"Woudbroeders"
Het gewapende verzet in de Baltische staten
in vergelijkend perspectief (1944-1953)
Michiel Vantongerloo
Promotor: Prof. dr. Bruno De Wever
Tweede lezer: Prof. dr. Antoon Vrints
Academiejaar 2013-2014
Inhoudsopgave
Lijst van gebruikte afkortingen
Inleiding p.1
1. Historische kadering: de 20ste eeuw p.3
1.1. Het Interbellum p.3
1.2. De Sovjetinvasie p.5
1.3. De Duitse bezetting p.6
2. Het verzet in de Baltische staten in vergelijkend perspectief (1944-1953) p.8
2.1. Het ontstaan van de verzetsbewegingen (1941-1944) p.8
2.2. Eerste golf en algemene kenmerken (1944-1945) p.10
2.3. Tweede golf en transformatie van het verzet (1946-1949) p.17
2.4. Neergang (1949-1956) p.20
3. Bestrijding en tegenreactie vanwege de Sovjet-Unie p.22
4. Conclusie p.25
5. Bibliografie p.28
6. Bijlagen p.30
6.1. Overzicht van het aantal ontmantelde commandocentra en
geneutraliseerde stafleden (1944-1953) p.30
6.2. Operaties van het verzet en het aantal gedode, gevangen
genomen, gearresteerde en gepardonneerde verzetsstrijders
(1944-1953) p.31
6.3. In beslag genomen wapens (1944-1953) p.32
6.4. Groeiende kracht van de vernietigingsbataljons
(istrebitel'nye batal'ony) (1945-1946) p.33
6.5. Verliezen van guerrillas en 'anti-sovjet elementen' (1944-1946) p.33
6.6. Aandeel dode tegenover aandeel gepardonneerde guerrillas
(1945-1946) p.34
6.7. Totaal aantal doden door Litouws, Oekraïens en Ests verzet
(1944-1953) p.34
Gebruikte afkortingen
EVRK: Eesti Vabariigi Rahvuskomitee
Nationaal Comité voor de Republiek Estland (1944-1953)
LAF: Lietuvos Aktyvistų Frontas
Litouws Activistenfront (1940-41)
LCP: Latvijas Centrālā Padome
Letse Centrale Raad (1943-1944)
LLA: Lietuvos laisvės armija
Litouws Vrijheidsleger (1941-1945)
LLKS: Lietuvos laisvės kovos sąjūdis
Unie van Litouwse Vrijheidsstrijders (vnl. 1949-1953)
LNPA: Latvijas Nationalo Partizanu Apvieniba
Letse Nationale Partizanenunie (...-1945)
LTS: Lietuvių tautininkų sąjunga
Litouwse Nationalistische Unie (pol. partij) (1924-1940)
KGB: Komitet gosudarstvennoy bezopasnosti
Comité voor Staatsveiligheid (1954-1991)
NKVD : Narodnij Komissariat Vnoetrennich Djel
Volkscommissariaat voor Interne Zaken (1917-1954, vanaf 1946 MVD)
MGB: Ministerstvo Gosudarstvennoi Bezopasnosti (1946-1953)
Ministerie voor Staatsveiligheid
MVD: Ministerstvo Vnutrennikh Del (in 1954 werd de KGB afgesplitst)
Ministerie voor Binnenlandse Zaken
RVL: Relvastatud Võitluse Liit
Liga/Unie voor Gewapend Verzet (1946-1948)
VLK: Vyriausias Lietuvių Komitetas
Opperste Litouwse Comité (1943)
VLIK: Vyriausiasis Lietuvos išlaisvinimo komitetas
Opperste Comité voor de Bevrijding van Litouwen (1943-1990)
1
Inleiding
"And what was this drive that forced us, the last Forest Brothers, to stay in hiding? I'll tell
you: We knew that as long as we were still breathing, holding a gun, and feeling Estonia's soil
beneath our feet, everything was alright. We knew that our captured comrades had it much
worse. We knew that we were booked for a one-way ticket to Siberia. We knew that a bullet
from our own gun would save us from enemy torture." -Alfred Käärmann1
Wanneer in de zomer van 1944 het Rode Leger de Baltische staten heroverd als deel van het
tegenoffensief dat het einde van de Tweede Wereldoorlog zal inluiden, vluchten duizenden de
Baltische bossen in, vastbesloten de wapens op te nemen en voortaan vanuit de wouden een
bittere guerrilla te voeren tegen de nieuwe bezetter, wiens technieken al bekend waren uit de
eerste bezettingsperiode (1939-1941). Een roekeloos en wild verzet in een onhaalbare situatie
of een vorm van dissident gedrag die een logisch gevolg is van de situatie? Virkkunen heeft
het in deze context over identiteitspolitiek en een clash tussen de Russische en de Baltische
visies. Het conflict wordt prachtig weergegeven door een vergelijking van volksliederen: waar
de Balten trots zijn op hun kleine, gezellige, maar vooreerst eigen staat ("Mijn thuis is klein
als een vogelnest"), zingen de Russen over de weidse steppen van het Moederland ("Groots
en weids is het land waar mijn thuis is"). Verzet als weerwerk tegen een staat die haar
mentaliteit tracht op te leggen, verzet als teken van een falend natiebouwen door de bezetter.2
De stelling van Virkunnen en het citaat van de Estse woudbroeder Käärmann leiden tot een
centrale vraag in de studie naar het Baltische verzet: wat is het verzet? Wat motiveert de
duizenden jonge mannen en vrouwen om een maatschappelijk bestaan op te geven voor een
leven buiten de gemeenschap, vogelvrij verklaard door de overheden? Wat zijn de doelen en
hoe tracht men die te bereiken? En belangrijker: Zijn het hier lokale voorvallen die toevallig
op elkaar lijken of kan er gesproken worden over parallellen en verschillen in de
verzetsbewegingen die de voormalige Estse, Letse en Litouwse republieken kennen tussen het
midden van de jaren '40 en het midden van de jaren '50?
De recente wetsvoorstellen betreffende de herinneringscultuur van dit verleden en de
bevlogenheid die men aan de dag brengt inzake de herinnering aan en het eren van de
nationale helden die omkwamen in deze strijd onderstrepen enkel het belang van deze periode
voor de Baltische natiestaten. Zo kreeg verzetsleider 'generaal' Jonas Žemaitis (codenaam
Vytautas) van de Unie van Litouwse Vrijheidsstrijders (LLKS) in maart 2009 nog postuum de
titel van vierde president van de Republiek Litouwen.
Het grote nationale belang van deze periode heeft ook zijn effecten op de herdenking en de
geschiedschrijving. Het is deze periode die de basis vormt voor het verzet dat in de jaren '80
de republieken hun onafhankelijkheid teruggaf, het spreekt dan ook voor zich dat er in de
nationale historiografie al eens vergeten wordt nuance te leggen. Toch mag ook niet al te
gauw uitgegaan worden van een simplistische propagandacampagne van de nieuwe staten die
1 Mart Laar, 'The Forgotten War: armed resistance in Estonia in 1944-1956, Grenader, Tallinn, 2007, pp. 46-47
2 Joni Virkkunen, 'The Politics of Identity: Ethnicity, minority and nationalism in Soviet Estonia', In:
GeoJournal, Vol. 48, No. 2, 1999, pp. 83-84
2
zich willen afzetten tegen hun dreigende buur. De herovering van de nationale vrijheid heeft
eveneens een gezonde herwaardering voor de historiografie van deze woelige periode doen
ontstaan. Opvallend is dat het laatste decennium de Engelstalige en Duitstalige literatuur over
dit onderwerp gevoelig is toegenomen, en met recht en reden: de langdurige Sovjetbezetting
maakte onderzoek naar deze periode onmogelijk, hetgeen voor een historiografische lacune
heeft gezorgd.
Daarnaast maakt de vrij beperkte specifieke literatuur over het onderwerp er het werk van de
onderzoeker er niet makkelijker op. Het beschrijven en vergelijken van de verzetsbeweging is
dus een slalomwerk tussen hindernissen als literatuur, posities en beperkingen. Ik heb dan ook
mijn best gedaan de aanwezige discussies en debatten zo goed mogelijk aan te geven alsmede
een zo divers mogelijke bron aan informatie gebruikt te hebben om een breed maar coherent
beeld te krijgen op het geheel.
Om de periode en de evoluties overzichtelijk te houden heb ik geopteerd voor een zeer ruw
onderscheid in 'golven', wat ook voorkomt bij Mart Laar. Aangezien een rigide afbakening
van supranationale trends geen goed idee is, heb ik me dan ook gebaseerd op een lossere
aanpak van deze golven. De grote trends als opkomst, heropleving en neergang zijn overal
merkbaar, maar niet in dezelfde jaren. In navolging van de meerderheid van de auteurs heb ik
verder ook geopteerd voor een directe vergelijking in een chronologische structuur, eerder dan
een chronologie per aangehaalde staat, om zo de trends en afwijkingen direct duidelijk te
maken. Ik hoop dan ook met deze paper een vaak onderbelichte casus in de naoorlogse
historiografie terecht weer onder het stof te halen zonder in de valkuilen van de nationalistisch
georiënteerde geschiedschrijving te vallen. Of, zoals Tacitus schreef: het behandelen van een
geschiedenis zonder wrok of na-ijver.
3
1. Historische kadering: de 20ste eeuw
1.2. Het Interbellum
Het einde van de Eerste Wereldoorlog brengt de Baltische staten voor de eerste maal in hun
geschiedenis een vorm van nationale soevereiniteit naar moderne maatstaven en een
kennismaking met de democratie. In 1920 tekenden Estland (2 februari), Litouwen (12 juli) en
Letland (1 augustus) een vredesakkoord met de Sovjet-unie.3De nieuwe vrijheid betekent voor
de Baltische staten een eerste mogelijkheid om de nodige sociale en economische
hervormingen door te voeren en het beleid naar eigen hand te vormen. De 'Baltificering' van
de maatschappijen, ten koste van Duitse en Russische minderheden, leidt in de eerste plaats
tot landherverdelingen in de voornamelijk agrarische staten, vooral in Estland en Letland,
hoewel ze moderner en meer geïndustrialiseerd zijn dan het overwegend rurale Litouwen. De
recente oorlog met de Sovjet-Unie had deze voorheen belangrijkste handelspartner doen
wegvallen, wat ook een economische verschuiving betekende. In de eerste helft van de jaren
'20 slaagden de jonge staten erin om de handelsfocus te verleggen naar Duitsland en Groot-
Brittannië.4
De jonge democratieën aan de Oostzeekust blijken slecht opgewassen tegen de druk van
radicale ideologieën, al zijn ze daar lang niet de enige mee in Europa. In Litouwen komende
de regerende Christendemocraten onder druk te staan naar aanleiding van enkele schandalen,
en moeten in 1926 het veld ruimen voor de kleine Nationalistische Unie (LTS), die de steun
krijgt van het leger en impliciet van een passieve christendemocratische oppositie. Na een
conflict met de Christendemocraten, kan Antanas Smetona (LTS) in 1928 een autoritair
regime vormen dat inspiratie haalt uit Mussolini's Italië, cf. de paramilitaire eenheid 'IJzeren
Wolf'.5 Vanaf midden jaren '30 moet Smetona echter zijn kabinetten mengen om aan de macht
te blijven. Estland heeft op zijn beurt af te rekenen met een chronische instabiliteit van zijn
regeringen. In 1933 kan de Liga van Vrijheidsstrijders, een oud-strijdersbond, een
grondwethervorming doordrijven, die regerend president Konstantin Päts in staat stelt om de
noodtoestand uit te roepen en een autoritair bewind in te stellen dat vanaf 1936 wordt
afgebouwd. Vanaf 1938 worden er weer verkiezingen gehouden. In Letland ontbindt premier
Karlis Ulmanis in 1933 de regering, het parlement en de Letse partijen en gaat eveneens een
autoritaire toer op, weliswaar radicaler dan zijn buren, vaak ten koste van de Duitse
minderheid in Letland.
De Baltische staten zijn bewust van hun pivotale positie tussen de Duitse en Russische ruimte,
getuige het Ests-Lets verdrag van 1923, waartoe ook Litouwen wordt toegelaten in 1934.6
De drie staten behoren tot wat Wirsing aanduidt als "Zwischeneuropa", gelegen tussen
Centraal-Europese en een Oost-Europese grootmachten, die ook op deze schemerzone willen
3 Romuald Misiunas en Rein Taagpera, 'The Baltic States: The Years of Dependence (1940-1990)', Hurst & co,
London, 2006, p.10 4 Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 10-14
5 von Rauch, 'The Baltic States: The Years of Independence (1917-1940)', Hurst & co, London, 2006, pp. 118-
120 6 Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 10-14
4
inspelen7, zoals blijkt uit het buitenlands beleid dat de Sovjet-Unie voert in de jaren '20.
Litouwen was een eerste logisch doelwit, gezien de spanningen met buurland Polen.
In september 1926 volgde dan ook een niet-aanvalsverdrag. Een gelijkaardige benadering van
Estland en Letland zorgde daarentegen voor een langdurig politiek debat. Struikelblok was de
positie die twee kleine staten zouden hebben t.o.v. de Sovjet-Unie. De Letten kozen
uiteindelijk voor een niet-aanvalsverdrag met de Sovjet-Unie in maart 1927, dat echter
geannuleerd werd n.a.v. een spionageschandaal vanwege de Sovjet-Unie. Estland hield zich
op de vlakte en weigerde elke samenwerking, enerzijds als doelbewuste strategie, anderzijds
ten gevolge van de mislukte communistische putsch in Tallinn in 1924.8 De paper van
voormalig Lets gezant Charles Ozols maakt duidelijk dat het wantrouwen dieper zit. De
Balten zijn bewust van hun zwakke positie t.o.v. de grootmachten en voorzien reeds in 1934
het scenario dat bevestigd zal worden in het zgn. Duivelspact. De oplossing ligt in een
assertieve buitenlandpolitiek volgens het model van een Baltische Unie, gebaseerd op de
principes van de Volkerenbond.9 Aan het begin van de jaren '30 plooien de staten dan toch
voor de Russische macht. Letland en Estland tekenen eveneens een verdrag met Rusland in
1932.10
Het sluiten van het Molotov-von Ribbentroppact op 23 augustus 1939 en het uitlekken ervan
doen de gemoederen omslaan in de Baltische regio. Ondanks de recente niet-
aanvalsverdragen met de Sovjet-Unie blijken alle Baltische staten immers onder de
Sovjetzone te vallen. Päts, Ulmanis en Smetona trachten een neutraliteitspolitiek te voeren,
maar moeten hun uiterst zwakke positie erkennen, ondanks de zalvende speeches en het
algemene idee dat de Eerste Wereldoorlog geen herhaling kan/mag kennen. De drie staten
krijgen een voor een dwingend 'Wederzijds Assistentieverdrag' op hun bord, waarbij
Russische troepen gelegerd zouden worden in de Baltische staten. Het verdrag wordt onder
zware druk aanvaard door Estland, Letland en Litouwen. Finland, dat hetzelfde verdrag kreeg
toegeschoven en weigerde, wordt in november 1939 aangevallen. Lets president Ulmanis
spreekt dat men klaar is "harde tijden te verdragen en te overwinnen," maar ook in Estland en
Litouwen wordt de uitzichtloosheid ingezien. Een artikel in de Russische krant Izvestia van
mei 1940, meent dat Baltische neutraliteit gedoemd was een illusie te zijn, dit wordt terecht
gelezen als een intentieverklaring vanwege de Sovjet-Unie. De ultimatums van 14 en 16 juni
1940 betekenen het einde van de onafhankelijkheid voor de jonge staten. De parlementen
worden ontbonden, de mogelijke oppositie tegen de bezetter en de lokale communisten
vakkundig de kop ingedrukt. Op 17 juli blijkt dat de 'lijsten van de arbeider' in de drie staten
tussen de 92 en 99% hebben gescoord. Op 21 juli roepen de Baltische staten zich uit tot
'socialistische republiek' en vragen ze officieel om aansluiting bij de Sovjet-Unie. De
bezetting is daarmee compleet.11
7 Ozols, 'Russia, Germany and the Baltic States', In: International Affairs, Vol. 13, No. 4, jg. 1934, pp.558-560
8 von Rauch, Op. Cit., pp. 111-123
9 Ozols, Op. Cit., p. 560
10 Misiunas en Taagpera, Op. Cit., p. 14
11 Andrejs Plakans, 'A Concise History of the Baltic States', Cambridge, Cambridge University Press, 2011,
pp.336-344
5
1.3. De Sovjetinvasie
Het Sovjetbestuur, dat slechts korte tijd aan de macht zal zijn, gaat direct van start met de
'sovjetisering' van de geannexeerde staten. Op economisch vlak, betekent dit de onteigening
van alle bedrijven met meer dan 20 arbeiders of gemechaniseerde ondernemingen met meer
dan 10 werknemers, wat ertoe leidde dat een jaar later slechts 10% van de Litouwse
ondernemingen in private handen was. Ook de landbouw wordt hervormd naar
Sovjetstandaarden. Landbouwbedrijven boven de 30ha. vallen onder de koelakkenklasse en
worden aldus geconfisqueerd. In Litouwen betekent dit een verlies van 41,9% van de
landbouwbedrijven, in Letland 15%, in Estland 20% van de boerderijen. Deze gronden
werden vervolgens verdeeld in onleefbare percelen van 10 à 12ha. ter herverdeling, om zo de
boerenstand te breken. Op cultureel vlak gaat het voornamelijk om een ban op de Kerk in het
publieke leven en een verbod op niet-communistische literatuur.
Om deze hervormingen door te voeren en toezicht te houden, was de Russische geheime
dienst NKVD reeds actief in het Balticum sinds 1939. Dit leidt in 1940 tot de deportatie van
2000 Litouwers in juni 1940 aan de hand van 14 categorieën van volksvijanden (bv. leden van
conservatieve partijen of een vakbond). Deze deportaties blijken slechts een voorbereiding op
die van 1941. Op 13 en 14 juni 1941 worden respectievelijk 10205 Esten (waarvan 1/3
kinderen onder 16 jaar), 15081 Letten (waarvan 1/5 kinderen) en 34260 Litouwers, al liggen
de echte aantallen vermoedelijk een stuk hoger.12
Deze cijfers worden door Plakans echter op
10000, 15424 en 18000 gelegd.13
Kaszeta heeft het dan weer over 30425 Litouwers.14
De
eerste Sovjetinvasie heeft de grootste impact op Estland, waar 4% van de bevolking (60000)
de dood vindt, gevolgd door Letland met 35000 (1,5%) en Litouwen 34000 (2%).
Deze eerste bezettingsperiode geeft ook geboorte aan de eerste verzetsdaden en -bewegingen.
De eerste verzetsdagen beperken zich aanvankelijk tot het erkennen van de nationale identiteit
en het vieren van de nationale feestdagen enerzijds en simpele boycots anderzijds. Een eerste
grote vorm van actief verzet, is de weerstand tegen de Sovjetverkiezingen van 1941. Op het
vlak van organisatie ontstaan in oktober 1940 de eerste kernen van het Litouws
Activistenfront (LAF). Deze organisatie onderhoudt contacten met Litouwers in andere
landen en plant gecoördineerd verzet tegen de bezetter en een algemene opstand bij een
oorlog met Duitsland of westerse geallieerden. 15
Het LAF, bestaande uit enkele honderden
'driemanscellen' wordt gecoördineerd door kolonel Škirpa telt in 1941 al ongeveer 36000
leden.16
Velen die hierin reeds actief waren, zullen ook een rol spelen in het naoorlogse verzet
tegen de Sovjet-Unie, bv. Juozas "Daumantas" Luksa.17
Het verzet in Estland en Letland is
minder sterk georganiseerd, het betreft hier voornamelijk ongewapend verzet vanuit de bossen
n.a.v. de deportaties in 1941.18
12
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., p. 31-45 13
Plakans, Op. Cit., p.347 14
Daniel J. Kaszeta, 'Lithuanian Resistance to Foreign Occupation', In: Lituanus, Vol. 34, No. 3, 1988, p. 3 15
Misiunas en Taagpera, Ibid. 16
Kaszeta, Op. Cit., pp. 3-4 17
Juozas Lukša-Daumantas, 'Fighters for Freedom', The Lithuanian Canadian Committee for Human Rights,
Toronto, 1988, pp. 10-13 18
Misiunas en Taagpera, Ibid.
6
1.4. De Duitse bezetting
Wanneer Nazi-Duitsland op 22 juni 1941 Operatie Barbarossa inzet, heeft dit ook grote
gevolgen voor de oorspronkelijk aan de Sovjet-Unie toegewezen Baltische staten. Terwijl de
Sovjet-Unie weinig voorbereid was op een mogelijke Duitse inval, blijkt de oorlogsverklaring
de vonk die de Baltische verzetsbewegingen nodig hadden om de weerstand op te voeren en
de intensiteit van hun acties te verhogen. Ondanks het feit dat de bronnen zeer uiteenlopende
cijfers aanvoeren, kan zonder twijfel vastgesteld worden dat het Litouwse verzet het sterkst en
best georganiseerd was aan de vooravond van de Duitse bezetting. Na de oorlogsverklaring
schieten 16000 tot 20000 opstandelingen (100000 volgens Kaszeta)19
in actie.20
Op 23 juni
kan de afdeling Kaunas van het LAF reeds het telegraafcentrum, de arsenalen, de politie, het
postkantoor en de radio van de tweede grootste stad van Litouwen veroveren op de verwarde
Russen. De Duitse troepen kunnen de stad dan ook binnentrekken zonder een schot te lossen.
Ook in andere steden slaagt het verzet, zowel centraal gestuurd door het LAF als spontane
verzetsgroepen, erin cruciale posten te veroveren. In totaal vallen er een 2000-tal slachtoffers
bij de bevrijding, aldus Kaszeta, al moet men in het achterhoofd houden dat de zijn schatting
m.b.t. het verzet ook veel hoger lag dan die van andere bronnen.21
Verder wordt er ook een
voorlopige regering gevormd om het bevrijde vaderland te leiden en een co-existentie na te
streven met de Duitse invaller, die op een week tijd Litouwen veroverd had op de Russen. De
nieuwe bezetter tracht gedurende enkele weken een vage politiek van co-existentie na te
streven met de voorlopige Litouwse regering, maar neemt zelf de media in handen en probeert
het nieuwe bestuur naar eigen hand te vormen. Wanneer dit mislukt, wordt de Litouwse
regering door de bezetter ontbonden.
In Letland komt het verzet eveneens in het openbaar, weliswaar minder sterk dan in
Litouwen, hier gaat het om een 6000 tot 8000 opstandelingen. In Riga voltrekt zich eveneens
een soortgelijk scenario: de radio wordt ingenomen en een bericht over de formatie van een
voorlopige regering en een reorganisatie van het leger wordt verspreid. Verder worden ook
twee regeringslichamen opgericht ter ondersteuning van de onderneming, nl. het Centraal
Organisatiecomité voor een Bevrijd Letland en een Provisionele Staatsraad.22
Bij de Letse
opstand vallen ongeveer 800 doden aan Sovjetzijde, 1500 Russen worden gevangen genomen.
Opvallend is dat ook hier de Sovjets met de staart tussen de benen vertrekken, waardoor de
rebellen relatief makkelijk een twintigtal steden kunnen innemen vooraleer het Duitse leger
Riga binnentrekt op 1 juli 1941.23
Het Estse verzet telt in de nadagen van de eerste Sovjetbezetting een 5000-tal leden aldus
Plakans, Misiunas en Taagpera hebben het dan weer over enkele honderden verzetslieden,
voornamelijk in kernen die georganiseerd zijn door voormalige Estse officieren. In het
noorden is er sprake van een verzetsbeweging met 5000 leden, waarvan 1500 georganiseerd
in een enkel leger te Kautla. De relatief grote kracht van deze groep is hoogstwaarschijnlijk te
19
Kaszeta, Op. Cit., p. 4 20
Plakans, Op. Cit., p.348 21
Kaszeta, Op. Cit., p. 4 22
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 47-49 23
Plakans, Op. Cit., p.348
7
wijten aan de verschrikkingen die de terugtrekkende Sovjets aanrichtten in het Noord-Estse
platteland en de streken van Kautla. Ondertussen werd ook een voorlopige regering gevormd
onder voormalige premier Jüri Uluots, die ondanks het schijnbare herstel van de
onafhankelijkheid elke clash met de wil van de Duitse bezetter tracht te vermijden.24
Wanneer
rond 21 juli de Duitse troepen Estland binnentrekken, blijkt het grootste deel van het zuiden
van het land reeds bevrijd door de lokale verzetsgroeperingen.25
Het verzet dat na een jaar Russische bezetting plots uit zijn schuilplaatsen komt, is relatief
sterk, zeker in het dunbevolkte Litouwen, waar het volgens conservatieve schattingen 16000
man op de been kan brengen. Cruciaal lijkt hierin de brutale aanpak van de bezetter enerzijds
en de relatief snelle opening tot verzet anderzijds. Door de aanpak van de bezetter krijgt het
verzet kans te groeien, de inval van de Duitse troepen geeft vrij snel een mogelijkheid, zonder
dat de verzetsgroeperingen kunnen desintegreren onder invloed van vervolging en een
aanslepend conflict.
Gezien de precaire Duitse doelen, (de Russische campagne en het winnen van de oorlog in het
algemeen,) blijft de Germanisering met bijbehorende deportatie, immigratie van Duitse
families en de denationalisatie in de ijskast. De Baltische staten krijgen toelating om het eigen
karakter in beperkte mate te behouden om een vlotte overheersing mogelijk te maken. De drie
staten komen samen met Wit-Rusland onder 'Ostland' te vallen, dat na verloop van tijd
verduitst dient te worden. De institutionele kadering op basis van 'Landesdirektoren' in
Estland, 'Generaldirektoren' in Letland en 'Generalräte' in Litouwen zorgen voor een warboel
die het 'Ostministerium' de bijnaam 'Chaosministerium' geeft.26
De nieuwe bezetter biedt de Balten weinig verbetering. Het beperkte sovjetiseren van de
economie wordt niet teruggedraaid, enkel verduitst en slechts zeer gedeeltelijk
gereprivatiseerd naar het einde van de oorlog toe. Ook de gedwongen rekrutering van
arbeiders (vanaf december 1941) en militairen strijkt velen tegen de haren. In elk van de
staten worden zgn. 'Defensiebataljons' (Defense battalions) met 10000/12000 (Estland),
14000/15000 (Letland) en 20000 (Litouwen) leden opgericht om de staten voor hun eigen
veiligheid te doen instaan.
Ook de Waffen SS rekruteert uitvoerig in de Baltische staten en gaat naar het einde van de
oorlog toe over tot gedwongen conscriptie. Er moet opgemerkt worden dat slechts 15 à 20%
van de SS'ers als vrijwilliger aan de strijd deelnam. De Waffen SS slaagt erin om in Estland
een divisie (11000 man) op de been te brengen, Letland levert twee divisies, al ontstaan er vrij
snel anti-Duitse gevoelens in deze eenheden. Als enige van de Baltische staten, komt de
rekrutering voor de SS-divisies in Litouwen niet van de grond tot er onder dwang 30000
Litouwers worden aangeworven.
24
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 47-49 25
Mart Laar, 'The Forgotten War: armed resistance movement in Estonia in 1944-1956', Grenader, Tallinn,
2007, pp. 2-4 26
Plakans, Op. Cit., p.350
8
Onder invloed van een intensieve propagandacampagne worden eveneens Balten
aangeworven voor Eisatsgruppen en andere eenheden ingesteld voor een etnische zuivering
van de regio, bv. de zgn. 'Aktionen' onder Duits commando. In Litouwen opereerde
'Eisatzkommando 3' o.l.v. Jäger, in Letland 'Einsatzgruppe A' o.l.v. Stahlecker en het zgn.
'Arajs-kommando'.2728
2. Het verzet in de Baltische staten in vergelijkend perspectief
2.1. Het ontstaan van de verzetsbewegingen (1941-1944)
Om het begin van het verzet tegen de Sovjet-Unie te begrijpen, dient gekeken te worden naar
de algemene wortels van het verzet in deze staten, die terug te vinden zijn in de nazi-
bezetting. Wanneer de Duitse troepen het veld ruimen en de Sovjets voor een tweede maal
hun opwachting maken, blijken de meeste verzetskanalen en groeperingen gewoon door te
gaan met hun werk, ongeacht de vijand. Ondanks de Sovjetpropaganda zijn de verzetslieden
immers geen achtergebleven pionnen van de nazi's maar een amalgaam aan patriottische
verenigingen die zich tegen elke nieuwe bezetter kanten. Een rigide onderscheid maken tussen
enerzijds Duitse bezetting en anderzijds Sovjetbezetting zou dan ook ridicuul zijn.
Het Litouwse verzet tegen de Duitse bezetter bouwde voort op de wortels die gelegd waren in
de eerste Sovjetbezetting en de sterke kernen van het LAF. De rangen van het LAF waren
door de Sovjetdeportaties echter danig uitgedund, wat ook de structuren en het leiderschap
van de eenheden niet ten goede kwam en het verzet grotendeels incoherent maakte. Het gat
dat werd gelaten door het uiteenvallen van het LAF werd vrij snel opgevuld door een aantal
nieuwe groepen en koepels als de LLKS (Unie van Litouwse Vrijheidsstrijders), LF (Litouws
Front, een katholieke verzetsgroep) en LLA (Litouws Vrijheidsleger, een guerrillagroep). Het
initiële verzet kenmerkt zich hier door zijn voornamelijk ongewapende karakter. Het gaat hier
om onder andere coöperatie van leden van de Duits-Litouwse overheid met
verzetsgroeperingen inzake het doorspelen van bv. informatie en het afblokken van de
nazificatie van de staat. Een tweede voorname pijler is de sluikpers die zowel nieuws als
pamfletten verspreidde. LLKS toont zich in de Baltische ruimte de sterkste factor op het vlak
van de sluikpers met de publicatie van o.a. Laisves Kovotojas ('Vrijheidsstrijder') met een
oplage van 20000 exemplaren, en de kranten 'Naar Vrijheid', 'In de naam van de Waarheid' en
'Litouws Bulletin'. Verder zijn ook 'Zaailing' van de Litouwse Eenheidsbeweging en de
regelmatige publicaties van het LLA vermeldenswaardig.
De evolutie van de oorlog en herhaaldelijke pogingen om een Litouws legioen te lichten,
leiden tot een versterking en uitbouw van het verzet, met name via een bundeling van de
vooroorlogse politieke krachten (vnl. nationalisten, populisten en sociaal-democraten) in het
'Opperste Litouwse ' (VLK) in het voorjaar van 1943, dat algauw op de steun van de LLKS
kan rekenen.
27
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 50-59 28
Plakans, Op. Cit., pp. 350-359
9
Uit de christendemocratische krachten, de Eenheidsbeweging en LF ontstaat rond hetzelfde
moment de Nationale Raad, die in de zomer en herfst van 1943 versmelt met de VLK om
samen het 'Opperste Comité voor de Bevrijding van Litouwen' (VLIK) te vormen. VLIK
vormt een eerste grote stap in een unificatie van het anti-Duitse verzet, in die zin dat het een
leidinggevend kader vormt dat een nationaal verzet coördineert rondom duidelijke principes,
nl. een terugkeer naar de Litouwse republiek van 1938. 29
In Letland komen de eerste pogingen tot vorming van een nieuwe onafhankelijke staat
ironisch genoeg vanuit de collaboratie, waar Alfreds Valdmanis van het Letse Directoraat in
1942-1943 zijn oversten probeert te overtuigen van de vorming van een onafhankelijke Letse
republiek in ruil voor steun in de oorlog tegen de Sovjet-Unie. Valdmanis wordt beticht van
anti-Duitse sentimenten en neemt in 1943 ontslag. Een tweede poging gaat uit van een
zevenkoppige groep die de voornaamste politieke strekkingen vertegenwoordigd, die in 1943
het 'Letse Centrale Raad' (LCP) vormt. De raad gaat uit van een eindige clash tussen nazi's en
sovjets die uiteindelijk een gat zal laten voor Letse onafhankelijkheid. De Raad publiceert
eveneens zijn eigen krant, 'Onafhankelijk Letland' en onderhoudt, net als VLK en VLIK,
contacten met het Westen. Wat opvalt, is dat vanuit de LCP er een tendens uitgaat tot
bundeling van de krachten, hetgeen zich uit in een Lets-Litouwse verzetsconferentie in januari
1944 en een algemeen Baltische verzetsconferentie in april van dat jaar. De conferenties
krijgen echter geen vervolg, in de herfst van 1944 wordt de organisatie opgerold en zijn
leiders geëxecuteerd of gedeporteerd.
Het Estse verzet, gesterkt door de nabijheid van een onafhankelijk Finland en Zweden,
evolueert volgens dezelfde lijnen als het Letse. Ook hier wordt een poging gedaan om via het
directoraat autonomie of onafhankelijkheid te bekomen, en ook hier krijgt de vragende partij
nul op het rekest. In Tallinn en Tartu is er echter sprake van ondergrondse verzetskringen die
via Stockholm en Helsinki contact onderhouden met Londen. De groei van het verzet zorgt in
1944 voor de oprichting van een Republikeins Nationaal Comité (LCC), bestaande uit
vertegenwoordigers van de voornaamste vooroorlogse partijen, dat echter datzelfde jaar nog
ten prooi valt aan Gestapo-arrestaties. Toch slaagt het Comité er nog in om een manifest voor
een onafhankelijk Estland uit te brengen in de loop van 1944. Wanneer de Duitse troepen het
veld ruimen, roept het Comité op 18 september de nieuwe Estse onafhankelijkheid uit, al is de
vreugde van korte duur omwille van de nieuwe Sovjetinvasie. Ook hier is het verzet
voornamelijk ongewapend, op enkele clashes tussen Duitse troepen en Estse eenheden in
september 1944 na, kleinschalig en voornamelijk gericht op de pers.
Het verzet in de drie staten is initieel vooral van ongewapende aard, en doorgaans gericht op
verspreiding van informatie en propaganda enerzijds en sabotage van het Duitse bestuur
anderzijds. Misiunas en Taagpera voeren daarenboven aan dat het verzet overwegend ontstaat
vanuit achtergebleven Russische troepen, later aangevuld door (lokale) Joden en lokale
Balten.30
29
Kaszeta, Op. Cit., pp. 5-6 30
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 59-69
10
Wanneer we echter naar de organisatievormen en bewegingen in het verzet voor 1945 kijken,
valt echter op dat deze groepen geen al te grote impact gehad moeten hebben en voornamelijk
te situeren zijn in het lokale, ongeorganiseerde verzet, wat, in het licht van de latere
organisatievormen, vrij onbeduidend is.
Wat verder opvalt is de hoge intensiteit van het Litouwse verzet tegenover een overduidelijk
zwakker en minder intensief Ests en Lets verzet. Statiev, wiens werk voornamelijk gefocust is
op de bestrijding van verzet en verzetsbewegingen, wijdt de kracht van het Litouwse verzet
tegen de Duitse bezetting aan een hogere opleidingsgraad in de noordelijke staten (in verband
met de hogere industrialisering van deze regio), die een algemeen sceptischer houding
voortbrengt en idealisme beperkt. Litouwen kende, net zoals buurland Wit-Rusland, een
sterke autoritaire politieke cultuur ten gevolge van het regime van president Smetona en
fascistoïde groeperingen als IJzeren Wolf (Geležinis Vilkas) van Voldemaras. De combinatie
met een sterk nationalisme en een ijzeren wil om de onafhankelijkheid te herstellen, scheppen
hier een vruchtbaar klimaat voor verzet.31
2.2. Eerste golf (1944-1945) en algemene kenmerken
Wanneer in de zomer van 1944 de kansen keren voor het Derde Rijk, kan een Sovjetoffensief
gericht op de Baltische staten relatief snel de regio heroveren. In september valt de Estse
hoofdstad Tallinn als eerste, gevolgd door Letland in december en ten slotte wordt ook
Litouwen vanaf januari 1945 als veroverd beschouwd. De uitzondering op de regel is echter
de zgn. 'Courland Kettle' in West-Letland, waar Duitse troepen en het Letse Legioen de
Sovjettroepen lang kunnen tegenhouden. Het is dit legioen dat een vroege aanzet geeft tot een
nieuwe verzetsvorm. Onder invloed van generaal Janis Kurelis, roepen de soldaten van het
Lets Legioen zich uit tot Lets leger en weigeren ze voortaan Duitse bevelen. De beweging
bloedt echter dood in november 1944. Wanneer de Letse troepen in februari 1945 van de
Duitse bezetter de toestemming krijgen tot vorming van een Nationaal Comité, is het kalf
reeds verdronken, de permissie krijgt dan ook geen gevolg.32
De terugkeer van de Sovjets in 1944 is in vele opzichten brutaler dan de eerste invasie.
Waarde Baltische staten oorspronkelijk 'gewoon' te veroveren terrein waren, heeft de regio
door de Duitse bezetting een connotatie van verraderlijke Duitse collaboratiegebieden
verworven in Sovjetogen. De houding van de Sovjet-Unie is in het beste geval ambivalent te
noemen. Enerzijds is er het glorieuze concept van een door de Sovjet-Unie bevrijde
Sovjetrepubliek, anderzijds een vijandige omgeving. Een Russische soldaat vat de mening van
de Sovjets tegenover de Balten goed samen: "I would drop bombs on every farmstead, every
house in Latvia, because members of paramilitary organizations are sitting in every house
here; Latvians have gotten together with the Germans, they are traitors.
31
Alexander Statiev, 'The Soviet Counterinsurgency in the Western Borderlands', Cambridge University Press,
New York, 2010, pp. 96-97 32
Plakans, Op. Cit., pp. 359-360
11
Take a look, all the villages in the Pskov district have been burnt down, but here - the
farmsteads are unscathed, the animals unharmed - and there are 5-7 cows in each farm.
Why? Because all the Latvians supported the Germans and the Germans didn't touch them."33
Er zit echter een grond van waarheid in de houding van de Sovjets. In onder andere Polen en
Oekraïne gaat ook het verzet tegen de nazi's gepaard met een latent antisemitisme. Ook de
LLA maakt zich schuldig aan deze praktijken. In '41 meldt deze groep nog dat het land
gezuiverd is van "rode Joodse bandieten". Later verzet in deze regio blijkt echter zelden
etnocentrisch. Na '41 zijn er dan ook geen vermeldingen van antisemitisme te vinden in het
Baltische verzet.34
De terugkeer in de zomer van 1944 gaat dan ook gepaard met een golf van plundering en
criminaliteit, waaronder 400 tot 700 standrechtelijke executies in de regio. Verder is er ook
nog de NKVD die achter de linies volgt en het doel heeft gekregen om de 'oorlogscriminelen'
en 'volksviijanden' op te sporen en te vervolgen. Dit uit zich enerzijds in de deportatie van
Balten met een Duits oorlogsverleden (ongeveer 30000 Esten en 38000 Letten, vrijwillig of
gedwongen), de zogenaamde 'screening van oorlogscriminelen' waarbij velen omkomen, en
een eerste deportatiegolf in Litouwen, waar in augustus en september 60000 burgers op de
trein naar Siberië worden gezet. Verder is er ook sprake van een afkeer voor een tweede
gedwongen dienstplicht. In oktober 1944 wordt de Baltische jeugd tussen 18 en 33 jaar
verplicht om te tekenen voor het Rode Leger. Deze regel wordt in maart 1945 uitgebreid tot
37 jaar.
De strenge repressie, dwangarbeid en dienstplicht doen velen op de vlucht slaan. Misiunas en
Taagpera spreken niet zonder enige overdrijving over bossen vol guerrillastrijders, Duitse
achterblijvers en Estse Finlandveteranen.35
Plakans heeft het over een 10000-tal
verzetsmensen in respectievelijk de Estse en Letse bossen. Het Litouwse verzet kan initieel
40000 partizanen in de bossen verzamelen.36
In Estland komen de voornaamste kernen van
verzet oorspronkelijk uit voormalige collaborateurs en soldaten van het Estse Legioen die de
bossen intrekken onder de Estse nationale vlag, gevolgd door gewone mannen, vrouwen en
kinderen die het geweld van de Russische troepen ontvluchten.37
In Letland worden de
oorspronkelijke kernen voornamelijk gevormd door groepen die doelgericht werden
aangepakt door de nieuwe bezetter: collaborateurs, vermeende sympathisanten van het Duitse
regime en ontduikers van de arbeids- of dienstplicht. Ook veteranen van het Lets Legioen (een
4000-tal) vormen een sterke kern in de eerste verzetsgolf.38
Het beter gedocumenteerde
Litouwse verzet levert nog andere inzichten over de motieven van de (voornamelijk) jonge
verzetslieden. De nieuwe generatie Baltische intelligentsia heeft nl. zijn opleiding genoten aan
de Westerse universiteiten en, voor het eerst, ook aan de eigen nationale universiteiten onder
eigen bestuur. Vanuit deze achtergrond is er sprake van een sterk westers gericht verzet, met
een sterke haat jegens al wat Sovjet is, enerzijds omwille van de westerse houding, anderzijds
33
Daina Bleiere, 'History of Latvia, the 20th Century', Jumava, Riga, 2006, pp. 323-333 34
Alexander Statiev, Op. Cit., pp. 112-113 35
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 70-76 36
Andrejs Plakans, Op. Cit., pp. 359-360 37
Mart Laar, Op. Cit., pp. 7-10 38
Daina Bleiere, Op. Cit, pp. 363-64
12
omwille van de herinnering aan 1940-41. Het gaat om een generatie die volledig, ook sociaal,
economisch en cultureel, gericht was op de patronen die overgedragen werden door de
westerse mogendheden. In hun visie was het dan ook ondenkbaar dat het Westen hun
bondgenoot zouden verlaten.
Deze kijk is afkomstig van de voormalige anti-nazistische verzetsbewegingen, die de oorlog
niet zien als een strijd tussen asmogendheden en geallieerden maar een tussen drie
machtsfactoren: Duitsland, het Westen en de Sovjet-Unie, en dat de breekbare alliantie tussen
West en Oost snel zou zorgen voor een nieuw conflict dat de Baltische staten wederom
strijdtoneel zou maken, ditmaal in de kamp tussen West en Oost om heerschappij over de
regio. De aard van het verzet verklaart de impuls van Sovjetisering, al maakt deze
pacificatiestrategie de zaken initieel alleen maar erger. De persoonlijke motieven waren
eveneens zeer divers, gaande van avonturiers, oorlogsveteranen op zoek naar veiligheid,
figuren voor wie het normale leven te gevaarlijk geworden was en nationalisten.39
Kaszeta
gaat verder dan Vardys, hij meent dat de bijna collectieve steun aan het verzet en de grote
kracht van het vooral Litouwse verzet ligt in een latent nationalisme en een nationalistisch
verleden bij de meerderheid van de verzetslieden. Zijn volgende opmerking, nl. dat het
voornamelijk neerkomt op een keuze uit drie mogelijkheden voor een groot deel van de
bevolking ("flee, join the resistance or face the wrath of the soviets") draagt waarschijnlijk
meer waarheid in zich dan de eerste.40
De sociale ordening van het verzet is even divers als het volk zelf, al heeft er zich wel een
sociale shift voorgedaan. Waar het verzet tijdens de eerste bezetting voornamelijk stedelijk
was, gecentraliseerd rond professoren, ex-officieren en studenten, en gefocust op intelligence,
lijkt het verzet tijdens de tweede bezetting een ander karkater gekregen te hebben. De kern
ligt voortaan op het platteland, al blijft het leiderschap in handen van de urbane middenklasse
en lagere klassen. De verandering is voornamelijk te wijten aan de relatief makkelijk op te
rollen netwerken in stedelijke omgevingen en de ervaringen met een meer ruraal verzet in het
anti-Duitse verzet. De voornaamste kern van leiderschap, zowel in Litouwen, Letland en
Estland,41
is afkomt van ex-officiers van de nationale strijdkrachten. Zo is deze groep in
Litouwen goed voor 37% van de commandanten, nog eens 10% heeft een verleden in de
politiemachten, een sterk contrast met bv. een ander sterk verzetsgebied, Oekraïne, waar
leiderschap vooral bij professionele revolutionairen ligt.42
Het lidmaatschap van het verzet is
in de eerste plaats vrij gelijkaardig aan dat van het verzet tijdens de eerste bezetting. Kaszeta
spreekt over een kern van priesters, studenten, werkgevers, scoutsjongens, vrouwen als
verpleegsters en verbindingsofficieren, leerkrachten, advocaten en alle andere mogelijke
beroepen.43
Ook Vardys benadrukt de aanwezigheid van vrouwen en priesters, maar nuanceert
het aandeel dat Kaszeta aan intelligentsia toeschrijft, deze zijn volgens hem veel minder
aanwezig in het verzet, net zoals artiesten en kunstenaars. Romantici en avonturiers zijn, in
tegenstelling tot bv. Cubaanse Revolutie hier weinig aanwezig, de strijd is te dodelijk en de
39
V. Stanley Vardys, 'The Partisan Movement in postwar Lithuania', In: Lituanus, Vol. 15, No. 1, 1969, pp. 2-6 40
Kaszeta, Op. Cit., p. 7 41
Statiev, Op. Cit., p. 115 42
Statiev, Op. Cit., pp. 97-100 43
Kaszeta, Ibid.
13
buit te klein. Ook Duitse parachutisten en deserteurs uit het Rode Leger zijn volgens hem in
het verzet te vinden. De kern ligt volgens hem echter rondom de lagere middenklasse en de
landarbeiders.44
Deze visie wordt gedeeld door Statiev en Bleiere. Statiev staaft zijn claim met cijfers van de
MVD uit de periode 1944-46 inzake Litouwen en de Letse regio Vidzeme. In Litouwen gaat
het om een aandeel van 79,7% van boeren en landarbeiders tegenover 15% bedienden en
intelligentsia. In Vidzeme zou het aandeel boeren zelfs 85,3% bedragen.45
Bleiere benadrukt
dat het merendeel van de verzetslieden jong en simpel volk is. Een voorbeeld hiervan is een
overzicht van de veroordelingen van het Letse hooggerechtshof voor daden van verzet tegen
het regime. Op 135 veroordelingen in de periode 1951-1953, (een periode die evenzeer
representatief is voor deze casus,) werden 44 boeren van middelgrote boerderijen en 42
arbeiders veroordeeld, slechts 12 ambtenaren kregen hetzelfde voor de kiezen.46
Het betreft
hier echter niet de door de Sovjets doelgericht aangepakte 'koelakkenklasse', waartoe men
behoort als men meer dan 30ha bezit, deze klasse is slechts goed voor 19,7% (Estland), 17%
(Letland) en 6,4%(!) (Litouwen) van de bevolking, al wordt deze klasse wel doelgericht
gedeporteerd.47
Bleiere vat het verzet treffend samen als "voornamelijk jong simpel volk."48
Het is eveneens vermeldenswaardig dat het verzet in de Baltische staten, en vooral Litouwen
zeer jong van aard is, net omdat Litouwen veel meer beschikbare jonge mannen heeft omwille
van de zeer gebrekkige werving voor het Rode Leger en de Baltische legioenen. Dit zorgt
naar alle waarschijnlijkheid voor de grote kracht en daadkracht van het Litouwse verzet. Het
is ook dit verzet dat sterk katholiek van inslag is.49
Dit komt ook tot uiting in het
autobiografische werk van Juozas Luksa, codenaam Daumantas, die onder meer de dagelijkse
gebedsdiensten, katholieke symbolen op de uniformen en de aanwezigheid van priesters in het
actieve gewapende verzet beschrijft.50
Het katholiek geïnspireerde verzet heeft veel weg van
een organische 'grassroots'-beweging, een grote gemene deler voor een voornaam deel van de
bevolking. Dit gaat echter niet op voor buurlanden Letland en Estland, waar het katholicisme
minder sterk staat en de overheersende religie protestantisme is. Waar katholicisme een
volkse verbindingsfactor is, is protestantisme net het tegendeel omwille van de associatie met
de voormalige uitheemse heersende klasse van Baltenduitsers.
Een tweede uitzondering in de Litouwse casus, is de sterkere aanwezigheid van fascistoïde
groeperingen in het verzet tegen de Sovjet-Unie, nl. IJzeren Wolf, een verzetsgroep met
dezelfde naam en een profiel dat sterk lijkt op de gelijknamige paramilitaire organisatie van
de jaren '20, verbonden aan de LTS. Deze groepering was volgens Statiev een klein maar
integraal deel van het anti-Russische verzet in deze periode. Schattingen van de politie leggen
het ledenaantal rond 500, Daumantas, daarentegen, heeft het over slechts 79 leden. Het kader
van IJzeren Wolf werd in de lente van '46 gevangengenomen of gedood. Ondanks het
44
Vardys, Op. Cit., pp. 45
Statiev, Op. Cit., pp. 97-100 46
Bleiere, Op. Cit, p. 363 47
Statiev, Op. Cit., pp. 100-101 48
Bleiere, Op. Cit, pp. 362-364 49
Andres Kasekamp, 'A History of the Baltic States', Palgrave McMillan, 2010, pp. 141-142 50
Lukša, Op. Cit., pp. 200-204
14
verdwijnen van de ruggengraat, bleef deze beweging actief tot in de jaren '50, al zwakte het
karakter van de beweging wel gradueel af, zodat deze groep na verloop van tijd meer en meer
op reguliere groepen begon te lijken.51
In deze eerste verzetsperiode valt vooral op hoe groot de verzetsgroepen zijn, ondanks het
gebrek aan overkoepelende organisaties die actief nieuw bloed kunnen aantrekken. Net zoals
in omringende gebieden als Polen en Oekraïne gaat het om direct en massaal verzet in de
eerste jaren na de oorlog, vol van de verwachting op een nieuw conflict tussen Oost en West.
Dit zijn dan ook de topmomenten van het anticommunistische verzet in deze regio: in deze
periode is ongeveer 0,5 tot 1% van de bevolking betrokken bij het actieve verzet, ongeveer
even sterk als de Vietcong op het hoogtepunt van de Vietnam-oorlog. Er moet echter
onthouden worden dat het verzet een omgekeerde piramide is waarbij slechts de kleine
minderheid actieve verzetsstrijders opvallen. Een veel groter deel van de bevolking voorziet
deze woudbroeders in proviand en andere vormen van ondersteuning. Het totale aantal
verzetlieden op het hoogtepunt van de beweging, nl. 1944-1945, ligt in Litouwen op ongeveer
30000, Letland en Estland zijn duidelijk minder sterk met elk zo'n 10000 tot 15000
woudbroeders.52
Laar legt dit cijfer echter op 30000, waarvan slechts 1/3 actief strijder is.53
De organisatie van het verzet is in deze periode vooral gestoeld op vrij grote eenheden die
opereren als een militaire eenheid. Misiunas en Taagpera onderscheiden twee types, enerzijds
de grote groepen in de bossen, anderzijds de kleinere eenheden nabij boerderijen die weinig
tot niet militair actief zijn.54
Het grote aantal strijders geeft in de eerste plaats aan dat er
sprake is van een grote reserve, die de verzetscommandanten in staat stelt hun acties verder te
zetten zonder al te veel haperingen, reserves die nodig zijn, aangezien de gemiddelde
levensduur van een verzetslid slechts 2 jaar is in deze periode. De grote
rekruteringsmogelijkheden geven ook een latente steun van de bevolking aan. De grote
eenheden tonen snel hun limieten, zo worden in de loop van 1945 het verzet een stevige slag
toegebracht door het opruimen van enkele grote eenheden, nl. een groep van 358 die na
slechts een maand al werd opgerold, een eenheid van 194 strijders in Rokiskis in januari 1945
en een derde eenheid van 218 anticommunisten uit Marijampole in april van dat jaar. Deze
grote slagen dwingen het verzet in de loop van 1945 om hun strategie te herzien.55
Russische
statistieken geven een prachtig overzicht van de evolutie van het verzet in de eerste jaren. De
claims van de vorige auteurs worden hier verder ondersteund door hard cijfermateriaal. Zo
blijkt dat de Sovjets in 1944 het Litouwse verzet ongeveer 15000 verliezen toebrengen, bijna
14500 meer dan in Estland en Letland. Het verzet lijkt hier in 1945 ook op stoom te zijn
gekomen, met resp. 5671 en 7018 verliezen, waarvan 322 en 1071 doden tegenover 40541
uitgeschakelde Litouwers. De grote groepen verzetsactivisten leveren wel enkele problemen
op, zoals munitie- en voedselgebrek en het aantrekken van Sovjetprovocateurs en gerichte
acties van de bezetter.56
51
Statiev, Op. Cit., p. 98 52
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 76-84 53
Mart Laar, 'The Power of Freedom: Central and Eastern Europe after 1945', Unitas, Tallinn, 2010, p. 54
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 85-86 55
Statiev, Op. Cit., pp. 112-113 56
Bleiere, Op. Cit, p. 364
15
De evolutie en transformatie van het verzet is ook hier duidelijk: een jaar later worden slechts
9381 Litouwers uitgeschakeld, ook in de rest van de regio lijkt de intensiteit van het verzet af
te nemen, met slechts 3242 geneutraliseerde Letten en 1487 uitgeschakelde Esten.57
Het massale verzet van de eerste maanden gaat voor de directe confrontatie met de vijand.
Ondanks de grote versnippering, kan men spreken van gelijkaardige doelen: het blokkeren
van communistisch bestuur, het belemmeren van communistische plannen en het uitschakelen
van NKVD en MVD-eenheden. Het primaire doel is de Sovjetautoriteiten het leven zuur
maken en zo mogelijk te verjagen, waar het verjagen onmogelijk blijkt, dient de bezetter
herinnerd te worden aan zijn gebrek aan legitimiteit, bv. door het belemmeren van
verkiezingen , het verstoren van de dienstplicht in het Rode Leger en de landherverdeling in
de kiem te smoren.58
Grotere groepen gingen eveneens over tot hinderlagen en raids op o.a.
NKVD-barakken en konden initieel de grote verliezen die daarmee gepaard gingen aan. Het
blokkeren van het Sovjetbestuur was eveneens zeer succesvol in de eerste maanden en jaren.
Vooral in Litouwen konden de partizanen hele streken vaak vrijwaren van communistisch
bestuur. Ook in grotere steden en stedelijke omgevingen zijn de communisten niet veilig. Een
voorbeeld hiervan is het zogenaamde 'trouwfeest van Vampyras' waarbij de gelijknamige
Litouwse verzetseenheid op een feest het kader van de lokale communistische partij werd
neergeschoten, een verhaal dat ook wordt beschreven door tijdgenoot Daumantas.59
60
Hier en
daar werden de overheden van de rurale streken ontmanteld en vervangen door een
woudbroedersbestuur. In 1945 was de situatie zo ver gevorderd dat zelfs NKVD-eenheden
bepaalde streken meden.61
Verder is ook het beschermen van de burgers een prioriteit voor de
verzetsbewegingen, enerzijds door het aanpakken van het lokale bestuur, anderzijds door het
intimideren van collaborateurs. Zo worden in de hele periode '44-'52 tussen 4000 en 13000
collaborateurs geëxecuteerd.62
De verzetslieden zelf zijn -zeker in deze periode- voornamelijk
irreguliere militairen qua uitzicht. De meeste groeperingen voeren hun taken uit in oude
uniformen van de nationale strijdkrachten, compleet met militaire insignes die ook worden
overgedragen, een gevolg van de grote aanwezigheid van militairen in het verzet.
In tegenstelling tot vele andere verzetsbewegingen in het Westen en Oosten tijdens de Tweede
Wereldoorlog, kan het Baltische verzet na de oorlog op weinig steun van buitenlandse
'sponsors' rekenen, ondanks de verdenkingen omtrent collaboratie vanwege de Sovjetbezetter.
In de nadagen van de campagne aan het oostfront begint de Duitse bezetter echter wel met de
opleiding van milities (de "Defensiebataljons", onder andere,) en saboteurs om de Russische
opmars te stuiten. Als puntje bij paaltje komt, blijkt echter dat de getrainde saboteurs de eigen
doelen voor de Duitse doelen stellen en een eigen verzet organiseren in plaats van treinen en
oprukkende Russen te saboteren.63
57
Statiev, Op. Cit., p. 110 58
Darius Razgaitis, 'Forest Brothers from the West', onuitgegeven licentiaatsthesis, 2002, p. 24 59
Ibid, p. 113 60
Lukša, Op. Cit., pp. 162-173 61
Kaszeta, Op. Cit., p. 7-8 62
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 88-90 63
Statiev, Op. Cit., pp. 105-106
16
Deze groepen vallen oorspronkelijk onder de SS-noemer and 'SS Jagdverband Ostland' en telt
zo'n 120 rekruten.64
Het opleiden van partizanen begint in juli 1944. Nauwelijks drie maanden
later duiken reeds de eerste groepen op met 'Duitse' saboteurs als aanvoerder, zo ook de groep
van Pēteris Supe in Letland, die 350 tot 400 verzetslieden, waaronder een 50-tal vrouwen,
ouderen en kinderen in de bossen verzamelen kan.65
Het Westen houdt zich in dit conflict
grotendeels afzijdig. Ondanks de banden tussen verzetsgroeperingen en Westerse diensten,
blijft er weinig reële steun. De contacten die opgebouwd werden sinds 1943 bleken vooreerst
de eigen agenda uit te willen voeren. De steun focust zich dan ook vooral op intelligence en
raadt zelfs guerrilla en actief verzet af.66
Anderzijds worden ook enkele Baltische
vluchtelingen getraind door de westerse spionagediensten, maar dezen worden allen vrij snel
gevangengenomen of gedood, wat vooral te wijten is aan de infiltratie van deze diensten door
Sovjetspionnen als the Cambridge Five en de hooggeplaatste Kim Philby in het bijzonder.67
Op organisatorisch vlak verkeren de drie landen in een gelijkaardige situatie: nationale
overkoepeling ontbreekt of wordt snel uitgeschakeld. Het sterke Litouwse verzet wordt reeds
in 1944 onthoofd. De Sovjets slagen erin om in 1944 het VLIK te neutraliseren, ondanks het
doorleven van de beweging en haar idealen, zal ze gedurende de bezetting geen grote rol meer
spelen. LLA blijft actief na de Sovjetintrede, al waagt men zich niet aan directe actie tegen de
militaire eenheden. Ondertussen is er sprake van een co-existentie met twee andere
organisaties, nl. het kleine 'Kestutis'-netwerk en het stedelijke netwerk van de Litouwse
Partizanenunie, die in april '45 opgericht was. De doelen zijn zeer gelijkaardig, maar geen van
deze organisaties streeft een algemene overkoepeling na in deze periode. In Letland wordt het
verzetslandschap vnl. vormgegeven door de 'Letse Nationale Partizanenassociatie' in Lijfland
en Latgale, de 'Noord-Koerland Partizanenorganisatie', de 'Haviken van het Vaderland' en de
'Letse Nationale Partizanenorganisatie' in Koerland en de 'Letse Verdedigers van het
Vaderland' in Latgale.68
Statiev maakt ook melding van de 'Letse Partizanenunie voor de
Verdediging van het Moederland', de 'Letse Nationale Partizanenunie' (LNPA), georganiseerd
door Pēteris Supe (supra), 'Letse Zelfverdediging' en de 'Partizanen van Noord-Letland' die
een poging doen om het verzet nationaal te coördineren.
In de loop van 1945-1946 worden echter de hoofdkwartieren van de LNPA en LPUDM
overvallen en geneutraliseerd waarbij de leiders werden opgepakt. Ook Letse Zelfverdediging
wordt in deze periode onthoofd, waardoor de coördinatiepoging op niets uitdraait. De Letse
Centrale Raad volgt hen in geest op, maar focust zich op de toekomst door het sparen van de
krachten voor de echte confrontatie met de vijand. In Estland is de situatie zo mogelijk nog
uitzichtlozer. Wanneer in de herfst van 1944 het Republikeins Nationaal Comité wordt
opgerold en ervaren politici als Jaan Maide achter de tralies belanden, is Estland in een klap
het politieke leiderschap en het gecentraliseerde commando van het verzet kwijt. Het spreekt
voor zich het verzet sinds de arrestaties zo kalm is dat zelfs de overheden schrijven over het
uitblijven van noemenswaardige confrontaties.
64
Ibid., pp. 99-100 65
Bleiere, Op. Cit, pp. 363-364 66
Statiev, Op. Cit., p. 105-106 67
Kasekamp, Op. Cit., pp. 142-144 68
Bleiere, Op. Cit, pp. 364-365
17
In 1946 wordt nog een poging ondernomen om verzet te organiseren via de Unie voor
Gewapend Verzet (RVL), maar deze poging bloedde algauw dood. in 1947-1948 werden ook
zij opgepakt.69
2.2. Tweede golf en transformatie van het verzet (1944-1945)
De bovennoemde statistieken geven een opvallende evolutie aan in het Baltische verzet. Na
'45 blijken meer en meer mensen te beseffen dat de oorlog tussen Oost en West langer op zich
laat wachten dan verhoopt en dat het verzet dus ook zich moet aanpassen aan een langduriger
conflict. Het opbreken van de grotere organisaties en de aanvallen op grotere eenheden doen
het verzet evolueren naar een kleinschaligere eenheden, vaak groepen van een handvol
verzetslieden. Ook het onderkomen van de verzetslieden evolueert naar een andere vorm.
Waar voorheen vaak afgelegen schuren of boshutten werden gebruikt, gaat het Baltische
verzet meer en meer over op ondergrondse bunkers. Deze bunkers hebben echter het grote
nadeel kleine, vochtige holen met weinig ventilatie te zijn, zeer geschikt als verstopplek, maar
zoals het werk van Daumantas aangeeft, vaak een zeer slechte verdediging. Deze bunkers
werden dan ook slechts gebruikt als laatste redmiddel, vaak gelegen vlakbij boerderijen,
wegen en bosranden, plaatsen waar het verzet in contact kon komen met niet-actieve
verzetslieden en de dorpsgemeenschappen.70
Ondertussen is het Sovjetbestuur in voegen getreden en worden de eerste stappen van het
nieuwe beleid doorgevoerd. Wederom is de zgn. koelakkenklasse het eerste doelwit:
domeinen groter dan 30ha worden geconfisqueerd en in de loop van de jaren '40 herverdeeld
als onderdeel van de Sovjetstrategie m.b.t. het verzet, nl. het scheppen van een interne strijd
door een klassenstrijd tussen armere boeren, die tevens een grote rekruteringsgroep vormden
voor het verzet, en de landbezitters. De herverdelingsstrategie drijft echter evenzeer nieuwe
rekruten de bossen in, evenals de belastinghervorming die geleidelijk wordt opgetrokken van
40% naar 70%. De eersten kolchozen markeren de geleidelijke overgang naar een
Sovjeteconomie, in Letland begint dit proces in november '46, in Litouwen in februari 1947,
Estland begint pas in september '49. Er moet gezegd worden dat dit een traag proces is, anno
1949 was nog 67% van de gronden niet herverdeeld.71
Ondanks de repressie, het oprollen van de voornaamste organisaties en de afname van de
ledenaantallen, slagen de verzetsbewegingen erin om de activiteiten voort te zetten. Het
dwarsbomen van verkiezingen, met de acties tegen de Litouwse verkiezingen van 1946-1947
tonen het nieuwe bestuur dat het verzet nog steeds de mogelijkheid heeft om weerwerk te
bieden.72
De blijvende kracht van het verzet wordt eveneens geïllustreerd door een
Sovjetverslag van 16 juni 1945, dat "grote problemen met banditisme" vermeldt in grote delen
69
Statiev, Op. Cit., p. 113-117 70
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 86-87 71
Ibid., pp. 94-96 72
Ibid., pp. 88-89
18
van Letland en de vorming van "Destroyer battallions" om hen uit te roken (infra).73
De acties
gedurende deze periode beperken zich vaak tot kleinschalige raids op MVD-groepen om hen
in het defensief te drijven, al merken Misiunas en Taagpera wel op dat in 1946 nog het MVD-
kantoor van Siauliai opgeblazen werd. Twee jaar later viel het verzet nog een 250 leden
tellend MVD-garnizoen aan in Litouwen met slechts 120 eigen strijders. Een verslag van juni
1946 maakt melding van 6 grote slagen in de laatste 13 maanden, waarbij de Sovjets
doorgaans meer manschappen verliezen in absolute cijfers, maar het verzet er relatief slecht
van afkomt met verliezen die oplopen tot een kwart van de beschikbare troepen.
Naast een blijvende kracht is er ook sprake van een algemene professionalisering in het verzet
in de vorm van trainingscursussen voor officiers in spe. Deze kracht en organisatie wordt
weergegeven door een 17-daagse Litouwse nationale officierscursus in 1947 met 72
afgestudeerde officieren. Een herhaling van dit succesvolle experiment in 1948 werd echter
onderbroken door een Sovjetaanval.74
Deze professionalisering zet zich duidelijk door in de
vorming van een nieuwe nationale verzetskoepel in Litouwen, de Litouwse
Vrijheidsstrijdersbeweging (LLKS), waarmee de guerrillatak zich afscheidt van de passieve
takken van het verzet. LLKS kan de krachten bundelen in negen districten en groepeert zich
in drie militaire regio's: noordwest, noordoost en Nemunas onder een politieke en militaire
staf. Ondanks het oprichten van een nieuwe organisatie, valt op dat naar het einde van het
decennium toe het verzet zijn kracht aan het verliezen is.
Ondanks de dalende krachten van het Baltische verzet, blijven de contacten met het Westen
nog steeds intens. Wanneer de Koude Oorlog goed op dreef komt, neemt dan ook de interesse
van het Westen in het algemeen en de VS in het bijzonder in Europa weer toe, getuige het
Kennan-telegram van 1946. In dit "lange telegram," gaat George Kennan, Amerikaans gezant
te Moskou, dieper in op de drijfveren van Sovjetagressie. Hij legt het voornaamste probleem
in een elementaire angst van de Sovjet-Unie, gelijkaardig aan een dier dat in de hoek
gedreven wordt door het Westen aan de ene kant en concurrerende linkse bewegingen in
Europa aan de andere kant. Hij stelt dan ook dat de Sovjets gevoelig zijn voor macht en
wederzijdse dreiging voor een zekere balans zorgt. Het is vanuit dat oogpunt, dat het Westen
zich wederom begint te interesseren in de Baltische verzetsbewegingen. In 1948 wordt het
licht op groen gezet voor een politieke oorlog met de nadruk op sabotage, propaganda en
guerrilla, georganiseerd door het Office of Policy Coördination. Naast de Amerikaanse impuls
mengt ook Groot-Brittannië zich in de vorm van Operatie Jungle, een strategie van de
spionagedienst MI6 waarbij Baltische en Poolse vluchtelingen werden opgeleid om het verzet
in deze staten mee vorm te geven.
Verzetsleider Daumantas, de autobiografische bron van de het Litouwse verzet van de jaren
'40, geeft zelf een prachtig voorbeeld van deze Westerse input. MGB-agent en verzetsleider
Juozas Albinas Markulis (codenaam Erelis) legt vanaf 1946 contacten met de buitenwereld
door liaisonofficieren Jonas Deksnys (Hektoras) en Vytautas Staneika (Meskis). De contacten
met het 'vrije Westen' worden in de daaropvolgende jaren vooral gefocust rond een zekere
73
Andrejs Plakans, 'Experiencing Totalitarianism: the invasion and occupation of Latvia by the USSR and Nazi-
Germany 1939-1991', Authorhouse, 2007, pp. 201-203 74
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 86-89
19
Antanas, die later eveneens en Sovjetinfiltrant bleek te zijn. Juozas Luksa (Daumantas) zal
enkele jaren later, in 1948, ook zelf een tocht naar het Westen wagen om de contacten tussen
VLIK in Baden-Baden, dat via de persoon van Deksnys contacten onderhield met het
Amerikaanse Counter-intelligence Corps (CIC) en de Litouwse verzetsgroepen te organiseren
en te onderhouden. Een brief aan de paus vanwege de Litouwse katholieken biedt weinig
hulp, de Heilige Vader wil zijn handen zo min mogelijk branden aan de gevoelige situatie.75
Daumantas' terugkeer in 1950, na enkele diplomatieke missies in West-Duitsland en Frankrijk
kan het verzet geen nieuwe impuls geven. Luksa sneuvelt een jaar later in een hinderlaag,
Deksnys wordt opgepakt en langdurig gevangengezet.76
77
Sovjetinfiltratie door de Cambridge Five doet de operatie echter grotendeels teniet: de
getrainde agenten worden vaak zeer snel gevat door de Sovjetautoriteiten, die op hun beurt de
agenten om de tuin leiden door middel van valse woudbroeders. Het falen van de operatie
leidt tot het opdoeken van het Office of Policy Coördination d.m.v. een fusie met de CIA in
1951. Ook Operatie Jungle wordt in 1955 officieel stopgezet. Wanneer we met moderne ogen
naar de situatie kijken, valt vooral op dat het een zaak van too little too late was: het Westen
mist de initiële kracht van het verzet en kan geen nieuwe beweging in gang zetten.
Mogelijkerwijs heeft dit falen meer nadelen dan voordelen opgeleverd, o.a. het arresteren of
ombrengen van nuttige krachten, neutraliseren van groepen en versnellen van het verval.78
De meest opvallende evolutie in deze periode is echter de reactie van de strijdkrachten op het
doorzetten van het Sovjetbeleid betreffende sovjetisering van de economie. Dit uit zich
enerzijds in de collectivisering van de landbouw in de vorm van kolchozen (supra) en de
massale deportatie van ongewenste elementen volgens de lijnen die reeds in 1940 en 1944
werden uitgezet. Deze deportaties, bekend onder de naam 'Operatie Priboi' zijn de grootste in
hun soort dusver en geven zowel een impuls als een ei zo na vernietigende klap aan het verzet
in de Baltische staten. De bedoeling van deze deportatie was het vernietigen van de
'koelakkenklasse', waarmee in een klap de sociale basis van het Baltische verzet gebroken zou
worden, een nieuwe klasse van arme kleine boeren aangetrokken zou worden tot het
Sovjetbestuur omwille van de landherverdeling en de economie in een hoog tempo
gecollectiviseerd zou kunnen worden.79
De deportaties van maart 1949 voeren zo'n 60000
Esten naar Siberië, Letland verliest 50000 inwoners. Litouwen werd uitzonderlijk hard
getroffen, vermoedelijk omwille van het sterke verzet. Na een eerste golf van 70000
deportaties in 194780
en een tweede van 70000 op 22 mei '48, werden in deze maand 40000
inwoners naar Siberië gedeporteerd, gevolgd door nog eens 40000 in de zomer van dat jaar. In
slechts tien dagen tijd, verloren de Baltische staten 3% van hun bevolking. De deportaties
waren een groot succes in die zin dat de collectivisering in een enorm hoog tempo kon
toenemen: in Letland nam de collectivisering tussen maart en april 1949 toe van 11% naar
meer dan 50%, in Estland van 8% naar 64%, wat leidde tot een collectiviseringsgraad van
75
Razgaitis, Op. Cit., p. 25 76
Lukša, Op. Cit., pp. 259-261 77
Razgaitis, Op. Cit., p. 27-38 78
Laar, Op. Cit., p. 79
Bleiere, Op. Cit, pp. 353-355 80
Lukša, Op. Cit., pp. 119-123
20
respectievelijk 93% en 80% tegen het einde van dat jaar, met uitzondering van de districten
met een sterk verzet. Ondertussen werd ook de grootte van de private boerderijen afgebouwd
van 6,2 naar 2,5ha.81
De deportatiegolf kan het verzet een nieuwe impuls geven. De keuze voor de gewone man
wordt simpel: aanpassen aan de collectivisering of de bossen in vluchten. Ook het subtielere
verzet, zoals het gebruik van nationale symbolen of anticommunistische propaganda wordt
sterker, getuige een bericht van de Sovjetautoriteiten, gedateerd op juni 1949, waarin de groei
van 'bourgeois' verzet in een middelbare school wordt vermeld.82
De laatste opflakkering kan
echter het tij niet keren: de deportaties zorgen voor een elementaire scheuring in de Baltische
samenlevingen. De deportatie van duizenden Balten en de structurele vervolging van
verzetsleiders, mede door infiltratie van de bewegingen, doet de lokale
ondersteuningsnetwerken in elkaar storten, de strategische aanpassingen van de
Sovjetautoriteiten onder leiding van generaal Kruglov, zoals de verhoogde intensiteit van de
amnestiecampagnes en de false flag-operaties, maken de Sovjet-Unie eveneens efficiënter in
het opruimen van het verzet.83
Ook de bevolking evolueert: er is sprake van een graduele
evolutie naar een normalisering: de Stalinistische grip op de samenleving wordt als normaal
aangevoeld en de mogelijke winsten van het verzet zijn uitzonderlijk laag geworden. Ook de
raids op de kolchozen werken de woudbroeders eerder tegen omdat men zo het gewone volk
zowel werk als voedsel ontneemt.84
2.4. Neergang (1949-1956)
Zoals eerder gezegd, kan de deportatiegolf van 1949 geen sterke impuls geven aan de
verzetsbeweging. Ondanks de stichting van nieuwe koepels en een hernieuwde aandacht voor
samenwerking, lijkt het er sterk op dat aan de vooravond van de jaren '50 het verzet op
sterven na dood is. Grafische voorstellingen van Leskys tonen een scherpe neergang aan van
ontmantelde verzetskernen en geneutraliseerde stafleden vanaf 1947, al kent deze evolutie een
korte maar sterke opflakkering na de deportatiegolf. Een grafiek van het aantal uitgevoerde
operaties en de aantallen gevangengenomen, gedode en gepardonneerde 'nationalisten'
(bijlage 1) toont een gelijkaardig patroon: een sterke afname van deze factoren na 1946, een
patroon dat zich verder zet tot 1953, waarna dergelijke activiteiten niet meer
vermeldenswaardig zijn. Ook het aantal wapens dat men buit kan maken op de verzetslieden
piekt in 1944-1945 en neemt in de daaropvolgende periode sterk af, om weer in 1953 tot
praktisch nul gereduceerd te zijn.85
81
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 99-104 82
Plakans, Op. Cit., pp. 233-234 83
Laar, Op. Cit., p. 84
Statiev, Op. Cit., p. 132-133 85
Vylius M. Leskys, "Forest Brothers" 1945: the culmination of the Lithuanian Partisan Movement, In: Baltic
Security and Defence Review, Vol. 11, 2009, pp. 84-86
21
Allereerst is er het falen van de Westerse contacten en de algemene uitzichtloosheid die dat
met zich meebrengt. Het afbreken van Operatie Jungle en gelijkaardige plannen doet de
verzetsbewegingen schijnbaar snappen dat het verzet onhaalbaar is geworden. De
oorspronkelijke ideeën van een verzet dat het diende uit te zingen tot het Westen ter hulp
schoot begint meer en meer aan terrein te verliezen. Meer en meer Balten realiseren zich dat
de aankomende oorlog een lange Koude Oorlog is geworden met weinig hoop op directe
escalatie.
Een tweede element in de afbouw van het verzet is de normalisering van het naoorlogse
Stalinisme. Gradueel heeft de bevolking zich weten aan te passen aan de gewoontes en
problemen die het Stalinisme met zich meebrengt en de uitzichtloze situatie te negeren. Een
groeiend conformisme en een afnemende steun aan de woudbroeders is het gevolg van deze
langzame evolutie, die deels te wijten is aan de laatste deportatiegolf en de toegenomen
collectivisering en de grote gevolgen die de oorlogen aan de bevolking hebben gekost: in
Letland en Estland is de bevolking onder invloed van oorlogsgevolgen, deportaties, vlucht en
de daarmee verbonden problemen in enkele decennia tijd met 30% afgenomen, een
bevolkingsevolutie die door de Sovjets werd opgevangen met de import van etnisch Russische
Sovjets.86
Het is tekenend dat 1952 bekend komt te staan als het eerste jaar zonder al te veel
ophef. Ook de pers zwijgt meer en meer over ongeregeldheden en dreigt niet langer op
regelmatige basis de bevolking af.87
Wat overblijft van verzet, ondergaat een ernstige transformatie. De tijd van de grote koepels
en de uitzonderlijke raids is inmiddels voorbij. Wat rest zijn zeer kleine kernen van enkele
strijders die vaak geen militaire activiteit meer vertonen. Ondanks de kleine schaal worden
ook deze verzetsmensen meestal vrij snel opgepakt. Het weerwerk van de Sovjets is in de
laatste jaren dan ook gevoelig toegenomen en het tegenoffensief van Kruglov draagt zijn
vruchten. Ook de groeiende vijandigheid van de gecollectiviseerde boerenstand heeft zo zijn
gevolgen.
Algmeen kan aangenomen worden dat het verzet grotendeels gebroken was voor het goed en
wel op stoom kon komen. Estland wordt door de Sovjets gebroken geschat in 1946, Letland in
1947, uitgezonderd een heropleving in 1948-1949 onder invloed van de
collectiviseringspogingen. Litouwen kan zich het langst weren, pas rond 1950 wordt het
verzet als grotendeels verslagen beschouwd, nadat men al enkele jaren de controle over de
rurale regio's was kwijtgeraakt. Verzetsleider Jonas Žemaitis, (codenaam Vytautas), sinds
deze periode de voorzitter van LLKS van 1949 tot 1952, wordt in 1953 geklist door de
Sovjetautoriteiten en een jaar later geëxecuteerd. Zijn opvolger, Adolfas Ramanauskas,
(codenaam Vanagas), de aanvoerder die het actieve verzet officieel ten einde bracht, wordt in
1956 als laatste grote Litouwse aanvoerder gevangengenomen en geëxecuteerd in 1957.88
86
Bleiere, Op. Cit, pp. 368-368 87
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 128-129 88
Statiev, Op. Cit., p. 134
22
Het verzet evolueert van een gewapende strijd tegen de Sovjets naar een passief verzet in drie
richtingen. In de eerste plaats ontstaat er een dissidentisme dat gepaard gaat met een latent
nationalisme. Het gaat hier om de algemene eis t.o.v. de Sovjet-Unie om zich aan
internationale regels te houden en om vrijheden toe te staan aan de bevolking, het
uiteindelijke doel blijft echter wel zelfbestuur en onafhankelijkheid op basis van de VN-
regulering, een beweging die vooral opkomt vanaf de jaren '70 en een impuls geeft aan de
nieuwe onafhankelijkheidsbewegingen.
Ook religieus dissidentisme wordt krachtiger: niet erkende geloofsgroepen geven steeds vaker
uiting aan hun ongenoegen (bv. Getuigen van Jehova),89
de katholieke Kerk, die het Litouwse
verzet sterk ondersteunde, is dan weer gebroken d.m.v. deportaties (zo'n 741 in de periode
1946-1954).90
Verzet uit zich meer en meer op andere terreinen, vaak binnen de grenzen van
de wet. Zo wordt het verbod op de Baltische Midzomerfeesten steevast genegeerd, zonder
agressie van de overheid, en worden kaarsen geplaatst op de graven van staatslieden en
voorname militairen. Ook de heropleving van folklore kadert in dit passieve verzet. Een
uitgelezen middel in deze nieuwe vormen van verzet is de radio, die vanaf de jaren '50 steeds
populairder wordt in de Sovjet-Unie en fungeert als bron van externe informatie over de
buitenwereld (de zgn. "Radio voices").91
3. Bestrijding en tegenreactie vanwege de Sovjet-Unie
Een belangrijk element in het ontstaan, de groei en de evolutie van deze verzetsbewegingen is
de bestrijdingsmethode die de Sovjetautoriteiten aanwenden om dit verzet in te dammen. De
grote meerderheid van de auteurs wijdt hier dan ook vrij grote delen van het algemene betoog
aan, hoewel de uitvoerige stoffering met cijfermateriaal allerhande niet altijd voor een beter
begrip van de situatie zorgt. De bestrijdingsmethodes van de Sovjet-Unie zijn gebaseerd op de
unieke marxistische benadering van verzetsbestrijding (counterinsurgency) van de
Stalinistische periode, die voorkomt dat, zoals Th. Lawrence het omschreef "soep eten met
een mes" wordt. Deze doctrine is gebaseerd op een statische kern, zijnde de Communistische
Partij en haar uitgezette lijnen enerzijds, en de door de burgeroorlog gevormde en vrij
flexibele marxistische doctrine anderzijds. De kracht van de CP maakt een vlotte
implementatie van het beleid mogelijk, de marxistische doctrine is op haar beurt zeer
doeltreffend. Het gaat hier om het scheppen van een klassenstrijd die het verzetspotentieel
ondergraaft: door de collectivisering wordt een hele nieuwe groep aangesproken en
verworden verzetsdaden tot snijden in eigen vel. Waar democratieën vaak steunen op
conservatieve elites in het verzet, doet de Sovjet-Unie logischerwijs het tegenovergestelde: als
men niet kan steunen op de wortel van de onrust, is het efficiënter om een tweede brandhaard
te starten om de 'onrustigen' zelf uit balans te brengen.92
89
Bleiere, Op. Cit, pp. 368-370 90
Misiunas en Taagpera, Op. Cit., pp. 124-125 91
Bleiere, Op. Cit, pp. 368-370 92
Statiev, Op. Cit., pp. 315-320
23
Ondanks de vaak verschillende tactieken, onderscheiden we in het algemene beleid enkele
pijlers, nl. landherverdeling en deportatie, amnestie voor verzetsstrijders ter pacificatie, de
zgn. "Red Rurales", zijnde de vernietigingsbataljons (istrebitel'nye batal'ony, ook wel 'stribs'
genoemd,) en de infiltratie- en politietactieken. Amnestie vormt vreemd genoeg een voorname
kern in de Sovjetstrategie ter pacificatie, een theorie die gebaseerd is op de marxistische
principes dat ook de tegenstander socio-economisch divers is. De hand wordt als het ware
uitgestoken naar de 'social proximate', de lagere klassen die gevoelig kunnen zijn voor de
marxistische leer. Het voorname aandeel van amnestie in de pacificatie wordt duidelijk
gemaakt in statistieken van Poliakov, bestemd voor Kruglov. Van de totale verliezen van de
verzetsgroepen wordt steeds maar een klein deel gedood, maar, vooral in Letland en Estland,
een vrij groot deel structureel gepardonneerd. Zo krijgen in het Letland van 1945 nog 2632
(38%) verzetslieden amnestie terwijl er 1071 (15%) de dood vinden, in Estland gaat het om
29% en 6%, dit staat in contrast met Litouwen, waar 9673 doden (24%) vallen in dat jaar en
slechts 6264 verzetslieden (16%) amnestie krijgen. Algemeen kan echter gezegd worden dat
deze verregaande amnestieregeling slechts een druppel op een hete plaat was.93
Een voornaam element in de verdeel-en-heersstrategie van de Sovjets zijn de
vernietigingsbataljons, de istrebitel'nye. Het gaat hier om voornamelijk lokale milities, die in
tegenstelling tot de zeer professionele oostelijke milities, in de westerse randgebieden van
veel lagere kwaliteit waren. Deze bataljons stonden bekend omwille van hun inefficiëntie,
gebrekkige controle en onbetrouwbaarheid. Het feit dat het hier gaat om voornamelijk lokale
troepen, waaronder 100000 boeren die onder de wapens geroepen werden, met een grote
kennis van het terrein en de maatschappij, wat vaak de enige mogelijkheid bleek te zijn om
een grip te houden op de lokale gemeenschappen. Deze vernietigingsbataljons waren vaak
minder efficiënt dan hun irreguliere evenknieën, maar waren toch onmisbaar in de verdeel-en-
heersstrategie: enerzijds dwingen ze de woudbroeders door hun lokale inplanting in de
bossen, anderzijds legt het de zaden voor een lokale cultuur van wantrouwen. Uitzonderlijk
voert Letland de kop op het vlak van participatie in deze bataljons, met 15720 leden in 1946,
tegenover 8216 in Litouwen en 5804 in Estland.94
Tot slot is ook de kerntaak van de NKVD (spionage, contraspionage en infiltratie)
onvervangbaar voor de bestrijding van verzet. De NKVD blijkt ook hier zich aan te passen
aan de veranderende situaties in de verzetsbewegingen. Wanneer het verzet in 1944-1945
massaal losbarst, blijkt de NKVD niet alleen het voornaamste doel van de woudbroeders maar
ook hun Nemesis: in geen enkele periode sneuvelen zoveel verzetsstrijders, voornamelijk
door toedoen van deze NKVD. Wanneer het verzet verkleint en meer en meer ondergronds
gaat, volgt ook hun bestrijdingsmechanisme. De NKVD gaat hier over tot patrouilles,
hinderlagen, geheime operaties en het vergaren van informatie over de rebellen. Efficiënt
gebruik van beproefde technieken en kennis van de lokale beweging maken de dienst dodelijk
accuraat in het vervolgen van verzet. De grootste successen komen echter voort uit de
ethische schemerzone. Allereerst zijn er de grote infiltratieoperaties, waarvan het 'keren' van
Juozas Markulis (Erelis) in de lente van 1945 de meest efficiënte blijkt. Jarenlang wordt de
93
Statiev, Op. Cit., pp. 207-208 94
Ibid., pp. 220-229
24
NKVD op de hoogte gehouden door een agent die langzaam stijgt in de rangen tot hij in 1949
de top bereikt in het Litouwse verzet en uit dien hoofde verantwoordelijk is voor het
onthoofden van de kaders en het belemmeren van de internationale contacten (supra). Een
tweede notoir succesvolle techniek is het gebruik van false flag-operaties, waarbij groepen
agenten zich verkleden als woudbroeders en zo echte woudbroeders in de val lokken of
misdaden begaan om het volk van het te vervreemden. Deze techniek heeft succes en slaagt in
het scheppen van een afstand tussen volk en verzet terwijl eveneens de leiders een voor een
wegvallen.95
Naast deze specifiek militaire strategieën, probeert de Sovjet-Unie ook de samenlevingen zelf
structureel te transformeren op drie niveaus: het forceren van de demografische evoluties,
socio-economische veranderingen naar marxistisch recept en een culturele hervorming,
technieken die vooral op het conto van Chroesjtsjov te schrijven zijn. Op demografisch vlak
gaat het vooral om de ondersteunde immigratie van etnische Russen om de deportatiegolven
op te vangen. Op 20 jaar tijd (1939-1959) neemt de Russische minderheid in Estland toe van
8% naar 20%, de Letse Russische minderheid van 10,6% naar 26,6% en die in Litouwen van
2% naar 8,5%, wat een reële impact op de Baltische samenleving betekent. Op socio-
economisch vlak is het vooral de transformatie van de samenlevingen die er toe doet. De drie
staten zijn overwegend ruraal, de uitgelezen strategie was dan ook een snelle en doorgedreven
industrialisering om zo het rurale verzet te destabiliseren en de maatschappij in evolutie te
brengen. De Baltische staten industrialiseren in dezelfde periode met factor 16, hetgeen zich
ook in de plattelandsvlucht uit: in Estland en Letland woont na 25 jaar (1940-1965) ongeveer
30% meer in de steden, in Litouwen gaat het om een stijging van 20%. Het culturele vlak
draait voornamelijk het Russificeren van de Baltische cultuur om zo ook de nationale
identiteit te breken.96
Deze Sovjetstrategieën, specifiek gericht op het pacificeren van de samenlevingen in het
Westen van de Sovjet-Unie, voelen aan als het uitkeren van de ongewenste elementen met de
grove borstel en lijken op het eerste zicht eerder het verzet in de hand te hebben gewerkt. De
hardhandige aanpak om "de grond te verzachten" en de scheuring die de collectivisering
veroorzaakt zijn echter tekenen van een uitzonderlijk succesvolle bestrijding van het Baltische
verzet: in een decennium kan de grootste kern van verzet gebroken worden.
95
Ibid., pp. 235-286 96
V. Stanley Vardys, 'How the Baltic States fare in the Soviet Union', In: Foreign Affairs, Vol. 44, No. 3 (apr.
1966), pp. 512-517
25
4. Conclusie
In vele opzichten markeert de Hongaarse opstand van 1956 het einde van het
anticommunistische verzet van de zogenaamde woudbroeders. Het verwijderen van de
Sovjetsymbolen, het open conflict met de Sovjet-Unie en de verpletterende nederlaag
fungeren als een symbolisch einde van het verzet: wanneer de nood het hoogst is en er een
opening is voor een westerse invloed...gebeurt er niets en laat het Westen het Rode Leger
betijen in al zijn wreedheid. Ook in de Baltische staten begint het nu bij de grote meerderheid
te dagen dat de Oost-West-oorlog er niet zit aan te komen en dat elk verzet nutteloos is. De
laatste grote verzetsleiders worden opgepakt in de jaren '50, de laatste leden van het verzet
sterven in de jaren '70 en '80 in de Baltische bossen, al dan niet door Russische handen.
De Baltische verzetsbewegingen zijn geen unieke casus, de meeste auteurs linken de regio
steevast met het gelijkaardige verzet in de Oekraïense gebieden en Polen. Er valt echter wel
iets te zeggen voor een vergelijkende analyse tussen deze gebieden, zoals ik in deze paper heb
willen aantonen. De drie staten zijn verbonden door een nauwe historische en culturele band
en fungeren tegelijk als een prachtige voorbeeld omwille van hun interne diversiteit. Ondanks
de sterke verschillen, zoals een krachtige katholieke onderstroom in Litouwen tegenover een
weinig pro-Lutherse houding in de noordelijke Baltische republieken (bv. de stelselmatige
afname van de dopen in Estland: van 92% in 1922 naar 56% in 1957), toont een vergelijking
tussen deze gebieden een evolutie van zowel de nationale doelen en verwachtingen als de
methodes en houdingen van de Sovjet-Unie. De bezetter heeft duidelijk geleerd uit een eerste
korte bezettingsperiode en de bezettingsperiode van rivaal nazi-Duitsland. Wanneer de
Sovjettanks in de zomer van 1944 weer over de Baltische grenzen rollen, doen ze dat dan ook
met een vooraf geplande strategie om het hen reeds bekende verzet uit te schakelen (supra).
Dat verzet ontwikkelt opvallend volgens gelijkaardige lijnen, zonder dat er een noodzakelijke
internationale kadering bestaat. De nieuwe inval van de Sovjetstrijdkrachten brengt een
massaal verzet op de been, dat vooral sterk staat in Litouwen. Dit is enerzijds te wijten aan
een sterke katholieke identiteit en gemeenschapsvorming, hetgeen ook steeds terugkomt in de
persoonlijke leefwereld van de verzetslieden zelf, anderzijds is het dan weer te wijten aan
demografische factoren, nl. een grotere pool aan jonge mannen, die een kritische factor
vormen in het verzet, en een groot aandeel van weinig geschoolden en landbouwers in de
samenleving. De rurale kernen in vaak woeste gebieden geven het verzet voldoende
overlevingskansen, de hechte lokale gemeenschappen een stevige basis en logistieke
ondersteuning. De lage scholingsgraad hangt enerzijds samen met de rurale samenlevingen,
anderzijds zorgt dit dan weer volgens bepaalde auteurs voor een rücksichtslos verzet tegen de
bezetter, terwijl buurlanden Letland en Estland, met beduidend zwakkere verzetsstructuren en
een overwegend beter geschoolde bevolking met minder beschikbare jonge mannen (omwille
van de Duitse en Russische dienstplichten en arbeidsdienst), schijnbaar sceptischer staan
tegenover verzet tegen de nieuwe overheersers.
26
Dit initiële verzet, dat omwille van zijn sterk hiërarchische en militaristische organisatie, de
nadruk op discipline, haar omvang, operatiemethodes en uitzicht (steevast geüniformeerd en
voorzien van, vooral in de eerste jaren, Duitse wapens) kan gekarakteriseerd worden als de
periode waarin de staten een regelrechte oorlog uitvechten tussen enerzijds bezettingsmacht
en collaborerende regimes en geheime legers van nationale weerstand anderzijds. Het
kantelmoment blijkt hier eveneens 1945 te zijn, net zoals in vele buurstaten. Het einde van de
oorlog en de installatie van nieuwe Sovjetbesturen zorgt voor een krachtigere en meer
gerichte aanpak van het verzet, dat hierdoor ondergronds wordt gedreven. Het is net die
tweede periode van verkleining, uitbouw van structuren en het vervolgens oprollen van deze
structuren door de bezetter, die de eerste tekenen van vermoeidheid in het verzet weergeeft.
De opflakkeringen ten gevolge van de deportatiegolven van '47, '48 en '49 zijn slechts de
laatste stuiptrekkingen van een beweging in verval, zo ook de oprichting van de LLKS in
1949, die enkele jaren later al op orders van Vanagas op non-actief komt te staan en zo komt
het Litouwse georganiseerde gewapende verzet, op een aantal onafhankelijke groepen als
IJzeren Wolf na, als laatste grotendeels ten einde in 1953, nadat de Esten en Letten in de loop
van de jaren '40 gebroken werden. Het neerslaan van de Hongaarse Opstand van 1956
markeert een symbolisch einde van het massale verzet tegen de Sovjet-Unie en de
eindoverwinning voor de 'stribs' en MVD/MGB.
Ondanks de gemeenschappelijke doelen, gelijkaardige bewegingen en vele pogingen, is er
nooit een structurele samenwerking ontstaan tussen de verschillende verzetsbewegingen van
de Baltische staten. De enige noemenswaardige contacten zijn de Lets-Estse uitwisselingen op
het vlak van bewapening, hulp en info in de grensregio's97
en Lets-Litouwse steun in de
grensregio's.98
Dit lijkt me in de eerste plaats te wijten aan het hoogst particularistische
karakter van verzetsbewegingen. Wanneer het ontoegankelijke landschap, lokaal
particularisme en het bezettingsregime al nationale coördinatie in de weg staan, wordt ook een
internationale organisatie zeer moeilijk op te richten. Internationale steun via Britse en
Amerikaanse geheime diensten werd bemoeilijkt door een gebrek aan interesse in de regio en
Sovjetinfiltratie van de operaties.
Samenvattend kan slechts gezegd worden dat de Balten het potentieel van de eigen
bewegingen en de situatie collectief verkeerd ingeschat hebben. Het verzet was inderdaad
uitzonderlijk krachtig en weerbaar in de eerste jaren van de opstand, maar waar de Russen
eindeloze troepenmachten konden blijven lichten, had het Baltische verzet te leiden onder
normalisatie, pacificatiestrategieën van de Sovjet-Unie en de algemene uitzichtloosheid van
de situatie. Het is slechts de moed der waanhoop die de laatsten motiveert. Dit wordt treffend
samengevat door J. Kasperavičius:
97
Laar, The Forgotten War, p. 15 98
Laar, The Power of Freedom, pp. 77-80
27
"We were forced to go out and defend our country, our farms, the very land splashed with the
blood of our forefathers. Human dignity obligated us to resist the trampling of our human
rights, to resist servitude. We cannot accept the lies, the deceit, the perversion of truth and
other evils harmful to our nation. Our efforts are praiseworthy. We have truth on our side and
are justified in the eyes of the civilized world. The Almighty will bless and support our
struggle."99
99
Razgaitis, Op. Cit., p. 2
28
5. Bibliografie
Onuitgegeven
RAZGAITIS (D.), 'Forest Brothers from the West' (Onuitgegeven licenciaatsthesis), Boston
2002
Uitgegeven: artikels
ANUSANSKAS (A.), 'The Anti-Sovjet Resistance in the Baltic States', In: Europe-Asia
Studies, Vol. 54, No. 4, (2002), pp. 645-648
JOHNSTON (H.) en SNOW (D. A.), Subcultures and the Emergence of the Estonian
Nationalist Opposition (1945-1990), In: Sociological Perspectives, Vol. 41, No. 4, 1998, pp.
473-497
KASZETA (D. J.), 'Lithuanian Resistance to Foreign Occupation 1940-1952', Lituanus,
Volume 34, No. 3, 1988.
LESKYS (V. M.), 'Forest Brothers 1945: the culmination of the Lithuanian Partisan Movement, In:
Baltic Security and Defence Review, Vol. 11, 2009
OZOLS (C.), 'Russia, Germany and the Baltic States', In: International Affairs, Vol. 13, No.
4, (1934), pp. 558-560
PAGE (S. W.), 'The formation of the Baltic States : a study of the effects of great power
politics upon the emergence of Lithuania, Latvia, and Estonia', In: American Slavic and
Eastern European Review, Vol. 19, No. 4 (Dec. 1960), pp.579-599
ROUCEK (J. S.), 'The Geopolitics of the Baltic States', In: The American Journal of
Economics and Sociology, Vol 8, No. 2, 1949, pp. 171-175
SABUROVA (I.), 'The Soviet Occupation of the Baltic States', In: Russian Review, Vol. 14,
N.1, 1955, pp. 36-49
SENN (A. E.), 'The Sovietisation of the Baltic States', In: Annals of the American Academy of
Political and Social Science, Vol. 317, pp. 123-129
VAKAR (N. P.), 'Russia and the Baltic States', In: Russian Review, Vol. 1, No. 1, (1943), pp.
45-54
VARDYS (V. S.), 'How the Baltic States fare in the Soviet Union', In: Foreign Affairs, Vol.
44, No. 3, (1966), pp. 512-517
VARDYS (V. S.), 'Lithuania under the Soviets: Portrait of a Nation, 1940-1965', F.A.
Praeger, New York, 1965.
VIRRKUNEN (J.), 'The Politics of Identity: Ethnicity, minority and nationalism in Soviet
Estonia', In: GeoJournal, Vol. 48, No. 2, 1999, pp. 83-89
29
Uitgegeven: monografiën
HIDEN (J.), MADE (V.), SMITH (D. J.), 'The Baltic question during the Cold War'.
Routledge, 2008.
KOLL (A. M.), 'The Village and the Class War', Central European University Press, 2013
LAAR (M.), 'The Forgotten War: Armed Resistance Movement in Estonia in 1944-1953',
Grenader, 2005
LAAR (M.), 'The Power of Freedom: Central and Eastern Europe after 1945', Unitas
Foundation, 2010
LUKSA (J.), 'Fighters for freedom'. Manyland Books, New York, 1975.
MISIUNAS (R. J.) et TAAGEPERA (R.), 'The Baltic States: Years of dependence 1940-
1991', Hurst & Company, 1993.
PLAKANS (A.), 'Experiencing Totalitarianism: The Invasion and Occupation of Latvia by
the Ussr and Nazi Germany 1939-1991', AuthorHouse, Bloomington (USA), 2007.
PURS (A.), 'Baltic Facades: Estonia, Latvia and Lithuania since 1945', Reaktion, London,
2012.
RISLAKKI (J.), 'The Case for Latvia. Disinformation Campaigns Against a Small Nation:
Fourteen Hard Questions and Straight Answers about a Baltic Country', Editions Rodopi,
Amsterdam - New York, 2008.
STATIEV (A.), 'The Soviet Counterinsurgency in the Western Borderlands', Cambridge
University Press, New York, 2010
VON RAUCH (G.), 'The Baltic States: the Years of Independence: Estionia, Latvia and
Lithuania, 1917-1940', Palgrave Macmillan, 1995.
30
6. Bijlagen
6.1. Overzicht van het aantal ontmantelde commandocentra en geneutraliseerde
stafleden (1944-1953)
Bron: Vylius M. Leskys, "Forest Brothers" 1945: the culmination of the Lithuanian Partisan
Movement, In: Baltic Security and Defence Review, Vol. 11, 2009, p. 84
31
6.2. Operaties van het verzet en het aantal gedode, gevangen genomen, gearresteerde
en gepardonneerde verzetsstrijders (1944-1953)
Bron: Vylius M. Leskys, "Forest Brothers" 1945: the culmination of the Lithuanian Partisan
Movement, In: Baltic Security and Defence Review, Vol. 11, 2009, p. 85
32
6.3. In beslag genomen wapens (1944-1953)
Bron: Vylius M. Leskys, "Forest Brothers" 1945: the culmination of the Lithuanian Partisan
Movement, In: Baltic Security and Defence Review, Vol. 11, 2009, p. 86
33
6.4. Groeiende kracht van de vernietigingsbataljons (istrebitel'nye batal'ony)
(1945-1946)
Bron: Alexander Statiev, 'The Soviet Counterinsurgency in the Western Borderlands',
Cambridge University Press, New York, 2010, p.220
6.5. Verliezen van guerrillas en 'anti-sovjet elementen' (1944-1946)
Bron: Alexander Statiev, 'The Soviet Counterinsurgency in the Western Borderlands',
Cambridge University Press, New York, 2010, p.110
34
6.6. Aandeel dode tegenover aandeel gepardonneerde guerrillas (1945-1946)
Bron: Alexander Statiev, 'The Soviet Counterinsurgency in the Western Borderlands',
Cambridge University Press, New York, 2010, p.117
6.7. Totaal aantal doden door Litouws, Oekraïens en Ests verzet (1944-1953)
Bron: Alexander Statiev, 'The Soviet Counterinsurgency in the Western Borderlands',
Cambridge University Press, New York, 2010, p.133