ber 1830 oprukten richting Brussel, sloeg Goswin de Stassart op de vlucht, tot na de nederlaag van het Nederlandse leger in Brussel op 27 september 1830.

Goswin de Stassart, die later de titel van baron kreeg, heeft in de Mechelse politiek, buiten de agitatie achter de schermen in augustus en september 1830, geen rol gespeeld. Hij ambieerde de top van de nationale politiek en werd voorzitter van het Voorlopig Bewind in september-november 1830, daarna gouverneur van Namen en in 1834 van Brabant. Tijdens en na de revolutiedagen liet hij de plunderaars die de orangisten viseerden, hun gang gaan. De meeste andere revolutionaire leiders, ook de minister van Binnen-landse Zaken, waren verontwaardigd over de houding van de gouverneur.47

Eind oktober 1830 werd hij verkozen tot lid van het Nationaal Congres, waar hij zich de ene keer uitsprak voor een republiek en de andere keer voor een erfelijk koningschap. Bij het debat over de verkiezing van het staatshoofd wisselde hij voortdurend van kamp. Hij verloor alle krediet en nam ontslag uit het Congres in februari 1831. Enkele maanden later werd hij toch senaats-voorzitter. Vier jaar later kon Leopold I hem wegpromoveren als eerste Groot-meester van het Grootoosten van België, de nationale koepel van de vrij-metselaarsloges, maar hij bleef senator tot 1847. Voor zijn tegenstanders was hij een ‘windhaan’ die zijn eigen belangen voorop stelde. Zijn voorstanders prezen hem als een ‘overlevingskunstenaar’, om zijn ‘vooruitziendheid’ in de diplomatie en om zijn culturele bagage.48

De revolutiedagen van 1830 in Mechelen

De Mechelse regentieraad kwam op 27 augustus 1830 in spoedzitting bijeen. De bedoeling was “in de omstandigheden dat er eergisteren laat in den avond te Brussel een oproer uitgebarsten is”, na te gaan of er extra maatregelen genomen moesten worden om de orde te handhaven. Dat leek voorbarig omdat er “tot het oogenblik nog geene voortekenen van dergelijken oproer alhier bestaen”. De volgende dag vergaderde de regentieraad alweer op vraag van enkele fabrieksbazen die vreesden voor de vernielingen van hun werktuigen,

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 155 26/05/15 10:54

156 herwig de lannoy

zoals in Brussel gebeurd was. De raad stelde in elke wijk een “stille wacht” van vertrouwenspersonen aan onder leiding van telkens één gemeenteraadslid of schepen. De orde werd gezamenlijk gehandhaafd door de stedelijke regen-tieraad, het Nederlandse garnizoen, de schutterij en de burgerwacht. De schut-terij was een burgermilitie van slecht getrainde vrijwilligers. De burgerwacht was een gelijkaardige politiemacht, waarvan de oprichting in Mechelen afge-dwongen was door een delegatie van Brusselse opstandelingen. De Belgische patriotten hoopten daarmee zelf greep te krijgen op de ordehandhaving en de politionele macht. De militie werd gerekruteerd uit de burgerij en de midden-stand, de militieleden hadden weinig of geen militaire training en zij waren slecht bewapend. De leiding werd toevertrouwd aan vijf wijkkapiteins, onder wie Jean-Joseph Vermylen-Neeffs. Die had zich de voorgaande maanden zowat tot oppositieleider binnen de regentieraad geprofileerd, maar was veel gema-tigder dan tegenstanders van Oranje elders in het land. In september 1830 kon hij zijn prestige als hoofd van de burgerwacht vergroten, in tegenstelling tot de hoogbejaarde en besluitloze burgemeester Olivier.

Al bij al bleef het rustig in de stad. Slechts één incident op 24 september was een vermelding in de kronieken waard, namelijk de mislukte poging van Belgischgezinden om gevangenen te bevrijden. De kapitein van de grenadiers bezweek nadien aan zijn verwondingen. Volgens de kronieken waren vooral arbeiders bij dit incident betrokken, maar de kans is groot dat de aanstokers

De verdediging op 21 oktober 1830 van de brug van de randgemeente Walem ten noorden van Mechelen. De jager Le Boeuf uit Luxemburg zwaait met de vlag. De deelname van Mechelse vrijwilligers aan de opstand en ook aan deze gevechten, die met succes de Nederlandse troepen verjoegen, was zeer beperkt. Schilderij van C. Payen uit 1865, bewaard in een school in Walem (Stadsarchief Mechelen, Privé-collecties Algemeen - © Regionale Beeldbank Mechelen, SME001002889).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 156 26/05/15 10:54

oranje boven ! 157

huurlingen van buiten de stad waren, zoals in andere steden het geval was.49

Pas op 29 september besliste de regentieraad dat de burgerwacht de orde moest handhaven voor het geval het Nederlandse garnizoen de stad zou verlaten.50 Het zwakke stadsbestuur kon niet beletten dat de revolutionairen de sleutelposities in de burgerwacht innamen, al verijdelde het Nederlands garnizoen dat de burgerwacht als een Belgisch-patriottische militie de revo-lutie ondersteunde, zoals in Brussel en Leuven gebeurde.51

Het stadsbestuur nam ook een ander initiatief om zijn greep op het bestuur in de stad te versterken. Onder het Nederlands bewind kozen een 300-tal Mechelse cijnskiezers uit eigen kring een kiescollege van een 40-tal burgers.52 Dat droeg op zijn beurt de zeventien leden van de regentieraad voor aan de koning, die het laatste woord had en hen voor het leven kon benoemen. Het lidmaatschap van het kiescollege was in dit getrapt kiesstelsel een noodzake-lijke tussenstap om lid van de regentieraad te kunnen worden. Al op 28 okto-ber 1829 hadden enkele raadsleden gewezen op de vacature van drie plaatsen in de regentieraad en op de wettelijke verplichting minstens eenmaal per jaar in de invulling ervan door tussentijdse verkiezingen te voorzien. Op 21 sep-tember 1830 maakte de regentieraad eindelijk werk van de vernieuwing van een derde van het kiescollege. De procedure werd op een drafje doorlopen en al op 23 september waren de dertien nieuwe of herkozen leden van het kies-college gekend. Het was een wanhoopspoging van de burgemeester en zijn schepenen om nog zoveel mogelijk orangisten in het kiescollege te loodsen en de revolutionairen een stapje voor te zijn. Tegelijk trachtten Olivier en zijn schepenen hun persoonlijk blazoen als verdedigers van het Nederlandse regime op te poetsen. Dat was broodnodig, want de gouverneur vond het optreden van de Mechelse burgemeester onvoldoende krachtdadig en over-woog diens schorsing. Hij was evenmin te spreken over de passieve houding van de schepenen.53 Overigens moest het stadsbestuur zich twee jaar later voor de rechter verantwoorden voor het lakse optreden tegen onruststokers tijdens de revolutiedagen na een klacht van de (liberale) familie Pouppez de Kettenis, wiens huis toen geplunderd was.54 Eén van de nieuwe leden van het kiescol-lege was Philippe De Pauw (1785-1864). Hij was een conservatief katholiek en hoewel hij een overtuigd orangist was, werd hij toch op 9 oktober 1830 door het kiescollege tot lid van de regentieraad verkozen.55 Op dat moment was een revolutionaire machtskern in de raad nog steeds een zaak van enkelingen, net als in o.a. Antwerpen, Lier of Turnhout, maar anders dan in Brussel en Luik.56

Na de nederlaag van het Nederlands leger in Brussel op 27 september 1830, werd Willem  I als staatshoofd enkel nog erkend in de steden en gemeenten van de arrondissementen Antwerpen en Mechelen. De gezagswisseling op nationaal vlak was dus eind september al voorafgegaan aan de machts-overdracht in Mechelen en Antwerpen. Toen op 4 oktober het ‘Voorlopig Bewind’ van revolutionairen het onafhankelijke België uitriep, ontstond onrust in Mechelen en opstandelingen plantten de Belgische driekleur tussen de

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 157 26/05/15 10:54

158 herwig de lannoy

armen van het Neptunusstandbeeld op de Veemarkt. Het zittend stads bestuur wou nog steeds niet wijken, ook niet toen in de nacht van 18 op 19 oktober de huizen van burgemeester Olivier en enkele hoge ambtenaren geplunderd waren. Pas ’s anderendaags, op 19 oktober, en onder bedreiging van belegering van de stad door de Belgische troepen, werd Olivier tot ontslag gedwongen. Ook de drie meest gecompromitteerde orangisten in de regentieraad werden aan de dijk gezet. Het ging om eerste schepen advocaat Jozef Van den Bossche en de raadsleden rentenier Jozef De Rycke en Gustaaf Van Velsen.

Jean-Joseph Vermylen-Neeffs werd op 19 oktober 1830 door de Belgische provinciegouverneur benoemd tot de nieuwe burgemeester. Gemeenteraads-lid Joseph De Drijver demonstreerde openlijk zijn verzet tegen de nieuwe staat door het schepenambt te weigeren dat hem door het Voorlopig Bewind aangeboden werd. De nieuwe schepen Joseph André de Meester, die toen de rijkste burger van de stad was, genoot het vertrouwen van de Belgische regering, maar was gematigd. Twee van de drie schepenen bleven op post: Adolphe van de Wiele en Corneel Jozef Scheppers, nochtans overtuigde oran-gisten. Van de Wiele diende enkele dagen later al zijn ontslag in en werd vervangen door Philippe De Pauw, die zoals gezegd ook al om zijn orangis-tische sympathieën bekend stond.57

Foto van oudstrijders van de Belgische revolutie van 1830 in Mechelen in 1896. Ondanks de beperkte deelname van Mechelse vrijwilligers aan de gevechten, werden er toch twee stedelingen van 82 en 83 jaar gevonden. De Mechelse burgemeester Florimont Denis houdt het vaandel dat tijdens de gevechten in Walem en in Lier gevoerd werd. (Stadsarchief Mechelen, Iconografie - © Regionale Beeldbank Mechelen, SME001003721).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 158 26/05/15 10:54

oranje boven ! 159

Politieke opinie van Mechelse notabelen in 1830

Oranjegezind Belgischgezind

- hertog Charles-Joseph d’Ursel, jurist, burgemeester Hingene en Brussel 1810-1814, ex-commissaris-generaal Binnenlandse Zaken, minister van Waterstaat 1815-1819, Grootmeester van het Huis van de Koningin 1819-1830, minister van Staat 1829, senator 1839-1859

- ridder Jan Baptist Olivier, brouwer, vrederechter, gemeenteraadslid 1795, 1815-1830, burgemeester 1826-1830

- Jean Henri de Perceval, advocaat, ex-burgemeester van Putte, ex-bestuurder Mechelse Burgerlijke Gasthuizen, gemeenteraadslid 1830-1836, provincieraadslid 1836-1838, burgemeester 1836-1842, volksvertegenwoordiger 1837-1841, neef van J.-J. Vermylen-Neeffs (gematigd Fransgezind in 1815)

- Pierre Pierets, dokter, municipaal officier 1795-1796, adjunct-maire 1800-1808, maire 1808-1813, gemeente-raadslid 1824-1838 (†)

- Joseph della Faille, rechter, gemeenteraadslid 1800-1808, 1824-1836, katholiek én vrijmetselaar (gematigd Fransgezind in 1815)

- Corneel Scheppers, brouwer, gemeenteraadslid 1820-1836, schepen 1821-1836, provincieraadslid 1826-1830, bestendig afgevaardigde 1836-1841

- Joseph De Drijver, vrederechter, gemeenteraadslid 1821-1840

- Jean Taymans, gemeenteraadslid 1828-1836 - Philippe De Pauw, advocaat, verkozen lid Nationaal

Congres nov. 1830 maar weigert, schepen 1830-1855, burgemeester 1846-1855

- Adolphe van den Wiele, gemeenteraadslid 1830-1835, volksvertegenwoordiger 1834-1837

- Hyacinthe Verhaghen, rechter, substituut-procureur, majoor Burgerwacht, gemeenteraadslid 1830-1836, schepen 1832-1836, provincieraadslid 1842-1859, voorzitter provincieraad 1849-1859

- Jean Baptist Fremie, notaris, gemeenteraadslid 1830-1836 en 1840-1844, provincieraadslid 1821-1831, 1836-1842

- Jean Charles Scheppers, brouwer, gemeenteraadslid 1832-1836

- Pierre Joseph Andries, gemeenteraadslid 1832

- Jean-Joseph Vermylen-Neeffs, gemeente-raadslid 1820-1936, burgemeester 1830-1836, bevelhebber Burgerwacht, oom van J.H. de Perceval

- Joseph André de Meester, rentenier, burgemeester Heffen 1825-1830, schepen Mechelen 1830-1831

- Pierre Joseph de Meester, gemeenteraadslid 1830-1840

- Constant De Brouwer, advocaat, gemeenteraadslid 1840-1843 en 1846-1861, schepen 1856-1861

- Florentin De Brouwer-de Hogendorp, volksvertegenwoordiger 1848-1857

- Jean De Keersmaeker, notaris, gemeente-raadslid 1832-1850

- Jean Le Noir, rentenier, schepen 1836-1843- J. Debie, topambtenaar belasting- François Hanicq, uitgever

Fransgezind

Goswin de Stassart, baron, jurist, auditeur Raad van State 1804-1805, intendant 1805-1809, prefect 1809-1813, lid Tweede Kamer 1821-1830, voorzitter Voorlopig Bewind 1830, lid Nationaal Congres 1830-1831, senator 1831-1847, senaatsvoorzitter 1831-1838, provinciegouverneur Namen 1830-1834 en Brabant 1834-1838, gemeenteraadslid Brussel, lid vrijmetselaarsloge Parijs 1804-1815, stichter en eerste Grootmeester van het Grootoosten van België 1833-1841.

Bronnen: marChau, De gebeurtenissen van 1830 te Mechelen, p. 129-153; Witte, Politieke machtsstrijd, dl. 2, p. 17, 21 en 28 en eigen onderzoeksresultaten.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 159 26/05/15 10:54

160 herwig de lannoy

5. Belgische patriotten versus orangisten (1830-1836)

De eerste politieke test

In de hoop hun machtspositie te consolideren en er een legitimatie aan te geven, startten de revolutionairen meteen na 19 oktober 1830 met de voor-bereiding van de verkiezingen voor zeventien gemeenteraadsleden. De kies-cijns bleef gelijk aan deze onder het Nederlands bewind. Wel werd het capa-citeitskiesrecht ingevoerd, zodat burgers stemrecht verkregen indien zij aan bepaalde bekwaamheidsvereisten voldeden, ook als zij een lagere cijns betaalden. Ruim 28% van het kiezerskorps in Mechelen had omwille van hun diploma’s en functies kiesrecht verkregen. Dat was door de vele notaris-sen, rechters, advocaten, officieren, dokters, leraren en geestelijken na Luik het hoogste percentage van de twintig belangrijkste steden in de Belgische provincies.58 Desondanks waren van de ca. 24.000 Mechelaars bij de gemeen-teraadsverkiezingen van 29 tot 31 oktober 1830 slechts 340 kiesgerechtigd, of amper anderhalve procent van de bevolking. Met de directe verkiezingen van zowel de burgemeester, de schepenen en de raadsleden trachtten de revolutionairen de gemeentelijke autonomie te versterken. Bij deze verkiezin-gen deed een kleine groep radicale Belgische revolutionairen zich opmerken. Hun aanvoerders waren Constant De Brouwer, zijn volle neef Florentin De Brouwer-de Hogendorp en Jean Joseph Le Noir.

De 24-jarige rebelse advocaat Constant De Brouwer stamde uit een Mechelse familie van ondernemers die tijdens het Franse regime het voormalige augus-tijnenklooster in Mechelen als zwart goed verworven had.59 Florentin De Brouwer was één jaar jonger en gehuwd met een adellijke Nederlandse, maar desondanks behoorde hij met zijn familie tot de felste revolutionairen van Mechelen.60 Rentenier Jean Joseph Le Noir werd de voorzitter van een Mechelse ‘Club patriotique’ die tijdens de revolutiedagen ontstond. Hij werd gemeenteraadslid en schepen in 1836.61 Samen met Jean-Joseph Vermylen-Neeffs, de eerste ‘Belgische’ burgemeester van Mechelen, werden die revo-lutionairen vanaf 1836 de aanvoerders van de radicale liberalen, die over-tuigd antiklerikaal waren en een belangrijke rol voor de politiek zagen in het stimuleren van de economie en industrie. Dat laatste was ook in de liberale opiniegroep een controversieel standpunt omdat het inging tegen het principe van het ‘laissez-faire’.

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van eind oktober 1830 werd in Mechelen een voorverkiezing georganiseerd in de vorm van een open vergadering van kiezers. Burgemeester Vermylen-Neeffs, die ook de steun kreeg van het Voorlopig Bewind, zag in deze ‘poll’ zijn kandidatuur voor een nieuwe ambtstermijn bevestigd door 57 van de 80 aanwezigen, of 71% van de uitgebrachte stemmen. De organisator van deze openbare ver-gadering was wellicht de Belgisch-patriottische kring van Le Noir. Die kring was de eerstvolgende jaren nog tijdens de campagne bij de verkiezingen en

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 160 26/05/15 10:54

oranje boven ! 161

bij patriottische manifestaties actief, maar ontwikkelde zich niet tot een politieke partij en verdween.62

Constant De Brouwer intimideerde “met de degen in de vuist” eind septem-ber 1830 de kiezers. Hij liet als voorzitter van een kiesbureau tot tweemaal toe het resultaat ongeldig verklaren omdat de keuze “door intriges op oran-gisten gevallen was”.63 Meer dan de helft van de kiezers onthield zich. Dan nog moesten de revolutionairen zich tevreden stellen met een status quo, want er kwam weinig verandering in de samenstelling van de gemeente-raad. Zelfs ondanks de boycot door vele orangisten, was de meerderheid van de zeventien verkozenen oranjegezind, onder wie advocaat Hyacinthe Verhaghen (1788-1859) en vrederechter Joseph De Drijver. De Belgische revo-lutionairen konden wel Vermylen-Neeffs als burgemeester doen herkiezen. Het driekoppig schepencollege bleef ongewijzigd, met de orangisten Philippe De Pauw en Corneel Jozef Scheppers en de gematigde Belgisch-nationalist Joseph André de Meester.64 Hoewel er drie familieleden in de raad zetelden, wat tegen het Nederlandse en Belgische kiesregime inging, homologeerde de gouverneur toch hun verkiezing, want het ging om overtuigde patriot-ten.65 Vanaf 4 november 1830 waren de verslagen van de gemeenteraad in het Frans opgesteld. Daarmee kwam een abrupt einde aan de taalpolitiek van Willem I.

Laatste opflakkering en zwanezang van het orangisme in Mechelen (1831-1836)

Onder het Mechels kiezerskorps bleven de orangisten de eerste jaren na de revolutie sterk staan, ondanks de uitbouw van de Belgische staat. De Mechelse Belgisch-revolutionairen van hun kant waren trots op hun rege-ring. Die slaagde erin binnen het jaar na de omwenteling het staatsapparaat vorm te geven en het land op de internationale kaart te zetten. Zij organi-seerde de verkiezing van het Nationaal Congres op 3 november 1830, kon-digde de Grondwet van het Koninkrijk België af op 7 februari 1831, verkoos een staatshoofd op 4 juni 1831, aanvaardde het Tractaat der 18 artikelen door het Nationaal Congres op 9 juli 1831 en verjoeg de invallende Neder-landse troepen in augustus 1831. De verkiezing van het eerste Belgisch parlement op 29 augustus 1831 was de kroon op het werk.

Enkele maanden na de revolutie lieten de orangisten de strijd om de politieke hereniging met het Noorden varen en legden zich toe op de realisatie van een administratief gescheiden, maar economisch ééngemaakt ‘verenigd’ koninkrijk. De Mechelse orangisten beschikten over een eigen vergaderlo-kaal, waar ze regelmatig samenkwamen en de orangistische kranten uit Gent en Antwerpen lazen. Hun electorale actie was echter geïmproviseerd en defensief. Zij misten daadkracht, leiding en structuur voor hun beweging en gaven het initiatief uit handen omdat velen zich uit het politieke leven terug-trokken.66 Daardoor kwam er ook geen politieke partij van de orangisten.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 161 26/05/15 10:54

162 herwig de lannoy

Toen de eed van trouw aan de Belgische Grondwet door de gemeenteraadsleden op 8 april 1831 afgelegd moest worden, namen twee orangisten ontslag. De politieke invloed van de orangisten werd één jaar later op 4 april 1832 een laatste keer versterkt. Toen werd het dynamische en openlijk orangistische liberaalgezinde gemeenteraadslid Hyacinthe Verhaghen, majoor van de Mechelse burgerswacht, rechtstreeks verkozen als schepen. Hij kwam in de plaats van de katholieke gematigde Belgisch-nationalist Joseph de Meester, die zijn ontslag ingediend had. Maar het leiderschap van Verhaghen kwam te laat en een politieke revanche van de orangisten was niet meer mogelijk. In totaal gaven in 1831-1832 vijf van de zeventien raadsleden, of bijna een derde, er de brui aan, wat de stabiliteit van het plaatselijke bestuur uiteraard geen goed deed.

De strijd om de Antwerpse citadel en het vertrek daaruit van de laatste Nederlandse troepen op 23 december 1832 duwden ook de Mechelse oran-gisten verder in het defensief. Zowat hun laatste publieke actie was hun luidruchtig protest bij de inauguratie in januari 1833 van Sterckx als aarts-bisschop wegens diens steun aan de Belgische revolutie.67 De orangisten zochten daarna politiek onderdak bij de liberale en katholieke opiniegroepen. In de katholieke milieus vormden de orangistische sympathieën tijdens en na de revolutiedagen vanaf 1832 geen obstakel. Philippe De Pauw werd een katholiek boegbeeld. Bij de liberalen bleef de integratie van de orangisten aanslepen tot na 1836 wegens het militant Belgisch-patriottisme van de libe-rale leiders rond Constant De Brouwer.

De katholieken deden met de revolutie een goede zaak. Het aartsbisdom kreeg eind augustus 1831 het beheer over het stedelijk middelbaar onderwijs. Presti-gieus was de vestiging van de heropgerichte katholieke universiteit in Mechelen in juli 1834, maar onder druk van de bisschoppen en mecenassen verhuisde die één jaar later naar Leuven.68 De ‘recuperatie’ van de revolutie door de katholieken was een doorn in het oog van de liberalen. Al bij de parlements-verkiezingen van 23 mei 1833 kwam de verdeeldheid tot uiting. De Mechelse liberalen verweten de clerus dat die te weinig weerwerk bood aan de orangis-ten in de stad en onvoldoende de liberale vrijheden verdedigde in het land.69

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 14 juli 1836 werd in Mechelen de orangistische beweging onthoofd. Drie van de meest prominente raadsleden van die strekking, die ondertussen niet zélf opgestapt waren, verloren hun mandaat. Dat de dynamische Hyacinthe Verhaghen niet herkozen was, bete-kende de zwaarste klap. Ook twee katholieke orangisten, Jean Baptiste Fre-mie en Joseph della Faille, verdwenen uit de raad.70 De militante orangist Joseph De Drijver haalde het wel. Schepen Philippe De Pauw werd herkozen, maar niet omwille van zijn orangistische sympathieën tijdens de revolutie-dagen, wel als boegbeeld van de conservatieve katholieken. De radicale libe-raal Constant De Brouwer was erin geslaagd om de meeste orangisten weg te zuiveren en bovendien te doen vervangen door radicale, antiklerikale

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 162 26/05/15 10:54

oranje boven ! 163

liberalen die hem gunstig gezind waren. Onder hen was ook de Belgische patriot Jean Joseph Le Noir, die schepen werd.71 Bovendien konden orangis-tische kiezers geen burgemeesters- of schepenambt veroveren. Overigens was de rechtstreekse verkiezing van deze mandatarissen alweer afgeschaft, net als het capaciteitskiesrecht. Het orangisme was in Mechelen een verloren zaak van enkelingen geworden. In 1839 werd met het Verdrag der 24 Arti-kelen de vrede met Nederland bezegeld en werd de internationale erkenning van België definitief. Vanaf dan kwam in het land de confessionele breuklijn tussen katholieken en liberalen volop naar voor.72

Besluit

De tegenstellingen in de houding tegenover Willem  I en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden doorsneden alle bevolkingsgroepen in Meche-len. Grosso modo waren in 1815 de clerus en de ‘overtuigde katholieken’,

Oproepingsbrief voor de eerste gemeenteraadsverkiezingen in Mechelen onder het Belgische bewind op 29 oktober 1830. De verkiezingen duurden drie dagen. Meer dan de helft van de Mechelse kiesgerechtigden liet verstek gaan (Stadsarchief Mechelen, Varia nr. 390, Pamfletten verkiezingen 1830).

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 163 26/05/15 10:54

164 herwig de lannoy

die sociaal-conservatief waren, tegenstanders van de secularisatiepolitiek van de koning. Anderzijds plukten de welgestelde katholieken en liberalen de vruchten van het economisch vooruitstrevende overheidsbeleid. Voor de conservatieve liberalen was het economisch liberalisme belangrijker dan de confessionele kwestie. Het streven naar politieke stabiliteit was sterker dan de drang naar het ancien régime en de afkeer van de regering van Willem I. Slechts een beperkte groep ‘nostalgici’, vooral katholieken, bleef dromen van het ancien régime van vóór Jozef II. De conservatieven voerden soms heftig oppositie tegen het bewind om zo dicht mogelijk de situatie van het ancien régime te benaderen, maar waren daarom nog geen revolutionairen. De ‘gematigde’ liberalen waren helemaal niet ‘antiklerikaal’ want zij wantrouw-den wel de kerk, maar gingen er zich niet frontaal tegen verzetten. Voor de Mechelse landadel, die overwegend katholiek was, leek het Nederlands bestuur de beste beveiliging tegen een op Franse leest geschoeide republiek. Tegelijk genoten de ‘nouveaux riches’ – zowel katholieken als liberalen – van de welvaart in de verenigde Nederlanden. Niettemin groeide in die middens het ongenoegen omdat zij hun economische positie niet of onvol-doende vertaald zagen in politieke macht. De meerderheid van de liberale burgerij bleef het regime toch trouw vanuit de vrees voor de dominantie van de kerk in het openbaar leven. De onmondige arbeidersklasse onderging het bewind, zoals de vorige eeuwen het geval was geweest. De wirwar van argumenten pro of contra het Nederlands regime bewijst dat geen enkele politieke breuklijn of tegenstelling van opinies tot extreme polarisatie in de maatschappij leidde. Hoe dan ook was in Mechelen de trouw aan Oranje opmerkelijk groter dan tot nu toe in wetenschappelijke studies aangenomen werd, vooral ook bij vooraanstaande katholieken en dat was elders in het land minder uitgesproken.

De kerkonvriendelijke schoolpolitiek van 1826 voedde echter het ongenoe-gen bij de katholieken, die streefden naar een sterke positie van de kerk. De School van Mechelen van hoge clerici en gezaghebbende leken zette zich voorop in de oppositie. Zij gaf een eigen karakter aan het liberaal-katholicisme door een meer open houding ten opzichte van de moderne vrijheden aan te nemen dan elders in Europa. Daardoor faciliteerde zij de toenadering tot de liberalen en zo kon het ‘monsterverbond’ onstaan. Op hun beurt raakten de progressieve liberalen gefrustreerd omdat zij onvoldoende garanties verkregen voor de moderne vrijheden en streefden naar meer politieke macht.

In 1830 werd de droom van eenheid van ‘de Nederlanden’ ruw verstoord. Toch was de Belgische revolutie niet ‘onvermijdelijk’ en ‘logisch’, zoals de ‘klassieke’ Belgische geschiedschrijving het voorstelt. Remieg Aerts, profes-sor Politieke Geschiedenis aan de Universiteit van Nijmegen, stelt vast dat door het aarzelend optreden van Willem I, verergerd door het eigenmach-tig en onhandig optreden van zijn zoons Willem en Frederik, het oproer in

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 164 26/05/15 10:54

oranje boven ! 165

Brussel niet in de kiem gesmoord werd. Nochtans was dat aanvankelijk nog mogelijk geweest. “Het machtsvacuüm dat aldus ontstond, werd in septem-ber en oktober 1830 effectief benut en gevuld door het assertieve optreden van de Belgische leiders, die een Voorlopig Bewind vormden en vervolgens een gekozen Nationaal Congres tot stand brachten. Daarmee ontstond een alternatief gezag en een zelfstandige bestuursorganisatie die zich opwierp als legitieme vertegenwoordiger van de zuidelijke gewesten. De grote mogendheden bleken op dat cruciale moment niet in de gelegenheid eensge-zind op te treden en hun strategische schepping van 1815 in stand te houden. Door deze samenloop van omstandigheden liep een stedelijke revolte, die voorkomen, tijdig onderdrukt of anders opgelost had kunnen worden, uit op een volledige breuk van het koninkrijk in een noordelijk en zuidelijk deel, en op de vorming van een Belgische staat. Dat resultaat was in 1830 door nagenoeg geen van de oppositiegroepen voorzien of beoogd”.73

Aan de analyse kan toegevoegd worden dat bij de Mechelse bevolking nauwelijks of geen draagvlak bestond voor de revolutie van 1830, noch bij de elite, noch bij de kleine burgerij of de gewone man. De Belgische omwen-teling was geïmporteerd door patriotten vanuit vooral Brussel en Luik. De arbeidsklasse bleef ook nadien onmondig, nog een indicatie dat het niet ging om een ‘proletarische opstand’. De tegenstelling tussen orangisten en Belgisch-nationalisten leidde ook niet tot partijvorming. Politieke partijen ontstonden wél op de breuklijn tussen katholieken en liberalen. Dat gebeurde in Mechelen in 1858, ruim 28 jaar na de revolutie.

Herwig de lannoy

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 165 26/05/15 10:54

166 herwig de lannoy

Bijlage

Lier-Zang der Belgen op de Blyde Inkomste van Syne Majesteit Willem den Eersten, Koning der Nederlanden, den 29 Meert 1815, Mechelen, 1815, 7 p.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 166 26/05/15 10:54

oranje boven ! 167

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 167 26/05/15 10:54

168 herwig de lannoy

Toelichting De voorlaatste strofe omvat verwijzingen naar de Griekse mythologie.De zeegod Glaucus was een visser die na het eten van een magisch kruid onsterfelijk werd, maar ook een vissen-staart kreeg. Hij werd verliefd op de nimf Scylla, die echter door een tovenares en liefdesrivale veranderd werd in een zeemonster.Naiaden zijn waternimfen die de rivieren bewaken.De god Triton heeft een romp van een man en een vissenstaart. Hij regeert als een koning van de zee met enkele broers onder het waakzame oog van de opperzeegod Poseidon, zijn vader. Hij blaast op een kinkhoorn om de golven te bedaren.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 168 26/05/15 10:54

oranje boven ! 169

Eindnoten1 Conseil communal, 24 avril 1831 (StadSarchief Mechelen (= SAM)).2 H. coninckx, 1815-1830. La fin de deux régimes. Quelques pages de la chronique Malinoise

racontées par un contemporain, Mechelen, 1904, p. 94. Deze becommentarieerde kroniek van de Mechelaar François Schellens (1809-1855) is tevens uitgegeven in de Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen (= HKKOLKM), dl. 14, 1904, p. 39-132.

3 Hoe de politieke breuklijnen tot de vorming van politieke partijen leidde, heb ik geanaly-seerd in: H. de lannoy, ‘“De schandigste en hatelykste partygeest”. Opiniegroepen en partijvorming in de stad Mechelen (1826-1860)’, in Journal of Belgian History / Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 2015, afl. 1 (in druk).

4 Zie over de eenzijdige benadering in de historiografie in de 19de en 20ste eeuw de terechte bemerkingen van E. witte, Het verloren koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische oran-gisten tegen de revolutie 1828-1850, Antwerpen, 2014, p. 11-15.

5 M. beyen, ‘Een onafwendbaar toeval. 1830 in de Belgische geschiedschrijving’, in P. riet-bergen en T. verSchaffel (red.), De erfenis van 1830, Leuven, 2006, p. 80-81.

6 Zo luidde de conclusie van een congres in 2006, voorbereid door Belgische en Nederlandse historici. Zie P. rietbergen en T. verSchaffel (red.), De erfenis van 1830, p. 10. De baanbre-kende analyses die er gepresenteerd worden, zijn tot heden weinig verspreid in vulgarise-rende publicaties.

7 De term ‘Belgisch’ en ‘de Belgen’ werd in 1815 frequent gebruikt, zeker door de oppositie in het zuiden van het Koninkrijk der Nederlanden.

8 Zie over de regimewisseling in Mechelen: H. coninckx, 1815-1830. La fin de deux régimes, p. 72; H. de nijn, ‘Het stadsbestuur van Mechelen gedurende de Franse en Nederlandse overheersing. Samenstelling en organisatie’, in HKKOLKM, dl. 92, 1988, p. 302; H. de nijn, ‘Gemengde gevoelens tegenover koning Willem I’, in R. van Uytven (red.), De geschiedenis van Mechelen. Van Heerlijkheid tot Stadsgewest, Tielt, 1991, p. 199.

9 Lier-Zang der Belgen op de Blyde Inkomste van Syne Majesteit Willem den Eersten, Koning der Nederlanden, den 29 Meert 1815, Mechelen, 1815, 7 p. Zie ook de afdrukken achteraan dit artikel.

10 Zie, ook voor volgende paragrafen: B. van PoelgeeSt, ‘Tussen oud en nieuw: het ontwerpen van de grondwet als een rechtshistorisch mozaïek’, in I. de haan, P. den hoed & H. te velde (red.), Een nieuwe staat. Het begin van het Koninkrijk der Nederlanden, Amster-dam, 2014, p. 66-75. Zie ook de uitstekende bijdrage van J.A. Bornewasser, ‘Het Koninkrijk der Nederlanden, 1815-1830’, in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl. 11, Bussum, 1983, p. 223-252.

11 Dat dit fenomeen van ‘politieke kameleons’ algemeen was, toont M. lok, ‘Koninkrijk van windvanen: het napoleontische bestuur en de staat van Willem I’, in I. de haan, e.a., Een nieuwe staat, p. 104-111.

12 Het ging om één opgeroepen notabele per 2.000 inwoners.13 M. de broglie, Réclamation respectueuse, (…) relativement à l’état des Affaires religieuses

en Belgique, Parijs, 1819, p. 100. Deze publicatie van de bisschop van Gent, aanvoerder van de katholieke oppositie tegen Willem I, was bedoeld om steun te verkrijgen van de keizer van Oostenrijk, de tsaar van Rusland en de koning van Frankrijk.

14 Th. lUykx & M. Platel, Politieke geschiedenis van België van 1789 tot 1944, 5e uitg., Ant-werpen, 1985, p. 43.

15 H. de nijn, ‘Het stadsbestuur van Mechelen gedurende de Franse en Nederlandse over-heersing’, p. 303-304 en 313.

16 Zie voor een algemeen beeld van de opiniegroepen in de Zuidelijke Nederlanden: L. wilS, ‘Het Verenigd Koninkrijk van koning Willem I (1815-1830) en de natievorming’, in Bijdra-gen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, vol. 112, 1997, afl. 4, p. 502-516; L. françoiS, ‘Politieke integratie of exclusie? Belgische notabelen tussen 1785-1835’, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 8, 1977, afl. 1-2, p. 167-181;

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 169 26/05/15 10:54

170 herwig de lannoy

J. de valk, Roomser dan de paus? Studies over de betrekkingen tussen de Heilige Stoel en het Nederlands katholicisme, 1815-1940 (KDC-reeks Bronnen & Studies, 36), Nijmegen, 1998, p. 53, 89, 101-102, 111 en 119.

17 J. verbeeMen, ‘Mechelen gedurende de eerste helft der XIXde eeuw. Demografische en economische studie’, in HKKOLKM, dl. 59, 1955, p. 71-127.

18 R. aertS, ‘Een andere geschiedenis. Een beschouwing over de scheiding van 1830’, in P. rietbergen e.a. (red.), De erfenis van 1830, p. 24. Vooral de verschillen tussen noord en zuid worden beklemtoond door E. bUySt, ‘De onmogelijke integratie. Economische ontwik-kelingen in Nederland en België’, in I. de haan, e.a. (red.), Een nieuwe staat, p. 189-209.

19 A. de jonghe, De Taalpolitiek van Koning Willem I in de Zuidelijke Nederlanden (1814-1830). De genesis der taalbesluiten en hun toepassing, Brugge, 1967, p. 264.

20 Tijdens de Brabantse Omwenteling (1789-1790) was Verhoeven een medestander van Jan Frans Vonck, die streefde naar de vorming van de ‘Verenigde Nederlandse Staten’.

21 H. inStallé, ‘Kranten, historische en andere geleerde literatuur’, in R. van Uytven (red.), De geschiedenis van Mechelen, p. 213-214; J. SMeyerS, ‘Verhoeven Willem F.G.’, in Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, dl. 3, Tielt, 1998, p. 3236-3238.

22 witte, Het verloren koninkrijk, p. 110.23 Zie de briefwisseling tussen het Vaticaan en zijn vertegenwoordiger in de Nederlanden,

die pas sinds de jaren 1990 raadpleegbaar is. Aan de hand daarvan is het klassieke beeld verworpen van de eensgezinde oppositie van de (alle) katholieken in het zuiden van het Verenigd Koninkrijk en wordt de interne verdeeldheid aangetoond tussen Rome, de hoge en de lage clerus en de leken. De Valk, Roomser dan de paus?, p. 94-96.

24 Zo werd voor het eerst sinds 1808 de functie van aartsbisschop opnieuw ingevuld. Het Vaticaan heeft aan Prins de Méan nadien niet de titel van kardinaal willen verlenen, tegen de gewoonte in.

25 J.-M. MayeUr, ‘Catholicisme intransigeant, catholicisme social, démocratie chrétienne’, in Annales. Economies, sociétés, civilisations, jg. 27, n° 2, 1972, p. 483-499.

26 K. van iSacker, Werkelijk en wettelijk land. De katholieke opinie tegenover de Rechterzijde 1863-1884, Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven, 1955, p. 44 en 61; H. gaUS, ‘Achter de scher-men van het unionisme’, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 3, 1972, afl. 3-4, p. 367-384.

27 Alle katholieken stapten toen meteen uit de loges. E. witte, ‘De Belgische vrijdenkers-organisaties (1854-1914). Ontstaan, ontwikkeling en rol’, in Tijdschrift voor de studie van de Verlichting, jg. 5, 1977, nr. 2, p. 137-138.

28 H. inStallé, ‘Protestanten en Verlichte Geesten’, in R. van Uytven (red.), De geschiedenis van Mechelen, p. 209-210.

29 Zie voor de leden van de Mechelse vrijmetselaarsloges: H. inStallé, Mechelse verlichte geesten, vrijdenkers en vrijmetselaars (1772-1840), Antwerpen-Rotterdam, 1990, p. 21-25 en 40-42.

30 Pas begin 1836 werd opnieuw een loge in Mechelen actief, ‘La Régénération’. De werking ervan viel stil nadat eind 1837 alle katholieken uittraden. Over de rol van de loges in Mechelen in die jaren: E. witte, Politieke machtsstrijd in en om de voornaamste Belgische steden, 1830-1848 (Pro Civitate. Historische Uitgaven, deel 37), Brussel, 1973, dl. 1, p. 214; inStallé, Mechelse verlichte geesten, p. 21.

31 witte, Het verloren koninkrijk, p. 210.32 witte, Het verloren koninkrijk, p. 74.33 Ook de heroïsche verhalen over de ‘proletarische opstand van 1830’ in andere steden

in vooral de socialistische Belgische geschiedschrijving blijken fel overdreven.34 A. SiMon, ‘L’école de Malines (1826-1830)’, in Collectanea Mechliniensia, dl. 37, 1952,

p. 349-364; de valk, Roomser dan de paus?, p. 53, 66, 81, 86-97.35 A.E. Manning, De betekenis van C.R.A. Van Bommel voor de Noordelijke Nederlanden,

Utrecht-Antwerpen, 1956, p. 82-124.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 170 26/05/15 10:54

oranje boven ! 171

36 A. SiMon, L’Eglise catholique et les débuts de la Belgique indépendante, Wetteren, 1949, p. 12 en 51; Id., ‘Le Cardinal Sterckx et la ville de Malines’, in HKKOLKM, dl. 51, 1947, p. 105; Id., Le Cardinal Sterckx et son temps (1792-1867), dl. 1, p. 112, 127-128  ; De Valk, Roomser dan de paus?, p. 89-94, 106-108.

37 de valk, Roomser dan de paus?, p. 89-101.38 de valk, Roomser dan de paus?, p. 53, 89, 101-102, 111 en 119; wilS, ‘Het Verenigd Konink-

rijk van koning Willem I (1815-1830) en de natievorming’, p. 502-516; françoiS, ‘Politieke integratie of exclusie?’, p. 167-181

39 Wie voor- en wie tegenstemde, wordt in het verslag niet vermeld. Raad van Regering der stad Mechelen, 4 juni 1828.

40 Met dank voor deze info aan Bart Stroobants, conservator van de Stedelijke Musea. 41 Het juiste aantal ondertekenaars is niet bekend. Vrijwel zeker waren het er minder dan de

300 die de petitie van 1829 tekenden, waarover verder meer. J. MarchaU, ‘De gebeurtenis-sen van 1830 te Mechelen’, in HKKOLKM, dl. 59, 1955, p. 133-134.

42 SiMon, Le Cardinal Sterckx et son temps (1792-1867), dl. 1, p. 113; MarchaU, ‘De gebeurtenis-sen van 1830 te Mechelen’, p. 134.

43 In de steden Mechelen en Lier werden voor het tekenen van de petities de gefortuneerde cijnskiezers aangesproken, terwijl op het platteland zowat iedereen verzocht werd om zijn naam of een kruisje onder het verzoekschrift te plaatsen.

44 de valk, Roomser dan de paus?, p. 89, 101-102, 119.45 Zie over de protestacties in augustus 1830: MarchaU, ‘De gebeurtenissen van 1830 te

Mechelen’, p. 130-131.46 R. van rooSbroeck, ‘Met koning Willem  I naar de Belgische Omwenteling’, in Twintig

eeuwen Vlaanderen, dl. 3, Hasselt, 1973, p. 101, 105-106, 122 en 130.47 witte, Het verloren koninkrijk, p. 195 en 219.48 Nog steeds is hij erg controversieel. Veel begrip krijgt hij van historica en ULB-professor

M.-R. thieleManS, Goswin de Stassart 1780-1854. Politique et Franc-maçonnerie (Académie Royale de Belgique), Brussel, 2008, 832 p. Veel kritischer is de analyse van prof. aan de U Gent L. françoiS, ‘Goswin de Stassart, ambtenaar, politicus en dichter’, in Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 8, Brussel, 1979, kol. 717-725.

49 coninckx, 1815-1830. La fin de deux régimes, p. 75.50 Raad van Regering der stad Mechelen, 27, 28 augustus 1830, 6, 9, 11, 13 en 29 september

1830.51 J. verbeeMen, ‘De Burgerwacht te Mechelen’, in HKKOLKM, dl. 62, 1958, p. 115-138.52 Cijnskiezers waren gefortuneerde burgers die kiesrecht verkregen omdat zij een minimum

aan belastingen of cijns betaalden.53 witte, Politieke machtsstrijd, dl. 1, p. 23, 25.54 Conseil communal, 21 juillet 1832, 15 décembre 1832.55 Raad van Regering der stad Mechelen, 21, 22 en 23 september 1830.56 witte, Politieke machtsstrijd, dl. 1, p. 28, 29.57 MarchaU, De gebeurtenissen van 1830 te Mechelen, p. 147.58 In Leuven bvb. was dat maar 15%. witte, Politieke machtsstrijd, dl. 1, p. 55.59 Constant De Brouwer (1806-1861) werd gemeenteraadslid in 1840 en trachtte in 1842 een

liberale partij te stichten in Mechelen, maar dat mislukte. Zijn antiklerikale politiek werd in 1843 door de kiezers afgestraft en hij raakte niet herkozen, maar wel in 1846. Hij bekoonde zijn politieke loopbaan als schepen van 1856 tot zijn overlijden.

60 Florentin De Brouwer (1807-1871) voegde de adellijke achternaam van zijn echtgenote ‘de Hogendorp’ aan zijn naam toe. Hij smokkelde een mechanische spinmachine uit Enge-land en richtte in 1838 een textielfabriek op, die in 1850 zo’n 450 arbeiders telde. Hij werd volksvertegenwoordiger van 1848 tot hij bij de verkiezingen van 1857 door de katholieken verslagen werd. Mechelen. 1000 jaar Mechelaars en hun handel en nijverheid, in Waar is de Tijd, afl. 15, Zwolle, 2001, p. 356.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 171 26/05/15 10:54

172 herwig de lannoy

61 Jean Joseph Le Noir (1779-1846) raakte in 1843 niet als gemeenteraadslid herkozen door het verzet van de katholieken.

62 witte, Politieke machtsstrijd, dl. 1, p. 61-63.63 Dit meldde de Lierse orangist George Bergmann aan de Nederlandse minister van Justitie

Cornelis Felix Van Maanen op 31 december 1830. witte, Politieke machtsstrijd, dl. 1, p. 57 en witte, Het verloren koninkrijk, p. 145. Het is niet duidelijk wat Bergmann precies bedoelde. Het ging alleszins om drie aparte verkiezingen: voor de burgemeester, voor de schepenen en voor de raadsleden. Volgens Witte werden de verkiezingen tot tweemaal toe door De Brouwer ongeldig verklaard en moesten ze overgedaan worden. Het is niet uit te maken om welke verkiezing het ging. Mogelijk werd enkel de verkiezing in één stem-bureau vernietigd, of werd het stembiljet van twee kiezers, die als orangist bekend stonden, ongeldig verklaard.

64 Algemeen Aenkondigingsblad van Mechelen, Antwerpen, Lier, Turnhout, Brussel, Vilvoor-den, etc., 24 en 31 oktober 1830. Dit weekblad gaf tot 1841 vooral notariële berichten en zelden politiek nieuws.

65 Het ging o.a. om twee leden van de familie de Meester. witte, Politieke machtsstrijd, dl. 1, p. 58.

66 Van de zeventien Mechelse raadsleden namen er tussen april 1831 en mei 1835 vijf ontslag, dus een derde, onder wie schepen Joseph de Meester. De Mechelse orangisten misten dus een gemeenschappelijke strategie en vormden in die zin een minder aaneengesloten groep dan vermoed werd door witte, Politieke machtsstrijd, dl. 1, p. 79.

67 van iSacker, Werkelijk en wettelijk land, p. 44; gaUS, ‘Achter de schermen van het unio-nisme’, p. 367-384.

68 SiMon, ‘Le Cardinal Sterckx et la ville de Malines’, p. 107-110 en 115-12369 Zie het anoniem ingezonden schrijven in: Algemeen Aenkondigingsblad van Mechelen,

19 mei 1833, dat niet uitdrukkelijk naar het herderlijk schrijven verwijst, maar er duidelijk een repliek op is.

70 Zij raakten niet herkozen, maar werden niet “afgezet”, zoals onterecht vermeld wordt door witte, Politieke machtsstrijd, dl. 2, p. 28.

71 Algemeen Aenkondigingsblad van Mechelen, 10 en 17 juli 1836.72 Het orangisme speelde geen enkele rol meer bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1839.

Zie Algemeen Aenkondigingsblad van Mechelen, 3 november 1839.73 R. aertS, ‘Een andere geschiedenis. Een beschouwing over de scheiding van 1830’, p. 20.

98165_Jaarboek Handelingen 118_06_De Lannoy.indd 172 26/05/15 10:54


Recommended