+ All Categories
Home > Documents > Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen? Een onderzoek naar aspecten van twee strijdige morele...

Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen? Een onderzoek naar aspecten van twee strijdige morele...

Date post: 24-Jan-2023
Category:
Upload: vu-nl
View: 0 times
Download: 0 times
Share this document with a friend
29
Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen? Een onderzoek naar aspecten van twee strijdige morele stelsels in lectoraten van het hoger beroepsonderwijs in Nederland Auteurs: Sandy Pauw, Daniel de Groot, Michel Linnenbank, Saskia de Leeuw Opleiding: Bestuurskunde Onderwijsblok: Onderzoekspracticum bestuurskunde Begeleider: Zeger van der Wal Datum: 30 juni 2011
Transcript

Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Een onderzoek naar aspecten van twee strijdige morele stelsels in

lectoraten van het hoger beroepsonderwijs in Nederland

Auteurs: Sandy Pauw, Daniel de Groot, Michel Linnenbank, Saskia de Leeuw

Opleiding: Bestuurskunde

Onderwijsblok: Onderzoekspracticum bestuurskunde

Begeleider: Zeger van der Wal

Datum: 30 juni 2011

2 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Inhoudsopgave

1. Inleiding ...................................................................................................................................... 3

1.1 Probleemstelling ................................................................................................................. 3

1.2 Leeswijzer ........................................................................................................................... 4

2. Theoretisch kader ....................................................................................................................... 5

2.1 Ontwikkeling lectoraten ...................................................................................................... 5

2.2 Jacobs, Systems of Survival .............................................................................................. 5

2.3 Hypothesen ........................................................................................................................ 6

3. Methodologie .............................................................................................................................. 8

3.1 voorschriften Jacobs........................................................................................................... 8

3.2 Interviews ........................................................................................................................... 9

3.3 Betrouwbaarheid en validiteit ........................................................................................... 10

4. Bevindingen uit empirisch onderzoek....................................................................................... 11

4.1 Algemeen beeld ................................................................................................................ 11

4.2 Concurreer/ vermijd handeldrijven ................................................................................... 11

4.3 ‘Wees initiatiefrijk en ondernemend/ sta open voor creativiteit en vernieuwing’/ ‘houd vast

aan traditie’ ................................................................................................................................... 13

4.4 Houd de eer hoog en wees trouw/ ga tegen anderen in om het doel te bereiken ........... 15

4.5 Morele dilemma’s ............................................................................................................. 17

5. Resultaten en conclusie ........................................................................................................... 18

Literatuurlijst ..................................................................................................................................... 22

Bijlagen ............................................................................................................................................. 23

Bijlage 1 Interviewguide .............................................................................................................. 24

Bijlage 2 Interviewtranscripten .................................................................................................... 27

Bijlage 3 Verkorte analyse/datamatrix ......................................................................................... 28

3 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

1. Inleiding

Aan het eind van het laatste decennium van de twintigste eeuw vond er een interessante

ontwikkeling plaats in het hoger beroepsonderwijs. Aan de hand van een essay, geschreven door

een prominente professor uit de toenmalige HBO-raad, werd er geconcludeerd dat docenten in het

hoger beroepsonderwijs te weinig bijdragen leverden aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk.

De roep naar lectoraten met als kenmerk het integreren van praktijkgericht (wetenschappelijk)

onderzoek, werd in het hoger beroepsonderwijs steeds groter. Dit resulteerde begin

eenentwintigste eeuw in een sterke groei van lectoraten over het hele land. Met deze integratie van

lectoraten en daaruit voortvloeiende lectoren ontstond er een nieuw element in het klassieke hoger

beroepsonderwijs, dat veelal puur gericht was op het geven van onderwijs. Dit was namelijk het

binnenhalen van externe onderzoeksopdrachten en gelden vanuit de (commerciële) markt (SKO

2009).

Hoewel deze ontwikkeling een positieve impuls moet geven aan het hoger beroepsonderwijs, zijn

er ook negatieve geluiden. Zo beschrijft In ’t Veld in het boek Noorderlicht (1997, p.111) dat er

valse concurrentie kan ontstaan. Lectoraten, zijnde nieuwe en juridisch gescheiden

rechtspersonen, maken doorgaans wel gebruik van de voorzieningen en verworvenheden van de

bekostigde hogeschool. Hierdoor kunnen zij op een voordelige manier commerciële

nevenactiviteiten ontplooien.

Voor het onderzoekspracticum “Handel en Bestuur: twee morele stelsels” is deze ontwikkeling een

interessant onderwerp. Jane Jacobs beargumenteert in haar boek Handel en Bestuur. Twee

Stelsels. Een Dialoog over Morele Grondslagen (1992) waarom er twee verschillende morele

stelsels bestaan en ook moeten bestaan in het werkende leven van de mens: het

wachterssyndroom (‘overheid’) en het handelssyndroom (‘bedrijfsleven’). Aan de hand van een

vijftiental voorschriften beschrijft zij deze syndromen.

Het hoger beroepsonderwijs is van oudsher onderdeel van het wachtersstelsel, maar een lectoraat

heeft duidelijke kenmerken van het handelsstelsel. Door de opkomst van lectoraten lijkt er

vermenging plaats te vinden. Volgens Jacobs moet dat tot (morele) spanningen leiden. In deze

paper wordt aan de hand van de theorie van Jane Jacobs gekeken naar de lectoren, hoe zij

omgaan met deze vermenging en of dit tot problemen leidt.

1.1 Probleemstelling

Gelet op bovenstaande ontwikkeling en onderzoeksopdracht is de volgende probleemstelling

ontstaan die centraal staat in dit rapport:

In hoeverre en op welke wijze schakelen lectoren in hun dagelijks werk tussen de morele syndromen van Jacobs en in hoeverre (en op welke wijze) leidt dat tot morele en/of functionele problemen/dilemma’s?

4 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Deelvragen

De volgende deelvragen zijn opgesteld om de probleemstelling te kunnen beantwoorden. Door de

beperkte omvang van het onderzoek is het niet haalbaar de gehele theorie van Jacobs (alle

voorschriften) te behandelen. In de deelvragen wordt de theorie daarom teruggebracht naar 6

voorschriften. In Hoofdstuk 3, methoden, wordt deze keuze verder toegelicht.

1. Wat zegt de theorie van Jacobs over hoger onderwijs?

2. Wat is een lectoraat?

3. Is een Lectoraat een handelsorganisatie, een wachtersorganisatie of een mengvorm?

4. Zijn de kenmerken ‘concurreer’, ‘ga tegen anderen in om het doel te bereiken’ en ‘wees

initiatiefrijk en ondernemend’ van het handelssyndroom binnen een lectoraat te

onderscheiden?

5. Zijn de kenmerken ‘vermijd handeldrijven’, ‘houd de eer hoog/ wees trouw’ en ‘houd vast

aan traditie’ van het wachterssyndroom binnen een lectoraat te onderscheiden?

6. Doen zich binnen een lectoraat morele en functionele problemen/ dilemma’s voor in relatie

tot de genoemde kenmerken?

7. Hoe wordt met deze eventuele functionele problemen/ dilemma’s omgegaan?

8. Worden deze eventuele functionele problemen/ dilemma’s gemakkelijk opgelost, of leiden

deze tot grote problemen?

9. Wat wordt door lectoren als belangrijke factoren genoemd om dilemma’s goed te doen

uitwerken?

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden deelvragen 1 en 2 uitgewerkt. De theorie van Jacobs (1992) wordt geschetst

en gerelateerd aan het hoger beroepsonderwijs en lectoraten. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk de

term lectoraat geconceptualiseerd. Hoofdstuk 3 beschrijft de gehanteerde methodologie, waarna

hoofdstuk 4 de bevindingen uit het empirisch onderzoek weergeeft. Hoofdstuk 5 relateert deze

bevindingen aan de theorie en bespreekt de antwoorden op deelvragen 3, 4 en 5 en op de

onderzoeksvraag en hypothesen, wat uitmondt in een conclusie.

5 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

2. Theoretisch kader

HBO-instellingen zijn vaak klassiek ingesteld en richten zich vooral op het verzorgen van

onderwijs. Met de komst van de lectoraten moet er meer aandacht komen voor toegepast

onderzoek. De lectoren dienen hierbij te schakelen tussen de markt en het onderwijs. Jacobs

veronderstelt dat deze twee werelden niet zondermeer verenigbaar zijn. In dit hoofdstuk wordt de

theorie van Jacobs geoperationaliseerd naar de hypothese die wordt getoetst in dit onderzoek.

2.1 Ontwikkeling lectoraten

De ontwikkeling van lectoraten in het hoger beroepsonderwijs begon eind jaren ‘90. Aanleiding was

een essay van Prof. Dr. F. Leijnse, toenmalig voorzitter van de HBO-raad. Leijnse concludeerde

dat er in het hoger beroepsonderwijs een tekort was aan de aandacht voor de docenten, die in

grote meerderheid sterk op onderwijs waren gericht en die weinig of niet konden worden

gekenschetst als innovatieve professionals die via (eigen) onderzoek een bijdrage leverden aan de

verdere ontwikkeling van de beroepspraktijk, de vernieuwing van het curriculum en het vergroten

van de onderzoeksvaardigheden van studenten. Lectoraten en de daarbij horende lectoren

moesten de professionalisering en verbreding van de functie van docenten centraal stellen. De

lectoraten kregen de taak om een onderzoeksprogramma op te zetten voor systematische

kennisontwikkeling door onderzoek dat zich richt op kennis die gevraagd wordt door de economie

en samenleving. Binnen het onderzoek moeten docenten en studenten direct kunnen participeren,

waarnaast het lectoraat betrokken wordt bij het ontwikkelen van het curriculum. Om het onderzoek

te financieren en aan te sluiten bij de kennisvragen vanuit de economie en samenleving moeten

lectoren externe middelen werven, dit zijn de zogenaamde tweede ((overheids)subsidies) en derde

(commerciële middelen) geldstromen. Daarnaast beschikken de meeste lectoraten over een eerste

geldstroom die zij vanuit het HBO ontvangen (SKO 2009).

2.2 Jacobs, Systems of Survival

Jane Jacobs (1992) beschrijft in Systems of Survival de ethiek van de handel als een moreel

syndroom, gelijkwaardig, tegengesteld en aanvullend aan de ethiek van bestuur, ofwel wachters.

Deze vormen de basis van twee manieren om je geld te verdienen. Jacobs beschrijft dat de

sectoren van handel en van wachters beide niet goed zonder elkaar kunnen functioneren.

Het wachterssyndroom komt voort uit gedrag dat de mensen gemeen hebben met dieren: het

zoeken naar voedsel, het beschermen van ons leefgebied. Rust en behoud zijn kenmerkend voor

het wachterssyndroom. Het bevorderen van stabiliteit krijgt daarin vorm door de rangorde en de

traditie te eerbiedigen, door de eer hoog te houden en trouw te blijven aan bestaande

verhoudingen. Handel drijven is in dit syndroom verwerpelijk, omdat het corruptie, hebzucht en

winstbejag in de hand werkt. Eer en trouw zijn kenmerkend voor de sociale verhoudingen, handel

drijven en ondernemerschap bedreigen dergelijke verhoudingen. Voorbeelden van

wachtersorganisaties zijn de overheid, de kerk en het leger. In zuivere vorm beschermen deze de

handel, bevorderen stabiliteit, organiseren rechtspraak en wet- en regelgeving (Jacobs, 1992).

6 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Het handelssyndroom komt voort uit een inspanning die uniek is voor de mens: het maken en

verhandelen van goederen. In het handelssyndroom wordt gestreefd naar permanente

ontwikkeling: initiatief en ondernemerschap worden gewaardeerd, net als creativiteit en

vernieuwing. Om de handel in goede banen te leiden zijn vrijwillige afspraken, concurrentie en

eerlijkheid nodig. Optimisme en de behoefte om het eigen lot te verbeteren zijn kenmerkend voor

Jacobs’ handelssyndroom. De handel levert economische activiteiten en inkomsten,

handelsvoorschriften, technologische vooruitgang en individuele rechten (Jacobs, 1992).

Het openbaar bestuur werkt op het bedrijfsleven in en beïnvloedt daarmee de constitutie en de

moraliteit van de economie als geheel. Omgekeerd heeft de handel ook invloed op het openbaar

bestuur. De systemen moeten gescheiden blijven en gelijktijdig vanuit een moreel en ethisch

uitgangspunt elkaar beïnvloeden. Gezamenlijk maken de twee syndromen een samenleving

aantrekkelijk om in te leven. De beide morele syndromen passen in de maatschappelijke moraal,

maar zijn volgens Jacobs onverenigbaar. De twee ethische syndromen sluiten elkaar wederzijds uit

en kunnen niet verenigd worden zonder het risico te lopen van morele onrust en perversie met

soms grote kwalijke gevolgen. Jacobs waarschuwt dat als organisaties kenmerken van de twee

syndromen vermengen, er moreel corrupte hybride organisaties kunnen ontstaan, bijvoorbeeld

georganiseerde misdaad (maffia), communisme (Sovjet Unie tijdens de koude oorlog) of

huurlegers (Jacobs, 1992).

Jacobs (1992) benadrukt dat mensen een afweging kunnen maken om tussen de beide syndromen

heen en weer te gaan mocht dit voor het werk noodzakelijk zijn. Er zijn steeds meer organisaties

die aan de ene kant een handelsorganisatie zijn en aan de andere kant een wachtersorganisatie.

Jacobs geeft het voorbeeld van de pers: aan de ene kant heeft de pers de taak om de wachters te

controleren. Aan de andere kant zijn de bladen die verkocht moeten worden handel. Een

overheidsorganisatie zal in een zekere mate onderhevig zijn aan handel, daarom moet de overheid

beide syndromen begrijpen. Het is aan de persoon om een scheidslijn te trekken wanneer men

handelt volgens het wachterssyndroom of handelssyndroom. De persoon moet moreel soepel zijn

om te schakelen tussen de twee syndromen, anders kan de organisatie vervallen tot een

monsterlijke mengvorm (Jacobs, 1992).

2.3 Hypothesen

De wetenschap gedijt in een omgeving met innovatie en vertrouwen, maar wordt gehinderd als

traditie en ideologie zich ermee bemoeien. Wachtersbemoeienis kan de objectiviteit van de

wetenschap in de weg staan (Jacobs, 1992). Hier ontstaat de vraag hoe dat dan zit in het moderne

hoger beroepsonderwijs, waar onderzoek vanuit lectoraten en onderwijs nauw met elkaar in

verbinding staan. Lectoraten voeden het hoger beroepsonderwijs met nieuwe wetenschappelijke

inzichten en betrekken studenten en docenten in dit onderzoek. Zowel het onderwijs als het

onderzoek wordt grotendeels gefinancierd door de overheid of via subsidies van door de overheid

ingestelde en gefinancierde semi-overheidsorganisaties. De overheid stelt randvoorwaarden aan

7 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

dit onderwijs, onderzoek en verantwoording, en ook aan de verantwoording van de semi-

overheidssubsidieverstrekkers. De vraag doemt op in hoeverre HBO en lectoraten worden

beïnvloed door overheidsbemoeienis en of objectiviteit en innovatie daardoor worden belemmerd.

Maakt de (financiële) afhankelijkheid van HBO en lectoraat dit tot een monsterlijke mengvorm of

niet? In hoeverre blijft wetenschappelijke autonomie gewaarborgd? Of zijn de lectoren voldoende

moreel soepel om tussen de twee syndromen te schakelen? In dit onderzoek worden de volgende

hypothesen getest.

Hypothesen:

� H0: Lectoren in het hoger onderwijs zitten gevangen tussen het handelssyndroom en het

wachterssyndroom. Daardoor doen zich in hun organisaties morele en functionele

problemen voor. Dit komt omdat zij niet goed kunnen schakelen tussen beide syndromen.

� Ha: Lectoren in het hoger onderwijs beschikken over morele soepelheid. Daardoor doen zich in hun organisaties niet tot nauwelijks morele en functionele problemen voor. Dit komt omdat zij goed kunnen schakelen tussen beide syndromen.

8 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

3. Methodologie

De probleemstelling en onderzoeksvragen worden beantwoord door middel van kwalitatief

onderzoek in de vorm van interviews en de kwalitatieve analyse daarvan. Weiss (1994) stelt dat

kwalitatief onderzoek geschikt is voor het in kaart brengen van ervaringen van de respondenten.

Hierbij gaat het er om ervaringen zo volledig mogelijk te beschrijven, processen te beschrijven,

perspectieven te verbinden en te beschrijven hoe gebeurtenissen worden ervaren. In het

onderzoek wordt de theorie van Jacobs (1992) getoetst aan de ervaringen van lectoren op HBO

instellingen. In het onderzoek is de aanname gemaakt dat lectoren schakelen tussen de twee

syndromen die Jacobs benoemt. Om de ervaringen van het handelen van de lectoren tussen de

twee syndromen te kunnen beschrijven is er gekozen voor interviews.

3.1 voorschriften Jacobs

Uit elk syndroom van Jacobs zijn vier voorschriften geselecteerd, er zijn drie groepen voorschriften

gevormd die enigszins tegenstrijdig zijn. De voorschriften zijn geselecteerd op basis van de doelen

die zijn gesteld bij het instellen van de lectoraten (zie hiervoor hoofdstuk 2). Daarnaast is er

gekeken naar voorschriften die mogelijk conflicteren tussen de doelen van lectoraten en

onderwijsinstellingen, vanuit de aanname dat onderwijsinstellingen voornamelijk handelen als

wachtersorganisatie en lectoraten voornamelijk handelen als handelsorganisatie. Vanuit het

Handelssyndroom zijn de voorschriften; ‘concurreer’, ‘ga tegen anderen in’ en ‘wees initiatiefrijk en

ondernemend/ sta open voor creativiteit en vernieuwing’ geselecteerd. Uit het Wachterssyndroom

zijn de voorschriften ‘vermijd handeldrijven’, ‘houd de eer hoog/ wees trouw’ en ‘houd vast aan

traditie’ geselecteerd.

De eerste groep tegengestelde voorschriften bestaat uit ‘concurreer’ versus ‘vermijd handeldrijven’.

De voorschriften zijn vertaald naar interviewvragen over het binnen halen van

onderzoeksopdrachten en de financiering van het onderzoek. Daarnaast is er aan de lectoren

gevraagd of er sprake is van concurrentie bij het binnenhalen van onderzoeksopdrachten en of

daarbij sprake is van handel. Er is tevens gevraagd of zij concurreren en handel drijven vinden

passen bij een HBO instelling en of er, in het spanningsveld tussen de twee voorschriften, in de

praktijk problemen door ontstaan.

De tweede groep voorschriften bestaat uit ‘wees initiatiefrijk en ondernemend/sta open voor

creativiteit en vernieuwing’ en ‘houd vast aan traditie’. Om initiatiefrijk en ondernemend te zijn, zijn

creativiteit en vernieuwing noodzakelijk gebleken. Daarom zijn de voorschriften ‘wees initiatiefrijk

en ondernemend’ en ‘sta open voor creativiteit’ tegenover het voorschrift ‘houd vast aan traditie’

gesteld. Het voorschrift ‘wees initiatiefrijk en ondernemend’ is vertaald naar vragen over genomen

initiatieven en mogelijke verschillen met andere organisaties. Uit de interviews is gebleken dat

vrijwel alle lectoren hierbij creativiteit en vernieuwing in de beantwoording meenamen. Dit heeft

ertoe geleid dit voorschrift toe te voegen aan het onderzoek en te koppelen aan ‘wees initiatiefrijk

en ondernemend’ (Bijlsma-Frankema, & Drooglever Fortuijn, 1997: 454). Het voorschrift ‘houd vast

9 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

aan traditie’ is vertaald naar vragen over verandering binnen het HBO-onderwijs, de organisatie en

welke rol de lectoraten daarin spelen. Daarnaast is aan de lectoren gevraagd of ze het lectoraat als

een onderwijsinstelling zien.

De derde groep voorschriften bestaat uit ‘houd de eer hoog’, ‘wees trouw’ en ‘ga tegen anderen in’.

Het voorschrift ‘houd de eer hoog, wees trouw’ is vertaald naar vragen over het optreden van de

lector als ambassadeur voor de onderwijsinstelling, in hoeverre het lectoraat bijdraagt aan het

imago van onderwijsinstelling en of een lector gebonden is aan één onderwijsinstelling of meerdere

functies mag bekleden bij diverse organisaties. Het voorschrift ‘ga tegen anderen in’ is vertaald

naar de ruimte die lectoren hebben voor het uiten van eigen ideeën en of daarbij botsingen

ontstaan met de organisatie.

In het interview zijn naast vragen over voorschriften vragen gesteld over de persoonlijke motivatie

om lector te worden, de principes en normen en waarden van de lectoren. Deze vragen zijn gesteld

om een beeld te krijgen van de lectoren en of de mogelijke achtergrond van een lector van invloed

is op de morele flexibiliteit van de lector. Aan het eind is de vraag gesteld of de lector een HBO als

een publieke of private organisatie ziet. Hier is de aanname gemaakt dat een publieke organisatie

handelt volgens het wachterssyndroom en een private organisatie handelt volgens het

handelssyndroom.

3.2 Interviews

De hogescholen zijn geselecteerd op basis van convenience sampling (Weiss, 1994). De

hogescholen zijn geselecteerd op de bereisbaarheid van de onderzoekers en de contacten die de

onderzoekers hebben met de hogescholen. In het onderzoek zijn lectoren geïnterviewd van vier

hogescholen verspreid over Nederland. De lectoren binnen de vier hogescholen zijn geselecteerd

op basis van probability sampling (Weiss, 1994). Binnen de geselecteerde hogeschool hadden alle

lectoren evenveel kans om geselecteerd te worden. De lectoren zijn via de e-mail benaderd voor

een interview, de eerste drie lectoren per hogescholen die de uitnodiging hebben aanvaard zijn

geïnterviewd. In totaal zijn er twaalf lectoren geïnterviewd.

Voor de interviews is er een interviewguide opgesteld zodat de interviewers volgens hetzelfde

protocol handelden. De interviews hebben op locatie plaatsgevonden. Aan het begin van elk

interview werd een korte uitleg gegeven over de twee syndromen van Jacobs. Met de

geïnterviewde lectoren is de afspraak gemaakt dat interviews anoniem worden verwerkt. In de

resultaten zijn de namen geanonimiseerd en voor zover mogelijk zijn de resultaten niet te herleiden

naar een specifieke lector. Na de interviews is het transcript van het interview voorgelegd aan de

geïnterviewde om de uitkomsten van het interview te verifiëren. De interviews zijn daarna verwerkt

in een datamatrix die ingedeeld is op basis van de interviewvragen. De gegevens in de datamatrix

zijn verder verfijnd door een indeling te maken op de voorschriften. Na deze indeling is er gekeken

naar de overeenkomsten en verschillen in de uitspraken van de lectoren per voorschrift. In het

volgende hoofdstuk zijn de bevindingen uit het empirisch onderzoek opgenomen door per

10 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

voorschrift uitspraken te doen over de ervaringen van lectoren en te beoordelen of zij volgens de

voorschriften handelen.

3.3 Betrouwbaarheid en validiteit

De betrouwbaarheid van het onderzoek zegt iets over de toevalligheden van de waarnemingen bij

het onderzoek: komt er bij herhaling van het onderzoek hetzelfde resultaat uit het onderzoek. De

betrouwbaarheid van kwalitatief onderzoek is vaak een probleem, standaardisatie van de

instrumenten kan de validiteit van het onderzoek beïnvloeden. Bij herhaling van de waarnemingen

kunnen de overeenkomsten en verschillen van uitkomsten anders geïnterpreteerd worden. De

vraag is dan of de verschillen in de uitkomsten te maken hebben met reële verschillen in de

waarneming of onbetrouwbaarheid van het meetinstrument. Om dit probleem te verkleinen is een

veel gekozen oplossing om niet het feitelijke onderzoek te herhalen, maar gedetailleerd en expliciet

de werkwijze te bespreken (Bijlsma-Frankema, & Drooglever Fortuijn, 1997).

Om de validiteit van het onderzoek te bepalen moet er gekeken worden of er gemeten is wat de

onderzoekers wilde meten. Bij kwalitatief onderzoek is vooraf vaak niet precies bepaald wat men

wil meten. Daarnaast wordt er vaak gebruik gemaakt van meetinstrumenten waarvan de validiteit

niet vaststaat. Vaak wordt na uitwisseling van de gegevensverzameling en de analyse pas duidelijk

wat de moeite waard is om de meten (Bijlsma-Frankema, & Drooglever Fortuijn, 1997). In dit

onderzoek is dit het geval en is er daarom sprake van deze voortschrijdende validering. Dit draagt

bij aan de interne validiteit van het onderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn door het

geringe aantal interviews niet te generaliseren naar de gehele populatie, er is daarom geen sprake

van externe validiteit.

In dit onderzoek is getracht om de werkwijze zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven om het

onderzoek controleerbaar te maken. Het controleerbaar maken van het onderzoek draagt bij aan

de validiteit en betrouwbaarheid van dit onderzoek.

11 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

4. Bevindingen uit empirisch onderzoek

In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de interviews weergegeven. Allereerst wordt een

algemeen beeld geschetst en vervolgens wordt verder ingegaan op de conflicterende groepen

voorschriften. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de grootste morele dilemma’s die de lectoren

tegen komen.

4.1 Algemeen beeld

Er is aan de lectoren gevraagd naar hun werk als lector en hun nevenfuncties om een mogelijk

verband te kunnen leggen met hun achtergrond en de relatie met Jacobs. De meeste lectoren

combineren hun lectorschap met een andere baan. Enkele lectoren hebben een andere functie als

docent of onderzoeker binnen een publieke of private instantie. Daarnaast hebben enkele lectoren

hun eigen bedrijf, sommige gericht op de publieke sector, andere op de private.

Uit het onderzoek is geen verband gebleken tussen de functies die een lector heeft, of de lectoren

met name in de publieke of private sector werkzaam zijn en de voorschriften van Jacobs. De

lectoren zijn daarmee niet te typeren op basis van hun achtergrond.

4.2 Concurreer/ vermijd handeldrijven

Voor de beoordeling van de voorschriften ‘concurreer’ en ‘vermijd handeldrijven’ is de lectoren

gevraagd naar acquisitie, financiële en onderzoekswaarde, concurrentie en of zij handel drijven

passend vinden binnen HBO’s.

Acquisitie

De lectoraten hebben te maken met drie geldstromen. De eerste is de vaste bijdrage vanuit het

HBO, de tweede zijn de overheidssubsidies en de derde zijn de externe gelden. Alle lectoraten

hebben een eerste geldstroom. Ongeveer de helft van de lectoraten is bezig met de zogenaamde

RAAK subsidies. Het merendeel van de lectoren heeft daarnaast een derde geldstroom.

Opdrachten behalen de geïnterviewde lectoren voornamelijk via hun opgebouwde netwerk.

Onderwijswaarde versus financiële waarde onderzoeken

Bij alle lectoren is de meerwaarde voor het onderwijs, kennisopbouw, het ten goede komen van het

onderzoek aan de studenten (direct of indirect) terug te zien in het lectoraat. Het merendeel geeft

dan ook duidelijk aan de onderwijswaarde belangrijker te vinden dan de financiële waarde. Soms

hebben zij zelf sterk deze overtuiging, andere keren volgt het uit de voorwaarden die zijn

verbonden aan het lectoraat. Hieruit volgt ook het grote verschil dat de lectoren aangeven van

lectoraten ten opzichte van commerciële onderzoeksbureaus. Bij het lectoraat is er altijd een

aspect van onderwijs/kenniswaarde dat meegenomen wordt of moet worden bij de

onderzoeksopdrachten. Commerciële onderzoeksbureaus hoeven hiermee geen rekening te

houden. Sommige lectoren zien voordelen, andere nadelen van dit verschil. Zo geeft een van de

12 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

lectoren aan dat een opdrachtgever de synergie tussen onderzoek en onderwijs juist waardevol

vindt en geeft een andere aan dat de opdrachtgever op deze manier ook een leerproces kan

doormaken, door bijvoorbeeld ook zelf deel te nemen in het proces. Anderen zien op dit punt juist

de nadelen van een lectoraat, het kan niet commercieel opereren, omdat het met studenten werkt,

door het onderwijsstramien beperkt wordt en simpelweg niet dezelfde kwaliteit kan leveren.

De volgende quote typeert het verschil tussen een lectoraat en een commercieel bureau: “Financiële opbrengst is mooi meegenomen, maar geen voorwaarde. Het lectoraat is onderwijs

gerelateerd en gericht op kennisverbreding, kennisvermeerdering en niet iets om geld binnen te

halen, want dan begin ik gewoon mijn eigen consultancybureau.”

Concurrentie

Uit de antwoorden van de lectoren blijkt dat er bij vrijwel alle lectoraten in meer of mindere mate

sprake is van concurrentie. Simpelweg omdat de tweede en derde geldstroom met zich

meebrengen dat het lectoraat zich op een markt begeeft waar meerdere gegadigden zijn voor

dezelfde opdrachten. De mening hierover en de manier en mate van de concurrentie verschillen

echter sterk tussen de lectoren.

Ongeveer de helft van de lectoren vindt dat er duidelijk sprake is van concurrentie, maar geeft aan

dat dit niet op gelijke voet gebeurt met commerciële bureaus. Dat heeft te maken met de

onderwijsdoelstelling die bij het lectoraat terugkomt en de kwaliteit/ het proces dat niet hetzelfde is

als bij de commerciële bureaus. Zij zien zich niet als serieuze concurrent, maar kunnen zich wel

voorstellen dat zij soms wel zo gezien worden. Juist door deze andere insteek, ziet ook een deel

van de lectoren geen concurrentie. Omdat zij niet actief acquireren, die andere insteek hebben et

cetera. Slechts een enkele lector vindt dat er niets mis is met gezonde concurrentie. Zijn zien het

voordeel dat het alle spelers op de markt, waaronder de lectoraten, scherp houdt. Lectoren geven

aan geen concurrentie te ervaren met andere HBO’s, vaak is er ook een samenwerking.

Universiteiten zien zij meer als commerciële partij. Voor wat betreft het binnenhalen van tweede

geldstroom gelden wordt wel over concurrentie gesproken.

“Als je zegt, we doen dezelfde activiteiten, dus er komt een partij bij, ja, dan zijn we concurrent. Als

je gaat kijken of het ten koste gaat van het marktaandeel van anderen, dan denk ik nee, dan zijn

we geen concurrent.”

Enkele lectoren geven heel duidelijk aan dat zij opereren met gemeenschapsgeld, zij beschikken

immers over de eerste geldstroom. Het risico van valse concurrentie ontstaat daardoor, dit maakt

dat concurrentie in hun ogen niet plaats mag vinden of in ieder geval niet op hetzelfde niveau. De

onderwijsinvloeden moeten zichtbaar blijven. Onderwijs sluit, in hun ogen, niet aan bij commerciële

opdrachten.

13 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

“Het moet niet zo zijn dat een lectoraat een opdrachtenbureau wordt dat heel veel omzet genereert

en dat kan doen vanwege de subsidie vanuit de staatsruif. Dan zich tegen goedkoper tarief kan

aanbieden dan een zelfstandig commerciële activiteit.”

Handel drijven

In de interviews is de lectoren gevraagd of zij handel drijven vinden passen bij het HBO. De helft

van de lectoren spreekt zich uit tegen handel drijven. Zij vinden dat de onderwijsdoelstelling op één

moet staan en daar past handel drijven niet bij. De andere helft vindt handel drijven geen probleem

en een aantal geven aan dat het juist moet. Zij vinden dat handel drijven nodig is om te overleven,

om de voeling met de praktijk te houden en om alle marktpartijen op niveau te houden/ op een

hoger plan te brengen.

Een van de lectoren ziet handelen als ‘ruilen’ en gaf daarover het volgende aan: ‘Wij leren veel van anderen en anderen die leren veel van ons en dat is niet ruilen, dat is meer

samen iets produceren.'

4.3 ‘Wees initiatiefrijk en ondernemend/ sta open voor creativiteit en

vernieuwing’/ ‘houd vast aan traditie’

Initiatiefrijk en ondernemend

Als er gekeken wordt naar de resultaten van de interviews met betrekking tot het

handelsvoorschrift wees initiatiefrijk en ondernemend, valt het op dat alle lectoren daar positief

naar kijken. Alleen worden er twee benaderingen van initiatiefrijk en ondernemend gegeven. De

eerste benadering gaat over het binnenhalen van financiële middelen op verschillende manieren

en de tweede benadering gaat over de efficiënte tijdsverdeling waarmee een lector te maken heeft.

Aangaande de eerste benadering typeert de volgende quote het merendeel van de geïnterviewde

lectoren:

“Je moet als lector initiatiefrijk zijn om opdrachten binnen te halen. Bijvoorbeeld door op zoek te

gaan naar samenwerkingsverbanden met verschillende organisaties. Je probeert op die manier

meer onderzoek binnen te halen.”

De respondenten blijken initiatiefvol op zoek te zijn naar samenwerkingsverbanden waarmee ze de

nodige financiële middelen kunnen binnenhalen om onderzoek te doen. Een veelvoorkomend

manier om dit te doen is het netwerken. Door middel van bijeenkomsten te organiseren/bezoeken

en te spreken bij belangrijke evenementen, zorgen de lectoren ervoor dat er contact wordt

onderhouden met externe partijen waar misschien wat uit valt te halen qua financiële middelen. Uit

de gehouden interviews blijkt dat er voor de lectoren veel ruimte is om hun eigen ideeën tot uiting

te brengen. De lectoren mogen veelal zelf bepalen welke onderwerpen ze kiezen zolang het maar

14 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

haalbaar en relevant voor hun vakgebied is. Verantwoording van de werkzaamheden doen alle

lectoren in de vorm van een jaarverslag. Deze wordt door het management van het desbetreffende

domein bekeken en geëvalueerd.

De tweede benadering van het handelsvoorschrift initiatiefrijk en ondernemend gaat over efficiënt

tijdsgebruik. De lectoren merken dat ze ondernemend moeten handelen met de tijd die ze hebben

en krijgen van de hogescholen. Het merendeel van de lectoren werkt in deeltijd bij de hogeschool

en heeft daarnaast nog een nevenfunctie. Daarnaast beschikt een groot gedeelte van de lectoren

over een aantal docenten dat hen helpt met de onderzoeksprojecten. Maar doordat deze docenten

vaak de nodige onderzoekservaring missen zijn ze niet altijd een meerwaarde voor het lectoraat.

Hierdoor moeten de lectoren initiatiefrijk en ondernemend zijn met de gebrekkige tijd die ze hebben

om het rendement van deze tijd zo hoog mogelijk te maken.

Sta open voor creativiteit en vernieuwingen

Het handelsvoorschrift sta open voor creativiteit en vernieuwingen ligt in een lijn met het voorschrift

initiatiefrijk en ondernemend. Er is in de interviews niet specifiek naar dit voorschrift gevraagd,

maar het kwam wel in vrijwel alle interviews terug. Lectoren proberen op verschillende manieren

financiële middelen of dan wel onderzoeksprojecten binnen te halen en staan open voor creativiteit

hierin. Daarnaast is een lectoraat en de bijbehorende lector eigenlijk zelf een vorm van vernieuwing

omdat het verandering brengt binnen de hogescholen en het hoger onderwijs. Lectoraten geven

een wetenschappelijke tint aan het hoger onderwijs in de vorm van theoretisch- en praktijkgericht

onderzoek en verandering van het huidige curriculum. Maar dit gaat langzamer dan de lectoren zelf

willen:

“Het gebeurt heel langzaam, ik moet bevlogen opleidingmanagers hebben die onderzoek ook zien

zitten en samen een nieuw programma willen maken. En dat gaat heel stug, er zijn er maar weinig

die dat zien zitten.”

En: “Aanpassing van cultuur en structuur gaan traag, de bureaucratie binnen de organisatie maakt

het niet gemakkelijk.”

Volgens meerdere lectoren wordt onderwijs belangrijker geacht dan onderzoek. De hogescholen

houden te veel vast aan het traditioneel onderwijs geven en verandering gaat hierdoor traag.

Een andere factor voor het langzame aanpassingsproces is de gebrekkige kwaliteiten van de

huidige hoger onderwijs docenten. Deze docenten zijn niet gewend aan wetenschappelijk

onderzoek doen en zien deze omslag als een dreiging voor hun huidige baan.

”Ik realiseer me nu dat een HBO-docent van tien jaar geleden heel eenzijdig was en gericht was op

kennisoverdracht. En nu komen daar onderzoeksprocessen bij waar ze de studenten mee moeten

krijgen en dat vraagt andere vaardigheden dan vroeger. Maar dat hebben de huidige docenten niet

15 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

en die moeten dus omgeschoold worden. Dat is één van de grootste problemen van een lectoraat,

dat de docenten daar niet op stonden te wachten en het ook niet onder de knie hebben.”

Uit de twaalf interviews kan er geconcludeerd worden dat de lectoren openstaan voor creativiteit en

vernieuwingen, maar dat de hogescholen hier slechts tot op een zekere hoogte in mee gaan. Het is

een langdurig proces.

Houd vast aan traditie

Het voorschrift houd vast aan traditie uit het wachterssyndroom staat kaarsrecht tegenover het

handelsvoorschrift sta open voor creativiteit en vernieuwingen. Alle lectoren zijn logischerwijs dan

ook niet standvastig wat betreft traditie. De lectoren zien implementatie van theoretisch- en

praktijkgericht onderzoek in het hoger onderwijs als iets positiefs.

“Ik denk dat de voordelen vooral zijn dat we uiteindelijk mensen, docenten en studenten, afleveren

die beter voorbereid zijn op de wereld erna. Het gaat om toepassen van theorieën in de praktijk. En

als theorieën goed zijn, zinvol zijn, dan moeten ze de praktijk helpen”.

Het opleidingselement van docenten en studenten komt hier weer naar voren. Het merendeel van

de lectoren ziet dit als belangrijk aspect van een lectoraat en ziet het als een punt waar veel

(noodzakelijke) progressie in behaald kan worden om het lectoraatschap volwassen te maken.

Maar zoals eerder vermeld merken veel lectoren dat de hogescholen nog moeite hebben om

wetenschappelijk praktijkgericht onderzoek te integreren in het onderwijs. Lectoraten zijn de

afgelopen jaren steeds belangrijker geworden binnen het hoger onderwijs maar wat betreft de

lectoren kan die ontwikkeling niet snel genoeg gaan.

4.4 Houd de eer hoog en wees trouw/ ga tegen anderen in om het doel te bereiken

Ga tegen anderen in om het doel te bereiken

In het HBO is er een verandering gaande: met de komst van de lectoraten is er een verschuiving

van onderwijsinstelling naar kennisinstelling. Eén van de doelen van de lectoraten is dat er meer

toegepast onderzoek in het HBO komt. Uit de interviews komt naar voren dat de lectoren vastlopen

in de bestaande onderwijsstructuur:

“Onderwijs krijgt altijd voorrang boven onderzoek”.

Alle lectoren geven aan dat het lastig is om binnen het bestaande onderwijsorganisatie verandering

aan te brengen. Het strak geplande onderwijs kent weinig flexibiliteit, terwijl voor praktijkonderzoek

een zekere flexibiliteit noodzakelijk is. Lectoren krijgen alle vrijheid om nieuwe ideeën te ontplooien

maar lopen ook hier tegen de organisatie aan. Volgens de meeste lectoren is het een kwestie van

geduld hebben en niet altijd de strijd aangaan met de organisatie. De afhankelijkheid van de

organisatie, met name van mensen, maakt het voor de lectoren lastig om de confrontatie aan te

16 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

gaan. De lectoren zijn zich bewust van het dilemma van de organisatie en kiezen eerder voor

samenwerken dan tegen de ander in te gaan.

De lectoren geven allen aan dat er langzaam verandering waarneembaar is in het onderwijs en dat

er meer aandacht komt voor onderzoek.

“Het gebeurt heel langzaam, ik moet bevlogen opleidingsmanagers hebben die onderzoek ook zien

zitten en samen een nieuw programma willen maken. En dat gaat heel stug, er zijn maar weinig die

dat zien zitten.”

Deze verandering gaat volgens de lectoren erg langzaam. Toch schromen de lectoren niet, als het

nodig is, de confrontatie aan te gaan om het gewenste resultaat te bereiken.

Wees trouw

Uit de interviews komt naar voren dat de meeste lectoren naast hun aanstelling bij de hogeschool

meerdere functies hebben. De nevenfuncties van de lectoren zijn divers, een aantal lectoren is

werkzaam voor commerciële onderzoeksbureaus of andere hogescholen of universiteiten. Een

enkele lector heeft een eigen onderzoeksbureau of laat zich inhuren voor onderzoek. Een groot

deel van de lectoren geeft aan dat het hebben van een nevenfunctie belangrijk is voor de binding

met de praktijk. Bij sommige hogescholen is dat de reden waarom een lectoraat een parttime baan

is. Vanuit de vier hogescholen zijn er geen richtlijnen over het bekleden van nevenfunctie. De

lectoren geven aan, hoewel er geen richtlijnen zijn, dat zij rekening houden met de functie van

lector in verhouding met de andere functie. Er mag geen sprake zijn van belangenverstrengeling:

“Het is belangrijk dat je open en transparant bent over je werkzaamheden.”

Een deel van de lectoren kiest bewust voor een strikte scheiding tussen de functies. Daarnaast zijn

er lectoren die in een andere regio actief zijn dan de regio van het lectoraat. Aan de andere kant

zijn er lectoren die de verschillende functies door elkaar laat lopen.

“Binnen de onderwijsinstelling was er geen docent beschikbaar die het onderzoek kon uitvoeren. Ik

heb toen iemand van het onderzoeksbureau waar ik werkzaam ben ingehuurd. Je zorgt dat de

afspraak zo wordt gemaakt dat het aantrekkelijk is voor onderwijsinstelling en het

onderzoeksbureau. ”

Alle lectoren zijn een in een zekere mate trouw aan de onderwijsinstelling, maar hebben daarnaast

geen bezwaar om elders werkzaam te zijn. Daarbij geven de vier hogescholen de lectoren de

ruimte om elders te mogen werken.

Houd de eer hoog

Alle lectoren geven aan dat zij optreden als ambassadeurs van de hogeschool. De lectoren geven

aan dat zij rekening houden met uitvoeren van activiteiten met imago van de hogeschool. Volgens

een aantal lectoren dragen de lectoraten bij aan een beter imago van de hogeschool, de publiciteit

17 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

die lectoren behalen met onderzoek of andere activiteiten versterken het imago. Daarnaast hebben

de lectoren de naam van de hogeschool nodig om opdrachten binnen te krijgen, het gaat om een

wisselwerking tussen de lectoren en de hogeschool. Eén van de lectoren geeft aan dat er wel een

grens is aan het hoog houden van de eer van de hogeschool.

“Aan de ene kant zal hij niet het imago van de hogeschool te vuur en te zwaard verdedigen, maar

wel zijn collega's. Aantijgingen in de richting van de structuur van de hogeschool en de moloch die

het is, zal hij bepaald niet tegen spreken, maar zeg niet dat daar inferieur onderwijs wordt

gegeven.”

De lectoren zien zichzelf als een ambassadeur die de eer van de hogeschool hoog houdt.

4.5 Morele dilemma’s

De interviews zijn afgesloten met de vraag wat het grootste dilemma is dat de lector in zijn werk is

tegengekomen. Het merendeel van de lectoren beschrijft een dilemma tussen de onderwijsdoelen

en het commerciële opereren. Zij ervaren dat het lastig is om aan de ene kant de onderwijsdoelen

te moeten dienen en aan de andere kant zich op de commerciële markt te begeven. Bijvoorbeeld

om een afstudeerbegeleider en een opdrachtgever op één lijn te krijgen. Daarnaast geeft een

aantal lectoren aan een dilemma te ervaren tussen het praktijkaspect dat bij het HBO hoort en het

onderzoeks/wetenschappelijke aspect dat wat verder van de praktijk af staat.

“Mijn grootste dilemma is het zelf heel enthousiast zijn voor onderzoek en dat ik de opleiding niet

meekrijg terwijl dat wel mijn taak is. En daar ben ik al jaren mee aan het worstelen. Leg ik het

accent bij onderzoek of onderwijs? Beiden doen gaat heel moeilijk.”

Praktisch gezien geven een aantal lectoren aan een dilemma te ervaren met betrekking tot tijd. Zij

moeten een volwaardig lectoraat leiden, maar hebben aan de andere kant maar een parttime

aanstelling. Ook het dilemma tussen de verandering die lectoraten brengen en de weerstand tegen

deze cultuuromslag wordt genoemd.

“Ik heb heel veel werkzaamheden, taken op mijn bord liggen en ik heb maar 2,5 dag. Dus waar

besteed je je tijd aan, dat is het grootste dilemma. Dat zou kunnen verbeteren door een grotere

aanstelling. Maar daar ligt dan weer een ander dilemma. De juiste combinatie praktijk en lectoraat

is namelijk een hele mooie, omdat je je laat voeden vanuit de praktijk.”

18 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

5. Resultaten en conclusie

Kijkend naar de bevindingen uit het empirisch onderzoek, gerelateerd aan theorie en gestelde

hypothesen en onderzoeksvragen, springt het volgende in het oog:

� Is een Lectoraat een handelsorganisatie, een wachtersorganisatie of een mengvorm?

� Zijn de kenmerken ‘concurreer’, ‘ga tegen anderen in’ en ‘wees initiatiefrijk en ondernemend’

van het handelssyndroom binnen een lectoraat te onderscheiden?

� Zijn de kenmerken ‘vermijd handeldrijven’, ‘houd de eer hoog/wees trouw’ en ‘houd vast aan

traditie’ van het wachterssyndroom binnen een lectoraat te onderscheiden?

De geïnterviewde lectoren zijn naast hun werkkring binnen het lectoraat ook werkzaam binnen

zowel het bedrijfsleven (bijvoorbeeld in een eigen bedrijf) als in de publieke sector (bijvoorbeeld in

een ziekenhuis). De opdrachten die zij voor het lectoraat binnen halen worden deels gesubsidieerd

en deels door externe opdrachtgevers gefinancierd. Zowel voor subsidies zoals de RAAK-

subsidies als voor externe opdrachten met een derde geldstroom vindt in mindere of meerdere

mate concurrentie plaats. Opvallend is dat sommige lectoren dit afkeuren of ontkennen.

Concurrentie wordt in het woordenboek omschreven als een situatie waarbij er meerdere partijen

zijn die hetzelfde of nog meer dan elkaar proberen te bereiken. Meerdere lectoraten dienen

subsidieverzoeken in, die niet allemaal ten volle kunnen worden gehonoreerd. Ook op de markt zijn

er meer partijen die onderzoek willen doen voor een opdrachtgever. Door het via het netwerk

verkrijgen van de opdracht, wordt deze soms uit het zicht van concurrenten gehouden. Al wordt er

ook regelmatig samengewerkt, de concurrentie blijft bestaan. Tegen een financiële beloning wordt

een door de opdrachtgever gewenste dienst geleverd. Naast de financiële beloning speelt daarbij

voor het lectoraat daarbij in sterke mate de onderwijs- en/of onderzoekswaarde mee. De dienst

wordt in onderling overleg gedefinieerd. Het staat beide partijen vrij om de overeenkomst al dan

niet af te sluiten. Dit is handel drijven en vindt plaats. Hoewel de termen concurreren en handel

drijven door sommige lectoren worden afgewezen, worden zij door de lectoren onomstotelijk

toegepast.

Lectoren kiezen er meestal niet voor om sterk tegen anderen in te gaan. Zij accepteren met enige

moeite dat het overgaan op een nieuwe, meer onderzoeksgerichte werkwijze binnen het HBO veel

tijd kost en kiezen voor samenwerking en geduld. In sommige gevallen kiezen zij incidenteel wel

voor een confrontatie. De lectoren werken niet uitsluitend voor het lectoraat maar zeggen goed op

te letten dat tussen hun verschillende functies geen belangenverstrengeling optreedt. Hiermee

tonen zij trouw aan hun organisatie. De manier van invulling hiervan verschilt aanzienlijk tussen de

lectoren. Een andere manier waarop de lectoren hun trouw tonen is door de eer van de hogeschool

hoog te houden. Zij geven aan als ambassadeur van hun organisatie op te treden en doen hun

best om positief bij te dragen aan een goed imago voor de hogeschool.

19 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Uit de empirie blijkt dat de lectoren op verschillende manieren creatief en initiatiefrijk optreden: zij

ondernemen allerlei acties om opdrachten binnen te halen en de betrokken partijen op één lijn te

krijgen, zij zetten de richting van het onderzoek uit en zij stellen prioriteiten om hun schaarse tijd zo

effectief mogelijk te besteden. De lectoren willen in hun onderzoek wetenschappelijk innovatief zijn

en het HBO vernieuwen, zowel door het snel beschikbaar stellen van kennis als door onderzoek

een integraal deel te laten uitmaken van het HBO. Deze cultuuromslag stuit bij bijna allen op de

nodige weerstand en vordert veel trager dan zij wensen. Het blijkt soms ingewikkeld om goed de

aansluiting te vinden met het praktijkgerichte karakter van beroepsonderwijs. Met het vasthouden

aan traditie hebben de lectoren niet veel op. De HBO-instellingen lijken dit echter wat meer te

hebben.

Al met al komen de kenmerken van de handelsorganisatie sterker naar voren dan de kenmerken

van de wachtersorganisatie.

• Doen zich binnen een lectoraat morele en functionele problemen/ dilemma’s voor in relatie tot

de genoemde kenmerken?

• Hoe wordt met deze eventuele functionele problemen/ dilemma’s omgegaan?

• Worden deze eventuele functionele problemen/ dilemma’s gemakkelijk opgelost, of leiden

deze tot grote problemen?

Bij de kenmerken ‘concurreer’ en ‘vermijd handel drijven’ valt op dat de uitgesproken voorkeur van

diverse lectoren strijdig lijkt te zijn met de praktijk. Deze lectoren lijken ‘vermijd handel drijven’

ethisch hoger aan te slaan dan ‘concurreren’, of voelen een spanning in de mogelijkheid om op een

eerlijke manier te concurreren. Dit laatste dilemma lijkt het meest te knellen. De betreffende

lectoren lossen dit op door af te bakenen hoe zij als lectoraat onderzoek willen en kunnen doen.

Deze mogelijkheden wijken sterk af van de mogelijkheden van een commercieel

onderzoeksbureau, waardoor zij het voor zichzelf kunnen verantwoorden om voor een lage prijs

een opdracht binnen te halen. De lectoren die moeite hebben met ‘handel drijven’ etiketteren het

binnenhalen en uitvoeren van betaalde opdrachten niet op die manier, waardoor het dilemma

verdwijnt. Grote problemen ontstaan hierdoor niet.

� Wat wordt door lectoren als belangrijke factoren genoemd om dilemma’s goed te doen

uitwerken?

Als belangrijke factoren worden genoemd het niet in het vaarwater zitten van commerciële bureaus

en het integer omgaan met beschikbare tijd en middelen.

20 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Probleemstelling

In hoeverre en op welke wijze schakelen lectoren in hun dagelijks werk tussen de morele syndromen van Jacobs en in hoeverre (en op welke wijze) leidt dat tot morele en/of functionele problemen/dilemma’s?

De lectoren werken in de praktijk veel vanuit de onderzochte kenmerken van het

handelssyndroom. Soms spelen kenmerken van het wachterssyndroom ook een rol. De lectoren

weten deze tamelijk harmonisch op elkaar af te stemmen. Zij hebben een manier van werken

gevonden waar zij zelf achter staan en die hun geen morele dilemma’s oplevert. Wanneer er een

functioneel dilemma optreedt, kunnen zij beargumenteerd een keuze maken. In hoeverre ander

partijen de werkwijze moreel en functioneel juist achten, valt buiten dit onderzoek, maar zou

interessant zijn om te achterhalen.

Hypothese

� H0: Lectoren in het hoger onderwijs zitten gevangen tussen het handelssyndroom en het

wachterssyndroom. Daardoor doen zich in hun organisaties morele en functionele problemen

voor. Dit komt omdat zij niet goed kunnen schakelen tussen beide syndromen.

� Ha: Lectoren in het hoger onderwijs beschikken over morele soepelheid. Daardoor doen zich in hun organisaties niet tot nauwelijks morele en functionele problemen voor. Dit komt omdat zij goed kunnen schakelen tussen beide syndromen.

Uit bovenstaande antwoorden op de (deel)onderzoeksvragen is de conclusie te trekken dat uit dit

onderzoek duidelijke aanwijzingen komen die de nul-hypothese ontkrachten en de alternatieve

hypothese steunen.

Reflectie

Het onderzoek is gehouden onder een niet-representatieve, kleine steekproef en kan daarom

slechts als exploratief worden gezien. Uitgebreider onderzoek, waarbij ook de hogescholen,

opdrachtgevers en concurrenten betrokken worden, kan een betrouwbaarder antwoord op de

onderzoeksvraag opleveren en al dan niet krachtiger bewijs verzamelen voor de alternatieve

hypothese. Het maken van afspraken met de lectoren leverde niet veel problemen op, de meeste

benaderde lectoren waren bereid om aan het onderzoek deel te nemen. Ook het gebruik van

opnameapparatuur leverde op één uitzondering na weinig complicaties op.

Kritisch terugkijkend op de interviewvragen, zijn er mogelijkheden voor verbetering. Vraag 2

onderzoekt de motieven om lector te worden. Hierop komen als antwoord vooral ideële en

inhoudelijke motieven. Motieven als een goede beloning, status en zinvolle uitbreiding van het

netwerk worden nauwelijks genoemd. Zouden de lectoren zich ervoor schamen dat ze zich

hierdoor laten motiveren, of speelt het werkelijk geen rol? Een meer gerichte vraagstelling zou

misschien een vollediger antwoord opleveren, een anoniem survey via post of internet zou de

openhartigheid kunnen bevorderen. Datzelfde geldt voor vraag 3, naar de motieven voor

21 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

nevenfuncties. Vragen 4 tot en met 9 zoeken naar informatie over concurreren versus vermijd

handeldrijven. Bij vraag 4 kwam dit er niet altijd uit, de vraag is te ruim gesteld en leverde zeer

diverse antwoorden op, die ook over andere zaken gingen dan het beoogde onderwerp.

Desalniettemin waren de antwoorden vaak wel nuttig bij het zoeken naar vóórkomen van

kenmerken van de syndromen. Vragen 10 tot en met 13 hadden betrekking op houdt de eer hoog/

wees trouw en ga tegen anderen in. Deze vragen leverden goed bruikbare antwoorden op. Vragen

14 tot en met 16, gericht op wees initiatiefrijk en ondernemend tegenover houd vast aan traditie,

resulteerden in uiteenlopende antwoorden, die niet altijd op de bedoelde kenmerken sloegen.

Desondanks waren ook deze antwoorden over het algemeen interessant voor het onderzoek als

geheel. De resultaten maken duidelijk hoe nauw het komt kijken om een vraag nauwkeurig en

gericht te formuleren. Door een extra probing-vraag is soms aanvullende relevante informatie te

krijgen, maar daarmee krijgt niet meer iedere lector exact dezelfde vragen. Tijdens het interview

bleek het bij sommige respondenten nodig om bij te sturen en soms af te kappen als iemand in zijn

verhaal een hele andere kant opging.

De uitwerking van de gegevens was een tijdrovende klus. Het typen van het transcript, afspraken

maken over de codering, invullen van de datamatrix en trekken van conclusies bleek een

intensieve arbeid, die echter tot resultaat heeft dat de materie diep doordringt en steeds verder

verheldert. Overleg, mail- en skype-verkeer waren daarbij zeer behulpzaam en verliepen prettig en

constructief. Een pas op de plaats of soms een stap terug was af en toe nodig, zeker na adviezen

van de begeleidend docent die ons weer op het juiste spoor zette. Uiteindelijk leidde dat tot

resultaten waarvan we denken dat zij onze onderzoeksvraag zorgvuldig uitwerken en

beantwoorden. Al met al een intensief leertraject waarbij we een goede eerste indruk hebben

opgedaan van kwalitatief empirisch onderzoek.

22 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Literatuurlijst

• Bijlsma-Frankema, K. & Drooglever Fortuijn, E. (1997). De kwalitatieve datamatrix als analyse-

instrument. Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen 42 (4): 448-459.

• Jacobs, J. (1992) Handel en Bestuur, twee stelsels. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht.

• Veld, R. in ’t (1997) Noorderlicht. Over scheiding en samenballing, VUGA Uitgeverij B.V, Den

Haag.

• Weiss, R.S. (1994) Learning from strangers. The art and method of qualitative interview

studies. New York, Free Press.

• Stichting Kennisontwikkeling HBO (2009) Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001-

2008; Eindevaluatie van de stichting kennisontwikkeling HBO. URL:

http://www.skohbo.nl/upload/bestand/090006-SKO-rapport2009-B.pdf (april 2011).

23 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Bijlagen

Bij dit rapport horen onderstaande bijlagen. In verband met de anonimiteit van de respondenten

worden de interviewtranscripten niet aan dit rapport toegevoegd.

1. Interviewguide

2. Interviewtranscripten (niet bijgevoegd)

3. Verkorte analyse/datamatrix

24 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Bijlage 1 Interviewguide

Voorstellen

Waardering voor bereidheid deelname

Korte introductie onderzoek en theorie Jane Jacobs

Jane Jacobs beschrijft twee morele stelsels, het wachters- en het handelssyndroom met uitgangspunten die ‘het werkleven leefbaar maken’. Handel drijven en produceren enerzijds, het organiseren en beheren anderzijds vormen onderscheiden werelden van beroepsbeoefenaren die door zeer verschillende houdingen/aanbevelingen geleid worden. Deze twee stelsels hebben elkaar nodig en staan met elkaar op gespannen voet. Het wachterssyndroom vinden we bijvoorbeeld terug bij de overheid, de kerk en het leger. Het handelssyndroom zien we zoals de naam al zegt in de handel, maar ook van oudsher in de wetenschap. De syndromen kunnen aan de hand van de volgende karakteristieken van elkaar worden onderscheiden.

HET HANDELSSYNDROOM HET WACHTERSSYNDROOM

Vermijd geweld Vermijd handeldrijven

Maak vrijwillige afspraken Treed strijdbaar op

Wees eerlijk Wees gehoorzaam en gedisciplineerd

Werk goed samen met vreemden en

onbekenden

Houd vast aan de traditie

Concurreer Eerbiedig de rangorde

Kom contracten na Wees trouw

Wees initiatiefrijk en ondernemend Neem wraak

Sta open voor creativiteit en vernieuwing Pleeg bedrog om het doel te bereiken

Wees doelmatig Maak rijkelijk gebruik van vrije tijd

Bevorder het gerief en het gemak Gebruik veel uiterlijk vertoon

Ga tegen anderen in om het doel te bereiken Wees vrijgevig

Investeer voor de winst Sluit anderen buiten

Wees ijverig Wees volhardend

Wees zuinig Aanvaard het lot

Wees optimistisch Houd de eer hoog

Aan de hand van deze theorie onderzoeken we in hoeverre en op welke wijze lectoren schakelen

in hun dagelijks werk tussen beide syndromen en in hoeverre (en op welke wijze) leidt dat tot

morele en functionele problemen/dilemma’s?

Dit onderzoeken we door het interviewen van 12 lectoren bij 4 HBO’s.

25 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Het interview bestaat uit 3 delen:

• Deel 1 gaat over uw persoonlijke motivatie voor uw functie in het onderwijs/wetenschap en de principes, normen en waarden die daarin voor u een rol spelen.

• Deel 2 gaat over praktijksituaties voor u als lector en de principes, normen en waarden die daarin voor u een rol spelen.

• Deel 3 gaat over uw mening over HBO’s en lectoraten in het algemeen.

Het interview zal ongeveer een uur duren. Ik garandeer u complete anonimiteit. De resultaten

rapporteer ik op zo’n manier dat uitspraken niet kunnen worden herleid tot een persoon of

organisatie.

Ik mail u een transcript van het interview dat u kunt controleren op feitelijke onjuistheden. Verzoek

kort en bondig te antwoorden.

Na het interview is er ruimte voor uw vragen.

Deel 1: Persoonlijke motivatie, principes, normen en waarden

1. Kunt u in het kort vertellen wie u bent, wat u doet, hoe u in deze functie terecht bent

gekomen en hoe lang u deze functie al vervult?

2. Kunt u drie motieven onderscheiden waarom u ervoor kiest lector te zijn?

3. Heeft u nevenfuncties waarvoor u vanuit andere motieven hebt gekozen?

a. Zo ja, vanuit welke (max. 3) motieven heeft u voor die nevenfuncties gekozen?

Deel 2: Praktijksituaties voor de lector en de principes, normen en waarden die daarin een rol

spelen (aan de hand van de voorschriften van Jacobs).

(Concurreer vs. vermijd handeldrijven)

4. Kunt u kort een onderzoeksproject toelichten waarmee uw lectoraat bezig is of is geweest

en waarbij zich een aantal interessante morele spanningen hebben voorgedaan of zouden

kunnen doen?

5. Hoe wordt het onderzoek gefinancierd?

6. Worden alle onderzoeken op deze manier gefinancierd?

7. Hoe gaat u te werk om onderzoeksopdrachten binnen te halen?

a. Hebben zich binnen een van de onderzoeksprojecten wel eens spanningen

voorgedaan tussen de financiële kant van een onderzoek en de onderwijswaarde

van het onderzoek?

b. Wat vindt u belangrijker, de winstgevende waarde van een onderzoek of de

onderwijswaarde? En waarom?

8. Kunnen we hierbij spreken over concurrentie met andere hogescholen of

onderwijsinstellingen of onderzoeksbureaus?

26 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

9. Zo ja, hoe denkt u dat dit ‘handel drijven’ past bij de functie van hoger onderwijs? Botst dit

of kan dit prima naast elkaar bestaan?

a. Als het botst, kunt u een voorbeeld geven en hoe vaak gebeurt dit?

b. In hoeverre leidt dit tot functionele en/of morele problemen/dilemma’s?

(overgang naar ‘houd de eer hoog’/‘wees trouw’ en ‘ga tegen anderen in’)

10. In hoeverre en op welke wijze draagt u bij aan een goed imago van de hogeschool?

a. Treedt u op als ambassadeur van de hogeschool?

11. Hoeveel ruimte heeft u binnen het lectoraat uw eigen ideeën tot uiting te brengen?

a. Houdt u hierbij rekening met de uitstraling van de hogeschool?

b. Botsen uw ideeën wel eens met de ideeën van het management of de RvB?

c. Zo ja, hoe gaat u hiermee om?

d. In hoeverre en op welke wijze moet u als lector verantwoording afleggen aan het

management/ de RvB over de activiteiten binnen uw lectoraat?

12. Op welke manier bent u als lector initiatiefrijk en ondernemend?

a. Zijn er hierin beperkingen voor u als lector ten opzichte van commerciële

onderzoeksbureaus? Zijn er grote verschillen?

13. Bent u vrij om, naast de hogeschool, ook bij andere (leer)organisaties (zoals

HBO’s/universiteiten/onderzoeksbureaus) onderzoek te verrichten/ werkzaam te zijn?

a. Zo ja, zijn er richtlijnen over hoe om te gaan met evt. concurrentie die kan

ontstaan?

b. Zo nee, verwacht u dat dit problemen kan geven, bijvoorbeeld als u in hetzelfde

onderzoeksdomein werkzaam bent?

Deel 3: Mening van lector in het algemeen, eindvragen.

(‘Wees initiatiefrijk en ondernemend’ en ‘houd vast aan traditie’)

HBO’s hebben met de lectoraten een manier gevonden om zich meer te profileren, de kwaliteit van

het onderwijs te verhogen en soms zelfs een belangrijke tweede of derde geldstroom voor het HBO

op gang te brengen.

14. In hoeverre brengen lectoraten verandering in het HBO-onderwijs?

a. Kunt u voor- en nadelen noemen van de veranderingen die door de komst van de

lectoraten in gang zijn gezet?

b. Worden traditionele organisatie/onderwijsstructuren gemakkelijk aangepast aan het

programma van het lectoraat? (roosters, beschikbaarheid uren) Levert dit problemen

op?

c. Ziet u een lectoraat als een onderwijsinstelling?

27 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Ik heb voor u nog twee afsluitende vragen:

15. Wat is het grootste dilemma dat u tegenkomt in uw werk als lector?

16. Zou u het Hoger Beroeps Onderwijs eerder omschrijven als een publieke of een private

organisatie?

a. Geldt dit ook voor de omschrijving van het lectoraat waarvoor u werkt?

Dank u wel voor het beantwoorden van mijn vragen. Binnen drie weken mail ik u een transcript van het interview dat u kunt controleren op feitelijke onjuistheden. Ik wil u vragen daar binnen twee weken na ontvangst op te reageren, zodat wij tijdig over de uiteindelijke gegevens beschikken voor de analyse en het verdere uitwerken van onze rapportage. Heeft u zelf nog vragen?

Bijlage 2 Interviewtranscripten

In verband met de anonimiteit van de respondenten worden deze niet toegevoegd aan dit rapport,

maar alleen vertrouwelijk ter beschikking gesteld aan de beoordelend docent van dit onderzoek.

Bijlage 3 Verkorte analyse/datamatrix

Detailanalyse is i.v.m. anonimiteit niet bijgevoegd.

Voorschrift Lector

Concurreer Vermijd handeldrijven

Wees initiatiefrijk en ondernemend

Houd vast aan traditie

Ga tegen andere in om het doel te bereiken

Wees trouw

Houd de eer hoog

Sta open voor creativiteit en vernieuwingen

1 Ja Nee Ja Nee Ja Ja 2 nee Ja Ja Nee Ja Ja 3 Ja? Nee? Ja Nee Ja Ja 4 ja Nee Ja Nee Ja Ja Ja 5 Ja (+/-) Ja Ja Nee Ja Ja 6 Ja (+/-) Ja Ja Nee Ja Ja Ja 7 Ja Nee Ja Nee Ja Ja Ja 8 Ja Ja Ja Nee Ja Ja 9 Nee (komt

nog) nee ja nee ja ja

10 Ja (indirect)

Nee Ja Nee Ja Ja Ja

11 Nee Ja Ja Nee Ja/nee Ja 12 Ja nee ja nee ja ja Handelssyndroom: oranje Wachterssyndroom: blauw Alleen uitgesproken wel of niet passen bij het voorschrift ingevuld. Concurreer/ vermijd handeldrijven: - gekeken naar vragen financiering, opdrachten binnenhalen, concurrentie, onderwijswaarde/ financiële waarde en handel drijven - het werkelijke concurreren als leidend aangehouden, ook al vond de betreffende lector het niet direct iets wat past (vandaar soms de ja/ja) Houd de eer hoog: - vraag over imago/ ambassadeur

29 Zijn lectoraten monsterlijke mengvormen?

Wees initiatiefrijk en ondernemend: - vragen ruimte voor eigen ideeën/ verantwoording afleggen/ welke manier initiatiefrijk en ondernemend - iedereen heeft veel ruimte - wel verantwoording afleggen, maar marginaal is mijn idee - hebben allemaal elementen van initiatiefrijk zijn en ondernemend zijn

Wees trouw: - vraag over richtlijnen ook elders te werken - mogen elders werken (dus niet ‘wees trouw’?) - aantal geven aan dat ze hierbij wel rekening houden met of het past met het lectoraat, die hebben een duidelijke ja gekregen. Verder lastig

uitspraak over te doen. Als je het koppelt aan ‘houd de eer hoog’ dan zijn ze wel trouw (ben je toch ook als je de eer hoog houdt?).

Houd vast aan traditie: - vraag over aanpassing traditioneel onderwijssysteem, voor en nadelen. - Tussen de regels door brengen alle lectoren met hun activiteiten verandering (vernieuwing), zie ook hieronder, maar zijn de organisaties

waarin ze werken nog wel traditioneel. Lectoren krijgen in het schema een ‘nee’, de HBO’s lijken wel traditioneler te zijn.

Sta open voor creativiteit en vernieuwingen: - Komt in de vragen mbt ‘initiatiefrijk en ondernemend’ en ‘worden organisaties aangepast op lectoraten’ ook niet het ‘sta open voor

creativiteit en vernieuwing’ in terug? Dat lijkt zo te zijn (dat lectoren er voor open staan, maar de traditionele organisaties nog niet zijn aangepast).

- Brengen vernieuwing in het HBO, ook al gaat dat naar de mening van de lectoren veel te langzaam in de traditionele organisatie die nog lang niet is aangepast op deze vernieuwing.

Ga tegen anderen in om het doel te bereiken: - Dat komt niet echt terug in de teksten, al zou je kunnen zeggen dat het veranderen een vorm van tegen anderen in gaan is. Ze stomen wel

door, de lectoren, ook al willen de docenten niet meewerken, passen de roosters niet etc. Toch tegen anderen in gaan dus? - Nog even niets ingevuld per lector, maar waarschijnlijk past deze ook wel.

Voorlopige conclusie: Kijkende naar het schema, dan zit het verschil in hoe ze in het concurreren of handel drijven zitten. Verder komen ze het meest over als handelaren. Vasthouden aan traditie willen ze nadrukkelijk niet, terwijl ze wel vernieuwend en ondernemend zijn (moet je dat in elke organi-satie, wachter of handel, eigenlijk niet zijn in deze tijd? Daar kunnen we wellicht nog op in gaan, gedateerdheid literatuur?). Ze zijn wel nadrukkelijk trouw/ houden eer hoog aan/van de organisatie (ook hier, hoort dat niet in elke organisatie zo te zijn?). Meest kunnen we waarschijnlijk dus met de concurrentie en de traditie. Op concurrentie zou je wellicht een indeling kunnen maken naar ‘pure wachter’, ‘pure handelaar’ en ‘mengvorm’, maar over de breedte gezien kan dat niet.


Recommended