281
De Arabische Lente en de sektarische
kwestie: Egypte, Bahrein en Libanon
Inleiding (Sami Zemni & Brecht De Smet)
De Arabische opstanden van 2011 en de Tunesische en Egyptische revo-
luties hebben zowel tot wijdverbreid enthousiasme als tot realistische ang-
sten geleid. Hoewel elk land in de regio een ander soort protesten heeft
gekend, of kent, is het duidelijk dat er geen kant-en-klaar model is voor
wat er nu gaat komen. Internationale waarnemers en academici hebben
er vrij snel op gewezen dat de oprechte roep om vrijheid en rechtvaardig-
heid vanuit de regio tot slechts twee mogelijke resultaten kan leiden: of-
wel zal het Arabische Midden-Oosten een fundamentele democratisering
doormaken, ofwel zullen contrarevolutionaire krachten de volksopstand
‘kapen’ en een uitbraak van confessioneel of sektarisch geweld in het voor-
uitzicht stellen.
Sektarisme gaat niet alleen over de relaties tussen soennieten en sjiieten,
maar evengoed over de relaties tussen moslims en niet-moslims, vooral
christenen. De voortdurende gevechten en spanningen tussen moslims
en koptische christenen in Egypte doen velen in en buiten Egypte vre-
zen dat het verdwijnen van het autoritaire Mubarakregime een doos van
Pandora van religieus geweld zou kunnen openen. Ook voor Syrië vrezen
veel waarnemers dat een capitulatie van Bashar al-Assad het land in een
religieus geïnspireerde burgeroorlog zou kunnen doen belanden.
De angst voor dit soort sektarisch geweld komt wellicht voort uit de
gebeurtenissen in Irak na de invasie van de VS. Volgens The Washington
Post zou een machtsverandering in Syrië er veel meer uitzien als Irak in
2003 dan Egypte in 2011.1 Hoewel de politiek van Irak zeker een histo-
risch confessionele dimensie kent, blijft de vraag of de VS-bezetting juist
niet bepaalde sektarische geledingen geïmporteerd en ondersteund heeft.
Tegenover deze pessimistische verhalen van continue onrust moeten
echter ook talloze andere feiten in overweging worden genomen. In de
hele regio eisen steeds meer mensen hun rechten op en strijden ze voor
282 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
rechtvaardigheid in een politiek idioom dat universele kwesties weerspie-
gelt. Dat betekent niet dat de eisen per se seculier van aard zijn, maar wel
dat het soort inclusief burgerschap waarnaar wordt gestreefd, etnische,
religieuze, culturele en andere breuklijnen overstijgt. Veel demonstranten
in de regio goten hun verzet in een seculier model, terwijl anderen – door
een actieve en authentiek religieuze discussie – hun idee van modern bur-
gerschap in hun religie hebben gevonden.
In dit hoofdstuk overlopen we de belangrijkste plaatsen waar gedurende
het afgelopen jaar sektarische onrust de kop opstak, en trachten we dit
verschijnsel te duiden te midden van de Arabische Lente.
Egypte: sektarische onrust?2 (Sami Zemni & Brecht De Smet)
De 25 Januarirevolutie heeft een nieuwe praktische en discursieve context
voor de politiek van religie geproduceerd. De huidige hoofdrolspelers in
het Egyptische politiek-religieuze veld zijn de Moslimbroederschap, de
sjiitische gemeenschap, de soefibewegingen3, de kopten, de salafisten, de
jihadisten, en de Al-Azhar-imams. Binnen de grenzen van een nieuw op-
komend maatschappelijk middenveld zijn al deze groepen hun positie aan
het heronderhandelen ten opzichte van elkaar, de staat, het publiek, en de
seculiere oppositie. De politieke eenheid van alle oppositiegroepen, die
tijdens de revolutionaire beweging tijdelijk werd gerealiseerd, viel uiteen
zodra de beweging haar hoofddoel had bereikt: het afzetten van president
Mubarak. Het grondwetreferendum van 19 maart was een belangrijke ge-
beurtenis voor de verschillende doelen en belangen van de verschillen-
de politieke spelers. Seculiere en radicaaldemocratische partijen pleitten
voor het ontwerpen van een geheel nieuwe grondwet. De toenmalige kop-
tische paus Shenouda III riep op tot een extra clausule voor niet-moslims
in artikel 2 van de grondwet, waarin stond: ‘Islam is de religie van de staat,
Arabisch is haar officiële taal, en de voornaamste bron van wetgeving is
de islamitische jurisprudentie (sharia).’ De meeste islamistische groepen
stonden daarentegen achter de veranderingen die waren aanbevolen door
de Supreme Council of Armed Forces (SCAF), vooral omdat de voorge-
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 283
stelde wijzingen artikel 2 ongemoeid lieten. Uiteindelijk stemde meer dan
77% van de kiezers in met kleine grondwetswijzigingen. Het resultaat
leidde bij seculiere groepen tot bezorgdheid om een ‘sektarische draai’ van
de revolutie, terwijl salifistische sjeiks zoals Mohammad Hussain Yaqoub
de uitslag een ‘overwinning voor religie’ noemden.4
Waarnemers wezen er echter op dat de meeste mensen ‘ja’ hadden ge-
stemd omdat zij in de eerste plaats stabiliteit wilden en elke stap naar meer
democratie en burgerrechten steunden.5 Religieuze leuzen en mobilisaties
speelden weliswaar een rol in het referendum, maar ze bepaalden op zich
niet het eindresultaat. Door het resultaat van het referendum in sektarische
lijnen te interpreteren hebben – ironisch genoeg – zowel seculiere als isla-
mistische bewegingen de rol van religie in het politieke proces versterkt.
De Moslimbroeders steunden de revolutie officieel niet tot de Dag van
de Woede, toen zowel de schaal van de protesten als de deelname van
een groot aantal van hun leden hen dwong om zich bij de revolutie aan
te sluiten. Aanvankelijk sloten zij zich aan bij oppositiefiguren zoals El
Baradei en Amr Moussa. Nadat Mubarak was afgetreden, gaven de con-
servatieven van de leiding van de Moslimbroederschap echter hun tota-
le steun aan het overgangsregime van de SCAF. Dit pro-legerstandpunt
vervreemdde de top van de Moslimbroederschap steeds meer van de in-
terne hervormingsoppositie en de geradicaliseerde leden. Zij wilden de
protesten immers voortzetten en zo de doelen van de 25 Januarirevolutie
volbrengen. De Moslimbroederschap wilde aanvankelijk deze mogelijke
interne centrifugale krachten uitbalanceren, en haar positie als primaire
politieke hoofdrolspeler in het post-Mubaraktijdperk versterken. Zij pro-
fileerde zich daarom als de aangewezen bemiddelaar in het conflict tus-
sen seculieren en islamisten, kopten en moslims, salafisten en gematigde
islamitische activisten, soennieten en sjiieten. Tijdens sektarische rellen
trad de Moslimbroederschap vaak op als scheidsrechter en probeerde een
bestand tussen beide groepen te sluiten, vooral tussen salafisten en andere
religieuze groepen.
De Moslimbroeders hadden dus een bijzonder ingewikkelde agenda.
Ten eerste willen ze de gematigde salafistische groepen, de Al-Azhar en
de (ex-)jihadistische facties zoals Al-Gama’a al-Islamiyya absorberen. Ten
284 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
tweede willen ze de sjiitische, soefistische en koptische groepen gerust-
stellen dat hun rechten zullen worden gerespecteerd. Ten slotte willen ze
met de seculiere oppositie een consensus rond burgerrechten en vrijheden
smeden. Maar hun alliantie met de salafisten en de SCAF tijdens het refe-
rendum en hun onwil om de overgangsregering onder druk te zetten om
hervormingen door te voeren isoleerde hen van andere politieke groepen.
Ook intern groeide de kloof tussen leden voor wie de hoofdzaak de strijd
voor burger- en democratische rechten is, en zij voor wie net de morele
islamisering van de samenleving een prioriteit is. Niet toevallig onderhou-
den activisten uit de eerste groep goede relaties met de seculiere oppositie,
de kopten, de soefi’s en de sjiieten, terwijl de Moslimbroeders zich vaak in
het kamp van de salafisten en jihadisten bevinden.
Ten slotte stimuleerde het electorale succes van de Broeders tijdens de
parlementsverkiezingen van eind 2011 het idee dat zij zelf het politieke
leiderschap van de SCAF konden overnemen. De overwinning van Moha-
med Morsi in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen op 16 en 17
juli bekrachtigde deze ambitie. Het verdedigen van de eigen particuliere
politieke, economische en religieuze belangen bemoeilijkte echter de rol
van de Moslimbroederschap als bemiddelaar. De constitutionele verkla-
ring van president Morsi op 22 november 2012, waarbij hij zich tijdelijk
boven de rechterlijke macht stelde, doorprikte definitief de illusie van de
Broederschap als arbiters van het revolutionaire proces. Betogingen en sit-
ins van voor- en tegenstanders van de president verdeelden de Egyptische
straat in een kamp van Moslimbroeders en salafisten, waartoe ook men-
sen behoorden die oprecht in de revolutionaire legitimiteit van Morsi ge-
loofden; en een kamp van seculiere liberalen, socialisten en nationalisten,
waartoe ook ex-regimekrachten behoorden en figuren van twijfelachtig
revolutionair allooi zoals Amr Moessa. In zekere zin liep de sektarisch-re-
ligieuze breuklijn dwars door de revolutionaire gelederen en bemoeilijke
zij een klare kijk op de krachten die voor dan wel tegen radicale democra-
tische hervormingen waren.
De Egyptische salafisten zijn een diverse groep die traditioneel gezien een
letterlijke interpretatie van de islam uit de begintijd aanhangen en een
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 285
passieve houding aannemen ten opzichte van de politiek, omdat die als
een corrumperende macht wordt gezien. Na decennialange stilte betre-
den de Egyptische salafisten nu echter de politieke arena: zij organiseren
demonstraties, schrijven verklaringen uit en richten partijen op. De mees-
te salafisten hadden niet deelgenomen aan de 25 Januarirevolutie, maar
erkenden haar legitimiteit post factum, vooral nadat zij hiertoe onder druk
waren gezet door hun meer militante jeugd.
Nadat ze jarenlang hun invloed in de islamitische publieke ruimte suc-
cesvol hadden versterkt, trokken de salafisten naar het politieke front
om hun opgang electoraal te verzilveren. Naast de oprichting van nieu-
we partijen zoals Nur (Licht) in Alexandrië en Fadila (Deugd) in Caïro
probeerden zij de Moslimbroeders ertoe te bewegen om een meer mili-
tant islamitische en conservatieve agenda te verdedigen. De ‘toenadering’
tot de Moslimbroeders was vooral te wijten aan de zwakte van hun eigen
mobilisatiecapaciteit en hun gebrek aan ervaring in verkiezingspolitiek.
Dat schiep een dubbelzinnige relatie tussen salafisten en Moslimbroeders
omdat beide groepen elkaar tegelijk als handlangers en als rivalen zien.
Fadila was bijvoorbeeld met de Moslimbroeders overeengekomen dat zij
voor de parlementsverkiezingen van 2011 geen kandidaten zouden aan-
dragen voor die districten waar al leden van de Broederschap kandidaat
waren. Op zaterdag 8 mei organiseerden de Moslimbroeders samen met
salafistische groepen een bijeenkomst waarin ze opriepen tot het toepas-
sen van de sharia, terwijl ze tegelijkertijd het sektarische geweld tegen
kopten veroordeelden.
Verschillende incidenten leidden na de revolutie tot spanningen en
vijandigheid tussen salafisten en kopten. Op 4 maart 2011 brandde de
koptische Kerk van de Twee Martelaren in Helwan af ten gevolge van een
‘klassiek’ sektarisch probleem: een relatie tussen een koptische man en
een moslima. Kopten begonnen te protesteren voor het radio- en televi-
siegebouw van Maspero om te eisen dat zij er in het post-Mubaraktijdperk
zouden bij horen. De dagen daarop was er opnieuw interreligieus geweld
in de arme buurten van Muqattam en Imbaba, waar twee kerken en ook
koptische woningen en winkels in brand werden gestoken vanwege een
relatief ‘nieuwe’ sektarische kwestie: de bekering van een koptische vrouw
286 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
tot de islam en haar daaropvolgende ontvoering door de koptische Kerk.
Dat verschijnsel dook voor het eerst op in 2004 en 2010. Toen werd aange-
nomen dat Wafa Constantine en Kamiliya Shehata, allebei vrouwen van
koptische priesters, zich tot de islam hadden bekeerd en tegen hun wil
door de kerk werden vastgehouden. Sindsdien organiseerden salafisten re-
gelmatig demonstraties en bezettingen waarbij zij opriepen tot vervolging
van de koptische paus. Koptische groepen, die sinds de revolutie vooral
door de Maspero Jeugdunie werden aangevuurd, reageerden toen door
hun aanhangers te mobiliseren om de kathedraal te beschermen.
Koptische, soefistische, sjiitische en gematigde islamisten in de periferie
van Al-Azhar vonden elkaar vaak in hun politieke strijd tegen salafistische
opruiing. Kopten en leden van de sjiitische gemeenschap protesteerden
bijvoorbeeld samen tegen wat zij als een groeiende wahabitische invloed in
Egypte zien. Toen salafisten islamitische heiligdommen in brand staken,
organiseerden soefistische leiders bijeenkomsten en zetten ze volkscomi-
tés op om de heiligdommen te beschermen. Zij werden daarbij gesteund
door sjiitische activisten die de salafisten ervan beschuldigden de natio-
nale eenheid te vernietigen. Op zijn beurt betichtte de salafistische leider
van Fadila de sjiieten ervan de ‘vijfde pilaar’ van Iran in het soennitische
Egypte te zijn.
Zowel de linker- als de rechterzijde van het politieke spectrum interpre-
teerde het sektarische conflict vaak als een ‘samenzwering’ van binnenuit
(de Nationaal Democratische Partij, het leger en/of de islamisten) of van
buitenaf (de Verenigde Staten en/of Saoedi-Arabië) om Egypte te destabi-
liseren en de revolutie op een zijspoor te zetten. Te midden van deze inter-
religieuze sektarische strijd bevindt zich echter de problematische sociale,
culturele en politieke insluiting van religieuze minderheden in een staat
en een maatschappelijk middenveld die beide officieel – en aanzienlijk – is-
lamitisch zijn. De door president Morsi voorgestelde grondwet verankerde
de islamitische identiteit en rechtspraak als pijlers van de Egyptische sa-
menleving. Hoewel het waar is dat sektarische praktijken en programma’s
de politiek van het post-Mubaraktijdperk zijn binnengedrongen, heeft de
revolutie ook de dynamiek van het sektarisme veranderd. Voormalig apo-
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 287
litieke groepen zoals de salafisten, maar ook de kopten, de soefisten en de
sjiieten worden gedwongen om aan te treden in de heropende arena van de
maatschappelijke politiek om zo hun rechten en belangen te beschermen.
Het valt af te wachten of de verbintenis van politiek-religieuze facties aan
noties van democratische burgerrechten en sociale rechtvaardigheid, die
sinds de revolutie het openbare discours domineren, zal leiden tot een
inclusieve politiek in het kader van een burgerlijke staat, tot de assimilatie
van minderheden in één enkele Egyptische identiteit, of tot de institutio-
nalisering van gesegregeerde, sektarische bewegingen. De protestgolf die
door president Morsi’s constitutionele verklaring van 22 november 2012
werd opgeroepen, toont alvast aan dat religieuze politieke krachten niet
alleen op hun piëteit, maar ook op hun concrete beleid en democratische
legitimiteit worden afgerekend.
Protest in Bahrein (Roel Meijer)
Meestal wordt Bahrein over het hoofd gezien als er over de Arabische
Lente wordt gesproken. De media halen de verdeeldheid tussen sjiieten
en soennieten aan als de belangrijkste splijtzwam in het land. De interne
strijd zou worden gevoed vanuit Saoedi-Arabië, dat de soennieten onder-
steunt, en Iran, dat de sjiieten helpt. Er is te weinig oog voor oppositie-
bewegingen, terwijl het net jeugdgroepen waren die het voortouw namen
bij de bezetting van de Parelrotonde in februari 2011. En ondanks de re-
pressie die erop volgde, zullen oppositiebewegingen het koningshuis tot
concessies dwingen.
De opstand in Bahrein is te begrijpen aan de hand van de social mo-
vement theory (SMT). Sidney Tarrow, die samen met Charles Tilly de
belangrijkste theoreticus van de SMT is, definieert sociale bewegingen
als ‘collectieve acties gebaseerd op gemeenschappelijke doelen en sociale
solidariteit in continue strijd met elites, tegenstanders en autoriteiten.’6
Eenvoudig weergegeven komt het hierop neer. Eerst verwoorden sociale
bewegingen de grieven en doelen van bepaalde groepen ( framing). Daar-
naast richten ze zich op het mobiliseren van aanhangers, het opzetten
288 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
van netwerken en het bereiken van een consensus (mobilisation structures).
Vervolgens concentreren ze zich op het gebruikmaken van kansen die de
omstandigheden of de tegenstander hen bieden (political opportunity struc-
tures). Ten slotte beogen ze de eenheid van de tegenstander te doorbreken
door een deel van de elite of het regime ertoe over te halen om met de
oppositie samen te werken (access).
De opkomst en neergang van een sociale beweging kan worden weergege-
ven als een curve met een begin, midden en einde. Dit hele proces wordt een
‘cyclus’ genoemd. Het verloop van de cyclus hangt niet alleen af van de om-
vang, solidariteit, tactiek en frame7 van de sociale beweging, maar ook van
de sterkte en eenheid van het regime. Veel hangt daarbij ook af van het soort
confrontatie met het regime. Is die hard en gewelddadig, dan radicaliseert
de beweging en treedt er een splitsing op tussen ‘gematigden’ en ‘radicalen’.
Dat kan een beweging ondermijnen. In het SMT-model hangen de kansen
op succes dus vooral af van de mogelijkheid om de tegenstander te verdelen
en uiteen te spelen. Er is ook geen verandering, hervorming of revolutie
mogelijk zonder dat een deel van het regime zich bij de oppositie aansluit.
Bahrein is een land met een lange traditie van sociale bewegingen. De
grieven van de opeenvolgende sociale bewegingen gaan allemaal terug op
de fundamentele ongelijkheid die op het eiland bestaat tussen een sjiiti-
sche, veelal arme en gediscrimineerde meerderheid – waarschijnlijk 52%
van de inheemse bevolking van een half miljoen – en een geprivilegieerde
soennitische minderheid die door het koningshuis wordt beschermd. De
koninklijke familie Al Khalifa heeft het grootste deel van het eiland in
bezit en controleert de economie. Voor sjiieten is het vooral moeilijk om
werk te vinden in de openbare sector. In de veiligheidssector, die vooral
door niet-Bahreinse soennieten wordt bemand, zijn sjiieten helemaal niet
vertegenwoordigd.
Gelijke rechten
Het protest heeft in de loop der jaren steeds andere vormen aangenomen.
In de jaren 1970 was het protest links georiënteerd, maar in de jaren 1980
kreeg het steeds meer een religieus karakter. De grootste oppositiebe-
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 289
weging, Al-Wifaq, is sjiitisch. Toch zijn er ook belangrijke soennitische
oppositiegroeperingen, zoals de liberale Al-Wa’ad. Partijen zijn verboden.
Het doel van het protest is altijd hetzelfde gebleven: de invoering van een
grondwet die de sjiieten erkent als burgers met gelijke rechten. In zekere
zin is het protest in Bahrein een klassieke burgerrechtenbeweging. Al-
Wifaq is een emancipatiebeweging die gelijke rechten opeist en meent dat
hervorming van het politieke systeem daarvoor noodzakelijk is. Dat ook
soennieten meedoen aan het verzet tegen de Al Khalifa’s komt vooral om-
dat ze een rationeler politiek systeem willen invoeren dat een eind maakt
aan het nepotisme, de corruptie en het patronagesysteem, dat overigens
alle Golfstaten kenmerkt.
In de loop van de afgelopen veertig jaar heeft het land drie belangrijke
protestcycli gekend. De eerste serieuze cyclus vond plaats in de jaren 1970,
nadat Bahrein in 1971 onafhankelijk was geworden. Aanvankelijk was het
protest succesvol en in 1973 werd een grondwet ingevoerd. Deze werd
echter twee jaar later alweer buiten werking gesteld, waarna het land vijf-
entwintig jaar lang werd geregeerd onder een noodwetgeving. De tweede
cyclus begon in 1992, na de bevrijding van Koeweit door de Amerikanen.
De Bahreinse ‘Intifada’ duurde van 1994 tot 1998 en eindigde toen de hui-
dige koning Hamad in 1999 zijn vader opvolgde. Hij kwam de oppositie
tegemoet door bannelingen te laten terugkeren en beloofde de bevolking
nieuwe rechten en politieke invloed. Het Nationale Pact van 2001 weer-
spiegelde aanvankelijk dit vertrouwen.
De huidige cyclus begon toen de tekortkomingen van de in 2002 aan-
genomen grondwet duidelijk werden. Het parlement was verdeeld in twee
kamers, het Lagerhuis en de Senaat, waarbij de laatste, die door de koning
werd benoemd, vetorecht had. Het was niet toegestaan om wetsvoorstel-
len in te dienen en het kiesstelsel was zodanig opgezet dat een organisatie
als Al-Wifaq nooit een meerderheid zou kunnen behalen. Niettemin be-
sloot de gematigde tak van Al-Wifaq om toch deel te nemen aan de verkie-
zingen van 2006. Ze won achttien van de veertig zetels in het Lagerhuis.
Vanaf toen begon de fase van repressie. In 2010 leidde ze tot de arrestatie
van de kopstukken van Al-Haqq, de ‘radicale’ afsplitsing van Al-Wifaq,
die onder leiding stond van Hasan Mushaima.
290 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
De Arabische Lente, die eind 2010 begon, gaf het verzet een nieuw elan.
De opstanden in Tunesië en Egypte inspireerden een geheel nieuwe golf
van verzet, die door jeugdgroepen werd geleid. Deze stonden los van zowel
de gematigde Al-Wifaq als de radicalere Al-Haqq, en namen het voortouw
bij de bezetting van de Parelrotonde op 15 februari 2011. De sit-in zou uit-
eindelijk een maand duren en eindigde met de bezetting van de rotonde
door Saoedische troepen. Daarna volgde een nog hevigere repressiegolf die
het land als het ware terugwierp naar de vroege jaren 1990. Deelnemers
aan demonstraties werden ontslagen, velen werden ook gearresteerd, ge-
marteld, verbannen, of tot lange gevangenisstraffen veroordeeld. Veel com-
mentatoren zien dit dan ook als het einde van de opstand. Toch zijn er aan-
wijzingen dat dit doemscenario berust op een te sombere interpretatie van
de gebeurtenissen. Gezien de lange geschiedenis van confrontaties tussen
de oppositie en het regime, en de nieuwe krachten die de Arabische Lente
heeft losgemaakt, is het best mogelijk dat een nieuwe protestcyclus zich zal
aandienen waarbij het koningshuis wel degelijk concessies zal moeten doen.
Gespleten koningshuis
De spanningen en verdeeldheid binnen het koningshuis zullen een belang-
rijke rol spelen in deze ontwikkelingen. Bahrein is uniek doordat we vrij
veel weten over de interne strijd in de koninklijke familie. De strijd tussen
de ‘gematigde’ koning Hamad en zijn ‘radicale’ oom Khalifa bin Salman
Al Khalifa is al bekend sinds de jaren 1980, toen Khalifa bin Salman zijn
neef overal buitenhield en als premier de macht naar zich toe trok. Nadat
Hamad in 1999 koning was geworden, kreeg deze strijd een almaar open-
lijker karakter, waarbij de koning en zijn zoon, kroonprins Salman, er alles
aan deden om de macht van hun (groot)oom terug te dringen. Ze richtten
bijvoorbeeld een nieuwe organisatie op die de controle over de economie
naar zich toe probeerde te trekken.
Deze interne koninklijke strijd verklaart misschien ook de toegenomen
politieke speelruimte van de oppositie en het Nationale Pact van 2001.
Vooral de repressie van de radicale vleugel van de oppositie in 2010 wordt
gezien als een poging van de hardliners binnen de koninklijke familie om de
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 291
positie van de gematigden – zowel in de koninklijke familie als in de opposi-
tie – te verzwakken. In deze strijd hebben beide vleugels van het koningshuis
belangrijke troeven, maar het lijkt erop dat de radicale vleugel, die geen en-
kele toegeving aan de oppositie wil doen, de beste kaarten in handen heeft
na het ingrijpen van de Saoedische troepen. De radicale vleugel heeft een
groot deel van de economie in handen, waaronder het financiële centrum
in Manamah. Daarnaast controleert deze groep het leger en de politie. In
tegenstelling tot de dienstplichtigenlegers van Egypte en Tunesië bestaan
het Bahreinse leger en de veiligheidsdiensten uit Pakistaanse, Jordaanse en
Jemenitische soennieten die volledig trouw zijn aan het regime. Ten slotte
heeft de radicale vleugel waarschijnlijk betere relaties met Saoedi-Arabië,
in ieder geval tot het overlijden van prins Nayef enkele maanden geleden.
De gematigde vleugel van het koningshuis heeft aanhangers onder het
deel van de soennieten dat het koningshuis ziet als een garantie dat de
meerderheid van de sjiieten de macht niet over zullen nemen. Zonder het
soennitische koningshuis zouden ze als minderheid gediscrimineerd kun-
nen worden. Daarnaast heeft hij aanhangers onder meer gematigde soen-
nieten die hervormingen voorstaan. Deze vleugel heeft ook de steun van
de Verenigde Staten, die voorstander zijn van een compromis. Vooral de
kroonprins wordt gezien als een hervormer die bereid is om een constitu-
tionele monarchie te aanvaarden. Ten slotte heeft alleen deze tak van de
familie contacten met de oppositie.
De concessies die de kroonprins op 12 maart 2011 aan de oppositie deed,
gingen ver. Hij verklaarde bereid te zijn om in te gaan op haar twee belang-
rijkste eisen: de invoering van een nieuwe grondwet opgesteld door een
commissie waarvan de oppositie deel uitmaakt, en eerlijke verkiezingen op
basis van een nieuwe verdeling van de kiesdistricten, die het demografische
gewicht van de twee religieuze groepen beter weerspiegelt. Dat zou alvast
een serieuze stap zijn op weg naar een constitutionele monarchie.
Verdeelde oppositie
De verdeeldheid van het koningshuis biedt wat theoretici van de sociale be-
weging een political opportunity structure noemen. Ze vormt een belangrijke
292 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
opening voor de oppositie om een doorbraak te forceren doordat ze toegang
heeft tot de gematigde vleugel van het regime. De hamvraag is dan in hoe-
verre de gematigde vleugel van het koningshuis echt bereid is om diepgaan-
de hervormingen door te voeren. Dat hangt echter niet alleen af van durf,
visie en macht van de gematigde vleugel van het koningshuis, maar ook van
de houding en de cohesie van de oppositie. Het grote probleem is immers dat
ook de oppositie verdeeld is tussen een gematigde en een radicale vleugel.
Daarbij komt nog dat geen van beide stromingen veel aanhang heeft onder
de jongerenbewegingen die de bezetting van de Parelrotonde hebben geleid.
Tijdens de opstand van 2011 trokken de radicalere oppositiegroepen
de aandacht door te stellen dat ze pas bereid waren tot onderhandelingen
met het koningshuis nadat het paleis de hervorming van Bahrein tot een
constitutionele monarchie had aanvaard. Daarbij zou de koning net zo
veel macht hebben als de koningin in Groot-Brittannië. Later zorgden
deze radicale groeperingen voor grote consternatie in de regio door bij
monde van hun leider Mushaima de invoering van een republiek te eisen.
Veel commentatoren zagen deze uitspraken als een provocatie die het on-
derhandelingsproces ondermijnde. Zo speelde Mushaima in de kaart van
de conservatieven binnen het koningshuis en verzwakte hij de positie van
de gematigden. Voor Saoedi-Arabië zouden deze uitspraken ook de aan-
leiding zijn geweest om in te grijpen in de Bahreinse opstand. Anderzijds
verhinderden de uitspraken van Mushaima niet dat de kroonprins op 12
maart belangrijke concessies deed, maar het is goed mogelijk dat het Saoe-
dische koningshuis de concessies van de kroonprins al even verontrustend
vond als de eisen van Mushaima. Mushaima en de radicalen hebben hun
uitspraken in ieder geval moeten bekopen met arrestaties en veroordelin-
gen tot lange gevangstraffen. Het verzet is echter allerminst gebroken.
Iedere avond wordt er in de dorpen rond Manamah slag geleverd tussen
sjiitische jongeren en de door hen gehate veiligheidstroepen.
Wat de situatie compliceert, is dat er tijdens de opstand nog een nieuwe
‘derde’ speler is opgestaan, de zogenaamde soennitische ‘weerbaarheids-
groepen’. Die kunnen een grote invloed op het verdere verloop van de ge-
beurtenissen hebben. Velen zien hen als een instrument dat door de radica-
le vleugel van het koningshuis in het leven is geroepen om een tegenwicht
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 293
te bieden aan de sjiitische oppositie. De weerbaarheidsgroepen zijn echter
een typisch product van de Arabische opstand en geen willoos instrument.
Ze vrezen vooral een overheersing door de sjiieten bij een eerlijk kiessys-
teem en zijn daarom voorstander van het aanblijven van het koningshuis.
Ze zijn echter op zich niet tegen politieke hervormingen en de invoering
van een constitutionele monarchie. Net als de oppositie organiseren ook zij
regelmatig bijeenkomsten, bij de Fathmoskee in Manamah, het symbool
van de soennitische overheersing van het eiland. Inmiddels heeft een van
de organisaties zich omgevormd tot een politieke partij.
Oplossing
Sinds de repressie zijn er al vele pogingen ondernomen om tot een oplos-
sing te komen. In juli 2011 is bijvoorbeeld een Nationale Dialoog van start
gegaan. In november 2011 is een internationale commissie in het leven ge-
roepen, de commissie Bassiouni, om onderzoek te doen naar de toedracht
van de confrontatie in februari en maart. Helaas heeft geen van deze ini-
tiatieven tot resultaat geleid. Twaalf dagen na het begin van de Nationale
Dialoog is Al-Wifaq eruit gestapt. Het rapport van de commissie-Bas-
siouni is weliswaar kritisch over het regime en het optreden van de politie,
maar de aanbevelingen voor hervormingen worden niet opgevolgd.
De oorzaak van de impasse is dat alle partijen elkaar in evenwicht hou-
den. Hoewel de radicale vleugel van het koningshuis tijdelijk de overhand
lijkt te hebben, is het duidelijk dat deze de strijd niet kan winnen. De ra-
dicale vleugel kan de oppositie wel gevangen zetten en laten veroordelen,
maar het protest dat iedere avond weer plaatsvindt en een ontregelend
karakter heeft, is niet te onderdrukken.
Bahrein vertoont veel ontwikkelingen die we elders tijdens de Arabi-
sche Lente hebben gezien. Sociale bewegingen, netwerken en spontane
acties hebben belangrijke delen van de bevolking gemobiliseerd die een
totaal nieuwe relatie tussen burger en staat eisen. Vaak zijn deze bewe-
gingen een voortzetting van eerdere bewegingen. De Arabische Lente
versnelde én verdiepte dit proces. De versnelling van het proces werd ver-
oorzaakt doordat nieuwe groepen bij de protesten betrokken raakten; de
294 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
verdieping kwam er doordat de politisering tot een radicalisering leidde.
Zowel Ali Salman van Al-Wifaq als Hasan Mushaima spreken de taal van
politieke rechten. Ze hebben het over nationale eenheid, gelijke rechten
en volkssoevereiniteit. Mushaima is echter aanzienlijk revolutionairder en
populistischer dan Ali Salam van Al-Wifaq. Volgens Mushaima moeten
politieke leiders de straat op om ‘een te worden met het volk’. Het proces
van politisering, mobilisatie en radicalisering beperkt zich niet alleen tot
de sjiieten of de groepen die op het Parelrotonde stonden, maar strekt zich
ook uit tot de soennieten die nu ook hervormingen eisen en met geheel
nieuwe protestvormen deze eisen kracht bijzetten.
Hoe snel er politieke hervormingen zullen plaatsvinden is niet duidelijk,
maar dat ze zullen plaatsvinden is onvermijdelijk. Ten eerste is de Bahrein-
se economie afhankelijk van de dienstensector en investeringen, en niet
zozeer van olie. Het koningshuis heeft dus niet genoeg geld om de oppo-
sitie te blijven afkopen. Zelfs als Saoedi-Arabië bijspringt, zal dat beperkt
zijn. En als het regime geen concessies doet, dreigt een religieus conflict
waarbij het gevaar bestaat dat de sjiitische bevolking zich uit wanhoop tot
Iran wendt, en het conflict daardoor een regionale dimensie krijgt. Met de
instabiele en explosieve situatie in Irak kunnen de Golfstaten echter geen
nieuw regionaal conflict riskeren. Ten slotte zal het regime steeds meer
aanhang verliezen. De nieuwe soennitische weerbaarheidsgroepen kunnen
zich immers ook tegen het regime keren als dat op een gegeven moment in
hun belang is. Daarbij oefent ook het Westen steeds meer druk uit om een
oplossing voor het conflict te vinden. Op den duur zal de huidige impasse
dan ook niet meer houdbaar zijn voor het regime.
Libanon: sektarisch systeem en Syrische crisis
(Marieke Krijnen)
Sektarisme in Libanon
In Libanon verwijst sektarisme niet alleen naar de confessionele samen-
stelling van het land. Het vormt er ook een institutioneel systeem dat een
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 295
groot deel van het politieke, openbare en privéleven reguleert. Dit kleine
land werd door de Fransen gesticht tijdens hun mandaat over Syrië na de
Eerste Wereldoorlog. Sindsdien worden belangrijke politieke posten en
parlementszetels onder verschillende religieuze groeperingen verdeeld.
Na Libanons onafhankelijkheid van Frankrijk werd in 1943 een onge-
schreven machtsverdelingssysteem overeengekomen, het zogenaamde
Nationaal Pact. Daarin staat dat de president een maronitische christen
moet zijn, de premier een soennitische moslim en de voorzitter van het
parlement een sjiitische moslim. Ook de stafchef van het leger moet een
maroniet te zijn. Elke religieuze groep heeft een bepaald aantal volksver-
tegenwoordigers in het parlement. Voor ambtenaren in het onderwijs, het
openbaar bestuur, de diplomatie en de rechterlijke macht geldt hetzelfde:
ook die banen worden verdeeld volgens bepaalde religieuze quota.8 De
quota zijn gebaseerd op de gebrekkige en láátste volkstelling van 1932.
De sterk veranderende demografische werkelijkheid zorgt ervoor dat vele
groepen bang zijn om een deel van hun macht te verliezen, waardoor sta-
tistieken over de samenstelling van de bevolking staatsgeheim zijn.
Pas met het Taif-akkoord, dat een einde maakte aan de burgeroorlog
van 1975 tot 1990, werd de parlementaire zetelverdeling gedeeltelijk aan-
gepast aan de vermoedelijke demografische werkelijkheid. Zonder een
echte volkstelling te organiseren zorgde het akkoord ervoor dat moslims
en christenen – alle subgroepen inbegrepen – evenveel zetels in het parle-
ment hebben. Om het systeem eerlijker en de machtsbalans tussen alle be-
volkingsgroepen billijker te maken probeerde men het christelijk-maro-
nitische overwicht enigszins te temperen zonder de basis van het systeem
echter te veranderen.9 Hoewel het de bedoeling was om het confessionele
systeem uiteindelijk af te schaffen, is dat tot nog toe niet gebeurd.
Het confessionele systeem heeft daarnaast ook een grote invloed op bur-
gerzaken. Elke burger wordt geregistreerd in de geboorteplaats van zijn
vader met verwijzing naar de religieuze gemeenschap waartoe deze be-
hoort. Zo is het mogelijk dat, terwijl de helft van de Libanese bevolking
in de hoofdstad Beiroet woont, 40% van hen buiten de stad geregistreerd
staat.10 Deze mensen moeten stemmen in de geboorteplaats van hun vader,
waar verkiezingskandidaten de confessionele samenstelling van dat gebied
296 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
weerspiegelen. Huwelijken, erfenissen en begrafenissen worden allemaal
geregeld door de religieuze autoriteiten. Net als in buurland Israël kunnen
mensen die een burgerlijk huwelijk willen, dat alleen in het buitenland laten
sluiten, waarna het in Libanon wordt erkend. Een eventuele scheiding wordt
uitgesproken volgens de wetten van het land waar het huwelijk is afgesloten.
Het confessionele systeem leidt dus ook tot grote afhankelijkheid van
de burgers ten opzichte van de leiders van hun eigen religieuze groep, of
het nu gaat om banen, huwelijken of verkiezingen. Het werkt corruptie en
nepotisme in de hand omdat leiders gemakkelijk misbruik kunnen maken
van hun positie. Zij weten immers dat slechts een bepaald aantal banen bij
de overheid beschikbaar is voor mensen van hun eigen religieuze groep
en kunnen invloed uitoefenen op wie deze banen toegekend krijgt. Bo-
vendien leidt het tot ongelijkheid tussen de Libanese burgers onderling:
moslims kunnen bijvoorbeeld geen kinderen adopteren, terwijl maroni-
tische christenen niet mogen scheiden, tenzij het Vaticaan daarvoor toe-
stemming geeft.11 Ook is er een gebrek aan politieke vertegenwoordiging
omdat – zoals gezegd – veel mensen niet stemmen op de plek waar zij
effectief wonen.
Hierbij moet worden opgemerkt dat een confessioneel politiek systeem
niet hetzelfde is als sektarisme onder de bevolking. Sektarisme verwijst
naar een voorkeur voor leden van de eigen religieuze groep en het discri-
mineren van leden van andere groepen.12 Een confessioneel systeem dat
parlementszetels en banen bij de regering verdeelt volgens bepaalde quota,
beoogt het sektarisme onder de bevolking onder controle te houden door
iedere groep een deel van de macht te geven. Vergelijk het bijvoorbeeld met
het verzuilingssysteem in Nederland en België dat tot de jaren 1960 heeft
bestaan. Alleen op het hoogste niveau overleggen de verschillende leiders
met elkaar, terwijl de verschillende bevolkingsgroepen grotendeels naast
elkaar leven – ook in de grote steden, zij het daar in iets mindere mate.
Antisektarisch activisme
Sinds een tweetal jaar zijn in Libanon enkele burgerbewegingen actief
die het einde van het confessionele systeem eisen. Een minderheid van
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 297
de bevolking is tegen het sektarische systeem, maar het is onmogelijk
te bepalen hoe groot deze groep precies is wegens een gebrek aan data.
Zij beschouwt de strijd tegen het sektarische bestel als een noodzakelijke
voorwaarde voor het vestigen van echte democratie. Dan zullen mensen
immers niet langer op basis van hun religieuze identiteit worden behan-
deld, maar uitsluitend als Libanese staatsburgers. Tegenstanders van het
sektarische systeem hopen dat in de toekomst regeringsposten naar de
meest bekwame kandidaten zullen gaan zonder dat hun afkomst bepaalt
hoeveel zetels zij en hun groep mogen bezetten. In het verleden hebben
verschillende ngo’s regelmatig campagnes georganiseerd om het sekta-
risme onder de bevolking te bestrijden. In 2006 was er een controver-
siële postercampagne, met onder meer een uithangbord van een dokter
waaronder ‘soennitische moslim’ stond, een verkoopadvertentie voor een
gebouw met daaronder de mededeling ‘alleen voor druzen’, en een num-
merbord met ‘sjia’ erop.13 In 2007 circuleerde een video waarin mensen
uit verschillende landen trots hun nationaliteit uitspreken voor hun vlag,
terwijl de Libanezen zich voor hun nationale vlag slechts met hun eigen
religieuze groep identificeren, waarna de vlag van de muur valt.14 Deze
campagnes richtten zich voornamelijk op het sektarisme onder de bevol-
king en spraken zich niet uit over het systeem an sich.
Een tweetal jaar geleden ontstond een jonge, progressieve en losjes ge-
structureerde beweging die pleit voor de afschaffing van het confessionele
systeem. Zij uit kritiek op de archaïsche aard van het politieke systeem
en pleit voor hervormingen in verschillende domeinen van het openbare
leven. Het huidige sektarische systeem belemmert volgens hen een eer-
lijke, democratische samenleving, omdat religieuze afkomst vaak bepaalt
waar mensen wel en niet kunnen werken, waar zij kunnen stemmen en
voor wie, en met wie zij kunnen trouwen. Bij gebrek aan neutrale media
in Libanon wordt vooral gemobiliseerd via Facebook, Twitter en andere
socialenetwerksites.
De eerste demonstratie voor een seculier Libanon werd gehouden in
april 2010. Ze was georganiseerd door de Laïque Pride, een initiatief van
vijf jonge Libanezen uit het artistieke circuit van Beiroet, en lokte uit-
eindelijk zo’n drie- tot vierduizend betogers. Opvallend genoeg, en een
298 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
teken aan de wand van voornoemd gebrek een neutrale media, toonde
geen enkel Libanees tv-station interesse voor de manifestatie.15 De Laïque
Pride eiste de volledige toepassing van de grondwet, waarin staat dat alle
Libanezen het recht op vrije meningsuiting en godsdienstvrijheid hebben,
en dat ze allen gelijk zijn voor de wet. En vooral met het laatste is het con-
fessionele systeem fundamenteel in strijd. Banen bij de overheid worden
bijvoorbeeld verdeeld volgens bepaalde religieuze quota, waardoor niet ie-
dereen een gelijke kans op dezelfde baan heeft. Op het hoogste niveau zou
een moslim bijvoorbeeld ook nooit president kunnen worden, hoe compe-
tent hij of zij ook mag zijn.16
Sinds de Arabische Lente zijn ook in Libanon verschillende protestgroe-
peringen ontstaan. Sommige zijn verbonden aan de Laïque Pride, andere
staan er los van. Ook deze groeperingen maken gebruik van Facebook en
andere sociale media om aanhangers te mobiliseren. Ze organiseerden een
eerste demonstratie op 27 februari 2011 en konden rekenen op de steun
van zo’n tweeduizend mensen. Een aantal van hen sloegen hun tenten op
voor het Libanese ministerie van Binnenlandse Zaken in West-Beiroet,
in het centrum op en rond het Riad El Solh-plein, en op het Plein van de
Martelaren in Saida. Ook traden twee activisten het parlement binnen met
spandoeken waarop te lezen stond: ‘Egypte had één dictator, wij hebben er
128’ en ‘De mensen willen de val van het confessionele regime’.17 Tijdens
het voorjaar van 2011 vonden op verschillende opeenvolgende zondagen
grootschalige marsen plaats, zowel in Beiroet als in andere steden zoals
Saida, Tyre, Byblos, Tripoli en in de Bekaavallei.18 Hoogtepunt waren on-
getwijfeld de demonstraties in maart in de hoofdstad Beiroet die – afhan-
kelijk van de bronnen – maar liefst vijf- tot vijftienduizend betogers op de
been brachten. Ironische genoeg stierf de beweging een stille dood toen
een demonstratie werd uitgesteld vanwege Palmzondag, en de volgende
datum niet werd vastgelegd. Ook heerste er interne verdeeldheid over de
doelen van de beweging, en waren er verdachtmakingen over de verbor-
gen agenda’s van bepaalde activisten.19 Toch blijven de discussies over de
toekomst van Libanon doorgaan in de sociale media. Eind oktober 2011
vond ook een bijeenkomst plaats in het Franse onderzoeksinstituut Ifpo
te Beiroet, waar werd nagedacht over de beweging en over de af te leggen
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 299
weg naar de val van het confessionele systeem. Daarnaast zijn er informele
rondetafelgesprekken in verschillende deelgemeenten van Beiroet over de
huidige stand van zaken en de toekomst van de beweging.
Zowel bij de demonstranten zelf als in de Libanese blogosfeer woedde tij-
dens de protesten een hevige discussie over de haalbaarheid van de eisen
van de beweging. Aan de ene kant van het spectrum bevindt zich de groep
die vindt dat de situatie in Libanon niet te vergelijken is met die in de
andere Arabische landen: het gaat niet om één monarch, dictator of dic-
tatoriaal bewind dat afgezet moet worden. Daarom denken activisten van
deze groep dat het veel beter en realistischer is om geleidelijke wetsveran-
deringen na te streven. Dat kan volgens hen door de mensen eerst te wij-
zen op concrete, ‘niet-confessionele’ problemen, zoals het gebrek aan snel
internet, de frequente stroomuitval, de grote verkeersproblemen, het ge-
brek aan bescherming van historische monumenten, de wantoestanden in
de gevangenissen, en de slechte staat van de vrouwenrechten. Geleidelijke
wetsveranderingen moeten dan oplossingen bieden voor net dit soort pro-
blemen die niet gebaseerd zijn op confessionele identiteit.
Anderen menen echter dat verandering van binnenuit moet komen, en
dat ieder haar of zijn mentaliteit zelf moet veranderen: ‘Be the change you
want to see.’ Nog anderen vragen zich af welk alternatief voor het confes-
sioneel systeem de activisten precies voor ogen hebben. Ze eisen dan ook
een duidelijk stappenplan omdat zij grote veranderingen onhaalbaar ach-
ten of omdat ze angst hebben voor autoritaire repressie.
Aan de totaal andere kant van het spectrum bevinden zich dan weer
activisten die ervan overtuigd zijn dat de situatie in Libanon wel degelijk
vergelijkbaar is met die in het prerevolutionaire Egypte en Tunesië. Zij
wijzen erop dat er in Libanon net zo veel corruptie is. Volgens hen is er
ook duidelijk sprake van censuur van allerlei cultuuruitingen die religieus
gevoelig liggen of de openbare ‘moraal’ zouden beschadigen.20
Een andere discussie binnen deze protestgroepen draait rond het begrip
‘secularisme’ en de wenselijkheid ervan. Zo is er het verwijt dat mensen
alles wat progressief en antisektarisch is, onder de noemer ‘secularisme’
scharen, zoals een liberale democratie, persvrijheid, evenredige verkie-
300 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
zingen, vrouwen- en homorechten, terwijl die onderwerpen daar in feite
weinig mee te maken hebben. Een seculiere staat biedt geen garantie dat
de wet wordt afgeschaft die vrouwen verbiedt om hun nationaliteit aan
hun kinderen door te geven. Die wet valt immers niet onder de religieu-
ze wetgeving, maar is een wet van de Libanese staat en is in die zin dus
seculier.21 Ook betekent de afschaffing van het politieke confessionalisme
niet dat er slechts enkele wetten moeten worden veranderd; het betekent
het afschaffen van de moderne Libanese staat an sich, omdat net het hele
confessionele systeem daarop is gebaseerd. Activisten moeten volgens cri-
tici dus goed nadenken over welk systeem zij daarvoor in de plaats willen
stellen, en hoe ze dat willen bereiken. Volledige rechten voor vrouwen
betekent bijvoorbeeld niet alleen een herziening van de wetten die het
doorgeven van de nationaliteit regelen, maar ook van het strafrecht, het
zakenrecht, enzovoort.22
Hoe moet het nu verder? In 2009 maakte toenmalig minister van
Binnenlandse Zaken Ziad Baroud, zelf een voormalige activist, het mo-
gelijk dat mensen hun religieuze identiteit konden laten verwijderen uit
hun officiële papieren.23 Een aantal mensen heeft dat toen gedaan, maar
de respons bleef ver onder de verwachtingen.24 Dat komt natuurlijk vooral
omdat iemand die geen confessionele identiteit meer heeft, zich nog zeer
moeilijk kan beroepen op de verschillende burgerdiensten die eraan zijn
verbonden. Zoals gezegd, er zijn in Libanon alleen religieuze rechtbanken
voor het regelen van burgerlijke zaken zoals huwelijken, begrafenissen en
erfenissen. Verder heeft de geringe respons te maken met de lange bu-
reaucratische procedure die nodig is voor het verwijderen van iemands
confessionele identiteit, en vooral met de weerstand van de openbare be-
stuursorganen zelf.25 In de praktijk bevinden deze mensen zich momen-
teel in een wettelijk vacuüm.
Ook spraken verschillende politici, onder wie de president in 2009, hun
steun uit voor een evenredig kiessysteem, en konden de demonstranten in
2011 op veel bijval rekenen van politieke leiders zoals Walid Jumblatt en
Nabih Berri, de voorzitter van het Libanese parlement.26 De politieke par-
tij van Berri, de Amalbeweging, spoorde mensen aan om de demonstraties
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 301
bij te wonen en lanceerde een antisektarische campagne op haar tv-zender
NBN. Toch wezen activisten elke steun van politieke figuren af. Plannen
van minister Baroud om verdere hervormingen door te voeren werden ten
slotte brutaal verstoord door een ernstige politieke crisis die de regering
in januari 2011 deed vallen.
De impact van de Syrische crisis
Intussen heeft de zeer ernstige crisis in buurland Syrië het Libanese ac-
tivisme volledig overschaduwd. De bevolking is angstig en verdeeld, de
meeste politieke partijen behoren tot een van de twee grote machtsblokken
die lijnrecht tegenover elkaar staat wat Syrieë betreft. De pro-Syrische 8
Maartalliantie steunt president Assad, de anti-Syrische 14 Maartalliantie
de rebellen. Verschillende incidenten hebben bij de bevolking de angst
doen toenemen dat het conflict in Syrië verregaande gevolgen voor
Libanon zal hebben.
Ten eerste zijn er in de noordelijke havenstad Tripoli op regelmatige
basis gevechten tussen pro-Assad alawieten en anti-Assad soennieten,
meer bepaald tussen de twee buurten waar deze groepen wonen. Hoewel
het conflict tussen alawieten en soennieten in Tripoli al decennia oud is,
is het zeker intenser geworden naarmate de situatie in Syrië escaleerde.27
In augustus 2012 werden in één week tijd zeventien mensen gedood.28
De geografische locatie van Tripoli, dicht bij de Syrische grens, en de
nauwe banden die de stad heeft met Syrische steden als Homs en Hama,
meer dan met Beiroet, doet de situatie er verergeren zo gauw de situatie
in Syrië verslechtert.29 Ten tweede zijn er spanningen in het grensgebied
tussen Syrië en Libanon. Libanon kampt met een grote migratiestroom
van Syrische vluchtelingen, die in slechte omstandigheden in kampen
zitten en afhankelijk zijn van de beperkte hulp van het leger, ngo’s en
de plaatselijke, veelal arme, bevolking.30 De Libanese vreemdelingenwet
erkent geen vluchtelingenstatus die mensen recht geeft op huisvesting en
gezondheidszorg. Bovendien zijn er van over de grens regelmatig beschie-
tingen door het Syrische leger, waarbij niet alleen Syrische vluchtelingen
302 | HET MIDDEN-OOSTEN. THE T IMES THEY ARE A-CHANGIN’
maar ook vaak Libanese burgers het doelwit zijn. In juni vonden gevech-
ten plaats tussen het Syrische leger en inwoners van het dorp Arsal nadat
een Libanese man door Syrische troepen was gedood.31 Ten derde vond in
augustus een golf van ontvoeringen plaats. De Libanese Meqdad-familie
ontvoerde twintig Syriërs en een Turk om een familielid in Damascus vrij
te krijgen: die was namelijk gearresteerd door Syrische rebellen omdat hij
volgens hen lid was van Hezbollah, een partij die president Assad steunt.32
Er volgden nog meer ontvoeringen. Syriërs begonnen bepaalde gebieden
te vermijden en Golfstaten spoorden hun burgers aan om Libanon te ver-
laten.33 Hoewel de golf van kidnappings de spanning tijdelijk hoog deed
oplopen, werd ze door alle politieke partijen veroordeeld. Ondertussen
zijn de meeste ontvoerden weer vrijgelaten en is het Libanese leger er gro-
tendeels in geslaagd om de overige gevangenen te bevrijden. Ten slotte
is voormalig minister Michel Samaha samen met twee Syrische veilig-
heidsagenten gearresteerd, omdat hij bomaanslagen tegen anti-Syrische
doelwitten zou hebben voorbereid. Hij heeft intussen bekend.
Hoewel er duidelijk spanningen zijn tussen pro- en anti-Assad-partijen
in Libanon, lijken deze voorlopig niet te escaleren tot wijdverbreid ge-
weld. Het trauma van de Libanese burgeroorlog ligt daarvoor wellicht
ook nog te vers in het geheugen. Slechts weinig Libanezen zijn bereid om
een gevecht-tot-op-het-bot te ontketenen tussen pro- en anti-Assad-par-
tijen. Het risico is te groot dat ze daarmee vooral een langdurig conflict
tussen Libanese soennieten en sjiieten over zich afroepen. Ook het feit dat
een conflict op dit moment geen enkele politieke partij dient, speelt mee.
Hezbollah en de 8 Maartalliantie hebben al een goede machtspositie en
zullen niet gemakkelijk een onnodig risico nemen door de strijd met de
anti-Assad-krachten aan te gaan, met alle politieke en militaire gevolgen
van dien. De 14 Maartalliantie weet op haar beurt dat ze de strijd wellicht
zal verliezen, zoals in mei 2008 al gebeurde.34 In september riep eerste
minister Najib Miqati, die over het algemeen bekendstaat als redelijk neu-
traal, de bevolking op om zich niet te laten meeslepen in het ‘Syrische’
conflict, omdat dit de ondergang van alle Libanezen zou betekenen.35
Tripoli heeft een lange geschiedenis van sektarische groepen die elkaar
naar het leven staan, vooral in de wijken waar alawieten en soennieten
DE ARABISCHE LENTE EN DE SEKTARISCHE KWESTIE: EGYPTE, BAHREIN EN L IBANON | 303
wonen. Maar zelfs de clashes in deze stad leidden niet tot de overname van
wijken, en hadden ook geen wijdverbreide gevechten doorheen het land
tot gevolg. Integendeel, het Libanese leger greep voortvarend in voor zijn
doen: het arresteerde militieleden en nam wapens van beide partijen in
beslag. De door Hezbollah gedomineerde regering gaf geen kick.36 Buiten
de gevechten in Tripoli lijkt Libanon vooralsnog het hoofd koel te houden
en niet af te stevenen op een herhaling van de burgeroorlog.
Enerzijds heeft de antisektarische beweging in Libanon tot nu toe geen
voet aan de grond gekregen. Het lijkt erop dat de meerderheid van de
bevolking nog geen einde van het confessionele systeem wenst, of in elk
geval heeft besloten dat een Libanese versie van de ‘Arabische Lente’
vooralsnog te riskant is. De opstand in buurland Syrië en het spookbeeld
van de burgeroorlog spelen hierin ongetwijfeld een rol. Wellicht om de-
zelfde redenen hebben de recente sektarische spanningen in Libanon an-
derzijds ook niet tot een wijdverbreid conflict geleid. Het lijkt er dus op
dat Libanon voorlopig niet in opstand zal komen tegen het sektarische
systeem, maar ook niet verstrikt zal raken in een sektarisch conflict. Het
land zal wellicht blijven zoals het was: gestagneerd, maar zonder ten prooi
te vallen aan een nieuw conflict.